Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
A
Beleidsregels inzake de redelijkheidvan
vaste terminating tarieven
OPTA/IBT/2003/201171 Bijlage(n): 2
18 april 2003
Hoofdstuk 1 Inleiding
1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het
college) publiceert hierbij zijn beleidsregels ten aanzien van de beoordeling van de
redelijkheid van vaste terminating tarieven (hierna: FTA tarieven) die aan KPN Telecom
B.V. (hierna: KPN) als de aangewezen aanbieder in rekening worden gebracht door
andere aanbieders, indien hierover een geschil is gerezen. Het gaat hierbij uitsluitend om
interconnectierelaties waarbij een aanbieder met KPN interconnecteert op het niveau van
de regionale verkeerscentrale van KPN. Met deze beleidsregels formuleert het college
een richtlijn voor de door een niet-aangewezen vaste aanbieder gehanteerde FTA
tarieven. Aan de hand van deze richtlijn kan het college de redelijkheid van deze FTA
tarieven beoordelen.
2. Onder vaste aanbieders worden in deze beleidsregels verstaan aanbieders van vaste
openbare telecommunicatienetwerken of -diensten die telefoonverkeer termineren bij
vaste eindgebruikers.
3. Onder een aangewezen aanbieder verstaat het college een aanbieder die op grond van
artikel 6.4, eerste lid van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) is aangewezen als partij
met aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) met betrekking tot vaste telefonie. Deze
aanwijzing brengt met zich mee dat KPN op grond van artikel 6.6, eerste lid van de Tw
gehouden is tot het hanteren van terminating tarieven die kostengeoriënteerd zijn en op
transparante wijze zijn bepaald.
4. Deze beleidsregels zijn op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) opgesteld met inachtneming van de bevoegdheden, die het
college krachtens artikel 6.1 juncto artikel 6.3 van de Tw toekomen. Het college zal deze
beleidsregels toepassen als beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de
Awb.
A
5. De beleidsregels zijn verder als volgt ingedeeld. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in
hoofdstuk 2 het juridisch kader geschetst. Hoofdstuk 3 beschrijft de invulling die het
college bij het beoordelen van FTA tarieven aan het begrip `redelijkheid' geeft. De
beleidsregels worden afgesloten met enkele algemene slotbepalingen. Voorts is in de bij
deze beleidsregels behorende bijlage I een nadere toelichting van de door het college
ingenomen standpunten opgenomen.
Voorgeschiedenis
6. Op 8 juli 2002 heeft KPN het college verzocht de redelijkheid te beoordelen van de door
Versatel Telecom B.V. gehanteerde FTA tarieven. Op 13 september 2002 en 21
november 2002 volgde een soortgelijk verzoek van KPN ten aanzien van de FTA
tarieven van UPC Nederland B.V. onderscheidenlijk Priority Telecom B.V. In 2002 zijn
een aantal aanbieders, waaronder de voornoemde partijen, ertoe overgegaan om hun
FTA tarieven te verhogen.
7. Op grond van de omstandigheden in de markt, en het feitelijke gedrag van aanbieders in
2002 achtte het college het aannemelijk dat de terminating tarieven van niet-aangewezen
aanbieders ongeremd zouden kunnen gaan groeien. Een ongeremde groei zal
marktverstorende effecten hebben, en zal de aangewezen aanbieder onevenredig in zijn
belangen schaden. In de interconnectierelaties die het hier betreft spelen naast de
specifieke individuele omstandigheden tevens omstandigheden die algemeen en
marktbreed van aard zijn. Op grond van deze algemene en marktbrede omstandigheden
heeft het college daarom naar aanleiding van de ingediende geschillen en de huidige
marktomstandigheden ervoor gekozen om beleid te ontwikkelen ten behoeve van zijn
besluitvorming in individuele geschillen. Om deze omstandigheden op een zorgvuldige
manier af te kunnen wegen heeft het college zijn eigen visie aan de gehele markt
voorgelegd in het consultatiedocument `de redelijkheid van vaste terminating tarieven'1
(hierna: consultatiedocument) waarna zijn visie uiteindelijk gevat is in de onderhavige
beleidsregels. Deze beleidsregels vormen de leidraad voor het college in individuele
geschillen. Dit bevordert de rechtszekerheid, de zorgvuldigheid en het draagvlak.
8. Door middel van het consultatiedocument werden marktpartijen ten aanzien van de door het college voorgenomen beleidsregels geconsulteerd. Als onderdeel van de consultatieprocedure is op 14 februari 2003 een hoorzitting gehouden. De mondelinge en schriftelijke reacties zijn bij het opstellen van deze beleidsregels betrokken2.
1 Consultatiedocument `De redelijkheid van vaste terminating tarieven' (OPTA/IBT/2002/02204366),
13 januari 2003.
2 Het college zal in een apart document ingaan op de in het consultatiedocument geadresseerde
vraagpunten en de daarop ontvangen reacties.
2
A
Beschrijving van de dienst call termination van vaste aanbieders 9. De vaste terminating dienst is een interconnectiedienst die een vaste aanbieder aan andere aanbieders van telecommunicatienetwerken en/of diensten aanbiedt, teneinde de eindgebruikers van die andere aanbieders in staat te stellen om te communiceren met zijn eindgebruikers. De vaste terminating dienst betreft in feite het afwikkelen ofwel termineren van gesprekken die worden geïnitieerd door de eindgebruikers van de met die vaste aanbieder geïnterconnecteerde andere aanbieders. Figuur 1 maakt dit duidelijk:
3
A
Figuur 1.
terminating
a b
A B
Eindgebruiker a (aangesloten op netwerk A) belt eindgebruiker b (aangesloten op vast
netwerk B) op zijn vaste telefoon. Voor het afwikkelen van dit gesprek heeft aanbieder A
vaste aanbieder B nodig. Aanbieder B levert aanbieder A hiertoe de dienst terminating
access. Aanbieder A betaalt aanbieder B hiervoor het vaste terminating access tarief zoals
door aanbieder B bepaald.
Omstandigheden samenhangend met de dienst call termination
10. Het feit dat de FTA tarieven die tussen aanbieders tot stand komen niet in alle gevallen
redelijk hoeven te zijn acht het college doorslaggevend voor de wenselijkheid om zich uit
te spreken ten aanzien van de redelijkheid van FTA tarieven. Hieraan ligt een aantal
onderliggende oorzaken ten grondslag: i) de aard van de dienst `call termination', ii) de
dreigende ongeremde groei in het verschil tussen de FTA tarieven van niet-aangewezen
aanbieders en de aangewezen aanbieder, iii) de specifieke oorzaken onderliggend aan
de tendens van groei in de op dit moment geldende FTA tarieven, en iv) de specifieke
negatieve effecten van een toenemend verschil tussen op dit moment geldende FTA
tarieven. In de toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Hoofdstuk 2 Juridisch kader
De wettelijke verplichting tot interconnectie
11. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, Tw dragen aanbieders van openbare
telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die
daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren (hierna:
aanbieders), zorg voor de interconnectie van de betrokken telecommunicatienetwerken.
Dit teneinde te verzekeren dat de aangesloten gebruikers over en weer met elkaar
kunnen communiceren.
4
A
12. De plicht tot interconnectie behelst mede, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Tw3, dat de door aanbieders gehanteerde interconnectietarieven de toets van de redelijkheid moeten kunnen doorstaan. terminating tarieven die zodanig hoog zijn dat van de potentiële wederpartij in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij daarmee akkoord gaat, zijn in strijd met de in artikel 6.1 Tw neergelegde interconnectieplicht.
13. Om te voldoen aan hun wettelijke interconnectieplicht dienen aanbieders voorts
interconnectie-overeenkomsten af te sluiten.
De geschilbeslechtende bevoegdheid van het college
14. Op grond van artikel 6.3, eerste en tweede lid, Tw is het college bevoegd om op
aanvraag tussen marktpartijen de regels te stellen in geschillen met betrekking tot
interconnectie als bedoeld in artikel 6.1 Tw. Artikel 6.3, eerste lid, Tw geeft het college
deze bevoegdheid in de situatie dat marktpartijen er niet in slagen om een
interconnectie-overeenkomst te sluiten. Artikel 6.3, tweede lid, Tw verklaart het college
bevoegd in de situatie dat marktpartijen een interconnectie- overeenkomst hebben
gesloten, doch waarbij een van de marktpartijen van mening is dat een daarop
berustende verbintenis of de wijze waarop deze wordt nagekomen in strijd is met het
bepaalde bij of krachtens de Tw.
15. FTA tarieven maken onderdeel uit van de te maken dan wel de gemaakte afspraken ter
zake van de interconnectie met vaste netwerken. Op aanvraag kan het college derhalve
regels stellen in een geschil tussen KPN als aangewezen partij, en een andere vaste
aanbieder ter zake van de FTA tarieven.
16. Het huidige wettelijk kader van de Tw geeft het college in beginsel niet de bevoegdheid
om niet-aangewezen aanbieders te verplichten tot kostenoriëntatie. Althans, de tekst van
de wet betrekt de verplichting tot kostenoriëntatie op die partijen die zijn aangewezen als
aanbieder met aanmerkelijke macht op een bepaalde in de Tw gedefinieerde markt. De
vaste markt kent een asymmetrische marktstructuur, bestaande uit een zeer grote
aanbieder (KPN als aanbieder met AMM) en voor het overige uit relatief kleine partijen.
KPN heeft een marktaandeel op de markt voor vaste telefonie van tussen 80 en 90
procent4. Het asymmetrische kader van de Tw, gecombineerd met de ongelijke
marktposities vereist van de toezichthoudende autoriteit enerzijds dat zij
terughoudendheid betracht in het stellen van voorwaarden die gelijkelijk gelden voor
zowel de aanbieder met AMM als de nieuwe toetreders, terwijl zij anderzijds tezelfdertijd
3 Kamerstukken I 1997/98, 25 533, nr. 309b, blz. 18.
4 In de vertrouwelijke versie van het rapport `AMM evaluatie vaste telefonie 2002', van 19 december
2002 (OPTA/EGM/2002/203803) zijn de exacte cijfers met betrekking tot het marktaandeel van KPN
opgenomen.
