Partij van de Arbeid

Verantwoording inzet partij van de arbeid tijdens formatie

In dit verslag leggen we verantwoording af voor de inzet die we in de onderhandelingen met het CDA de afgelopen maanden namens de Partij van de Arbeid hebben gepleegd en de resultaten die daarbij in het verschiet lagen.

In de fractie waren zes collega's verantwoordelijk voor het coördineren van onze inbreng bij de onderhandelingen. Het ging om Ferd Crone (Financiën en Economische Zaken), Jet Bussemaker (Sociale Zaken en Belastingen), Jeltje van Nieuwenhoven (Zorg en Onderwijs), Klaas de Vries (Binnenlandse Zaken en Justitie), Nebahat Albayrak (Buitenland) en Adri Duivesteijn (Ruimte, Mobiliteit, Wonen, Milieu). Al naar gelang het onderwerp dat aan de orde kwam, stelden we onze onderhandelingsdelegatie samen. Meestal werd Wouter Bos vergezeld door de betreffende coördinator, vaak bijgestaan door woordvoerders met bijzondere expertise. Zo ging Diederik Samsom mee toen over milieu werd gesproken, Peter van Heemst of Aleid Wolfsen bij veiligheid en Bert Koenders en Frans Timmermans bij buitenlands beleid. In de week waarin de formatie strandde, ging het vooral over financiën en werd Wouter Bos steeds vergezeld door Jet Bussemaker en Ferd Crone.

In het hieronder volgende verslag beperken wij ons noodgedwongen veelal tot het weergeven van onze inzet op hoofdlijnen en de punten die daarbij voor onze herkenbaarheid van belang waren. Ook zullen wij waar mogelijk onze inschatting geven van waar er overeenstemming aan zat te komen en waar niet. Voor een heel groot deel waren we er met het CDA uit. Dat bleek ook uit de rapportage van de informateurs. De keuzes die voorlagen bij de onderwerpen waar we nog niet uit waren, waren helder en konden dus in betrekkelijk korte tijd tot definitieve overeenstemming leiden. Overigens zullen veel onderwerpen in de hiernavolgende teksten niet aan de orde komen, omdat wij bewust hadden besloten een fors aantal zaken niet in detail met elkaar af te spreken, maar aan het kabinet over te laten. Tot slot is het goed om nog eens te vermelden dat het hierbij ging om samenhangende keuzes waarbij onvermijdelijk compromissen moesten worden gesloten. Compromissen op deelonderwerpen waar je uiteindelijk alleen maar akkoord mee kunt gaan op basis van een oordeel over de evenwichtigheid van het hele pakket.

In het volgende verslag volgen we zo veel mogelijk de indeling uit ons Verkiezingsmanifest.

0.Motto en missie
Hoewel er na het mislukken van de (in)formatie veel geschreven is over verschillen in ideologie en maatschappijvisie, is tijdens de gesprekken juist daarover veel gesproken. Het bleek weldegelijk mogelijk om tot een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten te komen. Zo wilden beide partijen ontsnappen aan al te simpele markt versus overheid of individu versus staat discussies maar vroegen beide aandacht voor de rol die maatschappelijke verbanden (buurten en wijken, werkgevers en werknemers, scholen en ziekenhuizen) zouden kunnen spelen. Ook leek er overeenstemming over het feit dat het juist in moeilijke tijden (internationale spanningen, bezuinigingen, problemen in de oude wijken) belangrijk is om te proberen als politiek "bindend" op te treden, maximaal draagvlak te zoeken voor moeilijke maatregelen en zo "de boel bij elkaar te houden". Centrale noties waren dan ook: Een sterke samenleving met betrokken burgers
Sterk, solide, sociaal
Ruimte voor experiment en initiatief
Relativering van centrale regelgeving
Benadrukken van eigen verantwoordelijkheden

Vanuit deze uitgangspunten zouden de ambities van het kabinet concreet kunnen worden gemaakt met een aantal grote operaties. Te denken valt aan: Een radicale verschuiving van beleid maken naar beleid uitvoeren Hervorming van de WAO, de bijstand en het ziektekostenverzekeringsstelsel Economisch herstel gebaseerd op loonmatiging en investeringen in kennis Een ambitieuze en veelzijdige aanpak van de binnenstedelijke problematiek rond veiligheid, brede scholen, stadsvernieuwing en integratie Zicht op herstel van begrotingsevenwicht

Tot slot is gesproken over ons idee om al op de voorpagina van het regeerakkoord een aantal zeer concrete doelstellingen te vermelden die samen de contouren van de missie van het kabinet zouden schetsen. Dit was nog niet uitgewerkt maar had bijvoorbeeld kunnen gaan over: Economisch herstel
Elke buurt zijn buurtagent
Einde aan de wachtlijsten voor levensbedreigende aandoeningen Spectaculaire vermindering schooluitval op het vmbo

1. Een land om samen in te leven
Bij het ontwerpen van een nieuw immigratie- en integratiebeleid stond voorop dat een stevig beleid noodzakelijk is, maar dan wel evenwichtig in zijn stevigheid. Enerzijds moeten we meer inspanningen voor integratie vragen van mensen die hier uit eigen vrije wil komen. Anderzijds moet de Nederlandse samenleving meer inspanningen plegen om de integratie van nieuwkomers te laten slagen. Bij het immigratie- en vreemdelingenbeleid biedt de Vreemdelingenwet van Job Cohen en Ella Kalsbeek een goede uitgangspositie. Om illegale immigratie tegen te gaan en uitzetting van illegalen te bevorderen moeten effectieve en realistische maatregelen worden genomen. Over de aanscherping van de (uitvoering van de) Vreemdelingenwet om zo misbruik (bijvoorbeeld door ongedocumenteerden) te bestrijden, viel met ons te praten, zolang we daarmee bleven handelen binnen de termen van onze internationale verplichtingen. Hier tegenover stond dat wij hebben gepleit voor een specifieke maatregel voor een grote groep asielzoekers en uitgeprocedeerden die hier al vele jaren verblijven en feitelijk reeds ingeburgerd zijn (een specifiek pardon). Het CDA accepteerde uiteindelijk dit uitgangspunt, maar verbond er zoveel nadere voorwaarden aan dat we op het moment dat de onderhandelingen afgebroken werden, er nog niet in geslaagd waren een gemeenschappelijke definitie op te stellen. Over ons verzoek om asielzoekers langer dan nu, betaald te laten werken (zodat ze wat zinvols te doen hebben en meer dan nu in de kosten van hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien) was nog geen overeenstemming bereikt. Bij gezinsvorming en gezinshereniging onderschreven wij de noodzaak om volgmigratie die gepaard gaat met grote achterstanden in opleiding en cultuur, te ontmoedigen. Zoals we al eerder in de Tweede Kamer naar voren hadden gebracht, was het verhogen van de leeftijd voor huwelijkspartners van 18 naar 21 jaar voor ons bespreekbaar; al hadden we twijfels over de effectiviteit. We hadden en hebben geen bezwaar tegen verder onderzoek naar wat mensen al in hun land van herkomst kunnen en moeten doen om in Nederland goed te kunnen inburgeren. Het voorstel van het CDA om de inkomenseis voor gezinsvorming van 100% minimumloon te verhogen naar 130% hebben we van de hand gewezen. Dit zou namelijk betekenen dat het recht op gezinsvorming materieel nog slechts aan hogere inkomens toevalt. Tevens is het een heel bot instrument, omdat het veel meer mensen raakt dan de groepen waar het het CDA kennelijk om gaat (mensen uit Turkije en Marokko). Daarnaast zijn de legesgelden voor verblijfsvergunningen - naar onze mening - recent te veel verhoogd en was er een discussie over eigen bijdragen bij inburgering waardoor de opeenhoping van financiële drempels zodanig zou zijn dat minder draagkrachtigen ver boven hun draagkracht zouden worden belast. Tot slot hebben wij gepleit voor een onafhankelijke verblijfstitel voor vrouwen die slachtoffer zijn van (seksueel) geweld binnen de relatie. Een pleidooi dat in de formatie tot niets leidde, maar tot onze vreugde deze week in de Kamer (naar aanleiding van een voorstel van Jet Bussemaker) niet alleen steun van een Kamermeerderheid kreeg, maar ook van het CDA. Bij inburgering waren we het over veel zaken snel eens. Er moeten meer inburgeringcursussen komen (hier werd ook E 100 miljoen extra voor uitgetrokken) en mensen moeten afgerekend worden op het resultaat, ongeacht bij welke instelling ze dat resultaat halen. Dit zou het aanbod verruimen en de prijs drukken. Een eigen bijdrage bij inburgering was voor ons bespreekbaar. Dat er sprake zou moeten zijn van sanctionering bij het niet behalen van resultaten gaf geen aanleiding tot grote verschillen van mening. Voor ons was daarbij essentieel dat dit alleen gevraagd kan worden van mensen die hier vrijwillig naar toe komen, als het cursusaanbod voldoende is en als er rekening wordt gehouden met het feit dat sommige mensen, ondanks maximale inspanningen, gewoon intellectueel tekort schieten om een bepaald resultaat te halen. Voor ons was het verder van belang te benadrukken dat de discussie over een succesvolle integratie weggehaald moest worden uit een ééndimensionale discussie over financiële drempels, inburgering en sancties, maar tevens moest gaan over het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van participatie. Dan gaat het bij integratie dus ook over onderwijs (spreiding van leerlingen door afspraken tussen schoolbesturen en gemeentebestuur), werkgelegenheid en stadsvernieuwing (bevorderen van een meer divers samengestelde bevolking in wijken door meer divers te bouwen).

