Openbaar Ministerie

Groningen, 9 april 2003

OM gaat niet over tot vervolging in Groningse imam-zaak

Het Openbaar Ministerie (OM) Groningen heeft besloten om geen vervolging in te stellen tegen de Groningse imam die in mei 2002 beledigende uitlatingen gedaan zou hebben in het blad Neon.

In mei 2002 werd aangifte gedaan wegens overtreding van artikel 137c van het wetboek van strafrecht; het zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid. De Groningse imam zou de uitlatingen hebben gedaan in een interview met het blad Neon als reactie op soortgelijke uitlatingen van de Rotterdamse imam El Moumni.

El Moumni werd voor de door hem gedane uitspraken vervolgd, maar is in eerste aanleg door de rechtbank in Rotterdam op 8 april 2002 en in hoger beroep door het gerechtshof in 's Gravenhage op 18 november 2002 vrijgesproken. Het gerechtshof gaf daarbij aan dat de uitlatingen van El Moumni dienden "ter aanduiding van de in de islamitische geloofsovertuiging van de verdachte verankerde opvatting omtrent het zondige karakter van de homoseksuele levenswijze, en is vervolgens tot het oordeel gekomen dat het verdachte gezien de in de grondwet en internationale verdragen verankerde vrijheid van godsdienst vrij stond zijn op zijn geloofsovertuiging stoelende opvattingen omtrent homoseksualiteit uit te dragen."

De officier heeft bij de beslissing over een eventuele vervolging van de Groningse imam rekening gehouden met de afdoening in de zaak El Moumni. Gelet op het verband tussen de uitspraken van de Groningse imam en de uitspraken van El Moumni is het Openbaar Ministerie Groningen van mening dat het geen zin heeft de Groningse imam alsnog te vervolgen.