5
A
de belangen van alle aanbieders, dus ook van de aanbieder met AMM, in ogenschouw
dient te nemen.
Beleid in de rest van de Europese Unie
17. In de meeste andere onderzochte lidstaten van de Europese Unie zijn de FTA tarieven
van niet-aangewezen partijen op enige wijze gekoppeld aan de tarieven van de AMM-
partij. Het gaat hierbij onder meer om het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Spanje
en Oostenrijk. In Duitsland en Noorwegen volgen niet-aangewezen partijen de tarieven
van de AMM-aanbieder, zonder dat de toezichthouder zich hierover heeft uitgesproken.
In bijlage II van het consultatiedocument is een meer uitgebreide beschrijving gegeven
van de verschillende wijzen waarop toezichthouders binnen de Europese Unie de
redelijkheid van de FTA tarieven van niet-aangewezen partijen beoordelen.
Samenloop bevoegdheden college en d-g NMa
18. Naast het college is ook de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit (hierna: de d-g NMa) bevoegd om de hoogte van FTA tarieven te
beoordelen. Te hoge FTA tarieven kunnen, nadat is vastgesteld dat aanbieders over een
economische machtspositie in de zin van het mededingingsrecht beschikken, duiden op
misbruik van die machtspositie in de zin van artikel 24 van de Mededingingswet (hierna:
Mw).
19. Indien de d-g NMa tot de conclusie komt dat een vaste aanbieder artikel 24 Mw
overtreedt, dan kan hij besluiten die vaste aanbieder dwingende aanwijzingen te geven,
bijvoorbeeld in de vorm van een last onder dwangsom tot verlaging van het gehanteerde
FTA tarief.
20. Het college en de d-g NMa hebben de afstemming van hun bevoegdheden in geval van
samenloop in hun toezichthoudende taken neergelegd in het Samenwerkingsprotocol
OPTA/NMa van 19 december 2000. Conform het Samenwerkingsprotocol is het college
daarbij in beginsel de eerst aangewezen toezichthouder om zijn geschilbeslechtende
bevoegdheid aan te wenden5.
Hoofdstuk 3 De invulling van redelijkheid
Algemeen
21. Het beoordelen van de redelijkheid van FTA tarieven naar aanleiding van geschillen dient
te geschieden aan de hand van de omstandigheden samenhangend met de vaste
terminating dienstverlening en met inachtneming van de bepalingen en doelstellingen
5 Naast geschilbeslechting is het college bevoegd op grond van artikel 15, derde lid Tw handhavend optreden ten aanzien van de in artikel 6.1, eerste lid, van de Tw neergelegde interconnectieplicht. 6
A
van de Tw. Dit zijn in het bijzonder de bevordering van de bestendige mededinging op de
telecommunicatiemarkt en de bescherming van de belangen van eindgebruikers6. Om
een ongeremde groei van de FTA tarieven tegen te gaan, acht het college het
noodzakelijk om beleid te ontwikkelen voor de beoordeling van maximaal redelijk FTA
tarief voor niet-AMM aanbieders, in geschillen hierover. In het onderstaande wordt nader
op deze bovengrens ingegaan.
Het maximaal redelijke FTA tarief
22. Het college gaat bij de bepaling van het maximaal redelijke tariefniveau, dat in een
geschil met ingang van 1 september 2003 als regel kan worden opgelegd, uit van het
tarief van een efficiënte aanbieder. Dit tarief geldt voor KPN als aangewezen aanbieder.
Om recht te doen aan de relatieve positie van niet-aangewezen aanbieders ten opzichte
van de aangewezen aanbieder acht het college het redelijk dat het tarief van deze
aanbieders niet hoger is dan het tarief dat drie jaar tevoren voor KPN gegolden heeft. Op
deze manier wordt een redelijke balans gevonden tussen de belangen van niet-
aangewezen aanbieders enerzijds, en van KPN, als aangewezen aanbieder, anderzijds.
23. In specifieke gevallen waarin de niet-aangewezen aanbieder kan aantonen dat hij
ondanks efficiënt gedrag zijn kosten niet kan goedmaken, kan het college toestaan dat
deze aanbieder een tarief hanteert dat hoger is dan het algemene maximaal redelijke
tarief. In de toelichting wordt nader aangegeven onder welke omstandigheden een
dergelijk afwijken van de algemene bovengrens mogelijk zou zijn. Indien het FTA tarief
van een aanbieder onder de door het college gespecificeerde bovengrens blijft, is er voor
het college in beginsel geen aanleiding om de redelijkheid van dit tarief in twijfel te
trekken.
Bepaling van het redelijke FTA tarief
24. Het FTA tarief dat als richtlijn dient te gelden voor het maximaal redelijke tarief wordt
gevormd door het FTA tarief dat voor KPN drie jaar tevoren is vastgesteld. Omdat het
verloop van dit tarief door de tijd heen onregelmatig is, wordt uitgegaan van het
gemiddelde tariefverloop vanaf het moment waarop de eerste door het college
goedgekeurde FTA tarieven voor KPN van kracht werden, 1 juli 1997, tot aan het
moment waarop het tarief wordt bepaald. In de toelichting wordt een en ander nader
verduidelijkt.
6 Vergelijk ook uitspraak president Rb. Rotterdam van 16 februari 2001, VTELEC 00/2530-SIMO, blz.
7-8
7
A
De ontmiddeling van het FTA tarief
25. In de beoordeling van het maximaal redelijke FTA tarief zal het college zich richten op
het door een vaste aanbieder gehanteerde gemiddelde FTA tarief7. Deze handelwijze
komt overeen met de handelwijze die in de beleidsregels inzake de MTA tarieven8
(hierna: beleidsregels MTA tarieven) en tariefdifferentiatie is gehanteerd. Dit betekent dat
het college geen regels stelt ten aanzien van de nadere opsplitsing (ontmiddeling) van
het gemiddelde FTA tarief in piek- en daltarieven en/of in start- en verkeerstarieven.
Vaste aanbieders kunnen in beginsel hun eigen tariefstructuur ten aanzien van KPN
kiezen, mits hun gemiddelde FTA tarief niet hoger is dan het tarief zoals dat in het
specifieke geval door het college als maximaal redelijk wordt beschouwd. Het college
beantwoordt de vraag of de tariefstructuur van een vaste aanbieder niet resulteert in een
hoger dan gemiddeld maximaal redelijk FTA tarief in beginsel aan de hand van het
verkeerspatroon over het voorgaande jaar. Een beoordeling aan de hand van een
indicatief verkeerspatroon dient naar het oordeel van het college zoveel mogelijk
vermeden te worden, omdat de hiervoor noodzakelijke vaststelling van een verwacht
verkeerspatroon in beginsel voor discussie tussen aanbieders vatbaar is. Het voordeel
van deze benadering is dat een aanbieder vooraf zekerheid kan krijgen of hij voldoet aan
het voor hem geldende maximaal redelijke tarief.
26. Teneinde het college in staat te stellen om de beoordeling van de door een vaste
aanbieder gekozen ontmiddelde FTA tariefstructuur uit te voeren, zal door het college
van de vaste aanbieder in het kader van een geschil worden verlangd dat hij het college
binnen een nader bekend te maken termijn over de door hen ontmiddelde FTA
tariefstructuur informeert. Daarbij dient de aanbieder aan het college aan te tonen dat, op
basis van zijn FTA verkeer over het jaar voorafgaand aan de beoordeling, zijn
ontmiddelde FTA tariefstructuur inderdaad leidt tot een gemiddeld FTA tarief dat niet
hoger is dan het tarief zoals dat door het college voor hem als maximaal redelijk wordt
beschouwd.
De overige voor FTA relevante tariefcomponenten
27. Naast de in het voorgaande bedoelde FTA tarieven (start- en minuut tarieven) kunnen
vaste aanbieders in het kader van hun terminating dienstverlening ook andere
vergoedingen hanteren. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eenmalige
bedragen, die in het kader van het tot stand brengen van de interconnectie dienen te
worden betaald, of bepaalde vaste bijdragen, die maandelijks aan de
geïnterconnecteerde aanbieder in rekening worden gebracht. Voorbeelden hiervan zijn
7 Zie bijlage I, toelichting op de beleidsregels.
8 `Beleidsregels inzake de regulering van mobiele terminating tarieven', (OPTA/IBT/2002/2200802), 28
maart 2002.
8
A
poortkosten of abonnementen. Het college beschouwt deze elementen in beginsel evenzeer als relevant. Die periodieke kosten die aanbieders meer in rekening brengen dan hetgeen KPN zelf in rekening zou brengen aan periodieke kosten in het kader van vergelijkbare terminating dienstverlening, dienen daarom in beginsel te worden meegenomen in het berekenen van de gemiddelde prijs per minuut van de desbetreffende aanbieder. Dit komt overeen met de berekeningen ten behoeve van de toegestane eindgebruikerstariefdifferentiatie, waarbij poorttarieven van aanbieders die hoger zijn dan die van KPN (met betrekking tot de terminating dienstverlening) worden meegenomen in de bepaling van de toegestane differentiatie (verhoging) van het eindgebruikerstarief. In het geval dat een aanbieder juist lagere periodieke tarieven hanteert dan KPN, geldt even zo dat deze lagere tarieven worden meegenomen in de berekening van de bovengrens, ten gunste van de betrokken aanbieder.
