Openbaar Ministerie

Hof wijst klachten tegen niet-vervolgen Vos B.V. af

Het Haagse gerechtshof heeft op dinsdag 25 maart 2003 een beslissing genomen over klachten tegen het niet verder vervolgen van het bedrijf Vos BV. Het bedrijf was betrokken geweest bij de handel in onzuivere glycerine. Het beklag van de Nederlandse advocaat is afgewezen en het beklag van de Amerikaanse advocaat is niet-ontvankelijk verklaard.

In november 2001 sloot het Openbaar Ministerie een transactie met het bedrijf Vos B.V. uit Alphen aan den Rijn voor het overtreden van de Wet milieugevaarlijke stoffen. Het bedrijf was betrokken geweest bij de handel in een partij onzuivere glycerine. Het bedrijf betaalde een half miljoen gulden (ruim ¤ 200.000). Het OM zag aldus af van verdere vervolging. Een Nederlandse en een Amerikaanse advocaat hebben namens een aantal belanghebbenden bij het gerechtshof te Den Haag geklaagd over deze beslissing van het OM.

Op deze klachten is op dinsdag 25 maart 2003 een beslissing genomen door het Haagse gerechtshof. Het beklag van de Nederlandse advocaat is afgewezen en het beklag van de Amerikaanse advocaat is niet-ontvankelijk verklaard.

Volgens het recht dat op de zaak Vos B.V. van toepassing was, kan het hof geen bevel tot vervolging van een verdachte meer geven als aan die verdachte een zogenoemde kennisgeving van niet verdere vervolging (knvv) is betekend. In het geval van Vos B.V. had zo'n betekening plaatsgevonden. Deze (door een wetswijziging inmiddels niet meer bestaande) regel lijdt uitzondering indien er tegen de verdachte nieuwe bezwaren bekend zijn geworden. In dat geval behoort een bevel tot vervolging theoretisch wel tot de mogelijkheden. In de beschikking op het door de Nederlandse advocaat ingediende beklag, oordeelde het hof op het punt van de nieuwe bezwaren als volgt: "Het klaagschrift houdt zodanige nieuwe bezwaren niet in noch wijst het op het bestaan van nieuwe bezwaren. Hoewel hem daarvoor nadrukkelijk de gelegenheid is geboden tijdens de behandeling van het klaagschrift (...) heeft de raadsman niet gesteld dat er nieuwe bezwaren tegen de beklaagde zijn (...). Ook anderszins is van zodanige nieuwe bezwaren niet gebleken". Op grond hiervan heeft het hof het beklag van de Nederlandse advocaat afgewezen.

Het beklag van de Amerikaanse advocaat is niet-ontvankelijk verklaard onder meer omdat niet uit de stukken bleek dat de raadsman gemachtigd was tot het indienen van het klaagschrift.