Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Arib en Timmer (PvdA) over het financieren van praktijk- ondersteuning in de huisartsenzorg door zorgverzekeraars (2020309120).

1
Heeft u kennis genomen van het feit dat zorgverzekeraars weigeren verdere versterking van de huisartsenzorg met extra praktijkondersteuning te financieren?

1.
Ja.

2
Bent u bekend met de opvatting van de Landelijke Huisartsen Vereniging en de conclusie van het onderzoeksinstituut Nivel dat de in het convenant beoogde financiële effecten door toepassing van het Elektronisch Voorschrijfsysteem (EVS) door prijsontwikkelingen van met name de generieke middelen niet is verwezenlijkt? Zo ja, wat zijn de financiële consequen- ties hiervan voor de huisartsenzorg?

2.
Ja, de opvatting van de Landelijke Huisartsen Vereniging is mij bekend. Het Nivel heeft mij recent het volgende laten weten:
`Het is onwaarschijnlijk dat de kleinere prijsverschillen tussen generiek en specialité de be- sparing door het EVS en de uitgangspunten waarop de besparingsafspraken waren geba- seerd belangrijk heeft beïnvloed. Slechts hooguit een zesde deel van de besparingsverwach- ting had te maken met generiek voorschrijven. Het project Voorschrijven op Stofnaam (1995-1998) heeft het mogelijk besparend effect van het EVS op dit onderdeel beperkt'. De uiteindelijke conclusie is dat de beoogde besparingen niet zijn gerealiseerd. De consequentie hiervan is dat er tot mijn spijt geen middelen beschikbaar zijn voor de im- plementatie van extra praktijkondersteuners in de huisartsenzorg. De huidige al werkzame praktijkondersteuners worden wel bekostigd. De besluitvorming over extra financiële midde- len voor de implementatie van praktijkondersteuners, zoals vermeld in de brief `zorg in de buurt' versterking huisartsenzorg d.d. 31 maart jl. (28000, XVI, nr. 115), laat ik over aan mijn opvolger.

3.
Bent u het met de stelling eens dat de implementatie van de extra praktijkondersteuning en de toepassing van het EVS noodzakelijk zijn om de werkdruk van huisartsen te beperken, en een toegankelijk en beschikbare huisartsenzorg te garanderen? Zo ja, wat gaat u doen om de voortgang van de implementatie van praktijkverpleegkundigen en de toepassing van het EVS tot stand te brengen?

3.
Ja en nee. De toepassing van EVS heeft nooit als primaire doelstelling gehad de werkdruk van huisartsen te beperken en de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de huisartsenzorg te garanderen. Dit in tegenstelling tot de implementatie van praktijkondersteuning. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.

4.
Wat vindt u van de financiële koppeling tussen de implementatie van de extra praktijkonder- steuning en tot stand gebrachte effecten door toepassing van het EVS? Deelt u de mening dat deze koppeling verlammend kan werken om de gewenste versterking van de huisartsen- zorg te bewerkstelligen? Bent u bereid de verdere implementatie van de extra praktijkonder- steuning financieel los te koppelen van de implementatie van het EVS?

2

4.
De koppeling met het EVS is in 1999 vastgelegd in een convenant tussen het ministerie van VWS, de Landelijke Huisartsen Vereniging en Zorgverzekeraars Nederland om onder meer praktijkondersteuning een flinke stimulans te geven. Nu het EVS te weinig oplevert is nadere besluitvorming noodzakelijk. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2.

5.
Klopt het dat per 2003 de jaarlijkse bijdrage van zorgverzekeraars voor de goodwillafbouw (ca Euro 32 miljoen per jaar) is vrijgevallen en in de meerjarenafspraken/convenant de inzet hiervan voor extra praktijkondersteuning is vastgelegd? Zo ja, hoe valt dit te verklaren met de weigering van financiering van de zorgverzekeraars? Kunnen de vrijgevallen middelen niet worden ingezet ten behoeve van de versterking van de huisartsenzorg voor 2003? Zo nee, op welke wijze gaat u zorg dragen voor financiering van de praktijkverpleegkundigen bij huisartsen?

5.
In de meerjarenafspraken (1998) staat dat zal worden bezien of de vrijval van goodwillmid- delen in 2003 voor praktijkondersteuning wordt ingezet. De vrijgevallen middelen zijn reeds vanaf 2001 ingezet voor de versterking van de huisart- senzorg. Ik verwijs u hiervoor naar bladzijde B 102 van de bijlagen van de zorgnota 2001. Voor het antwoord op uw laatste vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.

6.
Deelt u de mening dat het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid nog steeds een "aantrekkelijke optie" is? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat taakherschikking in de eerste lijn in de praktijk gebracht kan worden? Zo nee, waarom niet.

6.
Taakherschikking zie ik als een van de maatregelen waarmee snel en efficiënt een bijdrage geleverd kan worden aan de capaciteitsproblemen in de zorg. De conclusie van de Raad voor de Volksgezondheid (RVZ) in zijn advies "Taakherschikking in de gezondheidszorg", dat taakherschikking ondanks een aantal geconstateerde beleidsproblemen een aantrekkelijke optie is om de problemen in de zorg aan te pakken deel ik dan ook. Dit geldt niet alleen voor de zorg binnen ziekenhuizen maar ook voor de eerstelijnszorg. De RVZ heeft in genoemd ad- vies deze beleidsproblemen in kaart gebracht en concreet aangegeven hoe deze op te los- sen zijn. Op 6 februari 2003 heb ik u dit advies aangeboden. Daarbij heb ik u toegezegd dat het kabinet haar standpunt inzake dit advies uiterlijk voorjaar 2003 kenbaar zal maken.


---- --