2. Een veilig land
Het uitgangspunt 'stevig en evenwichtig'geldt tevens bij veiligheid. Centraal stond onze ambitie om binnen de kabinetsperiode zo ver mogelijk te komen met "elke buurt zijn buurtagent". Er leek een goede kans dat dit inderdaad één van de centrale doelstellingen van het kabinet zou worden en dat daar ook de extra middelen voor zouden worden uitgetrokken. Over een algemene identificatieplicht is lang gepraat en was bijna overeenstemming. Al tijdens de verkiezingscampagne hebben wij aangegeven dat hierbij wel sprake moet zijn van een effectieve en proportionele inzet. Belangrijk daarbij was dat de politie alleen bij de uitoefening van haar taken zou kunnen vragen om een identificatiebewijs: dat vragen zelf was geen zelfstandige politietaak. Ook zouden de privacygevoelige aspecten goed geregeld moeten worden en zouden klacht- of beroepsprocedures van toepassing moeten zijn. Op al deze punten leken we er wel uit te kunnen komen. Wat overbleef was de vraag vanaf welke leeftijd de plicht moest gelden. Wij vonden 12 jaar te jong en hebben ervoor gepleit bij de vaststelling van die leeftijd van buitenlandse ervaringen te leren en na een aantal jaren te evalueren. Een ander gevoelig onderwerp betrof "meer op één cel". Ook hier konden we ver komen met onze inzet vanuit de campagne: als het nodig was omdat plegers van geweldsmisdrijven of veelplegers anders vrij op straat zouden rondlopen, was er met ons over te praten, maar dan moest daar wel aan gekoppeld worden dat de gezondheid en de veiligheid van gevangenen en bewaarders gegarandeerd zou zijn. Op het gebied van preventief fouilleren ging de discussie eigenlijk alleen maar over de vraag of de mogelijkheden uitgebreid moesten worden, bijvoorbeeld bij gemeentegrensoverschrijdende vervoerstrajecten. Ook daar lag overeenstemming in het verschiet. We zagen allebei het belang in van een veilig openbaar vervoer en veilige stations, waarbij maximaal van een aantal preventieve maatregelen gebruik zou worden gemaakt, zoals camera's en tourniquets. Op vier andere punten die de PvdA al in de campagne nadrukkelijk naar voren had gebracht, leken we resultaat te boeken. Er zou geld komen (E100 miljoen) voor meer opvangcapaciteit voor dak- en thuislozen. Er zou geld komen voor het opruimen van de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening (E100 miljoen). Het onder medisch toezicht verstrekken van heroïne aan verslaafden bleef mogelijk en de positie van slachtoffers die schadeclaims moeten verhalen op daders zou worden versterkt. Ook konden wij ons goed vinden in een duidelijke ambitie om de positie van Nederland als vooraanstaand producent en distributeur van XTC, aan te pakken. Er ging niet alleen extra geld naar veiligheid en justitie, we boekten ook besparingen in, bijvoorbeeld voor bepaalde versoberingen in het gevangeniswezen. Daar stonden dan weer extra gelden tegenover; niet alleen voor politieagenten, maar ook voor het Openbaar Ministerie en de Rechterlijke Macht. Tot slot hebben wij ook voorgesteld meer geld vrij te maken voor rechtshulp, om zo de rechtspraak voor mensen met lage inkomens toegankelijk te houden. Op het moment dat de onderhandelingen werden afgebroken ontbrak nog overeenstemming over de vraag of de effectiviteit van het Nederlandse opsporing- en handhavingapparaat gebaat zou zijn bij het opzetten van een nationale recherche. Onze inzet was dat de efficiëntie van het recherchewerk meer verbeterd kan worden met betere samenwerking en een betere afstemming van bedrijfsprocessen en computersystemen dan met een reorganisatie. Verder is ons land eigenlijk te klein voor een aparte nationale recherche.

3. Werk en inkomen: sterk en sociaal
Een rechtvaardige inkomensverdeling, goede werkgelegenheid en sterke economie zijn voor de PvdA onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben de hoogste prioriteit. Om dit te bereiken moet er volgens de PvdA, juist tijdens een economische neergang, gericht geïnvesteerd worden. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat ook voor ons de noodzaak tot bezuinigingen duidelijk was. De mate waarin stond ter discussie. Al tijdens de verkiezingscampagne hebben wij duidelijk gemaakt niet alle geplande bezuinigingen van CDA/VVD/LPF te kunnen terugdraaien. Dat was dus ook niet onze inzet tijdens de besprekingen. Het ging ons vooral om werkgelegenheid en bescherming van de allerzwaksten. We waren eruit dat hiervoor uiteindelijk ongeveer een miljard euro beschikbaar zou zijn.

Werkgelegenheid

Veel van het extra geld werd uitgetrokken om de bezuinigingen op de WSW ongedaan te maken en het behoud van het aantal gesubsidieerde banen (Melkertbanen e.d.). Dat leek ook te lukken. Onze inzet was: doorstroming waar mogelijk, maar met behoud van deze maatschappelijk nuttige banen voor mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt. Om jeugdwerkloosheid te bestrijden trokken we geld uit voor investeringen in leerwerktrajecten en een fonds voor beroepsonderwijs en werk. Daarnaast wilden we de invoering van een aangepaste loonkostensubsidie voor werkgevers (SPAK), bijvoorbeeld specifiek gericht op schoolverlaters. Rond de nieuwe Wet Werk en Bijstand namen wij, ook na uitvoerig overleg met veel van onze wethouders, een constructieve houding aan. Daarbij was van belang dat voldoende tijd werd genomen voor de invoering van de wet en dat bij het decentraliseren van de financiële verantwoordelijkheid naar gemeenten voldoende rekening werd gehouden met voor gemeenten specifieke omstandigheden.

