Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum

9 april 2003

Auteur

M.Th. Crucq


Kenmerk

DIE-183/03

Telefoon

070 348 48 76


Blad

1/8

Fax

070 348 40 86


Bijlage(n)

3

E-mail

die-in@minbuza.nl


Betreft

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.

Zeer Geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende Pan-europese samenwerking op milieugebied na de conferentie van Kiev in 2003

2. Mededeling van de Europese Commissie: Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa.

3. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004 ­ 2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling milieu-samenwerking na Kiev

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende Pan-europese samenwerking op milieugebied na de conferentie van Kiev in 2003


Datum Raadsdocument: 11 februari 2003
nr. Raadsdocument: 6268/03

nr. Commissiedocument: COM(2003)62 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: VROM i.o.m. BZ, LNV, V&W, VWS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Milieu, Milieuraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen; financiering vindt plaats binnen de budgetruimte van de hulpprogramma's als TACIS, DABLAS en CARDS.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Onder coördinatie van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) vindt van 21-23 mei 2003 de 5e Ministeriële Conferentie 'Environment for Europe' plaats te Kiev. In dit 'Environment for Europe'-proces wordt op milieugebied samengewerkt op Europees niveau. Deze samenwerking richt zich met name op verbetering van het milieu in de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) en de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS). Met het vooruitzicht van de toetreding van de kandidaat-lidstaten in 2004 is de focus van het VN-ECE programma 'Environment for Europe' al enige tijd bezig zich oostwaarts te verplaatsen. De nadruk voor hulp zal naar verwachting op de kleinere landen van de voormalige Sovjet-Unie komen te liggen, aangezien (a) de Balkan in het kader van het Stabiliteitspact en vanuit de Europese Unie toenemende aandacht krijgt en (b) samenwerking met Rusland een eigen dynamiek kent.

De onderhavige mededeling beschrijft hoe volgens de Commissie de samenwerking op milieugebied tussen de uitgebreide EU en de buurlanden in de komende jaren moet worden opgevat. De mededeling moet een bijdrage leveren aan de discussie op de Kiev-conferentie over die samenwerking en de toekomst van het 'Environment for Europe'-proces.

De nadruk bij toekomstige samenwerking zal liggen op convergentie van milieubeleid en ­wetgeving met EU-regelgeving, de uitvoering van internationale milieuverdragen en de afspraken van de World Summit on Sustainable Development (Johannesburg 2002). De mededeling gaat uit van verschillende subregio's , te weten:

1. kandidaat-lidstaten, inclusief Bulgarije, Roemenië en Turkije;

2. Westelijke Balkan;

3. Westelijke NOS en Kaukasus;

4. NOS Centraal-Azië;

Voor wat betreft de 10 lidstaten die in 2004 toetreden zal de Commissie de omzetting en tenuitvoerlegging van milieuwetgeving van de Unie verder steunen. Na toetreding zal de samenwerking met deze landen worden voortgezet in het kader van de EU-instellingen. Bij het toezicht op de implementatie en toepassing van milieuwetgeving, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de overgangsregelingen die voor een beperkt aantal EU-richtlijnen zijn vastgesteld. Voor Bulgarije en Roemenië blijft het activiteitenprogramma voor kandidaatlidstaten in de pretoetredingsfase gelden. Het voornaamste instrument voor samenwerking met Turkije is het partnerschap voor toetreding.

De samenwerking met de Westelijke Balkan is vooral gericht op toenadering met de EU en harmonisatie van wetgeving. Dit wordt gerealiseerd door middel van stabilisatie- en associatie overeenkomsten. Daarnaast bestaat er met deze landen ook een vrij intensieve samenwerking in het kader van het Stabiliteitspact voor Zuid-Oost Europa dat in 1999 is opgezet en tot doel heeft vrede, stabiliteit en economische ontwikkeling in de regio te brengen. Milieu vormt een belangrijk aandachtsgebied in dit programma.

Met betrekking tot de verder oostwaarts gelegen landen wordt gedacht aan samenwerking op milieugebied door middel van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten die voor deze landen al van kracht zijn. Daarnaast zal aan die samenwerking nog een extra impuls worden gegeven door twee partnerschappen waarbij de NOS zijn betrokken en die in Johannesburg met steun van de EU zijn opgezet, te weten het pan-Europese Oost-Westpartnerschap voor duurzame ontwikkeling en het Strategisch partnerschap inzake water voor duurzame ontwikkeling. V.w.b. de NOS in Centraal-Azië geldt nog dat de samenwerking ook gericht is op het bevorderen van democratie, veiligheid en conflictpreventie.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Comitologie: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: n.v.t. (mededeling)

Nederlandse belangen:

De inzet van Nederland is om grensoverschrijdende milieuvervuiling tegen te gaan. Deze vervuiling ontstaat via lucht, water, maar ook bijvoorbeeld door grensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen. Tevens moet hierbij gedacht worden aan de grensoverschrijdende effecten van industriële en mogelijk nucleaire ongevallen. Daarnaast wil Nederland zich inzetten voor de verbetering van het milieu in de gebieden grenzend aan de uitbreidende Europese Unie, opdat de gezondheid van aldaar wonenden minder te lijden heeft van de milieuomstandigheden dan nu het geval is.

