Nivel
Relatie eerste lijn - andere zorgsectoren
CODE TITEL PRIJS
W7.35 Steunpunt tussen de Lijnen: P.F.M. Verhaak (Rapportage), E.M.
Zantinge (Rapportage), M.E. de Boer (Analyse), I. Voordouw, J. F. van
den Berg, GGZ consultaties aan de eerstelijnszorg (registratie 2000-
2002) . NIVEL/Trimbos-instituut, 2003, 52 pag.
Huisarts verwijst patiënt met psychosociale problemen relatief vaak
naar tweedelijns GGZ
Huisartsen die meedoen aan een project waarin zij behandelingsadvies
kunnen vragen aan een psychiater of een sociaal psychiatrisch
verpleegkundige (SPV), doen dat gemiddeld voor drie tot twaalf
patiënten per jaar. Zo'n patiënt waar men niet goed raad mee weet
heeft vaak een stemmings- of angstprobleem of psychosociale problemen.
Ook schizofrenie, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen worden
relatief vaak ter consultatie aangeboden, hoewel ze maar relatief
weinig voorkomen. Over onverklaarbare pijn, vage rugklachten of
verslavingsproblematiek wordt juist relatief weinig advies gevraagd
aan de tweedelijns Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
Bijna 30% van de consultaties bij angst- en stemmingsstoornissen en
bijna 20% van de consultaties bij psychosociale problemen leidt tot
een verwijzing naar de specialistische GGZ. Met name die laatste groep
(voor de overgrote meerderheid relatieproblemen) zou grotendeels
binnen de eerstelijnszorg behandeld moeten kunnen worden.
Het NIVEL analyseerde ruim 30.000 aanvragen voor consultatief advies
aan de tweedelijns GGZ (met name aan sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen en psychiaters) door huisartsen, algemeen
maatschappelijk werkers en eerstelijns-psychologen. Deze aanvragen
werden geregistreerd door 96 van de 123 projecten. De laatste
anderhalf jaar worden er maandelijks tussen de 1.000 en 1.500
consultaties geregistreerd. Dit blijft nog een onderschatting van wat
er werkelijk plaatsvindt.
De projecten maken gebruik van de regeling consultatiegelden, die de
afgelopen jaren met subsidie van het ministerie van VWS is opgezet.
Het doel van deze projecten is de poortwachtersfunctie van de
huisartsen te versterken en groei van de wachtlijsten bij de GGZ te
voorkomen. Het NIVEL en het Trimbos-instituut, verenigd in het
Steunpunt tussen de Lijnen, hebben in opdracht van het ministerie van
VWS deze projecten gemonitord.
Zie ook het rapport GGZ-consultaties aan de eerstelijnszorg
(registratie 2001)
EUR 7,50
J.B.F. Hutten, B.J.M. Welling, D.H. de Bakker, De zorgpas in Eemland:
Ervaringen en meningen van betrokkenen omtrent de elektronische
overdracht van informatie via het zorg informatie netwerk tijdens de
proef in de regio Eemland. 2002, 53 pag.
Proef met zorgpas beëindigd
Verzekerden willen best een pasje dat waarmee hun behandelaar actuele
en accurate informatie over hun gezondheid en hun verzekeringsstatus
kan oproepen. In een proef met de concrete invoering van zo'n zorgpas
in de regio Eemland, bleek echter dat er in de praktijk minder
mogelijk was met de zorgpas dan de gebruikers (zorgconsumenten,
zorgaanbieders en zorgverzekeraars hadden verwacht. De proef is
inmiddels beëindigd. Het ervoor ontwikkelde Zorg Informatie Netwerk
wordt nog wel voor andere doeleinden gebruikt, zoals het versturen van
elektronische verwijsbrieven.
Het doel van de zorgpas en de achterliggende infrastructuur, het Zorg
Informatie Netwerk, is het sneller en foutlozer maken van de
uitwisseling van zorginhoudelijke en financieel-administratieve
gegevens in de gezondheidszorg. De nadruk in de proef lag op de
technische realisatie en het uittesten van het netwerk en op de
toepasbaarheid van de zorgpassen in de dagelijkse praktijk. Ondanks de
technische problemen die zich daarbij hebben voorgedaan, zien de
meeste betrokkenen wel toekomstmogelijkheden voor de zorgpas. Zij
willen graag dat er een vervolg op de proef komt en zij willen daar
ook aan meedoen. Toch oordelen velen negatief over de proef zelf,
vooral door de beperkte toepassingsmogelijkheden die er waren. Volgens
veel zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn er te hoge verwachtingen
gecreëerd rond het gebruik van de pas en het netwerk.
De meeste zorgaanbieders waren het er over eens dat de kosten (tijd en
geld) van de zorgpas beduidend hoger lagen dan de huidige baten.