Ondernemerschap en kenniseconomie
Om ondernemerschap te bevorderen en te investeren in de economische structuur zijn afspraken gemaakt om te investeren in kennis, innovatie en het beroepsonderwijs. Veel van de extra gelden voor het onderwijs zouden juist naar het beroepsonderwijs, en vooral naar het bestrijden van de schooluitval in het vmbo, toegaan. Vanaf het begin van de onderhandelingen was er een meningsverschil over de vraag of grote bedrijven publiekelijk verantwoording moesten afleggen over hun activiteiten op het gebied van mensenrechten en milieu (people, profit, planet). Wij hebben gepleit voor een rapportageplicht, zie ook het initiatiefvoorstel van Bert Koenders op dit punt. Bij ondernemerschap kwam ook de noodzaak aan de orde verder door te gaan met het verminderen van de administratieve lastendruk voor bedrijven. Een discussie die overigens snel strandt in vaagheid als partijen gevraagd wordt e.e.a. concreet te maken. Ook hebben we gezocht naar manieren om meer publiek private samenwerking tot stand te brengen.

Inkomensbeleid en armoedeval
Uitgangspunt van de PvdA bij het inkomensbeleid is solidariteit: de sterkste schouders, de zwaarste lasten. Dit uitgangspunt zou ook leidraad worden voor het nieuwe kabinet. De handhaving van de koppeling tussen lonen en uitkeringen, conform bestaande wetgeving, leek geen twistpunt op te leveren tot het CDA in het laatste uur van de onderhandelingen met een eigen voorstel kwam. De PvdA zette ook in op, en had geld over voor, de omzetting van de algemene arbeidskorting in een inkomensafhankelijke arbeidskorting, extra inkomensondersteuning voor mensen die langdurig van een minimum moeten rondkomen en geen uitzicht hebben op betaalde arbeid ("lang-laag" conform het initiatief van Saskia Noorman) en het behoud van specifiek bijstandsbeleid voor chronisch zieken, kinderen, ouderen, woonkosten en ziektekosten (tenzij daar meer generiek inkomensbeleid voor in de plaats zou komen). Tot slot was het voor de PvdA belangrijk om bij het inkomensbeleid ook steeds te kijken naar wat maatregelen met zich mee zouden brengen voor partners die (meer) gaan werken. Dit was een extra belangrijk punt, omdat het CDA - zoals bekend - voorstander is van een algemene systematiek van inkomensbeleid gebaseerd op gezinsinkomens. Zo zouden de huren vrijgegeven moeten worden en zouden huishoudens inkomensafhankelijk gecompenseerd moeten worden met belastingen op basis van gezinsinkomen. Naast deze huurkorting gaat het ook om zorgkortingen en kinderkortingen op basis van een vergelijkbare systematiek. Op onderdelen viel daar met ons best over te praten. Als algemene lijn zou het echter al snel een remmend effect op de arbeidsmarktparticipatie hebben. Om nog maar niet te spreken over de enorme inkomenseffecten die het met zich mee zou brengen als je al deze veranderingen tegelijkertijd aan zou brengen zonder extra geld beschikbaar te hebben om (al te) negatieve inkomenseffecten te compenseren.

Arbeidsongeschiktheid
Er bleek overeenstemming mogelijk over de aanpak van het WAO-vraagstuk op basis van het SER-advies. Daarin staat centraal wat mensen met een arbeidshandicap nog wél kunnen. In aansluiting daarop deelden de partijen de opvatting dat meer aandacht nodig is voor preventie, verzuimbeleid, herstel en reïntegratie. Hierbij kon een meer private aanpak van de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering een rol spelen, zodat werkgevers er een belang bij krijgen om mensen aan het werk te houden. Bij de arbeidsongeschiktheidsregelingen zou geen partnertoets worden ingevoerd. Er zou een "No risk" garantie komen voor werkgevers die arbeidsongeschikten in dienst nemen en de bijdrage voor ARBO-contracten zou verhoogd worden.

Levensloop en het combineren van arbeid en zorg
De levensloop van mensen wordt steeds diverser. De PvdA wil daarom dat mensen eigen keuzes kunnen maken als het gaat om periodes en doelen van verlof. Daarom wilden wij een levensloopregeling met verlofmogelijkheden waar iedereen gebruik van kan maken, dus ook mensen met een laag inkomen. Hiervoor is een combinatie van verzekeren en sparen nodig. Een aantal bestaande verlof-, spaar- en scholingsregelingen zou opgeruimd worden en voor, in eerste instantie, E800 miljoen zou hiervoor een nieuwe levensloopregeling in de plaats komen. Voor ons was het daarbij wel essentieel dat werknemers hun bestaande verlofrechten zouden behouden, in de zin dat ze niet opeens over het opnemen van ouderschapsverlof zouden moeten gaan onderhandelen met de werkgever. Het spaarelement zou juist van belang zijn voor alles wat te maken heeft met sabbaticals, langer zorgverlof, deelpensioen en scholing. Een ander netelig punt tijdens de onderhandelingen was kinderopvang. Op dit punt stonden wij erop de nieuwe Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) nu eindelijk eens door te voeren. Hierdoor zouden ouders een inkomensafhankelijke bijdrage krijgen in de kosten van kinderopvang. Een systeem dat vele malen doelmatiger is dan het bekende CDA-voorstel van kinderkortingen, waarbij het geld immers ook terecht komt bij ouders die geen kinderopvang hoeven te betalen.

Pensioenen
De houdbaarheid van de pensioenen staat onder druk. De PvdA wilde samen met werkgevers en werknemers tot afspraken komen over een geleidelijke overgang naar een middelloonstelsel en het versneld ombouwen van de VUT in prepensioen. In dat overleg zou ook bezien kunnen worden in hoeverre prepensioen en levensloop op elkaar zijn af te stemmen.

4. Goed wonen: betaalbaarheid en beschikbaarheid
Onze inzet bij wonen was allereerst het ongedaan maken van de geplande bezuinigingen op de stadsvernieuwing (ISV). Daarnaast wilden wij het kapitaal van (rijke) corporaties inzetten om de stadsvernieuwing, maar ook het bouwen van extra sociale koop- en huurwoningen voor starters, studenten, senioren en thuis- en daklozen, van een nieuwe impuls te voorzien. De discussie hierover ging vooral over de vraag of corporaties hiertoe verplicht moesten worden of dat er eerst nog de mogelijkheid moest worden geboden om dit op vrijwillige basis voor elkaar te krijgen. De huren moesten wat ons betreft de inflatie blijven volgen en het systeem van de huursubsidie moest behouden blijven. Wel kon de huursubsidie ondergebracht worden in ons fiscaal systeem. Dat zou het mogelijk maken om op termijn de PvdA-ideeën over een gefiscaliseerd systeem van huursubsidie en huurtoeslag en de CDA-ideeën over een huurkorting met elkaar te verbinden. Het idee om de huren bij corporaties vrij te geven en via ingewikkelde constructies mensen met lage inkomens te compenseren en "scheefhuurders" zwaarder te belasten, werd door ons afgewezen. Een deel van de financiële problematiek waar het rijk voor staat, zo'n 3 van de 15 miljard, wordt veroorzaakt door de stijgende kosten van de hypotheekrenteaftrek. Dit leek ons, naast de redenen die we daar al langer voor hadden, een goed argument om nog eens te kijken of er in die sfeer niet ook versoberingen mogelijk waren. Wij hadden de voorkeur om zulke versoberingen alleen op nieuwe gevallen toe te passen zodat mensen met langlopende financiële verplichtingen daar niet door geraakt zouden worden. Het verhogen van het eigenwoningforfait had om die reden niet onze voorkeur. Wel passeerden in de discussie verschillende andere varianten de revue (verplicht aflossen, verplicht gebruiken van overwaarde, niet doorgaan van initiatiefwet-Hillen).

