Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
komt later
Standpunt op rapport Exploderende zorguitgaven komt later
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2370215
17 april 2003
Hierbij reageer ik, mede namens staatssecretaris Ross-van Dorp, op de
vraag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 28 maart jl. over het rapport Exploderende zorguitgaven van de
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ).
Het RVZ-rapport schetst de spanning tussen enerzijds het recht op zorg
(van de burger) en anderzijds de plicht de kosten te beheersen (van de
overheid). De RVZ voorspelt een forse groei van de zorguitgaven. In
het rapport gaat de RVZ op zoek naar een nieuwe vorm van
uitgavenmanagement. De RVZ stelt een aantal maatregelen voor, te
weten: eigen betalingen, pakketmaatregelen, premiestijging en
doelmatigheidswinst. Verder benadrukt de RVZ het belang van een
realistische raming.
Zoals u weet heeft het kabinet een ambtelijke werkgroep VWS/Financiën
opdracht gegeven om voor de kabinetsformatie een analyse te maken van
de ontwikkeling van de zorguitgaven en tevens oplossingsmogelijkheden
te inventariseren (Tweede Kamer, 28 696, nr. 2). Dit heeft
geresulteerd in het rapport Financiële bouwstenen zorg, zie mijn brief
van 4 februari jl. (FEZ-U-2354705).
De heer Buijs heeft op 20 maart jl. (kenmerk 203-028) gevraagd wat het
standpunt van de regering is met betrekking tot dit rapport. In mijn
brief van 28 maart jl. (kenmerk DBO-CB-U-2367787) heb ik de Kamer
laten weten dat het kabinet geen standpunt zal innemen, omdat het nu
aan de formerende partijen is, en niet aan het demissionaire kabinet,
om politieke keuzen te maken. Om dezelfde reden acht ik het niet
opportuun om een standpunt in te nemen over het RVZ-rapport.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mr. A.J. de Geus