De gebruiksvriendelijkheid en de privacybescherming van de zorgpas
krijgen van een meerderheid van de deelnemers een voldoende. De
belangrijkste tekortkoming is de lange tijd (20-30 seconden) die het
soms duurde voor de opgevraagde gegevens door het netwerk verstrekt
werden.
Verzekerden/patiënten bleken vaak niet goed op de hoogte te zijn van
de toepassingsmogelijkheden van hun zorgpas. Dit komt mogelijk mede
doordat ze de pas maar beperkt konden gebruiken. De meerderheid van de
verzekerden waardeert de zorgpas vooral omdat die handzamer (kleiner)
is dan het oude verzekeringsbewijs.
De zorgpas is een initiatief van de Zorgpasgroep (ZPG), een
samenwerkingsverband van landelijke koepels van zorgconsumenten,
zorgaanbieders en zorgverzekeraars en het ministerie van VWS. Alvorens
over te gaan tot landelijke invoering heeft de ZPG in de regio
Eemland, Amersfoort en omstreken, een proef met het systeem gehouden.
In opdracht van de ZPG evalueerde het NIVEL deze proef door middel van
schriftelijke, telefonische vragenlijsten en persoonlijke interviews
met betrokkenen.
Alle 356.880 verzekerden in de regio kregen een zorgpas met daarop
gegevens ten behoeve van identificatie, verzekeringsgegevens, alsmede
gegevens over wie gewaarschuwd diende te worden in geval van nood
(SOS-waarschuwingsgegevens).
In hun aanbevelingen voor een toekomstige landelijke invoering van de
zorgpas, benadrukken de onderzoekers het belang van standaardisatie
van gegevensopslag zoals de invoering van een centraal
patiëntennummer, het goed informeren van de betrokkenen en het wekken
van realistische verwachtingen omtrent de toepassingsmogelijkheden.
Verder zal het voor de toekomstige ontwikkelingen van groot belang
zijn om duidelijkheid te scheppen over de vraag wie de pas en het
netwerk financiert. De meeste zorgaanbieders geven aan dat ze er niet
voor willen betalen; een aantal wil er zelfs voor betaald wórden.
Dit onderzoek wordt alleen digitaal als zelfstandig NIVEL-rapport uitgebracht. Download hier het rapport
Het rapport is een hoofdstuk in het boek `Witboek Proef in Eemland', waarin de bevindingen, lessen en aanbevelingen zijn opgenomen. Dit Witboek is op 31 oktober 2002 gepresenteerd aan het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ). Het Witboek is te downloaden van www.zorgpas.nl en www.nictiz.nl. Het is verder niet te koop.
Kijk hier voor meer informatie op de NIVEL-site over het NIVEL onderzoeksprogramma De samenwerking huisarts-specialist-ziekenhuis
W7.34 NIVEL: S.A. Meijer, E.M. Zantinge, P.F.M. Verhaak, SGBO: N.
Kornalijnslijper, K.A.P.W. Smeets, C.J.H.H. Schoenmakers, Evaluatie
versterking eerstelijns GGZ. Een onderzoeksprogramma om het beleid ter
versterking van de eerstelijns GGZ te evalueren. Eerste Interim
Rapportage: maart 2002. 2002, 116 pag.
Maatschappelijk werk wordt uitgebreid
Bijna alle gemeenten (90 %) in Nederland maken gebruik maken van de
Tijdelijke Stimuleringsmaatregel voor het Algemeen Maatschappelijk
Werk (AMW). De capaciteit van het AMW zal daardoor naar verwachting
met ca. 20% toenemen. Dit is echter niet voldoende om eind 2003 de
norm (1 full-time maatschappelijk werker per 6000 Nederlanders) te
halen.
Dit blijkt uit een voormeting van het evaluatie-onderzoek naar de
maatregelen die het ministerie van VWS heeft ingezet om de eerstelijns
geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te versterken. De uitbreiding van
het AMW maakt daar deel van uit. Andere initiatieven in dit kader zijn
het werkplan kwaliteitsbeleid dat de Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV) en het Nederlands Huisarts Genootschap (NHG) met steun van VWS
op gang hebben gezet; en de Consultatieregeling voor ondersteuning van
de eerstelijn door de tweedelijns-GGZ waar thans 120 projecten gebruik
van maken (zie het Nivel-rapport GGZ-consultaties aan de
eerstelijnszorg (registratie 2001). De effecten van deze en andere
maatregelen op de versterking van de eerstelijn GGZ worden de komende
jaren onderzocht. Concrete resultaten worden in 2004 verwacht.