5. Onderwijs, kunst en cultuur: het koesteren waard Over onderwijs maar ook kunst-, cultuur- en mediabeleid bestond een grote mate van overeenstemming. Van extra bezuinigingen op cultuur en media zou geen sprake zijn. De systematiek van cultuursubsidies zou wat ons betreft wel ter discussie moeten komen, vooral de vraag wat op rijksniveau beslist moest worden en wat gedecentraliseerd zou moeten worden. Daarbij zou gesproken moeten worden over de termijn voor de subsidies (voor sommige is vier jaar te kort). Bij onderwijs zette de PvdA zich in voor de noodzaak het lerarentekort te bestrijden, extra te investeren in het VMBO en het terugdraaien van de bezuinigingen in het hoger onderwijs. Er was ook overeenstemming over het beleid om scholen (en ouders) meer vrijheid te laten bij de inrichting van het onderwijs; de tijd van grote onderwijshervormingen van bovenaf is ook voor ons echt voorbij. In plaats daarvan zou het moeten gaan om het stimuleren van initiatief en experiment van onderop. Dat had wat ons betreft bijvoorbeeld gekund met een radicaal dereguleringsvoorstel om onderwijsinstellingen op basis van licentieovereenkomsten een veel grotere vrijheid te geven dan nu het geval is. De overeenkomsten met het CDA op het gebied van onderwijs waren groter dan de verschillen. Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, een betere begeleiding van leerlingen, het versterken van de beroepskolom en het stimuleren van onderwijskansen voor kinderen van jongs af aan kunnen hierbij als voorbeeld dienen. Voor hoogwaardig onderzoek, kenniscentra voor het midden- en kleinbedrijf en de leerlingengroei was extra geld gereserveerd. Over zaken als de samenwerkingsschool en de vrijwillige lump-sum financiering in het primair onderwijs werd nog gesproken. Dat geldt ook voor de mate waarin diverse budgetten gedecentraliseerd konden worden (huisvestingsbudgetten, onderwijsachterstandgelden). Het ging hier vooral over de vraag wat nu precies de optimale verdeling van taken en bevoegdheden was tussen de gemeente en schoolbesturen. Over de beperkte introductie van het profijtbeginsel in het Hoger Onderwijs leek overeenstemming mogelijk. Dat zou dan alleen gelden voor nieuwe studenten van vervolgopleidingen (mastersfase en post-doctorale opleidingen) en niet voor nieuwe studenten in de aanvangsjaren (de bachelorsfase), om zo de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet aan te tasten.

6. Behoud van open ruimte en natuur
Ruimtelijke ordening
Onze inzet was dat het rijk zich zou beperken tot de aanwijzing van landelijke en stedelijke ontwikkelingsgebieden. Het rijk stelt daarbij vooraf een helder en niet te gedetailleerd kader en toetst achteraf. Binnen zo'n kader stelt de rijksoverheid randvoorwaarden voor de bescherming van natuur en waardevolle landschappen. Dat biedt dus meer ruimte voor regionale overheden: geen blauwdrukken, maar ontwikkelingsplanologie. Rijksgeld wordt gebundeld in deze gebieden ingezet. We waren het eens over meer mogelijkheden om in dorpen te bouwen voor de eigen bevolking. De huisvestingswet zou ervoor zorgen dat mensen met een sociale economische binding hier ook werkelijk gebruik van kunnen maken. Verder had het onze voorkeur dat de bescherming tegen hoogwater in de grote rivieren plaatsvindt door rivierverdieping- verbreding en dijkversterking, en alleen indien noodzakelijk door gebruik te maken van noodoverloopgebieden. De komende jaren zou gewerkt moeten worden aan een bestuurlijk draagvlak om deze oplossing mogelijk te maken.

Natuur en milieu
Uitgangspunt voor de PvdA is en blijft de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018. Dat was een doelstelling die we ook in het regeerakkoord wilden vastleggen, net zoals dat gold voor de doelstelling dat in 2010 9% duurzame elektriciteit moet worden gerealiseerd. Voor de aankoop van natuur en agrarisch- en particulier natuurbeheer was E 100 miljoen per jaar extra vrijgemaakt. Overeenstemming leek mogelijk over de afspraak dat het Waddengebied de komende 10 jaar met rust gelaten zou worden en dat er niet geboord zou worden in en onder de Waddenzee. De uitkomst van het bestaande overleg met alle betrokken partijen in de Overlegraad zou serieus genomen worden. Rond de sluiting van de kerncentrale van Borssele waren op het moment dat de onderhandelingen werden afgebroken nog verschillende varianten in discussie. Ter verbetering van het milieu zou het belastingstelsel voor E 2 miljard verder worden vergroend: verhoging van energiebelastingen en afschaffen van de grijze kentekens, met tegelijkertijd verlaging van belasting op inkomen en winst (het tarief van de vennootschapsbelasting zou met 1% omlaag gaan). Per saldo zou de operatie geen financieel voor- of nadeel voor gezinnen en bedrijven opleveren.

Mobiliteit en infrastructuur
De opbrengst van het kwartje van Kok zou, zo was afgesproken, zichtbaar worden teruggegeven in de vorm van selectieve investeringen in veilige wegen en veilig openbaar vervoer (met prioriteit voor onderhoud en verbetering). Ons pleidooi om aansluiting te zoeken bij de overeenstemming van maatschappelijke organisaties over vormen van betaald rijden, vond geen gehoor. Bij de NS zouden geen grote structuurwijzigingen meer plaatsvinden, maar zou het publieke belang in de af te sluiten concessieovereenkomsten moeten worden gewaarborgd.

Landbouw
De gesprekken over landbouw waren niet altijd makkelijk. Wel leek er overeenstemming te bestaan over het feit dat juist daar waar de Nederlandse landbouw een kwalitatieve koppositie inneemt (biologische landbouw, samenwerking met Wageningen etc.), behoud van die positie belangrijk zou zijn. Op het gebied van dierenwelzijn (bijvoorbeeld rond nertsenfokkerijen, vleeskuikenouderdieren en andere vormen van intensieve pluimveehouderij) hebben wij tijdens de onderhandelingen een aantal concrete voorstellen gedaan. We leken het snel eens te kunnen worden over de verdere uitvoering van de Reconstructiewet, zij het dat er snel behoefte was aan prioritering in het licht van de vele claims en de beperkte middelen. Ook leek er overeenstemming mogelijk over de noodzaak met de glastuinbouwsector verdere gesprekken te voeren over een verdere optimalisering van het aantal glastuinbouwlocaties. Op het gebied van de mestnitraatrichtlijnen was onze inzet scherp en duidelijk: we moeten ons houden aan de Europese richtlijnen. Als de sector daar bewust risico's neemt, moet ze zelf op de blaren zitten als het mis gaat.

7. Goede zorg voor iedereen
De aanpak van de wachtlijsten, de grotere vraag naar zorg én de betere behandelmethoden leiden onvermijdelijk tot kostenstijgingen. We zullen dus méér moeten gaan betalen voor zorg, maar die extra kosten moeten wel eerlijk worden verdeeld. Dat was en is onze inzet. Wij lichten er hier vijf zaken uit.

Wachtlijsten

Wij vonden het belangrijk om in het regeerakkoord een duidelijke doelstelling rond de wachtlijsten op te nemen. Prioriteit zou daarbij moeten zijn het wegwerken van de wachtlijsten voor levensbedreigende aandoeningen.

Ouderen

Wij bepleitten extra gelden om het voor ouderen mogelijk te maken langer zelfstandig te blijven wonen . Te denken valt aan zogenaamde woon/zorg-combinaties. Hiervoor wilden wij E100 miljoen uittrekken.