In dit kader hecht Nederland aan actie op pan-Europees niveau ter uitvoering van de afspraken van de World Summit on Sustainable Development (Johannesburg 2002) en aan uitvoering van de internationale milieuverdragen die in VN-ECE-kader tot stand gekomen zijn. Derhalve is Nederland verheugd dat de Commissie tegen de achtergrond van het 'Environment for Europe'-proces met deze mededeling is gekomen. Milieusamenwerking met de verder weg gelegen landen in Oost- en Zuid-Oost-Europa en Centraal-Azië kan veelal beter in multilateraal (EU- en VN-ECE-) kader worden georganiseerd dan bilateraal direct vanuit Nederland. Dit wordt vooral ingegeven vanuit overwegingen van efficiëntie. Voor Nederland is voorts van belang dat 'Environment for Europe' tot nu toe ook het ministeriële kader vormde voor de pan-Europese Biologische- en Landschapsbiodiversiteitsstrategie (PEBLES).

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Geen; het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is toegegaan.

Fiche 2: Mededeling Efficiënt investeren in onderwijs

Titel:

Mededeling van de Europese Commissie: Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa.


Datum Raadsdocument: 16 januari 2003
Nummer Raadsdocument: 5269/03

Nummer Commissiedocument: COM(2002)779 def

Eerst verantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. EZ, VWS, SZW, FIN, LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Onderwijscomité, Onderwijs-, Cultuur- en Jeugdraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie presenteert een "nieuw investeringsmodel voor onderwijs en beroepsopleiding" voor realisatie van doelstelling 1.5. van het Gedetailleerd werkprogramma voor de onderwijs- en opleidingsstelsels: Financiële middelen optimaal inzetten .

Er wordt verkend in hoeverre onderwijs van belang is voor kernelementen van de strategie van Lissabon. De Commissie wil hiermee lidstaten behulpzaam zijn bij de vormgeving van het investeringsmodel. Dat model zal in sterkere mate dan nu bepaald worden door eisen van de kennismaatschappij, de mondialisering, de uitbreiding van de EU en door ongunstige demografische trends.


· Totale omvang van de financiering

De Commissie stelt dat in de EU te weinig in human resources wordt geïnvesteerd. De overheidsfinanciering kent geen duidelijke opwaartse trend en er is een uitgesproken tekort aan private financiering op sleutelterreinen van de kenniseconomie, zoals hoger onderwijs, volwassenenonderwijs en bij- en nascholing. Door de uitbreiding van de EU zal dit tekort groter worden. Reden voor bezorgdheid van de Commissie dat de Lissabon-doelstelling "een sterke jaarlijkse groei van de investeringen per capita in menselijke hulpbronnen" niet gehaald zal worden. De conclusie van de Commissie is dat er nieuwe investeringen in onderwijs en beroepsopleiding benodigd zijn, waaronder (naar gelang de omstandigheden in ieder land) gerichte overheidsuitgaven en hogere private bestedingen ter aanvulling van de overheidsgelden.


· Efficiënter besteden van de huidige middelen.
Aandacht voor een doeltreffende verdeling van de middelen. De investeringsprioriteiten die voortvloeien uit het "doelstellingenproces", levenslang leren en de Europese werkgelegenheidsstrategie worden belicht. Voorts worden symptomen van ondoelmatige besteding (hoog percentage gezakten, vroegtijdige schoolverlaters en werkloze afgestudeerden, te lange studieduur, geringe opleidingsniveaus) en oorzaken daarvan in kaart gebracht om lidstaten te stimuleren deze factoren aan te pakken. Eveneens wordt de noodzaak tot het doeltreffende beheer van de toegewezen middelen (door decentralisering van het onderwijs, opzetten van samenwerkingsverbanden en betere coördinatie) en de rol van benchmarks beklemtoond.


