Actueel

Gedeeltelijke vernietiging van de beschikking van de Ondernemingskamer waarin wanbeleid aan de zijde van Rodamco North America was vastgesteld

Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 18-04-2003

Samenvatting door de griffier van de Hoge Raad (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad) van de beschikking van de Hoge Raad van 18 april 2003.

In deze zaak (rek.nr.R02/045HR, OK 104) Rodamco (RNA) / VEB c.s. en Westfield gaat het om de vraag of er in 2001 sprake is geweest van wanbeleid bij RNA naar aanleiding van een aantal door het bestuur en/of de raad van commissarissen genomen besluiten ter bescherming van RNA tegen een overname.

De feiten globaal:

(i) RNA was een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal als bedoeld in art. 2:76a lid 1 BW. De aandelen in haar kapitaal waren genoteerd aan de Officiële Markt van Euronext Amsterdam N.V. RNA had onder meer als doel het beleggen van vermogen vooral in onroerende zaken in de Verenigde Staten van Amerika, Canada en Mexico. RNA had een open structuur: de leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen werden benoemd met een gewone meerderheid van stemmen in de algemene vergadering van aandeelhouders.
(ii) Westfield is een dochtervennootschap van Westfield Holdings Ltd. die samen met haar dochtervennootschappen actief is in het ontwikkelen, bouwen en beheren van alsmede het beleggen in winkelcentra in Australië, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Amerika en het Verenigd Koninkrijk.
(iii) Tot eind augustus 2001 hield de Stichting Pensioenfonds ABP (verder: ABP) 30,5% van de aandelen van RNA. Daarnaast was er een grootaandeelhouder, de Stichting Aandelenrekening Robecogroep. Verder werden aandelen RNA gehouden door ongeveer 30 institutionele beleggers en talloze kleine beleggers.
(iv) Aanvankelijk werd de onroerend goed portefeuille van RNA extern beheerd. Na kritiek van beleggers, waaronder ABP, en analisten is RNA op zoek gegaan naar mogelijkheden om intern beheer te realiseren. Zij is daarin geslaagd door de verwerving van Urban Shopping Centers, een Amerikaanse vennootschap, in november 2000.
(v) Westfield heeft, na langdurige onderhandelingen, op of omstreeks 24 augustus 2001 ongeveer 23,9% van de aandelen RNA overgenomen van ABP. In de loop van augustus 2001 heeft tussen RNA en Westfield een aantal besprekingen plaatsgevonden over een mogelijke samenwerking. Deze besprekingen hebben niet tot resultaat geleid. Op 24 augustus 2001 heeft RNA aan Westfield meegedeeld dat een door Westfield gepresenteerd plan, dat erop neerkwam dat de onroerend goed portefeuilles van beide ondernemingen zouden worden geïntegreerd en onder (extern) beheer van Westfield zouden komen, werd afgewezen. (vi) Op 3 september 2001 heeft Westfield aan RNA verzocht een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen op de grond dat onder meer zou moeten worden beraadslaagd en beslist over het ontslag van bestuurders en commissarissen van RNA en over toekomstig beleid. RNA heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. (vii) Eind september 2001 heeft RNA 14,7 miljoen gewone aandelen in haar kapitaal uitgegeven aan de op 20 september 2001 opgerichte Stichting RNA tegen een uitgifteprijs van EUR 8 per aandeel, in overeenstemming met de nominale waarde, met verlening van een optie om tot een maximum van 41,2% van het totaal geplaatste kapitaal (na uitoefening van de optie) aandelen RNA te verwerven. (viii) In september 2001 is de stichting SBBR opgericht. SBBR had tot doel het behartigen van de belangen van aandeelhouders in RNA. RNA heeft aan SBBR financiële steun verleend.
(ix) RNA heeft in september 2001 de (arbeids)overeenkomsten van de leden van de raad van bestuur van RNA en van Freeland gewijzigd onder meer in dier voege dat de omschrijving van change in control daarin is verruimd. Freeland verrichtte onder meer diensten voor RNA.

Bij verzoekschrift van 21 februari 2002 verzoekt VEB (met enige aandeelhouders)
de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam vast te stellen dat er sprake is van wanbeleid van RNA; voorts om bij wege van voorziening in verband met het vastgestelde wanbeleid een aantal besluiten van het bestuur en/of de raad van commissarissen van RNA te vernietigen, o.a. besluiten omtrent uitgifte van aandelen en aanpassingen van de (arbeids)overeenkomsten; voorts om bij wege van onmiddellijke voorziening o.a. de besluitvorming omtrent de liquidatie van RNA op te schorten voor de duur van het geding.