Terugdraaien van de verhoogde ziekenfondspremie

Zoals beloofd in de campagne, is het terugdraaien of alsnog compenseren van de verhoging van de ziekenfondspremie in de onderhandelingen op tafel gelegd. Er waren eigenlijk twee redenen waarom wij tegen de verhoging van de ziekenfondspremie hadden geprotesteerd. Ten eerste tikte het voor mensen met een laag inkomen harder aan dan voor mensen met een hoog inkomen. Daarnaast werd het gemotiveerd met het argument dat mensen op die manier alvast konden wennen aan de hoge premies in de toekomst. Maar het CDA had nu juist de hele tijd gezegd dat bij die hoge toekomstige premies steeds sprake zou zijn van een zichtbare compensatie voor mensen met lage inkomens. Die compensatie ontbrak bij de verhoging van 2002 op 2003 en wij vonden het van belang voor het vertrouwen in een nieuw stelsel met hogere premies dat vanaf het begin van het verhogen van de premies, die compensatie voor mensen met lagere inkomens zichtbaar zou zijn.

Het nieuwe ziektekostenstelsel
Hier waren we echt al heel ver mee. Zo was er overeenkomst over het feit dat 2005 niet haalbaar was en dat we een jaartje langer de tijd moesten nemen (2006), maar tevens -en dat is veel belangrijker- over het feit dat je zo'n stelsel pas in moet voeren als je zeker weet dat aan alle voorwaarden is voldaan: minder bureaucratie, goed toezicht op verzekeraars en voldoende aanbod. In het nieuwe stelsel, en daar was eigenlijk iedereen het wel over eens, zou sprake zijn van één basisverzekering voor iedereen, een oude wens van de PvdA. Belangrijke publieke randvoorwaarden zoals een acceptatieplicht en risicoverevening, zouden publiekrechtelijk geregeld worden zodat we zeker wisten dat het echt zou kunnen. Dat was dus een andere aanpak dan de private weg waar het CDA/VVD/LPF-kabinet voor had gekozen. Tot slot waren we heel ver bij het bereiken van overeenstemming over het pakket. Uitgangspunt zou het ziekenfondspakket zijn en mensen zouden zich daarbovenop bij kunnen verzekeren. Voor het basispakket zou een acceptatieplicht gelden en er zou ruimte zijn voor eigen betalingen. Dat laatste zou voor mensen met lage inkomens gecompenseerd worden, zoals dat ook in ons eigen verkiezingsprogramma al het geval was. Het grote twistpunt dat overbleef was de vraag naar de premies: we waren er allemaal van overtuigd dat de premies omhoog moeten, dat mensen meer moeten zien en merken van hoe duur de zorg is, maar we wilden tegelijkertijd dat mensen met lage inkomens daar niet de dupe van zouden worden. Dat kan enerzijds door inkomensafhankelijke premies te hanteren (ons verkiezingsprogramma), anderzijds door iedereen hetzelfde te laten betalen en ze vervolgens via de belastingen inkomensafhankelijke te laten compenseren (CDA verkiezingsprogramma). In de onderhandelingen waren we heel ver in het bekijken van technieken die deze twee uitgangspunten met elkaar probeerden te verenigen. Cruciaal was daarbij de vraag of voorkomen kon worden dat mensen steeds weer in onzekerheid zijn over de vraag of ze wel voldoende compensatie krijgen voor gestegen ziektekosten. Een compensatietechniek zou dus in ieder geval een wettelijke basis moeten krijgen en zou niet achteraf plaats moeten vinden, maar vooraf of gelijktijdig met de premiebetaling. Op dit punt werd goede vooruitgang geboekt. Wij hebben speciaal aandacht gevraagd voor de bijzonder kwetsbare positie van gehandicapten en chronisch zieken bij het betaalbaar houden van hun ziektekosten, ook in een nieuw stelsel.

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Ambtelijke adviezen leerden ons dat de kosten van de AWBZ de komende jaren sterk zullen stijgen omdat de wachtlijsten nu worden opgeruimd. We zijn drie opties nagegaan om dit financiële probleem op te lossen. Allereerst kun je het pakket verkleinen. Dat is niet wenselijk, omdat de gebruikers van de AWBZ voor het overgrote deel mensen met lage inkomens zijn die niet bijster veel keuze hebben. Ook is er de mogelijkheid van hogere eigen bijdragen. Op enkele onderdelen is dat in beperkte mate mogelijk, maar het is lang niet genoeg om het financiële probleem op te lossen. De laatste mogelijkheid is dat we met elkaar zeggen: we wilden die wachtlijsten oplossen, nu gaan we er ook voor betalen! Voor die oplossing kozen we. Het zou gaan om een bedrag dat in een aantal jaren zou oplopen tot 2.5 miljard euro. Voor ons is dan wel belangrijk dat mensen met de hoogste inkomens meer betalen dan mensen met de laagste inkomens en dat de uitvoering van deze zorg zo doelmatig mogelijk plaats vindt. Daarom werd besloten om veel van deze AWBZ-zorg, vooral alles wat kortdurend en op herstel gericht is, onder te brengen in de nieuwe basisverzekering. Daar zou immers sprake zijn van een solidaire premiestructuur en zouden tevens allerlei doelmatigheidsprikkels voor verzekeraars en uitvoerders aanwezig zijn. Dit hadden we met het CDA uitonderhandeld, maar in het laatste uur van de onderhandelingen kwam het CDA onverhoopt met een voorstel om voor 1 miljard euro op het AWBZ-pakket te bezuinigen.

8. Meer democratie en minder bureaucratie in Nederland en Europa In de onderhandelingen leek overeenstemming mogelijk over een pakket waarin de burgemeester materieel door de gemeenteraad zou worden gekozen, meer maatwerk en flexibiliteit mogelijk zou worden gemaakt voor regionale samenwerking dan in de Wet Bestuur in Stedelijke Regio's tot dan toe was voorzien en een voorlopig behoud van het referendum. Het referendum zou samen met de dualisering van het gemeentebestuur in 2005 moeten worden geëvalueerd. Ook de afspraak om als regel niet langer gemeentelijke herindelingen van bovenaf op te leggen, maakte deel uit van dit pakket. Tot slot leek het ook mogelijk om af te spreken dat voorstellen zouden worden ontwikkeld voor veranderingen in ons kiesstelsel zodat meer regionale vertegenwoordiging (naar het voorbeeld van het Duitse stelsel), een kans zou krijgen.

Bezuinigingen op de collectieve sector - rijk, gemeenten en provincies en de gesubsidieerde en gepremieerde sector - waren onvermijdelijk. Zowel om de bureaucratie terug te dringen als om de financiële ruimte te vinden voor de bekostiging van andere plannen. In het dilemma tussen minder overheid en meer uitvoering is gekozen voor het laatste. Daarbij ging het om beperkte loonstijgingen, terugdringing van het ziekteverzuim, algemene en specifieke volume- en efficiëntietaakstellingen, bezuinigingen op externe adviseurs en op subsidies. De algemene gedachte was dat we minder ambtenaren nodig hebben om regels te bedenken, maar meer ambtenaren om ze uit te voeren. Een operatie die alleen maar kan slagen als je daar ook in financiële zin druk op zet. Dit was veruit het pijnlijkste deel van het bezuinigingspakket; de bestuurlijke pijn zou enorm zijn geweest maar niet onmogelijk. Om een idee te geven: zo zou het aantal rijksambtenaren terug gebracht worden tot het niveau van 1996. Dat kan, maar is een enorme opgave. Om die operatie in goede banen te leiden werd gedacht aan een speciale bewindspersoon die dit proces moest uitvoeren of tenminste coördineren. De lagere overheden zouden overigens ook een enorme bezuiniging te verwerken hebben gekregen. Van lagere overheden mocht namelijk een vergelijkbare doelmatigheidsslag verwacht worden als de afgelopen jaren van de centrale overheid. Daar stond tegenover een vermindering van de centrale regelgeving waar zij mee moesten werken en behoud van de OZB als eigen bron van inkomsten.