· Verankering in de Europese context.
Investeringen leveren slechts optimaal rendement als zij verankerd zijn in de Europese context. Ingrijpende hervormingen op sleutelterreinen (curriculumvernieuwing, kwaliteitsborging en erkenning van kwalificaties) zijn voorwaarden voor efficiënt investeren. Dergelijke hervormingen kunnen niet meer louter en alleen voor de nationale situatie zijn bestemd. Investeerders ­staat, regio, bedrijfsleven of personen­ die niet de Europese dimensie onderkennen, benadelen zichzelf en hun investeringen leveren minder rendement op.


· Conclusie.

De realisatie van de doelstellingen op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding zijn cruciaal voor het welslagen van de gehele strategie van Lissabon. De Commissie verzoekt de lidstaten de op grond van het Europees sociaal model vereiste overheidsinvesteringen ter beschikking te stellen , samenwerkingsverbanden op te richten en prikkels te bieden voor meer en blijvende investeringen van de kant van het bedrijfsleven en van individuen, de financiering te bestemmen voor terreinen waar deze naar verwachting de beste resultaten zullen opleveren en hervormingen door te voeren met betrekking tot curricula, kwaliteit en erkenning, zodat het rendement ervan in Europees verband zo groot mogelijk zal zijn.

De voornaamste doeleinden van de mededeling zijn:


· betekenis en implicaties te analyseren van "een sterke jaarlijkse groei van de investeringen per capita in human resources" voor onderwijs en beroepsopleiding;

· nieuwe taken en verantwoordelijkheden te verduidelijken om er zorg voor te dragen dat onderwijs en beroepsopleiding een volwaardige bijdrage kunnen leveren tot de verwerkelijking van het in Lissabon geformuleerde strategische doel;

· de belangrijkste elementen en factoren die van belang zijn voor onderwijs- en opleidinsinvesteringen in de huidige en de uitgebreide Europese Unie in hoofdlijnen te beschrijven;

· de lidstaten en kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij de ontwikkeling van strategieën voor levenslang leren en van structurele hervormingen van hun stelsels en hen te stimuleren de omvang van en de prioriteiten bij investeringen in human resources te heroverwegen;

· de basis te leggen voor het gemeenschappelijke verslag van de Commissie en de Raad voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 over de geboekte vorderingen.
Rechtsbasis voor het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Comitologie: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Het is niet de bedoeling dat deze mededeling aanwijzingen geeft over de in een bepaald land te nemen maatregelen, en veel van de aangesneden kwesties zijn voor sommige landen belangrijker dan voor andere. De hoofdverantwoordelijkheid voor de verwerkelijking van de overeengekomen doelen ligt bij de voor onderwijs en beroepsopleiding verantwoordelijke instanties in de huidige en toekomstige lidstaten.

Nederlandse belangen:

De Lissabondoelstellingen zullen moeilijker te bereiken zijn dan oorspronkelijk werd aangenomen. De Commissie maakt zich zorgen dat het doel van meer en betere investeringen in 2010 niet verwezenlijkt wordt. Om dit te voorkomen verzoekt de Commissie de lidstaten

(1) de publieke investeringen door te lichten met de bedoeling deze middelen, waar nodig, gericht in te zetten;

(2) beleid en prikkels in te voeren ter bevordering van meer private investeringen in onderwijs en beroepsopleiding ter aanvulling van ­en niet ter vervanging van­ toereikende overheidsmiddelen;

(3) investeringen gericht te bestemmen voor terreinen waarop zij het meest kunnen bijdragen. Onrendabele bestedingen moeten worden getraceerd. Onontbeerlijk is de vaststelling van benchmarks voor ieder land;

(4) voorwaarden te scheppen voor een optimaal efficiënte inzet van investeringen door curriculumvernieuwing, kwaliteitsborging en erkenning van kwalificaties.

Nederland ondersteunt de vier punten in de analyse en de zorgen van de Commissie. Nederland hecht aan de Lissabonstrategie. Als de lidstaten hun inspanningen op het huidige niveau houden is de Lissabondoelstelling buiten bereik. Het tempo moet omhoog. Onderwijs en scholing zijn essentiële elementen van het werkgelegenheidsbeleid. Scholing verdient blijvende aandacht, die niet mag verslappen in tijden van economische tegenwind. De Europese Raad van Lissabon heeft de lidstaten opgeroepen hun uitgaven aan menselijk kapitaal te vergroten. Nederland meent dat de vergroting van de effectiviteit van de bestaande publieke investeringen een belangrijke rol moet spelen. Het rendement van onderwijs kan hoger. Kennis blijft onderbenut. Investeringen in kennis moeten meer gericht worden op de opbouw van vaardigheden, R&D en bevordering van ICT-gebruik. Effectiever gebruik van publieke middelen verdienen aandacht. Als sprake is van extra publieke R&D-uitgaven moeten deze ook gericht zijn op stimulering van private R&D-uitgaven, PPS en internationale samenwerking.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Geen; de mededeling is het EP tevens ter informatie toegegaan.