28. Het college acht het onredelijk, indien de verlaging van de gemiddelde FTA tarieven tot
het maximaal redelijke FTA tarief door een verhoging van mogelijke andere FTA
tariefcomponenten, zoals een verhoging van eenmalige kosten, ongedaan zou worden
gemaakt. Daarmee zouden immers de met deze beleidsregels beoogde effecten door de
vaste aanbieder zelf (deels) weer teniet gedaan kunnen worden. Dit zou resulteren in
vergelijkbare averechtse effecten zoals die kunnen volgen uit de huidige FTA
tariefsontwikkeling.
29. Voorshands acht het college het verhogen van de bestaande FTA tariefcomponenten
(anders dan de periodieke tarieven en de minuutgerelateerde FTA tarieven) dan wel de
invoering van nieuwe overige FTA tariefcomponenten onredelijk, tenzij de vaste
aanbieder kan aantonen dat de daaraan ten grondslag liggende kosten daadwerkelijk zijn
verhoogd.
Overgangstermijn
30. Het college verwacht van niet-aangewezen aanbieders dat zij hun FTA tarieven per 1
september 2003 in geval van een geschil op een niveau vaststellen dat op grond van de
onderhavige beleidsregels als redelijk te beschouwen is. In beginsel geldt voor alle
aanbieders deze zelfde termijn om hun tarieven bij te stellen. Dit wordt ingegeven door
de volgende overwegingen. Bijstelling van FTA tarieven op grond van de toetsing op
grond van de vastgestelde bovengrens is slechts voor een zeer beperkt aantal partijen
een mogelijke uitkomst. Bovendien zijn deze bijstellingen betrekkelijk gering. Het is
derhalve niet in te zien dat de `business case' van aanbieders door deze neerwaartse
aanpassing substantieel anders zou worden, waardoor zij een lange overgangstermijn
nodig hebben. Indien het college zou toestaan dat aanbieders met een meer dan
gemiddeld hoog en onredelijk FTA tarief een langere overgangstermijn zouden mogen
hanteren dan andere aanbieders, zou het college deze aanbieders met hoge tarieven
9
A
bevoordelen ten opzichte van de andere aanbieders die wel redelijke tarieven hanteren.
Derhalve acht het college het redelijk om voor iedere aanbieder in beginsel dezelfde
einddatum van de overgangstermijn te hanteren. Indien een aanbieder aannemelijk
maakt dat hij in een specifieke geschilsituatie op onredelijke wijze in zijn belangen wordt
geschaad door de termijn waarbinnen hij zijn tarieven dient aan te passen kan het
college hiervan afwijken. Bij het vaststellen van deze redelijke termijn in het kader van
een specifiek geschil laat het college de datum van de inwerkingtreding van de
beleidsregels meewegen.
Verwachte heroverweging beleidsregels
31. Naar verwachting zal in 2004 een nieuw wettelijk kader van kracht worden. Het college
acht het zeer aannemelijk dat hij op grond van deze ontwikkelingen gedwongen wordt de
thans voorgestelde lijn in het nieuwe kader te heroverwegen. In de toelichting op de
beleidsregels, die als bijlage van dit document zijn opgenomen, wordt hier nader op
ingegaan.
Eindgebruikerstariefdifferentiatie
32. Ten overvloede stelt het college dat het staande beleid van het college ten aanzien van
de eindgebruikerstariefdifferentiatie die KPN mag toepassen niet wordt beïnvloed door
de onderhavige beleidsregels van het college. Indien wordt geïnterconnecteerd op het
niveau van de regionale verkeerscentrales van KPN en hiervoor een tarief in rekening
wordt gebracht dat hoger is dan het regionale FTA tarief van KPN behoudt KPN de
mogelijkheid om het hogere terminating tarief te verhalen op haar eindgebruikers.
Slotbepaling
33. De onderhavige beleidsregels laten de verplichtingen van de vaste aanbieder die is
aangewezen als partij met aanmerkelijke macht op de markt voor de openbare vaste
telefonie onverlet.
Inwerkingtreding
34. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de
Nederlandse Staatscourant.
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,
namens het college,
Prof. Dr. J.C. Arnbak,
10
A
Voorzitter
Bijlage I Toelichting op de beleidsregels
Bijlage II Nota van bevindingen
11
Toelichting op de beleidsregels
Bijlage bij de beleidsregels `De redelijkheid van
vaste terminating tarieven'
OPTA, 18 april 2003
Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de door het college in de beleidsregels
ingenomen standpunten ten aanzien van zijn bevoegdheid en de invulling van de
redelijkheid. In de toelichting wordt steeds verwezen naar de relevante alinea's in de
beleidsregels.
Alinea 1
De omvang en strekking van een geschil over de redelijkheid van een FTA tarief dat een
bepaalde vaste aanbieder in rekening brengt bij KPN worden in beginsel bepaald door de
aanvraag. De beleidsregels zien op de specifieke situatie waarin een niet-aangewezen
aanbieder terminating dienstverlening aanbiedt aan KPN als aangewezen aanbieder. Hoewel
de beleidsregels in die zin reeds specifiek van aard zijn, zal het college niettemin in
individuele geschillen bezien in hoeverre er andere specifieke omstandigheden een rol
spelen bij de bepaling van de redelijkheid.
Alinea 7-10
Om inzicht te krijgen in de voorliggende problematiek, beschrijft het college in onderstaande
overzicht welke economische mechanismen ten grondslag liggen aan de wijze waarop FTA
tarieven tot stand komen. Deze mechanismen hangen rechtstreeks samen met de bijzondere
karakteristieken van twee aaneen geschakelde netwerken.
i) De aard van de dienst `call termination' van vaste aanbieders
Naar het oordeel van het college beheerst een vaste aanbieder de toegang naar zijn
eindgebruikers9. Voor deze machtspositie bestaat onvoldoende tegenwicht aan de
vraagzijde van de terminating dienstverlening. Gecombineerd met de lage vraagelasticiteit
van het telefonisch bereiken van andere eindgebruikers leidt dit ertoe dat de aanbieder zijn
FTA tarief kan verhogen, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van het volume terminating
verkeer dat hij van andere aanbieders aangeboden krijgt op zijn netwerk. Het college
constateert dan ook dat het termineren van verkeer op het eigen vaste netwerk sterke
9 Vergelijk ook de overwegingen van het college zoals weergegeven in de alinea's 31 tot en met 33
van de richtsnoeren Tariefregulering van Interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten d.d. 13 april
2001 (OPTA/IBT/2001/200850).
1
monopoloïde kenmerken heeft10. In het consultatiedocument van 13 januari 2003,
OPTA/IBT/2002/204366, heeft het college het ontbreken van prikkels, dat ertoe kan leiden
dat vaste aanbieders bovenmatige tarieven hanteren, beschreven. De reacties van
marktpartijen op de consultatie hebben het college geen aanleiding gegeven om zijn
standpunt te wijzigen. Het college zal in een apart document de overwegingen van het
college ten aanzien van reacties van marktpartijen nader beschrijven.
In het verlengde van het voorgaande geldt dat de terminating access dienstverlening wordt
gekenmerkt door zogenaamde externaliteiten. Op wholesale-niveau doet zich de volgende
externaliteit voor. Indien een aanbieder zijn terminating tarieven verhoogt, werkt deze
verhoging uitsluitend door in de eindgebruikerstarieven van zijn concurrenten. De
concurrerende aanbieders draaien zo op voor de beslissing van een aanbieder om zijn FTA
tarieven te verhogen (zij worden duurder voor hun eindgebruikers), terwijl de extra inkomsten
die door de verhoging worden gegenereerd ten gunste komen van de aanbieder die zijn FTA
tarief verhoogt.
Op retail-niveau doet zich een gerelateerde externaliteit voor. Een eindgebruiker die zich
abonneert op een netwerk bepaalt daarmee niet alleen zijn eigen abonnementskosten, maar
ook de kosten die een andere eindgebruiker moet maken om hem te bereiken. Immers,
indien het gekozen netwerk hogere terminating tarieven hanteert, zijn de
eindgebruikerstarieven om naar dat netwerk te bellen, navenant hoger
(eindgebruikerstariefdifferentiatie). Deze externaliteit (degene die belt heeft geen invloed op
de gesprekstarieven die hij moet betalen) maakt het voor een zich hiervan bewuste
eindgebruiker aantrekkelijk om zich te abonneren op een `duurder' netwerk indien dit netwerk
met de extra terminating inkomsten de abonnementstarieven kan subsidiëren.
ii) de dreigende ongeremde groei in het verschil tussen de FTA tarieven
Een toenemend aantal aanbieders kiest ervoor zijn tarieven te verhogen. De recente mogelijkheid tot het uitkoppelen van internetinbelverkeer, waardoor uitsluitend spraaktelefonie overblijft als component van het aangeboden terminating verkeer, speelt hierin naar de mening van het college een belangrijke rol.
iii) de specifieke oorzaken onderliggend aan de tendens van groei in de FTA tarieven
Naar het oordeel van het college wordt de tendens van groei in de FTA tarieven mogelijk gemaakt door het gegeven dat de niet-aangewezen vaste aanbieder thans onvoldoende neerwaartse economische prikkels ervaart op zijn FTA tarieven. Bepalend daarbij zijn vooral de voor marktpartijen bestaande wettelijke interconnectieplicht met vaste aanbieders en daarmee de facto de verplichting om de terminating dienstverlening van vaste aanbieders af
10 Vergelijk in dit verband ook Oftel, `Review of the charge control on calls to mobiles' van 26 september 2001, overwegingen 2.50 en 4.24; Zie ook `Working paper on market definition for mobile termination', prepared by IRG's Significant Market Power Working Group, februari 2002.
2
te nemen -, de onder i) beschreven aard van de terminating dienstverlening (waardoor
externaliteiten optreden), en voorts het ontbreken van andere doorslaggevende prikkels om
FTA tarieven op een concurrerend niveau vast te stellen. Hierbij tekent het college aan, dat
de hier beschreven omstandigheden gelden ten aanzien van spraaktelefonie, niet voor
internettelefonie (internetinbelverkeer). Ten aanzien van internetinbelverkeer (en gemengde
verkeersstromen waarvan internetinbelverkeer een aanmerkelijk bestanddeel vormt) bestaan
in beginsel wel effectief matigende prikkels op de terminating tarieven.