De samenwerking in een grotere Europese Unie vraagt een positievere benadering gericht op herstel van vertrouwen, meer openheid, democratie en effectiviteit. Het gemeenschappelijk buitenlands beleid, het defensiebeleid, asiel en migratie, justitie en interne veiligheidsbeleid vragen om versterking, inhoudelijk én qua besluitvorming. Daar waren geen grote meningsverschillen over met het CDA. Rond Europa waren er eigenlijk maar twee grote verschillen van mening. Wij vonden dat de binnenlandse coördinatie van Europees beleid gediend was bij een aparte minister van Europese Zaken of een staatssecretaris op Algemene Zaken in plaats van Buitenlandse Zaken. Ook waren wij voorstander van een referendum over grote Europese beslissingen.

9. Nederland: internationaal solidair
De PvdA heeft als ambitie een grotere internationale oriëntatie voorgesteld. Daarbij zou Nederland een actieve bijdrage moeten leveren om het internationale bestel aan te passen aan de economische, ecologische, technische en maatschappelijke ontwikkelingen. Versterking van de internationale rechtsorde (en daarin de rol van VN, OVSE en NAVO), wapenbeheersing en non-proliferatie zouden daarbij hoog in het vaandel staan. Voor de herijking van ons defensiebeleid is een nieuwe internationale veiligheidsanalyse nodig, die rekening houdt met de ontwikkelingen in de NAVO, de EU, de dreiging van het internationaal terrorisme sinds 11 september 2001 en het vervagen van de grens tussen binnenlandse en internationale veiligheid. De meningsverschillen hierover waren niet geweldig groot. Een gevoelig punt was uiteraard wel hoe we tot uitdrukking konden brengen dat wij bij militaire interventies in andere landen (vergelijk Irak), de rol van de Verenigde Naties voorop en centraal wilden stellen. In de gesprekken die wij met het CDA hadden na de felle Irak-debatten was overigens wel het vertrouwen ontstaan dat dit zou lukken.

Ontwikkelingssamenwerking
Voor ontwikkelingssamenwerking was de inzet de terugkeer van een minister met verantwoordelijkheid voor de coherentie van het beleid en de volledige zeggenschap over de 0,8 % BNP voor ODA (zuivere ontwikkelingshulp). De PvdA wilde de bijdrage voor AIDS-bestrijding verdubbelen en activiteiten van NGO's, multilaterale organisaties en lokale projecten gericht op de terugkeer van (afgewezen) asielzoekers stimuleren. Daarnaast was de intentie internationaal beleid te stimuleren ter stabilisering van regio's waar grote groepen vluchtelingen en migranten vandaan komen. In de onderhandelingen heeft de PvdA tot het eind toe getracht te voorkomen dat op Ontwikkelingssamenwerking bezuinigd zou worden.

Defensie
Voor het defensiebeleid is behoefte aan een nieuwe internationale veiligheidsanalyse, om op basis daarvan taken en benodigde middelen te kunnen vaststellen. Prioriteit zou daarbij liggen bij de operationele eenheden gericht op deelname aan internationale operaties. De aanbevelingen van de Commissie Franssen (rigoureuze samenvoeging van de staven en afslanking van de topstructuur) zouden integraal uitgevoerd moeten worden. De PvdA heeft bezuinigingsvoorstellen op defensie ingebracht tot een maximum van 500 miljoen. Daaronder viel ook het stopzetten van de Nederlandse deelname aan de ontwikkeling van de JSF, het schrappen van de nieuwe zware artillerie voor de landmacht (PzH-2000), geen extra schepen (korvetten) voor de marine, het concentreren van alle eenheden van het korps mariniers in Den Helder en het sluiten van de vliegbases Valkenburg, Soesterberg en Twente.

10. Solide financiën en een gezonde economie
Alleen een goed functionerende economie levert de middelen op voor overheidsuitgaven (zorg, veiligheid, AOW-pensioenen, uitkeringen) en -investeringen (onderwijs, natuur, openbaar vervoer, wegen, ICT, etc). Geld is óók nodig om de staatsschuld tijdig af te lossen. Nu de overheidsfinanciën én de economie er beide slecht voor staan wordt de keuze van maatregelen des te belangrijker. Groei van de economie is absolute noodzaak. Dat kan alleen als overheid en werkgevers en werknemers samenwerken. De PvdA heeft daarom ingezet op een pakket dat de economische groei bevordert, het bedrijfsleven kansen geeft, beschermde werkgelegenheid in voldoende mate in stand houdt en sociale partners zou uitlokken tot loonmatiging. Zo een pakket zou het financieel tekort van de overheid terugdringen van 1,8% tot ergens in de buurt van 0,5% van het nationaal inkomen, precies het punt dat voor de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese afspraken ("close to balance or surplus") van belang is. Voor de PvdA aanvaardbaar als tussenstap naar verdere verlaging en naar onze overtuiging passend bij de Europese afspraken en de adviezen van talloze economen en internationale instellingen (Europese Commissie, IMF). Daarbij hebben wij er in de onderhandelingen meerdere malen op gewezen dat de Europese Commissie recent heeft besloten dat juist landen als Nederland, die in er in een heleboel opzichten financieel structureel gezond voor staan, langzamer naar begrotingsevenwicht toe mogen werken als dat hen in staat stelt om te investeren in de productiviteit van de economie (bijvoorbeeld onderwijs en arbeidsmarktparticipatie). Het vermogen om in de toekomst de kosten van de vergrijzing op te brengen, wordt immers niet alleen bepaald door de hoogte van de staatsschuld in euro's (de teller) maar ook door de hoogte en groei van het nationaal inkomen (de noemer).

In het informatieproces is - zoals bekend - op aandringen van het CDA gestart met een 0-tekort als werkhypothese (dat betekende een financieel probleem van een kleine 15 miljard). Daarnaast drongen wij aan op voldoende geld voor nieuw beleid, zo'n 5 miljard. Vandaar dat het verhaal de wereld in kwam dat er voor zo'n 20 miljard bezuinigd zou moeten worden. Toen we dat pakket van het CPB terug kregen, zag het er al heel anders uit omdat het op een aantal punten was lekgeschoten. Vervolgens trokken we ook gezamenlijk de conclusie dat we een aantal lastenverzwaringen moesten schrappen. Toen de onderhandelingen stokten ging het dus al lang niet meer over 20 miljard, maar eerder om 10 miljard.

De informateurs en de PvdA waren ervan overtuigd dat op basis van dit pakket een eindvoorstel ontwikkeld kon worden dat goed was voor werkgelegenheid en economie en dat voort zou bouwen op alles wat reeds besproken en onderhandeld was. Ook wij hadden dan nog wel het één en ander moeten slikken. De noodzaak voor een verdere uitruil tussen lastenverlichting en bezuiniging was niet helemaal van tafel en wij moesten er nog rekening mee houden dat niet alle extra gelden al in 2007 beschikbaar zouden zijn maar een jaar later. Toch bleef het mogelijk om een pakket in elkaar te zetten dat goed scoorde en tegelijk vitale terreinen (onderwijs, zorg, veiligheid) in de plus hield. Het alternatieve CDA-voorstel dat in het laatste uur werd ingebracht bood geen zicht op betere resultaten voor werkgelegenheid en groei, maar stelde ook nog eens die eerdere resultaten ter discussie. Dit was ook de conclusie van de informateurs.