De Ondernemingskamer heeft in haar eindbeschikking van 22 maart 2002 voor recht verklaard dat sprake is van wanbeleid van RNA met betrekking tot:
a. het oprichten van de Stichting RNA en de uitgifte van aandelen aan deze stichting
b. het verlenen van financiële steun aan de SBBR c. de wijziging in september 2001 in de (arbeids)overeenkomsten van de leden van de raad van bestuur van RNA en van Freeland.

Tegen deze beschikking is door RNA op 24 juni 2002 beroep in cassatie ingesteld (raadslieden: mrs. R.M. Hermans en B. Winters). VEB en Westfield zijn niet in cassatie verschenen.

Op 18 december 2002 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad overweegt o.a. het volgende ten aanzien van:

a. het oprichten van de Stichting RNA en de uitgifte van aandelen aan deze stichting.
Uitgangspunt is dat onder bepaalde omstandigheden een beschermingsmaatregel gerechtvaardigd kan zijn als deze maatregel nodig is met het oog op de continuïteit van de vennootschap en de belangen van diegenen die daarbij betrokken zijn.

Afgewogen moet worden of het bestuur van de vennootschap in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het nemen van een dergelijke maatregel noodzakelijk was om in afwachting van verder overleg de status quo te handhaven. Het voor onbepaalde tijd handhaven van deze maatregel is in het algemeen niet gerechtvaardigd.

Als maatstaf bij de beoordeling van de rechtvaardiging van een maatregel voor bepaalde tijd zal moeten gelden of deze maatregel in de gegeven omstandigheden bij een redelijke afweging van de in het geding zijnde belangen (nog) valt binnen de marges van een adequate en proportionele reactie op het dreigende gevaar van een ongewenste overname.

De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat uit het verslag van onderzoekers blijkt dat de oprichting door RNA van de Stichting RNA en de uitgifte van aandelen aan haar niet moeten worden beschouwd als het creëren van een status quo teneinde met Westfield verdere besprekingen en onderhandelingen te voeren, doch als een middel om haar grootaandeelhouder Westfield definitief buiten de deur te houden. De Ondernemingskamer beoordeelt deze handelwijze als in strijd met de elementaire beginselen van behoorlijk ondernemerschap.

De Hoge Raad is het niet eens met dit oordeel van de Ondernemingskamer onder meer omdat het geen steun vindt in het rapport van de onderzoekers en de periode waarop het onderzoek betrekking had te kort is om tot de conclusie te kunnen komen dat de maatregel als definitief bedoeld was.

b. Het verlenen van financiële steun aan de SBBR De Hoge Raad oordeelt dat het verstrekken van een dergelijke financiële bijdrage niet als wanbeleid kan worden aangemerkt. Hij wijst op de omstandigheid dat de Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat het bestuur van SBBR onafhankelijk was en niet heeft geoordeeld dat het bestuur van RNA op ongeoorloofde wijze invloed uitoefende op de besluitvorming binnen SBBR.
Ook al zou de kwalificatie van "minder kies" die de onderzoekers daaraan hebben toegekend, als juist moet worden aanvaard, dan kan dit handelen nog niet als wanbeleid worden aangemerkt.

c. De wijziging van de (arbeids)overeenkomsten van de leden van de raad van bestuur van RNA en van Freeland.
Deze wijzigingen hebben betrekking op de zgn. "change of control" bepalingen.
De Ondernemingskamer acht de wijzigingen van de overeenkomsten met key employees, voor zover het de materiële wijzigingen betreft een disproportionele en onaanvaardbare maatregel, omdat deze geen rechtvaardiging vindt in de daarmee te bereiken doelen. Zij gaan aanzienlijk verder dan nodig is voor het waarborgen van de continuïteit van de bedrijfsvoering.
De Hoge Raad laat dit oordeel van de Ondernemingskamer geheel in stand.

Op deze gronden slaagt het beroep van RNAvoor zover het betreft het door de Ondernemingskamer vastgestelde wanbeleid met betrekking tot de onder a. en b. aangeduide onderwerpen en wordt het verworpen met betrekking tot onderwerp c.

De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Ondernemingskamer van 22 maart 2002, voorzover daarin wanbeleid is vastgesteld met betrekking tot de hiervoor onder a. en b. aangeduide onderwerpen en verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF2161

Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=11525&i=&ti=
http://www.rechtspraak.nl/act...d=11525&i=43&ti=1
Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=11525&i=&ti= http://www.rechtspraak.nl/act...d=11525&i=43&ti=1 . Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=11525&i=&ti= .