Dit pakket maatregelen zou ertoe moeten leiden dat meer mensen met
psychische stoornissen op de juiste plaats, zo mogelijk binnen de
eerstelijn, worden behandeld. Die eerstelijns GGZ, bestaande uit
huisartsen, AMW en eerstelijns-psychologen, heeft eind jaren '90 een
belangrijke taak toebedeeld gekregen bij de opvang van mensen met
psychische stoornissen. Om hen in staat te stellen die taak uit te
voeren is extra budget beschikbaar gesteld. Er is geld om meer
algemeen maatschappelijk werkers aan te stellen, om de
toegankelijkheid van eerstelijnspsychologen te bevorderen, om de
deskundigheid te bevorderen van alle eerstelijnsdisciplines op het
gebied van het behandelen van psychische problematiek, en om de
samenwerking binnen de eerstelijn en tussen eerstelijn en de
gespecialiseerde GGZ te bevorderen.
Het NIVEL evalueert al deze maatregelen in opdracht van het Ministerie
van VWS, samen met SGBO (Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten) en het Trimbos-instituut.
Voordat de maatregelen van kracht waren, verwees een huisarts per 1000
patienten er ongeveer 8 naar het AMW, 9 naar de eerstelijns
psycholoog, 9 naar de RIAGG en 6 naar de psychiatrie en vrijgevestigde
tweedelijnshulpverleners. Wat de samenwerking binnen de eerstelijns
GGZ betreft: huisartsen overleggen het vaakst met het AMW maar krijgen
vaker en beter bericht over patiënten van de 1e-lijns psycholoog. Op
het gebied van samenwerking met de tweede lijn blijken huisartsen het
beste op de hoogte te zijn van de gang van zaken en berichtgeving over
de hulpverlening binnen de RIAGG's. AMW-instellingen hebben wel op
management-niveau regulier overleg met deze ambulante
GGZ-instellingen, maar (nog) niet op uitvoerend niveau.
In 2004 zal blijken of die samenwerking is toegenomen onder invloed
van de stimuleringsmaatregelen van VWS.
Dit rapport is de eerste van de drie geplande jaarrapportages; de
overige volgen in maart 2003 en maart 2004.
Download hier het rapport
Bestel hier het rapport
Zie ook het NIVEL rapport GGZ-consultaties aan de eerstelijnszorg2001
Kijk hier voor het NIVEL onderzoeksprogramma naar de eerstelijns GGZ
EUR 10,-
W7.33 E.M. Zantinge, P.F.M. Verhaak, W.J. de Vries, GGZ-consultaties
aan de eerstelijnszorg (registratie 2001). Nivel/Trimbos-instituut,
2002, 46 pag.
De eerstelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft veel baat bij
de mogelijkheid consultatie te vragen aan GGZ-specialisten in de
tweede lijn. Huisartsen, algemeen maatschappelijk werkers en
eerstelijnspsychologen vragen in snel toenemende mate advies, met name
aan sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en psychiaters.
Dit blijkt uit monitoring van 75 consultatieprojecten, die de
afgelopen jaren en met subsidie van het ministerie van VWS zijn
opgezet (subsidie in 2001: 12 miljoen gulden). Het Nivel en het
Trimbos-instituut, verenigd in het Steunpunt tussen de Lijnen, hebben
in opdracht van VWS de monitoring uitgevoerd. Zij pleiten voor een
uitbreiding van het budget. Op dit moment heeft een kwart van de
huisartsen en een beperkt aantal algemeen maatschappelijk werkers en
eerstelijnspsychologen de mogelijkheid consultaties aan te vragen bij
de tweedelijn. Uitbreiding zou passen in het beleid van het ministerie
van VWS om de poortwachtersfunctie van de huisartsen te versterken en
groei van de wachtlijsten bij de GGZ te voorkomen.
Bij de op dit moment lopende projecten is 86% van de
consultatievragers. In tweederde van deze gevallen roept de huisarts
de hulp in van een bij de GGZ werkende sociaal-psychiatrisch
verpleegkundige (SPV). De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige wordt
met name geraadpleegd als er behoefte is aan verwijsadvies, als de
diagnose niet duidelijk gesteld kan worden of als de huisarts advies
wil over de omgang met de patiënt.De huisarts verwijst dan een patiënt
voor een kortdurende behandeling van enkele afspraken door naar een
sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Het advies van de SPV helpt de
huisarts vervolgens bij de verdere behandeling van de patiënt. Bij
veel van de projecten liet de tweedelijns-GGZ (het Riagg) een SPV één
of twee dagdelen per week consultatie houden in het gezondheidscentrum
of de huisartsenpraktijk. Dit vereenvoudigt niet alleen de informele
contacten tussen de huisarts en de SPV, maar maakt het ook makkelijker
voor consultatievrager, consultatiegever en patiënt om gezamenlijk een
gesprek te hebben (zoals in 5% van alle consultaties het geval was).
Raad vragen bij een (GGZ-)psychiater of psycholoog komt aanzienlijk
minder vaak voor (respectievelijk 12% en 9%). Het gaat dan relatief
vaak om vragen over medicatie.