Hieronder volgt een overzicht van het pakket waar wij op koersten. 90% daarvan was reeds overeengekomen met het CDA, het ging om de fine-tuning van de laatste posten. Die laatste loodjes wegen natuurlijk wel het zwaarst, maar aan de conclusie deed het niets af: het was mogelijk om een ambitieus pakket af te spreken dat goed zou werken voor de (structurele) groei en werkgelegenheid, dat het draagvlak voor loonmatiging in stand zou houden door de pijn op een sociale manier te verdelen, dat per saldo meer geld op zou leveren voor onderwijs, zorg en veiligheid, dat zou nopen tot forse ontbureaucratisering en dat op een aantal belangrijke terreinen extra geld beschikbaar zou maken.

Wat zou hier nog in gaan veranderen? Bijvoorbeeld het volgende: Een aantal van de intensiveringen zou kunnen worden uitgespreid over meerdere jaren. Het leek bijvoorbeeld realistisch om niet de volle 2.5 miljard bij de zorg al in 2007 te realiseren maar slechts voor ongeveer tweederde. Ook voor andere intensiveringen was fasering mogelijk. Een aantal verschuivingen was nog mogelijk aan de lastenkant waarbij arbeidsmarktparticipatie verder bevorderd zou kunnen worden. Te denken viel aan verschuivingen ten gunste van de (inkomensafhankelijke) arbeidskorting. Overigens moet bij het hoge getal van de lastenverzwaring bedacht worden dat hier gerekend wordt ten opzichte van het strategisch akkoord. Het niet doorvoeren van een lastenverlichting uit het strategisch akkoord telt dus als een lastenverzwaring. Het niet afschaffen van de OZB en het kwartje van Kok levert dus al ruim 2.5 miljard lastenverzwaring op. Het betalen voor het opruimen van de wachtlijsten nog eens 2.5 miljard. De intensivering op het gebied van volkshuisvesting en stadsvernieuwing zou verminderd kunnen worden naarmate het beter mogelijk zou zijn om het kapitaal van corporaties aan te spreken.


| |INZET PvdA                                     |Bezu|Inte|Lasten |
| |                                               |i-ni|nsiv|       |
| |                                               |ging|erin|       |
| |                                               |    |g   |       |
| |Onderwijs                                      |    |    |       |
| |Ontschotting en deregulering onderwijs         |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Intensiveringen kennisagenda en                |    |0,70|       |
| |(beroeps)onderwijs, terugdraaien bezuiniging   |    |    |       |
| |hoger onderwijs (bovenop extra geld uit het    |    |    |       |
| |strategisch akkoord van 0,5 mld)               |    |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Veiligheid                                     |    |    |       |
| |Efficiëntie veiligheid                         |-0,0|    |       |
| |preventie/rechtshandhaving/sanctietoepassing   |3   |    |       |
| |Efficiëntie veiligheid boetes                  |-0,0|    |       |
| |                                               |5   |    |       |
| |Efficiëntie veiligheid rechtsbijstand excl.    |-0,0|    |       |
| |Regime                                         |9   |    |       |
| |Efficiëntie politie                            |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Intensivering veiligheid: politie, rampen,     |    |0,60|       |
| |justitiële keten (bovenop extra geld uit het   |    |    |       |
| |strategisch akkoord van 0,8 mld)               |    |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Wonen                                          |    |    |       |
| |Hogere huursubsidie door schrappen afschaffen  |    |0,10|       |
| |OZB                                            |    |    |       |
| |Bouwvolume sociale koop en huursector,         |    |0,20|       |
| |terugdraaien bezuiniging stadsvernieuwing      |    |    |       |
| |Versobering eigen huis (benutten overwaarde,   |    |    |-0,75  |
| |niet doorgaan initiatief Hillen)               |    |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Sociale Zekerheid                              |    |    |       |
| |Vervallen verlofregelingen "overig verlof" en  |-0,2|    |-0,14  |
| |verlofknip                                     |4   |    |       |
| |Strengere Arbo verplichtingen                  |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Versnelde afschaffing faciliëring VUT          |    |    |-0,15  |
| |Levensloopregeling (inclusief verlofrechten)   |    |    |0,80   |
| |Verlagen loonkosten onderkant (SPAK, VLW)      |    |    |0,40   |
| |Intensivering reguliere banen onderkant        |    |0,26|       |
| |(gesubsidieerde arbeid)                        |    |    |       |
| |Overige intensiveringen arbeidsmarkt en SZW    |    |0,34|       |
| |(incl. WSW en RWI)                             |    |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Diverse maatregelen rijksoverheid/collectieve  |    |    |       |
| |sector                                         |    |    |       |
| |Beheerste loonstijging overheidssectoren 1%    |-2,2|    |       |
| |onder MLT                                      |0   |    |       |
| |Beperking incidenteel overheid (inclusief      |-0,5|    |       |
| |zorg)                                          |0   |    |       |
| |Inhaal Belastingdienst en RijksWaterStaat      |-0,1|    |       |
| |volume- en efficiëntietaakstelling uit         |0   |    |       |
| |strategisch akkoord                            |    |    |       |
| |Algemene tranche 2007 volume en                |-0,0|    |       |
| |efficiëntietaakstelling rijk                   |7   |    |       |
| |Specifieke volume en efficiëntietaakstelling   |-0,0|    |       |
| |                                               |7   |    |       |
| |Specifieke taakstelling verzelfstandigde       |-0,1|    |       |
| |diensten en ZBO's                              |5   |    |       |
| |Externe adviseurs                              |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Professioneel inkopen/aanbesteden, verlagen    |-0,0|    |       |
| |administratieve lasten                         |5   |    |       |
| |Arbeidsmarktbeleid VWS-sectoren                |-0,1|    |       |
| |                                               |1   |    |       |
| |Specifiek arbeidsmarkt/infobeleid rijk/BZK     |-0,0|    |       |
| |                                               |4   |    |       |
| |Subsidietaakstelling                           |-0,3|    |       |
| |                                               |5   |    |       |
| |RijksGebouwenDienst en integraal grondbeheer   |-0,0|    |       |
| |                                               |5   |    |       |
| |Prijsbijstelling                               |-0,2|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Gemeenten en Provincies                        |    |    |       |
| |Afromen accrès Gemeente Fonds / Provincie Fonds|-0,1|    |       |
| |Zalmsnip                                       |0   |    |       |
| |Verlagen accrès Gemeente Fonds / Provincie     |-1,3|    |       |
| |Fonds                                          |8   |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |                                               |    |    |       |
| |Inkomens gezinnen                              |    |    |       |
| |Verhoging tabaksaccijns                        |    |    |-0,35  |
| |Verhoging alcoholaccijns                       |    |    |-0,10  |
| |BTW-effect accijnsverhoging tabak en alcohol   |    |    |-0,09  |
| |Behoud kwartje Kok                             |    |    |-0,53  |
| |Afschaffen spaarloon gezinnen(incl. effect     |    |    |-0,60  |
| |bedrijven)                                     |    |    |       |
| |Vervallen afschaffen OZB                       |    |    |-2,30  |
| |Inkomensbeleid gezinnen, met name invoering    |    |    |1,70   |
| |zorgstelsel                                    |    |    |       |
| |Premies AWBZ ter dekking intensivering zorg +  |    |    |-2,50  |
| |2e compartiment                                |    |    |       |
| |Vergroening saldo (1 miljard schuif)           |    |    |0,00   |
| |                                               |    |    |       |
| |Bedrijven                                      |    |    |       |
| |Verminderen afdrachtsvermindering scholing en dubbele      |-0,34  |
| |scholingsaftrek                                            |       |
| |Vergroening saldo (1 miljard schuif)           |    |    |0,00   |
| |                                               |    |    |       |
| |Overig                                         |    |    |       |
| |Effect beheerste loonstijging op uitkeringen   |-2,2|    |       |
| |(NOOT)                                         |0   |    |       |
| |Lagere CO2-prijs/joint implementation          |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Niet-belastingontvangsten                      |-0,2|    |       |
| |                                               |5   |    |       |
| |Verdere versobering asielbeleid/remigratie     |-0,0|    |       |
| |                                               |4   |    |       |
| |Bijdrage sectoren aan reguliere banen onderkant|-0,0|    |       |
| |CAO                                            |5   |    |       |
| |Profijtbeginsel Hoger Onderwijs                |-0,2|    |       |
| |                                               |5   |    |       |
| |Stroomlijnen WOZ-taxatie                       |-0,0|    |       |
| |                                               |6   |    |       |
| |Integratie waterheffingen                      |-0,1|    |       |
| |                                               |0   |    |       |
| |Terugdraaien groei/decentralisatie             |-0,0|    |       |
| |bommenregeling                                 |3   |    |       |
| |Decentralisatie ruimtelijk beleid              |-0,1|    |       |
| |                                               |9   |    |       |
| |Korting PF ivm overheveling taken              |-0,1|    |       |
| |                                               |4   |    |       |
| |Efficiëntie lokaal kwijtscheldingsbeleid bij   |-0,2|    |       |
| |behoud van lang-laag                           |0   |    |       |
| |Vervallen REA door nieuwe WAO-aanpak en        |-0,3|    |       |
| |vervallen RSP                                  |0   |    |       |
| |Verlagen RWI-subsidies                         |-0,0|    |       |
| |                                               |3   |    |       |
| |Intensiveringen wegen en openbaar vervoer via  |    |0,50|       |
| |mobiliteitsfonds (bovenop strategisch akkoord  |    |    |       |
| |van 0,4 mld)                                   |    |    |       |
| |Intensiveringen natuurbeheer, EHS, platteland  |    |0,10|       |
| |Intensiveringen jeugdzorg                      |    |0,10|       |
| |Intensiveringen maatschappelijke opvang        |    |0,10|       |
| |Intensiveringen inburgering en integratie      |    |0,10|       |
| |Intensiveringen wachtlijsten zorg              |    |2,50|       |
| |Intensiveringen ouderen en welzijn             |    |0,10|       |
| |Totaal                                         |-10,|5,70|-4,95  |
| |                                               |12  |    |       |
| |Bruto saldo (zonder rekening te houden met     |    |    |-9,37  |
| |uitverdieneffecten)                            |    |    |       |

