Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Arib over schizofrenie onder Marokkaanse
jongeren (2010308440)
1.
Hebt u kennisgenomen van het bericht over de toename van het aantal gevallen van schizo-
frenie onder Marokkaanse jongeren?1
1.
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving in Nova. Ik neem aan dat u doelt op de nog niet
gepubliceerde studie van mevrouw Veen e.a. Doordat deze studie nog niet officieel is gepu-
bliceerd, kan ik nog niet geheel ingaan op deze studie. Op basis van de gegevens die ik nu
voor handen heb kan ik concluderen dat het hierbij gaat om een studie waarin een groep
mensen uit Den Haag, die zich voor het eerst meldde bij de dokter met (het vermoeden van)
psychotische verschijnselen, nader werd gevolgd en onderzocht door de geestelijke gezond-
heidszorg (GGZ).
2.
Ligt het risico van schizofrenie bij Marokkaanse jongeren 11 maal hoger dan bij autochtone
jongeren? Hebt u zicht op de omvang van deze groep? Zo neen, waarom niet?
2.
De onderzoekers uit bovengenoemd onderzoek concluderen dat het risico van schizofrenie
bij Marokkaanse jongeren in de onderzoeksgroep elf maal hoger ligt dan bij een vergelijkbare
groep autochtone jongeren. Vanwege het regionale karakter van dit onderzoek is het niet
mogelijk om zicht te krijgen op de totale omvang van deze groep in Nederland.
3.
Valt deze groep jongeren vaak uit de boot en krijgt zij nauwelijks hulp? Zo ja, wat zijn de re-
denen hiervan?
3.
Het ging in dit onderzoek juist om personen die wel contact hebben met de (geestelijke) ge-
zondheidszorg. Over het al of niet uit de boot vallen van deze groep jongeren is op basis van
dit onderzoek dus niets te zeggen. Ander betrouwbaar en cijfermatig onderzoek dat uw
vraag kan beantwoorden is ons op dit moment niet bekend.
4.
Deelt u de mening dat het hier om een kwetsbare groep gaat die adequaat geholpen en be-
geleid dient te worden? Deelt u de mening dat de GGZ hier een belangrijke taak in heeft? Zo
ja, wat heeft de GGZ tot nu toe ondernomen om deze groep te bereiken? Vindt u de inspan-
ningen van de GGZ richting deze groep voldoende? Zo neen, wat moet er volgens u gebeu-
ren om de geestelijke hulpverlening aan deze jongeren te verbeteren?
4.
Ja. Ik deel de mening dat het hier gaat om een kwetsbare groep die adequaat geholpen en
begeleid dient te worden. De GGZ heeft hierin inderdaad een belangrijke taak. Ik acht het
van groot belang dat patiënten die hulp nodig hebben deze zo snel mogelijk krijgen. Dit geldt
uiteraard ook voor Marokkaanse jongeren met schizofrenie.
Op dit moment maakt de GGZ, net als de rest van de zorg, een omslag van een aanbodge-
richte naar een vraaggerichte benadering. Die omslag is allereerst de verantwoordelijkheid
van de GGZ zelf, maar wordt door de overheid op een aantal manieren gestimuleerd. Zo
lopen er een aantal voor de GGZ relevante trajecten (Vernieuwing GGZ, modernisering
1 Nova, 5 maart jl.
2
AWBZ, modernisering Curatieve zorg, Wet op de Jeugdzorg) die allemaal tot doel hebben de
specifieke hulpvraag van specifieke cliënten meer centraal te stellen in de zorg. Om de gees-
telijke gezondheidszorg (nog) meer toegankelijk te maken voor allochtonen, onder wie ook
allochtone jongeren, voert GGZ-Nederland tot 2005 het door VWS-gefinancierde actieplan
interculturalisatie van de GGZ uit.
Het is nog te vroeg om te beoordelen of al deze trajecten voldoende werkzaam en succesvol
zijn. Wel is duidelijk dat er hard wordt gewerkt door de GGZ om de zorg (nog) vraaggerich-
ter te maken.
5.
Deelt u de mening dat dit niet de eerste keer is dat door onderzoekers naar buiten wordt ge-
bracht dat het met de psychische gezondheidstoestand van allochtone jongeren en in het
bijzonder Marokkaanse jongeren niet goed gaat? Herinnert u zich de eerdere schriftelijke
vragen over de toename van depressie en het aantal zelfmoorden onder allochtone jonge-
ren?2 Vormen deze ernstige signalen nog steeds geen aanleiding voor u om met een plan
van aanpak te komen om de geestelijke hulpverlening aan allochtone jongeren te verbete-
ren? Zo neen, waarom niet?
5.
Inderdaad blijkt ook uit eerder onderzoek dat de psychische gezondheid van allochtone jon-
geren soms zorgwekkend is en ik herinner me in dat verband uw eerdere vragen over de de-
pressiviteit en suïcidaliteit onder allochtone jongeren.
Ik ben echter van mening dat het genoemde plan van aanpak geen toegevoegde waarde
heeft naast alle bovengenoemde trajecten om de geestelijke gezondheidszorg meer vraagge-
richt te maken. Het verbeteren van de zorg aan allochtone jongeren is een integraal onder-
deel van die trajecten. Verder is er het eerdergenoemde actieplan van GGZ-Nederland dat
zich richt op de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg voor allochtonen. Daar-
naast is er voor alle zorgsectoren het project interculturalisatie van de gezondheidszorg.
6.
Wat is in dit verband de stand van zaken van de activiteiten van de projectgroep Intercultu-
ralisatie in de gezondheidszorg? Welke concrete activiteiten heeft deze groep naar de zorg-
instellingen ondernomen om de toegankelijkheid van de zorg te bevorderen? Wanneer wor-
den de werkzaamheden van deze projectgroep geëvalueerd? Wordt deze groep afgerekend
op de behaalde resultaten? Zo neen, waarom niet?
6.
De projectorganisatie is bezig met de nadere uitwerking van de activiteiten uit het plan van
aanpak interculturalisatie van de gezondheidszorg, met als doel verbetering van de toe-
gankelijkheid van de zorg voor allochtonen in het algemeen. Specifieke doelgroepen staan
hierbij niet centraal.
De projectorganisatie is van concrete resultaten, afhankelijk van verrichtingen van andere
partijen. De projectorganisatie doet mij conform de instellingsbeschikking verslag van haar
werkzaamheden. Bij de beantwoording van Kamervragen van het Kamerlid Ferrier (DBO-K-U-
2357723) heb ik reeds gemeld dat ik de projectorganisatie heb verzocht mij op een zodanig
tijdstip te berichten over de voortgang dat binnen twee maanden na aantreden van het nieu-
we Kabinet hierover aan de Kamer kan worden gerapporteerd.
2 Aanhangsel Handelingen nr. 427, vergaderjaar 2002-2003
---- --