Fiche 3: Besluit eLearning programma

Titel:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004 ­ 2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma)


Datum Raadsdocument: 6 januari 2003
nr. Raadsdocument: 5035/03

nr. Commissiedocument: COM(2002)751 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: OC&W i.o.m. BZK, FIN, VWS, EZ, SZW, LNV

Behandelingstraject in Brussel: Onderwijscomité, Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Voor de uitvoering van het programma wordt M¤ 36 uitgetrokken. Het programma loopt van 2004 t/m 2006. De jaarlijkse vastleggingskredieten worden volgens de Commissie binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten goedgekeurd door de begrotingsautoriteit.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het eLearningprogramma beoogt de kwaliteit en de toegankelijkheid van de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelstels te verbeteren door informatie- en communicatietechnologie doeltreffend te integreren. Het eLearning-initiatief vloeit onder meer voort uit de conclusies van de Europese Raad te Lissabon (23-24 maart 2000), waarin bepleit wordt dat de Europese onderwijs en beroepsopleidingsstelstels in moeten spelen op de behoeften van de kennismaatschappij. Als één van de drie hoofdelementen wordt daartoe de bevordering van nieuwe basisvaardigheden, en met name van vaardigheden op het gebied van de informatietechnologie, genoemd.

Als subdoelen worden genoemd:


- het verkennen en het bevorderen van mogelijkheden om eLearning in te zetten voor de versterking van de maatschappelijke samenhang, de persoonlijke ontwikkeling, de interculturele dialoog en de bestrijding van de digitale kloof;

- het bevorderen van eLearning als sleutelfactor voor 'levenslang leren in Europa';

- eLearning gebruiken om de Europese dimensie in het onderwijs te versterken;

- het faciliteren van gestructureerdere vormen van samenwerking op het gebied van eLearning tussen de Gemeenschap en de lidstaten;

- het instellen van mechanismen die leiden tot kwaliteitsverbetering van producten en diensten en een doeltreffender uitwisseling van 'good practices'.
Het eLearningprogramma wil deze doelstellingen op de volgende programmaterreinen nastreven:


- het bestrijden van de digitale kloof. Hiertoe worden, mede om synergie-effecten te ontwikkelen tussen de vele nationale en Europese projecten, onder meer goede praktijken in de verschillende lidstaten in kaart gebracht. Daarbij valt onder meer te denken aan modellen en digitale ontwerpprogramma's voor doelgroepen, zoals bijvoorbeeld educatieve televisie, digitale vakschool en project Paspoort ICT;

- het ontwikkelen van nieuwe organisatiemodellen voor Europese virtuele universiteiten;

- het bevorderen en uitbouwen van de netwerken tussen scholen in Europa;

- transversale aspecten, zoals het bevorderen van de verspreiding van resultaten van een groot aantal projecten, die op Europees niveau worden uitgevoerd.
Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 149 en 150 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)

Comitologie: raadplegingsprocedure

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Op zichzelf positief. De Commissie zal in de Raadswerkgroep opheldering gevraagd worden over mogelijke overlap met doelstellingen van bestaande communautaire programma's als Socrates, Leonardo en het Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling.

Nederlandse belangen:

Het besluit ondersteunt de richting die Nederland momenteel geeft aan het ICT-beleid: het gaat in op een aantal terreinen waarop Nederland al actie onderneemt zoals het verminderen van de digitale kloof en het gebruik van ICT als middel om levenslang leren te bevorderen. Ook andere voorgestelde acties sluiten goed aan bij het beleid dat Nederland momenteel voert, zoals het ontwikkelen van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en het oprichten van een strategische en kwalitatief hoogwaardige gegevensbank. Het besluit biedt een meerwaarde doordat het gemeenschappelijke actielijnen vaststelt en synergie ­en dus meer doeltreffendheid‑ beoogt te bereiken tussen reeds bestaande acties op verschillend niveau.

De financieringsconstructie ‑door de Commissie te verstrekken beurzen en medefinanciering op basis van gedetailleerde aanvragen‑ stimuleert zowel Nederlandse als andere Europese actoren om zich actief en bewust in te zetten voor het vormgeven van het eLearning-traject.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Geen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.

Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels, doc. 6365/02, 2002 van de Raad. Doelstelling 1.5. houdt ook verband met de behoefte aan "voldoende personele en financiële middelen", waarnaar wordt verwezen in de mededeling van de Commissie "Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren", 2001.

Europese Raad van Lissabon, Conclusies van het Voorzitterschap, punt 24.

Europese Raad van Lissabon, punt 26.

===