De ontwikkeling in de FTA tarieven van een aantal aanbieders is in zichzelf reeds een
overtuigende indicator voor het ontbreken van doorslaggevende prikkels om tarieven
kostenefficiënter vast te stellen en daarmee voor de mate van marktmacht van vaste
aanbieders bij call termination. Een andere goede indicatie van het ontbreken van invloed
van het gedrag van de `eigen' eindgebruiker komt uit de Nederlandse MTA praktijk: het
verlagen van het MTA tarief door KPN Mobile en een bijgaande informatiecampagne heeft
niet geleid tot een significant grotere vraag naar call termination op het netwerk van KPN
Mobile. Ook ten aanzien van vaste telefonie kon een dergelijk verband tussen de hoogte van
het vaste terminating tarief en de vraag naar vaste terminating tarieven niet worden
aangetoond.
iv) de specifieke negatieve effecten van een toenemend verschil tussen FTA tarieven
De eigen individuele machtspositie bij het aanbieden van call termination maakt het voor
vaste aanbieders mogelijk om een groot verschil te laten bestaan tussen de gereguleerde
terminating tarieven van KPN als aangewezen aanbieder en hun eigen tarieven. Hierdoor
kan bij een gelijk terminating volume over en weer tussen KPN en de niet-aangewezen
aanbieder een aanmerkelijke netto inkomstenstroom ontstaan van KPN naar deze
aanbieder. Met de aldus verkregen inkomsten kunnen deze aanbieders hun eigen
eindgebruikerstarieven subsidiëren, of kunnen zij mogelijk inefficiënt economisch gedrag
bekostigen. Hierdoor kan, mogelijk gemaakt door externaliteiten, op een oneigenlijke manier
worden geconcurreerd.
Naar het oordeel van het college kunnen onredelijk hoge FTA tarieven dan ook een negatief
effect op de ontwikkeling van de bestendige mededinging hebben. Een onredelijk hoog
terminating tarief is mede in dat licht ook niet in het belang van de eindgebruikers op de
telecommunicatiemarkt.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, is het college van mening dat het onwenselijk is
dat de FTA tarieven van niet-aangewezen aanbieders ongeremd zullen toenemen ten
opzichte van het gereguleerde tarief van KPN, als aangewezen aanbieder. Naar het oordeel
van het college zijn de ontwikkeling van de bestendige mededinging op de (vaste)
telecommunicatiemarkt en de belangen van de eindgebruikers uiteindelijk het meest gediend
bij een tariefniveau waarbij de meest efficiënte allocatie van de schaarse goederen en
productiemiddelen plaatsvindt.
3
Zoals het college in het voorgaande aan heeft gegeven leiden externaliteiten ten aanzien van
de terminating dienstverlening ertoe dat aanbieders, door hogere terminating tarieven in
rekening te brengen bij hun concurrenten, zij hun concurrenten ertoe brengen hun
eindgebruikerstarieven te verhogen. Feitelijk betekent dit in de interconnectierelaties tussen
KPN en de overige aanbieders dat de concurrentiepositie van KPN op een oneigenlijke
manier kan worden aangetast omdat aanbieders hoge terminating tarieven in rekening
kunnen brengen aan KPN voor het afleveren van gesprekken op hun netwerken: het wordt
duurder voor de eindgebruikers van KPN om naar eindgebruikers op andere netwerken te
bellen, terwijl deze andere netwerken op hun beurt hun eigen eindgebruikers met de extra
terminating inkomsten kunnen subsidiëren (andere mogelijkheden zijn dat aanbieders op
deze wijze overwinsten behalen of in staat worden gesteld hun inefficiëntie in stand te
houden).
Alinea 22
Bij de invulling van de redelijkheid ten aanzien van FTA tarieven is voor het college bepalend
dat vaste aanbieders ten aanzien van spraaktelefonie (in tegenstelling tot internettelefonie en
gemengde internet- en spraaktelefonie) ertoe over kunnen gaan om hun tarieven op een
hoger niveau vast te stellen dan in het geval van een concurrerende dienst. Gecombineerd
met het feit dat KPN als aangewezen aanbieder gehouden is aan het hanteren van
kostengeoriënteerde FTA tarieven kan dit leiden tot een steeds groter verschil tussen de
tarieven van KPN enerzijds, en de overige aanbieders anderzijds. Een ongeremd toenemen
van dit verschil leidt tot concurrentieverstoring en tot een onevenredige benadeling van KPN.
Bestendige mededinging op de telecommunicatiemarkt bevordert een efficiënte allocatie van schaarse goederen en productiemiddelen. Bij gebrek aan voldoende marktwerking bij het termineren van gesprekken is beleid in geschilsituaties noodzakelijk om te voorkomen dat zowel de absolute hoogte van de FTA tarieven als het verschil tussen de tarieven van KPN enerzijds en de andere vaste aanbieders anderzijds de concurrentie verstoort.
De complexe onderliggende economische mechanismen die ten grondslag liggen aan
terminating dienstverlening, gecombineerd met asymmetrische wetgeving maakt dat het
college rekening moet houden met meerdere en verschillende uitgangspunten bij het
vaststellen van een beleid. Ogenschijnlijk voor de hand liggende wijzen van beleidsinvulling
kunnen hierbij verstrekkende en averechtse gevolgen hebben voor de markt. Daarbij dient
het college rekening te houden met het volgende:
· Het belang van de ontwikkeling van concurrentie in een markt die door de voormalige
incumbent KPN wordt beheerst (in de markt voor vaste telefonie heeft KPN een
marktaandeel van meer dan 80 procent11), vereist dat recht dient te worden gedaan
aan de positie van de doorgaans veel kleinere nieuwe toetreders;
11 Zie `AMM evaluatie Vaste Telefonie', 16 december 2002 (OPTA/EGM/2002/203803)
4
· De ontwikkeling van bestendige mededinging vereist voorts dat aanbieders prikkels
ontvangen om zo efficiënt mogelijk te opereren. Indien de markt onvoldoende in
dergelijke prikkels kan voorzien is het wenselijk dat het beleid van het college zo veel
mogelijk in dergelijke prikkels voorziet.
· Van nieuwe toetreders kan worden verwacht dat zij in staat zijn om hun diensten
mettertijd steeds efficiënter voort te brengen; het is daarom binnen de huidige
marktomstandigheden redelijk dat de tarieven van nieuwe toetreders de in de loop
van de tijd toenemende efficiëntie weerspiegelen;
· Indien het gereguleerde FTA tarief van KPN als aangewezen aanbieder steeds
verder uit de pas gaat lopen met het FTA tarief van de overige aanbieders, ontstaat
voor de overige vaste aanbieders een eenvoudige inkomstenstroom. De kosten voor
KPN worden hierdoor steeds verder verhoogd, terwijl KPN als gereguleerde
aanbieder niet kan reageren met een verhoging van haar eigen terminating tarieven.
Dit werkt minder efficiënte bedrijfsvoering van niet-aangewezen partijen in de hand,
waardoor geen bestendige mededinging tot stand kan komen. Tevens kunnen de
belangen van KPN op onredelijke wijze worden geschaad indien deze verschillen
extreme vormen aannemen;
· De wijze waarop de terminating tarieven van de ene aanbieder doorwerken in de
concurrentiepositie van andere aanbieders maakt dat de FTA tarieven van een
bepaalde aanbieder niet volledig geïsoleerd kunnen worden beschouwd van de
terminating tarieven van de andere aanbieders. Een benadering van de redelijkheid
die uitsluitend ziet op de individuele omstandigheden van de desbetreffende
aanbieder, ongeacht de externaliteiten die voortkomen uit de tariefstelling van de
aanbieder voor andere aanbieders of voor eindgebruikers, acht het college daarom
minder geschikt.
Het door het college vastgestelde beleid ten aanzien van de redelijkheid van FTA tarieven
adresseert bovenstaande uitgangspunten zo adequaat mogelijk. Daar waar de
uitgangspunten met elkaar conflicteren heeft het college een zodanige afweging gemaakt dat
zijn beleid zoveel mogelijk bijdraagt aan de totstandkoming van een level playing field. Het
gaat hierbij met name om het afwegen van de belangen van nieuwe toetreders en de
ontwikkeling van bestendige mededinging enerzijds, ten opzichte van de belangen van KPN
als wederpartij in de interconnectierelatie met nieuwe toetreders anderzijds. Het aldus
geformuleerde beleid ten behoeve van geschilbeslechting is zodanig dat FTA tarieven van
niet-aangewezen partijen niet ongeremd kunnen toenemen met alle marktverstorende
gevolgen van dien, zonder dat deze partijen dermate streng worden ingeperkt dat hun
kwetsbare concurrentiepositie ten opzichte van KPN wordt ondermijnd.
Alinea 23
Het college is er zich van bewust dat een verlaging van de inkomsten uit FTA tarieven van
invloed kan zijn op de ondernemingsplannen van vaste aanbieders. Deze gevolgen kunnen
per vaste aanbieder verschillend zijn, waardoor op de korte termijn de onderlinge
concurrentieverhoudingen tussen de op dit moment op de markt actieve vaste aanbieders
5
kunnen worden beïnvloed. Het kan in de ogen van het college uiteindelijk echter niet zo zijn
dat de vaste aanbieders hun `business case' bouwen op terminating inkomsten die zij
uitsluitend kunnen verkrijgen bij de gratie van het ontbreken van concurrentieprikkels, en ten
koste van de concurrentiepositie van andere aanbieders. Alles afwegend is de wijze waarop
het redelijkheidscriterium ten aanzien van FTA tarieven wordt ingevuld dan ook redelijk en
bevorderlijk voor de mededinging op de lange termijn.