NOOT: Bij het inboeken van een bedrag van 4.4. miljard opbrengsten van de gematigde lonen in de collectieve sector en de koppeling, hoort de volgende opmerking. Als de marktsector niet matigt, kost dit de overheid meer omdat de uitkeringen het gemiddelde van collectieve en marktsector volgen. Als de marktsector wel matigt, scheelt dit de overheid ook geld vanwege de mindere belastinginkomsten. In alle gevallen betekent handhaving van de koppeling dus dat 4.4 miljard een bruto bedrag is, dat niet gehaald wordt vanwege uitverdieneffecten in de ene dan wel de andere richting. In onze berekeningen, en tijdens de formatieonderhandelingen, is deze afboeking steeds gedaan omdat de koppeling zou worden gehandhaafd. In de CDA voorstellen kwam deze afboeking niet voor. Dit betekende dat de uitkeringen altijd de loonontwikkeling in de collectieve sector zouden volgen ongeacht de ontwikkelingen in de marktsector. Dat is ontkoppeling.

Oordeel

Zoals al eerder beschreven, dit was een pakket in ontwikkeling. Maar zowel op financieel gebied als bij alle andere beschreven onderwerpen waren we dicht bij het moment dat definitief knopen hadden moeten worden doorgehakt. Dan hadden ook wij voor een moeilijke afweging gestaan. Dat moment is nooit bereikt omdat een uur voor het einde van de onderhandelingen het CDA een voorstel deed dat tal van de deelakkoorden die hiervoor zijn beschreven, ter discussie stelde zonder dat een overtuigend perspectief op meer groei en werkgelegenheid werd geboden.

Wij hebben nooit de illusie gehad dat we een makkelijke boodschap hadden te verkondigen. Schone handen houden in de oppositie is nooit onze inzet geweest in deze onderhandelingen, omdat het niet is wat die 2.6 miljoen mensen in januari van ons vroegen. Maar, met wat er aan zat te komen, bleef volgens ons wel het perspectief behouden op een pijnlijk, maar evenwichtig pakket. Waarin niet slechts gesaneerd, maar ook hervormd en gebouwd werd. Waarin verkiezingsbeloften werden ingelost en op sommige punten helaas niets werd binnengehaald. Een ideaal pakket? Nee, natuurlijk niet. Zo zal het bij compromissen en coalitieonderhandelingen altijd zijn. Wij wilden met een pakket naar buiten kunnen komen dat ons in staat zou stellen meer te zijn dan alleen maar burgemeester in oorlogstijd: ons profiel moest meer zijn dan alleen maar van alles tegenhouden wat nog slechter zou zijn geweest als we er niet bij waren geweest. Wij dachten dat dat mogelijk was. Niet zonder pijn, maar wel zonder dat het asociaal werd.

Een leidende gedachte daarbij was dat het voor de economische groei en de werkgelegenheid in Nederland hoe dan ook belangrijk was dat matiging van de salarissen mogelijk zou worden en dat dit het beste tot stand komt met medewerking van vakbonden en werkgevers. Wij kozen er voor om hen niet bij voorbaat te confronteren met voor hen onaanvaardbare maatregelen omdat wij er vanuit gingen dat hen dit in een betere positie zou brengen om bij hun achterban loonmatiging tot stand te brengen. Tegelijkertijd wonden we er geen doekjes om dat er een aantal onderwerpen was (denk aan pensioenen en de arbeidsparticipatie van ouderen) waar we echt een andere koers moesten gaan varen, maar waar we eerst het overleg met vakbonden en werkgevers wilden benutten. Dat is inderdaad een andere aanpak dan de aanpak die in het CDA-voorstel zat: eerst fors ingrijpen in sociale zekerheid en pensioenen, de opbrengsten ook inboeken en dan gaan praten met de bonden om te kijken wat ze terug kunnen onderhandelen. Het is een politiek verschil als het gaat om welke keuzes je maakt, maar het is ook een heel praktisch verschil, omdat het te maken heeft met de inschatting op welke manier er de meeste kans bestaat op het realiseren van loonmatiging zonder tegelijkertijd veel arbeidsonrust te veroorzaken.

Het pakket waar we over onderhandelden ging niet alleen over economie, over bezuinigingen, over financieringstekorten. Het ging ook over de problemen in de steden, over de schooluitval in het vmbo, over het voorkomen en bestrijden van onveilige buurten en wijken. Het ging ook over de positie van Nederland in Europa, de verhouding met de Verenigde Staten en de Verenigde Naties en het moderniseren van onze defensieorganisatie. Het ging ook over leefbaarheid, natuur, milieu en hoe we op slimme, creatieve en verantwoorde manieren de files konden bestrijden. Het ging ook over mensen in de knel die verzekerd moesten kunnen zijn van medische zorg, over armoede en armoedeval, over werk en inkomen. Kortom: het ging over alles waar mensen van ons een verandering verwachtten ten opzichte van de 87 dagen van Balkenende-1.

Wij hebben tot het laatst toe geloofd dat de onderhandelingen zicht boden op regeringsbeleid dat deze problemen aan zou pakken en de zorgen en problemen van mensen serieus zou nemen. Daarbij schuwden we moeilijke ingrepen niet. Denk aan de hervormingen van de bijstand, de WAO en het zorgstelsel. Denk ook aan de enorme ontbureaucratiseringsoperatie. Het zou allemaal moeilijk genoeg zijn geweest, maar we zagen mogelijkheden om er op die basis uit te komen en het vervolgens te verdedigen en uit te voeren. Met deze verantwoording kunt u hierover ook zelf een oordeel vormen.


---- --