Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak staatssecretaris Agnes van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) op het jubileumcongres van het Programma Uitzending Managers (PUM),Ridderzaal, Den Haag, dinsdag 15 april 2003

Koninklijke Hoogheid, dames en heren,

In deze zaal zijn vele experts aanwezig die de afgelopen jaren als PUMmer erop uit zijn getrokken. U heeft een bijzonder hoofdstuk toegevoegd aan onze eeuwenlange traditie van internationaal opererende ondernemers. Een hoofdstuk over belangenloze inzet. U heeft uw inzicht en ervaring met collega's elders gedeeld. Niet om er zelf beter van te worden, maar om te helpen. Via u wil ik alle uitgezonden experts feliciteren en bedanken.

Ook wil ik de PUM-organisatie bedanken die dit mogelijk heeft gemaakt. Het is een prestatie van wereldformaat! PUM is de grootste organisatie in zijn soort in Europa, geleid door een bevlogen ondernemer uit de vliegtuigbranche.

Wat maakt het PUM zo waardevol en bijzonder?

De kern is dat de lokale ondernemer in een ontwikkelingsland met een expert uit Nederland kan praten over problemen in de bedrijfsvoering. Samen kunnen zij creatief naar oplossingen zoeken. Die solidariteit op de ondernemersvloer zie ik als de sterke basis van het PUM.

Er zijn heel wat leuke verhalen te vertellen over de inspanningen van PUM. Zoals die over die tuinder die een collega in China ging adviseren om kwaliteitsaardbeien te gaan kweken. De betrokken ondernemer volgde deze adviezen op, deed al deze mooie aardbeien in zijn karretje en aangekomen op de markt ontdekte hij dat hij zijn verkooptacktiek moest wijzigen. Hij had inmiddels aardbeienmoes. De Nederlandse moest terug om in een tweede missie over het transport te adviseren.

Of het bakkerijbedrijf in Guatemala. PUM is daar met een aantal mnissies naartoe gegaan. En met succes. Het bedrijf groeide van 60 naar 600 werknemers. Maar ook de directeuren-eigenaars zijn gegroeid, ieder tot 150 kilo. Succes heeft vele kanten.

Heel belangrijk vind ik dat de steun in de rug vooral terecht komt bij het Midden- en Kleinbedrijf. Ook dat bepaalt het succes van het PUM.

Want het MKB is van kardinaal belang voor economische ontwikkeling. Nederland telt zo'n zevenduizend grote ondernemingen. Maar de zevenhonderdduizend bedrijven in het MKB zijn de ware motor van de economie en de werkgelegenheid.

Dit is in veel andere landen precies zo. Ook in ontwikkelingslanden leveren juist het MKB en de informele sector veel werk op. De sterke punten van het MKB zijn ook dat deze bedrijven meestal voortkomen uit de eigen samenleving, dat ze hun belasting in eigen land betalen en dat ze minder gevoelig zijn voor brain-drain naar westerse landen.

Het MKB is ook belangrijk voor vrouwen. Vrouwen zijn betrouwbare ondernemers en zijn zeer betrouwbaar op het terrein van het afbetalen van kredieten en leningen. Vrouwen zijn gewend om in termen van continuïteit te denken en zijn geneigd hun winsten in de onderneming te investeren. Die eigenschappen komen goed tot hun recht in het MKB.

Steun voor de productieve sector in ontwikkelingslanden, zoals via het PUM, kan dus bijdragen aan groei, aan banen, aan minder armoede en aan een betere positie van vrouwen. Groei, groei, groei. Dat was het adagium afgelopend weekend op de Wereldbank-vergadering. Zelfs in de ontwikkelingswereld blijkt groei geen taboe meer en dat is winst.

De uitdaging waar PUM nu voor staat is nog betere resultaten te boeken. Waar zit de toegevoegde waarde naast het 1 op 1 advies geven aan een individuele ondernemer?


++ Ten eerste: in meer samenhang tussen de missies en met andere programma's.
Die bakkers waar ik het over had worstelen als ondernemers met een aantal problemen. Maar zijn die bakkers uniek? Waarschijnlijk niet. Collega bakkers uit dezelfde regio kampen meestal met vergelijkbare problemen. Het zou daarom goed zijn als de missies van PUM zich sterker gaan richten op de problemen die in de bedrijfssector spelen of op de belemmeringen in de bedrijfskolom. Dan doet niet alleen die ene ondernemer zijn voordeel met de adviezen.

PUM zou met het Centrum tot Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden kunnen onderzoeken hoe lokale expertise versterkt kan worden. Ook andere programma's zouden meer met PUM kunnen samenwerken. Ik zal daarop aandringen.

Dat geldt ook voor het ministerie zelf en voor onze ambassades. We moeten ons beleid voeden met ervaringen uit het veld. De kennis van de uitgezonden expert en de ervaring van de lokale ondernemer vormen samen een kracht die wij volop moeten gebruiken.


++ Dat brengt me op mijn tweede wens: steun geven bij verbetering van het ondernemersklimaat.
Het ministerie heeft net een analyse van het ondernemersklimaat in een aantal landen uitgevoerd. Er werd een aantal knelpunten gesignaleerd. Een daarvan is het ondermaatse beroepsonderwijs in veel landen. Daar zijn we druk mee bezig. Het budget voor onderwijs zal stijgen tot vijftien procent van mijn begroting in 2005. Er komt dus meer geld, ook voor het beroepsonderwijs.