Het college erkent dat het vaststellen van de vertragingsfactor tot op zekere hoogte inherent arbitrair is. In plaats van voor een vertragingsfactor van drie jaar had immers ook voor een vertragingsfactor van bijvoorbeeld twee of vier jaar kunnen worden gekozen. Het college is van mening dat de factor van drie jaar, mede gegeven het historisch gegroeide niveau waarop de FTA tarieven van niet-aangewezen partijen zich thans bevinden, aanbieders voldoende ruimte biedt om naar eigen inzicht hun tarieven vast te stellen, zonder dat hun huidige `business cases' vergaand worden verstoord. Een kortere vertragingstermijn, van twee jaar of minder, zou onvoldoende recht doen aan de asymmetrische positie van niet- aangewezen aanbieders ten opzichte van KPN en de afwegingen van de wetgever hieromtrent. Ook de voorspelbaarheid van het tariefniveau, essentieel voor de relatief kwetsbare niet-aangewezen aanbieders, is bij een vertragingsfactor van drie jaar voldoende groot. Daarbij kan worden opgemerkt dat een driejarige termijn een gangbare termijn is bij het opstellen van `business cases' (middellange termijn). Bij het toestaan van een langere vertragingsfactor dan drie jaar zouden de verschillen tussen de FTA tarieven van KPN en de overige aanbieders aan de andere kant een zodanige omvang aannemen dat concurrentieverstorend gedrag, en daarmee gepaard gaande inefficiënties bij niet- aangewezen aanbieders zou kunnen worden gestimuleerd. Daarbij merkt het college op dat in gerechtvaardigde gevallen een FTA tarief mag worden gehanteerd dat hoger is dan het tarief dat op grond van de vertragingstermijn zou mogen worden gehanteerd.
Alinea 24
Indien een niet-aangewezen aanbieder aangeeft dat hij uitgaande van het door het college
gestelde maximum FTA tarief zijn kosten voor het termineren van verkeer van derden niet
kan goedmaken, kan het college in beginsel afwijken van de gestelde bovengrens. Hiertoe
moet de aanbieder in de eerste plaats feitelijk aantonen dat hij zijn kosten niet kan
goedmaken. Hierbij dient de aanbieder de kostenopbouw voor de FTA dienstverlening voor
te leggen. Afwijken van de beleidsregels is in een dergelijke situatie voorts uitsluitend
gerechtvaardigd indien de aanbieder aantoont dat het niet kunnen goedmaken van de kosten
niet te wijten is aan inefficiënte bedrijfsvoering. Onder inefficiënte bedrijfsvoering verstaat het
college dat de desbetreffende onderneming kosten heeft waarvoor geen of onvoldoende
economische rechtvaardiging bestaat. Bij de beoordeling of sprake is van inefficiënte
bedrijfsvoering kunnen de volgende elementen een rol spelen:
· Technologie (inzet van duurdere technologie, zonder dat de geboden functionaliteit aan de zijde van de eindgebruikers verschilt) · Overcapaciteit (een beperkte mate van overcapaciteit kan economisch efficiënt zijn)
6
· Schaal (dit aspect is relevant indien een aanbieder, ook in vergelijking met andere
nieuwe toetreders, een dermate beperkte schaal heeft dat zijn kostenbasis hierdoor
wordt verhoogd)
· Tijdshorizon van `business case' (een aanbieder moet bij het vaststellen van zijn
kosten een acceptabele tijdshorizon hanteren. Indien de tijdshorizon onrealistisch
kort is, dit kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in korte afschrijvingstermijnen,
kunnen deze kosten niet worden meegenomen in het FTA tarief)
· Kostenniveau van concurrenten met een vergelijkbare uitgangspositie
Voorts zal het college er bij de beoordeling van de door een aanbieder ingediende kostengegevens op toezien dat indirecte kosten, zoals netwerkkosten en overhead, in redelijkheid worden toegerekend aan de FTA dienstverlening. In beginsel dient de aanbieder aan te tonen dat er geen sprake is van kruissubsidie. Hierbij kan ook de kostentoerekening ten behoeve van andere diensten relevant zijn. Tevens zal het college in een dergelijk geval onderzoeken hoe de kosten voor de FTA dienstverlening zich verhouden tot de gehanteerde eindgebruikerstarieven. Indien bijvoorbeeld de (onnet-) eindgebruikerstarieven lager zijn dan de aan andere aanbieders in rekening gebrachte terminating vergoeding vermeerderd met een redelijke retail-marge (voor ondermeer marketing en sales, end-user billing, redelijk rendement) kan dit voor het college aanleiding zijn om de kostentoerekening van de desbetreffende aanbieder in een dergelijke situatie als onredelijk te beschouwen.
Alinea 25
Het maximaal redelijke tarief wordt als volgt bepaald:
Het gemiddelde FTA tarief van KPN dat gold op 1 juli 1997 (het eerste door het college
goedgekeurde FTA tarief, D(0)) bedroeg 1,23 eurocent (E0) per minuut.
Stel dat het gemiddelde tarief op 1 september 2003 (D1) 0,69 eurocent (E1) per minuut
bedraagt. De periode tussen 1 september 2003 en 1 juli 1997 bedraagt 61/6 jaar (Dj)12. Dit
resulteert in een gemiddelde verlaging voor KPN gedurende de voorliggende periode van
0,0876 eurocent per jaar.
Een vertraging van drie jaar houdt in dat een marktpartij een FTA tarief mag verlangen dat 3
maal 0,0876, oftewel 0,263 eurocent, hoger ligt dan het FTA tarief van KPN (E1). In dit
concrete voorbeeld is dit maximale tarief (Emax) gelijk aan 0,953 eurocent.
Het te gelden maximum Emax op grond van een vertraging van drie jaar wordt per jaar, op
het moment van het vaststellen van het tarief van KPN, dus als volgt berekend:
Emax = (E0-E1)/(Dj)*3 + E1 = (1,23-E1)/(D1-D0)*3 + E1
FTA tarieven van KPN worden in het algemeen op 1 juli van ieder jaar gepubliceerd en op 1
september geëffectueerd, waardoor marktpartijen twee maanden de tijd hebben om het
nieuwe tarief te implementeren.
12 In de berekening wordt een maand als 1/12 jaar gehanteerd.
7
Alinea 26
Voor de duidelijkheid wordt de ontmiddelingsmethodiek met een voorbeeld geïllustreerd. Stel
dat het maximum toegestane FTA tarief 1 eurocent per minuut bedraagt. In het voorgaande
jaar van 1 september 2002 tot 1 september 2003 (of indien het om praktische redenen niet
mogelijk is of wenselijker is om deze gegevens te aggregeren over deze periode mag een
andere aaneengesloten periode van een jaar worden gehanteerd, mits de laatste datum van
dat aaneengesloten jaar niet meer dan zes maanden in het verleden is gelegen. De periode
1 maart 2002 tot 1 maart 2003 is derhalve nog net toegestaan.
Stel dat aanbieder X gedurende de periode 1 maart 2002 tot 1 maart 2003 verkeer met de volgende karakteristieken heeft getermineerd op zijn vaste netwerk:
Variabele Inhoud Waarde in voorbeeld n1 Aantal gesprekken in piek 40.000 n2 Aantal gesprekken in dal 20.000 n3 Aantal gesprekken in weekend 10.000 m1 Aantal minuten in piek 4.000.000 m2 Aantal minuten in dal 2.000.000 m3 Aantal minuten in weekend 1.000.000 s1 Gekozen set-up tarief piek 2 eurocent s2 Gekozen set-up tarief dal 1 eurocent s3 Gekozen set-up tarief weekend 1 eurocent c1 Gekozen conveyance tarief piek 1,4 eurocent c2 Gekozen conveyance tarief dal 0,4 eurocent c3 Gekozen conveyance tarief weekend 0,4 eurocent
Ter toetsing of de aanbieder onder de bovengrens blijft, wordt de totale omzet berekend die
de aanbieder op grond van de verkeersgegevens van 1 maart 2002 tot 1 maart 2003 zou
hebben behaald op basis van de voorgestelde tarieven. Dit totaal komt op 6.910.000
eurocent. Het aantal verkeersminuten over deze periode bedroeg 7.000.000. Dit betekent dat
de aanbieder onder de bovengrens blijft: 6.910.000 eurocent gedeeld door 7.000.000
minuten is 0,987 eurocent en derhalve minder dan het maximaal redelijke gemiddelde tarief
van 1 eurocent per minuut.
Het gemiddelde tarief kan dus berekend worden met:
Tgem = (n1*s1 + n2*s2 + n3*s3 + m1*c1 + m2*c2 + m3*c3) / (m1 + m2 + m3) = 0,987
8
Indien de aanbieder hogere periodieke tarieven uit hoofde van terminating dienstverlening
hanteert dan KPN zou doen, dienen ook deze tarieven in bovenstaande formule te worden
verwerkt13.
Indien het voor een aanbieder redelijkerwijs niet mogelijk is om zijn historische
verkeersgegevens vast te stellen op de wijze die in het voorgaande is beschreven, gelden de
historische verkeersgegevens van de wederpartij, zijnde KPN.
Alinea 28
Het college verwacht dat de verlaging van het FTA tarief op basis van vertraagde
reciprociteit in de eerste jaren voor slechts een klein aantal vaste aanbieders een daling van
de vaste terminating inkomsten zal betekenen. Bovendien zal deze daling zeer beperkt en
geleidelijk zijn.
Alinea 31
Naar verwachting zal in 2004 een nieuw wettelijk kader van kracht worden. Deze nieuwe
wetgeving zal grote gevolgen hebben voor de bevoegdheden van het college, en de wijze
waarop het hier uitvoering aan geeft. Daarnaast constateert het college dat sprake is van
voortschrijdend inzicht ten aanzien van de achtergronden van terminating dienstverlening.