Het onderzoek is gebaseerd op de 11.411 registratieformulieren die de
consultatiegevers van de GGZ bij elke consultatie in de eerste negen
maanden van 2001 hebben ingevuld.
Bestel het rapport
Download het rapport
Lees hier meer over het NIVEL onderzoek naar de eerstelijns GGZ .
EUR 5,-
W7.32 J. Mesman, P.F.M. Verhaak, De toegankelijkheid van
eerstelijnspsychologen: een onderzoek naar de verzekeringstechnische
en geografische toegankelijkheid van eerstelijns-psychologen. 2001, 60
pag. EUR 8,-
Onderzocht is in welke mate de hulp door een eerstelijnspsycholoog in
diverse ziekenfonds- en particuliere polissen is opgenomen en hoe de
verschillende polissen gespreid zijn over personen met verschillende
demografische kenmerken. Tevens is onderzocht of
eerstelijnspsychologen in geografische zin ongelijk gespreid zijn over
Nederland.
Berekend wordt wat de kosten zouden zijn bij overigens gelijke
omstandigheden om de eerstelijnspsycholoog vanuit het basispakket van
het ziekenfonds te vergoeden.
W7.31 S.G.M. Adam, D.M.J. Delnoij, P.P. Groenewegen, Orthopedie in de
Nederlandse gezondheidszorg: vraag en aanbod in een maatschappelijk
perspectief. 2000, 49 pag. EUR 7,-
W7.30 Ph.J.M. Heiligers, P.F.M. Verhaak, De GGZ-poortwachterspositie
van de huisarts. 2000, 144 pag. EUR 12,-
W7.29 J.J. Kerssens, W.J. de Vries, P.F.M. Verhaak, Samenwerking
tussen huisarts en ambulante geestelijke gezondheidszorg. 1998, 80
pag. EUR 10,-
W7.28 H.J.M. Sixma, New land, new town, new health care system
(dissertatie). 1997, 275 pag. EUR 15,-
W7.27 P.M. Verhaak, A. de Bruin, R. Bakker, J.T.C. Marrée, Het
Algemeen Maatschappelijk Werk in de 1e-lijns GGZ. Een onderzoek naar
de bijdrage van het AMW aan de GGZ-poortwachtersfunctie sinds de
decentralisatie. 1997, 96 pag. EUR 10,-
P.F.M. Verhaak, Mental Disorder in the Community and in General
Practice. Doctors' views and patients' demands. Aldershot/Brookfield
USA/Hong Kong/Singapore/Sidney: Avebury, 1995. ISBN: 1-85628-638 -X
W7.26 G.J .Visser, P. Peters, Samenwerking van huisartsen en
alternatieve therapeuten: evaluatie van twee experimenten. 1994, 214
pag. EUR 15,-
W7.25 H. Sixma, D.H. de Bakker, J.v.d. Bent, Het experiment
gezondheidszorg in Almere. 1993, 216 pag. EUR 15,-
W7.24 T.A. Wiegers, Evaluatie van modellen voor aansluiting tussen
intramurale specialistische en extramurale verpleegkundige zorg voor
kinderen. 1992, 193 pag. EUR 15,-
W7.18 L.J. Stokx, D.H. de Bakker, D.M.J. Delnoy, A.B.M. Gloerich, P.P.
Groenewegen, Verwijscijfers belicht. 1992, 84 pag. EUR 10,-
W7.17 L.J. Stokx, A.B.M. Gloerich, T.J.J.M.T. Kersten, Kostenbesparing
door kwaliteitsbevordering. 1992, 246 pag. EUR 15,-
W7.15 H. Sixma, E. Hackenitz, EHBO in Almere 2. De effecten van de
opening van het Flevoziekenhuis. 1992, 108 pag. EUR 10,-
W7.07 T.J.J.M.T. Kersten, De invloed van huisartsen in de tweede lijn
(dissertatie). 1991, 209 pag. EUR 15,-
W7.05 A.B.M. Gloerich, J. van der Zee, Determinanten van verwijzen
door de huisarts naar de tweede lijn. 1992, 212 pag. EUR 15,-
W7.04 R.D. Friele, P.F.M. Verhaak, Vragen naar veranderingen: een
beloopstudie onder volwassen cliënten van RIAGG en AMW. 1992, 98 pag.
EUR 10,-
W7.01 D.M.J. Delnoy, De huisarts in het ziekenhuis; een
literatuurstudie. 1992, 30 pag. EUR 5,-
W7.00 D.M.J. Delnoy, T.J.J.M.T. Kersten, L.J. Stokx, Geld, zorgen en
geldzorgen. 1992, 279 pag. EUR 20,-
NIVEL, Postbus 1568, 3500BN Utrecht, Tel. 030 2729700, Fax. 030 2729
729, email: nivel@nivel.nl