Een ander knelpunt is dat het MKB op veel bureaucratische obstakels stuit. Dit staat groei van ondernemingen in de weg. De grote bedrijven hebben hier ook mee te kampen. Maar zij zijn doorgaans beter in staat voor hun eigen belangen op te komen. Kleine ondernemingen zijn erg afhankelijk van goed lokaal bestuur. Vooral de lokale ondernemers zelf moeten hun overheid aanspreken op het wegnemen van die obstakels.

Ik wil die dialoog graag stimuleren. Maar deze dialoog komt in veel landen niet op gang, omdat bijvoorbeeld Kamers van Koophandel, kennis- en kwaliteitsinstituten en werkgeversorganisaties ontbreken of niet goed functioneren. Die zijn onmisbaar. Ik heb daarom PUM nu gevraagd een pilot op te zetten voor steun aan werkgeversorganisaties.


++ Ten derde, ook jonge ondernemers inzetten: de JUMS
PUM zou faciliterend kunnen optreden om jonge professionals van Nederlandse bedrijven te koppelen aan ondernemers in het zuiden. Dan kan de PUM-formule ook zijn diensten bewijzen buiten de kweekvijver van gepensioneerde managers.

Dames en heren,

De grootste gemene deler van deze ideeën is dat ze uit zijn op meer synergie, meer samenwerking, op sterkere gerichtheid op die problemen waar meerdere ondernemers tegelijk tegenaan lopen.

Deze plannen uitvoeren kost geld. In het najaar heeft Jan Röben een aantrekkelijk voorstel bij mij op tafel gelegd. Vervolgens kreeg ik een probleem. Omdat het budget voor ontwikkelingssamenwerking gekoppeld is aan het Bruto Nationaal Product kan ik in 2003 minder geld uitgeven, dan we eerst dachten. Want de groei van het BNP valt tegen. Ondanks deze tegenvaller wil ik het werk van PUM stimuleren en heb het budget structureel met twintig procent verhoogd. Deze structurele verhoging zal ik binnenkort in een meerjarenafspraak met Stichting PUM vastleggen.

Deze week heb ik ook een brief geschreven aan de Europese Commissie. In deze brief stel ik voor om de komende jaren meer budget beschikbaar te stellen voor het werk van de verschillende CESES-leden in Europa.

Want ontwikkelingssamenwerking is niet een zaak van overheden alleen. Ook de private sector en maatschappelijke organisaties moeten hun verantwoordelijkheid nemen. PUM en de andere CESES-leden doen dat op een goede wijze.

Ik hecht bijzonder veel waarde aan het actief betrekken van het bedrijfsleven, de vakbonden en maatschappelijke organisaties bij ontwikkelingssamenwerking. Daarom heb ik op 7 april een convenant gesloten met Agriterra. Daarmee zijn de eerste handtekeningen binnen het zogenaamde Akkoord van Vlaardingen gezet. Daarbij gaat het om Publiek-Private Samenwerking. Agriterra versterkt de capaciteit van boeren, boerinnen en plattelandsorganisaties in ontwikkelingslanden ten behoeve van beter ondernemerschap en het kunnen voeren van een beleidsdialoog met de betrokken overheden.

Ook het initiatief van de financiële sector in Nederland en het Ministerie van Financiën om tot een soortgelijke afspraak te komen is inmiddels in een vergevorderd stadium. Ik ben hier erg enthousiast over.

Met het VNO/NCW, de FME en met MKB-Nederland ben ik nog in gesprek. Ik hoop dat nu er een schaap - of eigenlijk anderhalf schaap - over de dam is, anderen zullen volgen. Publiek-private samenwerking wordt steeds noodzakelijker. Onvermijdelijk dus dat we samen optrekken.

Joop Wijn sprak al over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Ik sluit me daar graag bij aan. Ik doe een beroep op PUMmers om waar mogelijk ook een dialoog te voeren over onderwerpen als de verwerking van afvalstoffen, over arbeidsomstandigheden, over de bestrijding van kinderarbeid. Een dialoog met de lokale ondernemer over die ene stap, die ook hij of zij verder kan zetten.

Dames en heren,

Laten we ­ en daarmee sluit ik af - niet vergeten dat PUM ook zijn weerslag heeft in onze eigen samenleving. De PUM-expert geeft op een eigen, concrete wijze invulling aan ontwikkelingssamenwerking. Thuis gekomen is veelal een positief verhaal te vertellen. Dit is een impuls voor het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking.

Nederland heeft een rijke traditie in vrijwilligerswerk. Maar coördinatoren van vrijwilligerswerk klagen steeds vaker over een tekort aan vrijwilligers. En wat is het probleem van PUM? Er melden zich zoveel goede kandidaten aan dat sommigen wel in de bak, maar niet aan de bak komen. De PUM-formule heeft een grote wervende kracht. En dat schept weer de mogelijkheden om de hoge kwaliteit te leveren die we inmiddels van PUM gewend zijn geraakt.

===