Dit heeft onder meer geleid tot een Aanbeveling van de Europese Commissie om de
netwerken van individuele aanbieders te beschouwen als afzonderlijke markten voor
terminating dienstverlening. Het onderzoek dat in 2002 in Nederland is uitgevoerd door de
NMa naar mobiele terminating dienstverlening ondersteunde in grote lijnen deze visie van de
Europese commissie (althans voor mobiele telefonie)14. Het college acht het zeer
aannemelijk dat hij op grond van deze ontwikkelingen gedwongen wordt de thans
voorgestelde lijn in het nieuwe kader te heroverwegen. Het beschouwen van ieder netwerk
als een afzonderlijke markt, hetgeen lijkt te worden ondersteund in het nieuwe regelgevende
kader, impliceert een meer symmetrisch interconnectieregime dan het huidige. In de
beleidsregels MTA tarieven en het voorafgaande consultatiedocument15 gaf het college
reeds aan dat het nieuwe wettelijke kader aanleiding geeft om te onderzoeken of de
terminating tarieven van mobiele partijen in de toekomst op basis van kostenoriëntatie
vastgesteld moeten worden. Het college is van oordeel dat een dergelijke verplichting tot een
vorm van kostenoriëntatie in beginsel evenzeer voor vaste aanbieders zou kunnen gelden,
gegeven de huidige analyse. Het college beschouwt het thans voorgelegde beleid dan ook in
dit opzicht in beginsel als tijdelijk. Dat betekent dat vanaf 1 september 2003, de datum vanaf
welke de richtlijn voor het maximum tarief van kracht wordt, dit maximum tarief steeds
jaarlijks bijgesteld wordt volgens de onderhavige beleidsregels, totdat dit redelijkheidskader
13 Dat betekent dat het totaal aan periodieke tarieven dat de betreffende aanbieder gedurende een
jaar in rekening zal brengen boven het totaal aan periodieke tarieven dat KPN in rekening zou
brengen wordt opgeteld bij het bedrag boven de streep van de deling om Tgem te berekenen.
14 Rapportage over de marktdefinitie van het afwikkelen van gesprekken op mobiele netten,
Nederlandse Mededingingsautoriteit, 1 augustus 2002.
15 Consultatiedocument `De regulering van mobiele terminating tarieven', (OPTA/IBT/2001/203784),
19 december 2001.
9
ten gevolge van de nieuwe wetgeving is heroverwogen. Beoogd wordt om binnen het huidige
wettelijke kader tot een zodanig beleid te komen dat enerzijds recht wordt gedaan aan de
huidige problematiek in de markt, en dat anderzijds zoveel als mogelijk rekening wordt
gehouden met de toekomstige implicaties van het nieuwe kader.
10
Nota van bevindingen
Bijlage bij de beleidsregels `De redelijkheid van
vaste terminating tarieven'
OPTA, 18 april 2003
1. Inleiding
In deze nota van bevindingen komen de vraagpunten aan de orde zoals die in het
consultatiedocument `De redelijkheid van vaste terminating tarieven' aan de orde zijn
gesteld. Dit consultatiedocument is op 13 januari 2003 (kenmerk: OPTA/IBT/2002/02204366)
door het college van OPTA (hierna: "het college") aan belanghebbenden voorgelegd. Het
doel van de onderhavige nota van bevindingen is om inzicht te bieden in de door
belanghebbenden ten aanzien van bedoelde vraagpunten aangedragen standpunten en
argumentatie, alsmede in het resultaat van de mede op basis daarvan door het college
uitgevoerde nadere besluitvorming. De hieruit resulterende definitieve beleidsvoornemens
zijn als beleidsregels verwoord in de richtsnoeren waarvan onderhavig document de bijlage
is (kenmerk: OPTA/IBT/2003/201171)16.
De opbouw van dit document is verder als volgt. Per in het consultatiedocument opgenomen
vraagpunt wordt dit vraagpunt herhaald, voorzien van een korte toelichting17. Vervolgens
wordt per vraagpunt een weerslag gegeven van de ontvangen reacties, waarna het college
verslag doet van de nadere oordeelsvorming.
De weerslag van de ontvangen reacties betreft overigens niet perse een letterlijke weergave
van die reacties, maar veelal een samenvatting van het naar voren gebrachte. Voor die
onderwerpen waar de geformuleerde vraagpunten en de ontvangen reacties daartoe
aanleiding geven, is ervoor gekozen om deze samen te nemen.
Van de volgende partijen is een schriftelijke reactie op het consultatiedocument ontvangen: KPN Telecom, Enertel, Essent Kabelcom, Casema Telecom, Versatel, UPC, en Priority Telecom. WorldCom heeft voor zijn standpunt verwezen naar de presentatie die namens haar werd gehouden op de openbare hoorzitting van 14 januari 2003. Tijdens deze hoorzitting hebben UPC, Versatel en Worldcom een mondelinge bijdrage geleverd.
16 De inhoud van de richtsnoeren prevaleert boven die van onderhavig rapport van bevindingen.
17 Voor een opsomming van de in het consultatiedocument opgenomen vraagpunten zij verwezen
naar hoofdstuk 7 van dat document.
1
I a). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven in hoeverre zij van mening zijn dat de
prikkels tot prijsefficiëntie van terminating tarieven bij spraaktelefonie in hoge mate
ontbreken (nu het internetinbelverkeer is uitgekoppeld), en niet te verwachten is dat
dergelijke prikkels tot stand gebracht kunnen worden.
I b). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven welke oorzaak zij zien voor de recente
tariefsverhogingen.
A. Toelichting:
Het college is van mening dat het ontbreken van voldoende neerwaartse tariefprikkels op de
FTA dienstverlening ten behoeve van spraaktelefonie (exclusief internet-inbelverkeer) ten
grondslag ligt aan de onderhavige problematiek. Het college onderscheidde in het
consultatiedocument de volgende onderliggende oorzaken:
1) De wettelijke plicht tot interconnectie, die partijen dwingt FTA dienstverlening bij
elkaar af te nemen, ongeacht de prijs die hiervoor betaald moet worden (zolang dit
tarief niet bovenmatig beschouwd kan worden).
2) De aard van de terminating dienst, die externaliteiten in zich bergt. Eindgebruikers
krijgen bij het abonnee worden niet alle kosten in rekening gebracht die samengaan
met de keuze voor een bepaald netwerk (deze worden voor een deel gedragen door
de bellende partij), en aanbieders kunnen hun terminating tarieven verhogen, terwijl
de negatieve gevolgen van een dergelijke beslissing worden gedragen door hun
concurrenten (die hogere terminating tarieven moeten betalen, en hierdoor
concurrentienadeel ondervinden).
3) Het ontbreken van andere matigende prikkels. Eindgebruikerstariefdifferentiatie heeft,
gegeven het feitelijke verhogingsgedrag van aanbieders en de bestaande
externaliteiten onvoldoende matigende invloed op de FTA tarieven (uitgezonderd
internet-inbelverkeer). Voorts is er geen technisch en economisch haalbaar alternatief
voor FTA.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom a) De prikkels tot prijsefficiëntie ontbreken volledig, nu het
internetverkeer in belangrijke mate is uitgekoppeld, en vrijwel
uitsluitend nog spraakverkeer wordt getermineerd.
b) De recente verhogingen komen voort uit de uitkoppeling. Nadat
partijen eerst voorzichtigheidshalve een kleine verhoging hebben
uitgeprobeerd, volgen nu forse verhogingen
Tele2 a) Aanbieders kunnen nog steeds hun eindgebruikerstarieven differentiëren. Bovendien zijn de FTA tarieven minder excessief dan
2
de MTA tarieven. De noodzaak tot regulering is minder dringend
omdat het FTA verkeer een veel kleiner deel uitmaakt van de
terminating-afdrachten dan MTA.
b) Tele2 heeft hier geen verklaring voor
Priority a) Er is geen sprake van onvoldoende prikkels, omdat zakelijke
eindgebruikers de prijs/kwaliteit-verhouding van telefoniediensten in
zijn geheel beschouwen, inclusief de kosten om gebeld te worden.
Transparantie verzorgd door KPN en Opta zal deze prikkels verder
versterken.
b) Hoewel Priority zijn terminating tarieven niet heeft verhoogd, kan het
zich voorstellen dat partijen tot verhoging overgaan om hun marges
te verbeteren en hun kosten goed te maken om uiteindelijk
bestendige mededinging te bewerkstelligen.
Casema a) Er zijn op dit moment onvoldoende prikkels die leiden tot een
marktconform en concurrerend FTA tarief.
b) Een verbeterd inzicht in de tariefstructuur. Voor kleine partijen als
Casema goldt dat er aanvankelijk weinig inzicht was in de werkelijke
kosten. De huidige tarieven van Casema zijn meer in
overeenstemming met de werkelijke kosten.
Enertel -
Versatel a) In het algemeen ontbreken prijsprikkels maar de huidige werking
van ODRB vormt nog wel enige prikkels.
b) Versatel heeft ten opzichte van juni 2000 een prijsverlaging
ingevoerd. De verhogingen van marktpartijen ligt in het loslaten van
reciprociteit om inkomsten voor een deel veilig te stellen.
Essent a) Essent is van mening dat hoge terminating tarieven noodzakelijk
kunnen zijn om een redelijk rendement te behalen op investeringen.
b) Essent stelt voor dat OPTA deze vraag voorlegt aan de partijen die
tot de verhoging besloten hebben.
WorldCom a) Voor internet-inbelverkeer is tariefdifferentiatie effectief
b) Verandering in internet-inbelverkeer en de scherpe daling van de
tarieven van KPN
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
3
In meer algemene zin hebben niet-AMM partijen aangegeven dat zij van mening zijn dat de
in hun ogen excessief hoge MTA tarieven een hogere prioriteit verdienen bij het college dan
het niveau van de FTA tarieven. Gegeven de hoogte van de MTA tarieven en de volumes
behorend bij dit verkeer, is de materialiteit van MTA van een geheel andere orde. Het college
verzekert marktpartijen ervan dat de MTA problematiek zijn buitengewone aandacht heeft. In
zijn handelen heeft het college hier de afgelopen tijd ook uitdrukkelijk blijk van gegeven. Dit
neemt echter niet weg dat het college gehouden is om zich op verzoek van een of meerdere
aanbieders ook uit te spreken over de redelijkheid van FTA tarieven. Het college volgt
partijen dan ook niet indien zij stellen dat het college zich niet zou moeten uitspreken ten
aanzien van de FTA tarieven gegeven de betrekkelijk geringe materialiteit van de
problematiek in vergelijking met MTA.
De meeste partijen sluiten zich aan bij de conclusie dat matigende prikkels ten aanzien van
FTA tarieven onvoldoende aanwezig zijn (met de door het college reeds gemaakte
uitzondering voor het internet-inbelverkeer). Priority geeft als enige aan dat zij van mening is
dat er ten aanzien van FTA van verkeer dat origineert bij zakelijke klanten wel sprake is van
voldoende prijsprikkels. Zakelijke eindgebruikers zouden de kosten van het gebeld worden in
hoge mate laten meewegen in hun keuze voor een aanbieder.
Dit wordt niet nader door Priority onderbouwd. Gegeven de feitelijke ontwikkeling van de
hoogte van de FTA tarieven acht het college dit niet aannemelijk. Ook de uitgebreide
analyses van zowel het college als de NMa ten aanzien van MTA tarieven (wat voor een
zeer substantieel deel uit zakelijk verkeer bestaat) verdragen zich niet met hetgeen door
Priority naar voren wordt gebracht. Het college deelt de mening van Priority dat naar een
grotere transparantie moet worden gestreefd. Ook dit zal echter onvoldoende matigende
prikkels teweeg brengen, gegeven de geringe prijselasticiteit van het bellen naar een andere
eindgebruiker. Het college ziet in het door partijen naar voren gebrachte geen reden zijn
constatering van het onvoldoende bestaan van matigende prikkels, aan te passen.
II. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op de stelling dat effectieve
concurrentie ten aanzien van het vast termineren van verkeer (althans voor zover het
hier spraaktelefonie betreft) ontbreekt en op afzienbare termijn niet of onvoldoende
tot stand zal komen.
A. Toelichting:
Het door het college in het voorgaande ingenomen standpunt, zijnde dat er onvoldoende
matigende prikkels bestaan ten aanzien van FTA tarieven, leidt er naar de mening van het
college toe dat effectieve concurrentie ten aanzien van deze dienstverlening ontbreekt en op
afzienbare termijn niet of onvoldoende tot stand zal komen. Immers, het ontbreken van
matigende prikkels leidt ertoe dat hogere tarieven tot stand kunnen komen dan het geval zou
zijn onder effectieve marktwerking.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom KPN onderschrijft deze stelling
4
Tele2 Anders dan mobiele partijen, zijn vaste aanbieders bereid te onderhandelen
over de terminating tarieven.
Bovendien hebben vaste aanbieders vaak op meerdere plaatsen directe
interconnectie, hetzij nationaal of internationaal. Hierdoor zijn verschillende
tarieven beschikbaar en hier is daarom sprake van concurrentie
Reactie Opta: Het al dan niet beschikbaar zijn van directe interconnectie doet niet af aan
het feit dat de originerende aanbieder geen keuzemogelijkheid heeft bij het
aanbieden van verkeer ter terminering aan een andere aanbieder. Immers,
een gesprek kan in het algemeen slechts via één netwerk getermineerd
worden, namelijk het netwerk waarop de gebelde eindgebruiker is
aangesloten.
Priority Zie antwoord Ia)
Casema Er is weldegelijk sprake van enige concurrentie: er is een keuze tussen
transit en directe interconnectie. Op basis van het verschil in kostprijs
tussen beide opties wordt indirect een beslissing genomen over de
acceptatie van een bepaald tarief. Concurrentie komt alleen tot stand indien
er relatieve gelijkheid is.
Reactie Opta Zie hetgeen Opta hierover reeds opmerkte bij Tele2
Enertel -
Versatel Versatel onderschrijft deze stelling.
Essent Gelet op het volume dat door de concurrentie wordt afgewikkeld heeft OPTA gelijk. Een viertal verklaringen zijn hiervoor aan te geven. In de eerste plaats is het een illusie te veronderstellen dat de ontwikkelingen in Nederland veel sneller zouden gaan dan in het Verenigd Koninkrijk, waar na jaren van liberalisatie pas slechts 5% van de markt door derden werd beleverd. In de tweede plaats gaat de interesse van de consument voornamelijk uit naar het mobiel verkeer dat eerder als alternatief wordt gezien voor het vaste net dan bijvoorbeeld kabeltelefonie. In de derde plaats zijn de KPN-tarieven al dermate laag dat de meeste klanten zich niet de moeite getroosten om te switchen van operator. Het is veelal het interessante inbel-internettarief dat klanten doet besluiten KPN de rug toe te keren. In de vierde plaats is het rendement op de investeringen bij de lage tariefniveaus dermate gering dat grootscheepse uitrol soms moeizaam te verantwoorden is. Ook de constatering dat vaste aanbieders bereid zijn te onderhandelen doet hier niet aan af; partijen zijn wettelijk gehouden aan de plicht om met elkaar in onderhandeling te treden ten aanzien van de voorwaarden die tussen hen hebben te gelden inzake interconnectie.
5
WorldCom Iedere operator is dominant op zijn eigen netwerk
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college is van mening dat de voorgaande conclusie, namelijk dat er onvoldoende
matigende prikkels op het FTA tarief bestaan, impliceert dat er geen effectieve concurrentie
plaats kan vinden ten aanzien van spraaktelefonie. De reacties van marktpartijen op de
stelling van het college, voorzover zij niet eensluidend zijn met de stelling, geven het college
geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen.
Het al dan niet aanwezig zijn van mogelijkheden tot directe of indirecte interconnectie doet
hier niet aan af. Immers, het verkeer dient uiteindelijk toch in beide gevallen getermineerd te
worden op het netwerk waarop de gebelde eindgebruiker zich bevindt, dat hiermee de
toegang tot de eindgebruiker beheerst.
III. Belanghebbenden wordt verzocht om in te gaan op de wenselijkheid van een
koppeling tussen het tarief van de aangewezen partijen en de niet-aangewezen
partijen.
A. Toelichting:
Het ontbreken van voldoende matigende prikkels brengt het risico met zich dat excessieve
FTA tarieven tot stand komen. Omdat het FTA tarief van KPN als AMM-partij wordt
gereguleerd (en derhalve niet onbeperkt kan meestijgen met de tarieven van andere
aanbieders) leiden alsmaar hogere tarieven van niet-AMM-partijen tot een steeds groter
verschil tussen de tarieven van KPN en de overige aanbieders. Een groot verschil tussen
deze tarieven leidt door concurrentieverstoring. Om het verschil tussen het FTA tarief van
KPN en de overige aanbieders in toom te houden acht het college het wenselijk om een
koppeling in enige vorm tussen de FTA tarieven onderling aan te brengen.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Het is zeer wenselijk om een koppeling aan te brengen. Deze koppeling
zou er uit moeten bestaan dat de tarieven van niet-AMM partijen gelijk zijn
aan de lokale terminating tarieven van KPN.
Tele2 Er is geen juridische grondslag om partijen te houden aan kostenoriëntatie. Reactie Opta: Een koppeling impliceert niet automatisch kostengeoriënteerde tarieven.
Priority Een koppeling, direct of indirect, van FTA tarieven van KPN met de tarieven van de andere aanbieders is onwenselijk. De netwerkkosten, afschrijvingen en economies of scale zijn niet te vergelijken. Reactie Opta Bij het aanbrengen van een koppeling kan met alle relevante verschillen in
6
omstandigheden rekening worden gehouden.
Casema Een koppeling is niet direct wenselijk. Een koppeling zou moeten
geschieden op basis van verkeersverhoudingen en de wijzigingsrichting
van de tarieven van KPN.
Enertel Strikte reciprociteit is geen goede invulling van de redelijkheid.
Versatel Theoretisch is er geen koppeling. Als oplossing in de praktijk en om
uitgebreide tariefbepalingen te voorkomen kan een vorm van koppeling
gebruikt worden.
Essent Het door OPTA goedkeuren van de tariefdifferentiatieformule ontkracht het
oordeel in het consultatiedocument. Voordeel van koppeling is
transparantie, nadeel is dat KPN iedereen dwingt haar prijsstellingen te
volgen.
Reactie Opta Opta ziet niet in waarom het goedkeuren van tariefdifferentiatie de in het
consultatiedocument ingenomen stelling ontkracht.
WorldCom Koppeling moet de basis vormen van toekomstige regulering.
UPC College besluit nader over openbaarmaking
Reactie Opta
C. Oordeel
Het college constateert dat de meeste partijen, een koppeling tussen het FTA tarief van KPN
en dat van henzelf niet onmiddellijk afwijzen. Wel stellen partijen voorwaarden aan een
dergelijke koppeling. Op deze voorwaarden wordt in het hiernavolgende nog uitgebreid
teruggekomen.
IV. Het college verzoekt belanghebbenden te reageren op de negatieve effecten van hoge
FTA tarieven.
A. Toelichting:
Het college heeft in het consultatiedocument de negatieve gevolgen van hoge FTA tarieven
en met name van een groot verschil tussen de FTA tarieven van aanbieders opgesomd.
De negatieve effecten komen er op neer dat een buitensporig groot verschil tussen het FTA
tarief van KPN enerzijds, en dat van de overige aanbieders anderzijds, ertoe leiden dat 1) de
concurrentiepositie van KPN wordt uitgehold, en dat 2) de overige aanbieders op een
eenvoudige wijze inkomsten kunnen genereren, waardoor zij niet geprikkeld worden tot
efficiency. Uiteindelijk is de eindgebruiker, die met hoge tarieven wordt geconfronteerd,
hiervan de dupe. Het college merkt op dat een beperkt verschil daarentegen juist kan
bijdragen aan het totstandkomen van een level playing field.
7
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom KPN onderschrijft de analyse ten aanzien van de negatieve effecten in het
consultatiedocument, met uitzondering van de laatste twee regels van
pagina 23: het begrip `level playing field' wordt hier op een volstrekt nieuwe
wijze geïnterpreteerd. Het wordt hier aangewend om cadeautjes uit te delen
aan partijen die hier niet op rekenden.
Reactie Opta De wijze waarop Opta het begrip `level playing field' gebruikt is volstrekt in
lijn met het gangbare gebruik van het begrip. Van het `uitdelen van
cadeautjes waar partijen niet op rekenden' in de woorden van KPN is in het
geheel geen sprake. In de eerste plaats is het minder relevant of partijen al
dan niet op bepaalde inkomsten rekenden. Echter ten overvloede zij
opgemerkt dat het college steeds consequent het standpunt heeft
betrokken dat reciprociteit niet de enige juiste invulling van de redelijkheid
kan zijn. Vanaf 1997 hebben nieuwe aanbieders het tarief in snel tempo
zien dalen. Het feit dat het college het niet per definitie redelijk acht dat
deze nieuwe partijen (met ieder hun eigen business case, gebaseerd op
bepaalde veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkelingen van hun
tarieven) deze tariefdaling van een gevestigde aanbieder als KPN één-op-
één volgen heeft niets te maken met het `uitdelen van cadeautjes', maar
met het invulling geven aan de uitdrukkelijke asymmetrie in de Tw.
Tele2: Voor de markt hebben hoge FTA tarieven uitsluitend een negatief effect
indien partijen dit niet door kunnen berekenen in hun
eindgebruikerstarieven. Van uitholling van de concurrentiepositie van KPN
kan dan ook geen sprake zijn. Eerder is het zo dat de concurrentiepositie
van andere vaste aanbieders wordt uitgehold indien alleen de FTA tarieven
die aan KPN doorberekend mogen worden aan banden worden gelegd.
Reactie Opta: Het college acht het genoegzaam aangetoond dat ook hoge terminating-
afdrachten die in rekening gebracht kunnen worden bij de eindgebruiker
negatieve gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van een
aanbieder. De hoge MTA vergoedingen die vaste aanbieders
doorberekenen aan hun eindgebruikers vormen daarvan het meest
uitgesproken voorbeeld. Het college volgt Tele2 dan ook niet in haar
redenering.
Priority Hogere FTA tarieven leiden niet tot negatieve resultaten. Zelfs als KPN de
hogere FTA tarieven volledig in rekening brengt bij de eindgebruiker is het
niet waarschijnlijk dat de KPN-abonnees overstappen naar andere
aanbieders. Dit omdat naast op prijs ook op kwaliteit wordt geconcurreerd.
Pas indien de eindgebruikerstarieven van KPN 20 procent duurder zouden
zijn zouden partijen gaan overwegen over te stappen. Gegeven dominantie
8
van KPN, welke ondermeer blijkt uit het marktaandeel van meer dan 90
procent op de vaste markt, kan geen sprake zijn van negatieve effecten op
de concurrentiepositie van KPN.
Casema Uitholling van de winstgevendheid van KPN is onwaarschijnlijk, gegeven
het geringe marktaandeel van nieuwe toetreders. Als de verschillen in FTA
tarieven 150-200 procent gaan bedragen wordt dit aannemelijker. Voorts
zal het klantenverlies van KPN door kruissubsidie op de
eindgebruikerstarieven van niet-AMM partijen stoppen als KPN's
marktaandeel onder de AMM-grens komt. Als eindgebruikers massaal gaan
signaleren dat bellen naar bepaalde netwerken duur is, zal dit ook een
neerwaartse prikkel tot stand brengen.
Een kunstmatig hoog tarief impliceert niet direct dat de FTA dienst niet
tegen de meest efficiënte prijs/kwaliteit-verhouding tot stand komt. Dit
prijsniveau is mede zo hoog, omdat de aanbieder een vergelijkbaar
dienstenportfolio moet aanbieden als KPN.
Reactie Opta Het kan niet zo zijn dat niet-AMM partijen volledig vrij zijn hun tarief
excessief hoog vast te stellen totdat dit tot gevolg heeft gehad dat het KPN
marktaandeel van het huidige niveau tot onder 25 procent is gedaald. Het
college acht het wenselijk dat partijen hun positie in de markt veroveren
door hun eigen concurrentiekracht, op basis van een level playingfield.
Ondermeer de hoge tarieven voor het bellen van vast naar mobiel hebben
geleerd dat van de eindgebruikers onvoldoende neerwaartse prikkels
uitgaan op terminating tarieven.
Enertel Enertel volgt het college in zijn redenering. Echter de belangen van KPN
worden niet onredelijk geschaad, omdat zij de FTA tarieven kan afwentelen
op haar eindgebruikers. Het level playing field wordt niet verstoord indien
redelijke tarieven worden bepaald op basis van daadwerkelijke
kostenoriëntatie of een afgeleide daarvan (reciprociteit met terugwerkende
kracht). Als een partij kiest voor kostenoriëntatie moet worden aangetoond
dat geen interne prijssubsidie plaatsvindt en dat tarieven efficiënt zijn (niet
excessief en niet nadelig voor andere partijen)
Reactie Opta Het feit dat KPN zijn hogere inkoopkosten voor FTA diensten kan verhalen
op zijn eindgebruikers neemt niet weg dat KPN zich hierdoor uit de markt
prijst indien deze verhogingen van het eindgebruikerstarief al te grote
vormen aanneemt. Immers, andere aanbieders kunnen met hun extra
inkomsten juist hun eindgebruikerstarieven verlagen.
Versatel Hoge FTA tarieven hebben in eerste instantie geen negatieve effecten voor aanbieders. Vooralsnog is er niet een partij die een zodanig marktaandeel heeft dat de belangen van KPN worden geschaad. Het zogenaamd kopen van eindgebruikers door lage tarieven aan te bieden en dit te compenseren
9
door hoge terminating tarieven is op dit moment geen brandend vraagstuk.
Reactie Opta: Het college acht het, ongeacht de schaal waarop een en ander plaats vindt,
onredelijk indien aanbieders - bij de gratie van het ontbreken van
voldoende marktwerking - zodanige FTA tarieven hanteren dat zij zonder
evenredige tegenprestatie substantiële inkomsten kunnen genereren. Het is
voor het college niet in te zien dat aanbieders op een dergelijke wijze als
volwaardige concurrenten kunnen opereren, nu of in de toekomst. Dit laat
onverlet dat het redelijk kan zijn dat nieuwe aanbieders een hoger FTA
tarief hanteren dan KPN.
Essent Het feit dat tarieven ongeveer gelijk zijn wil niet zeggen dat ze redelijk zijn,
maar dat sterkere afwijking niet mogelijk is.
Hoge FTA tarieven kunnen, indien niet gecompenseerd, leiden tot
negatieve marge-effecten. Anderzijds kunnen hoge FTA tarieven ruimte
scheppen voor noodzakelijke investeringen, waarvan een
welvaartsverhogend effect zal uitgaan.
Reactie Opta: Het college deelt de mening van Essent, en acht daarom strikte reciprociteit
niet de enig juiste invulling van de redelijkheid.
WorldCom Vaste operators kunnen de dominante positie op hun netwerk gebruiken om de concurrentie te blokkeren met excensieve FTA tarieven, kruissubsidies op retail (on-net) verkeer en price squeeze.
UPC College besluit nader over openbaarmaking
Reactie Opta:
C. Oordeel
De reacties van marktpartijen geven het college geen aanleiding om zijn standpunt bij te
stellen. Zoals het college aangeeft in zijn reacties op de verschillende door marktpartijen
ingenomen standpunten, leidt het naar voren gebrachte niet tot andere inzichten in de
negatieve effecten van hoge FTA tarieven.
V. Belanghebbenden wordt gevraagd per punt aan te geven in hoeverre zij de
voorgaande analyse met betrekking tot de overeenkomsten tussen de vaste en de
mobiele markten delen, en of zij nog andere relevante overeenkomsten kunnen
aangeven.
A. Toelichting:
Het college duidt in het consultatiedocument aan dat ze twee belangrijke overeenkomsten
ziet tussen de markt van vaste en mobiele terminating. Deze twee overeenkomsten zijn dat
1) eindgebruikers zich slechts in beperkte mate laten beïnvloeden door hogere
eindgebruikerstarieven en dat 2) aanbieders de neiging hebben om, met uitzondering van
10
internet inbel verkeer, de terminating tarieven boven een marktconform niveau vast te
stellen.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom De bellende eindgebruiker heeft in tegenstelling tot bij mobiele telefonie
geen economisch alternatief voor de hogere eindgebruikerstarieven.
De ontstaansgeschiedenis van FTA tarieven is voorts van belang: partijen
komen uit een reciproque situatie. Verhoging van FTA tarieven leidt daarom
tot een overdekking van de kosten.
Reactie Opta Hetgeen KPN hier stelt is niet strijdig met hetgeen het college stelt. Ook ten
aanzien van mobiele telefonie heeft het college gesteld dat er geen
economisch haalbaar alternatief is voor het bellen naar een mobiele
eindgebruiker. Het feit dat het vast bereiken van een eindgebruiker in
bepaalde gevallen mogelijk is, doet hier niet aan af.
Het feit dat de FTA tarieven aanvankelijk reciproque waren, impliceert niet
anders dan KPN stelt dat de business cases van partijen gestoeld zijn
op reciprociteit. In het geval dat de FTA tarieven van KPN sterk dalen kan
het ook in een reciproque situatie zo zijn dat andere partijen - indien zij
gedwongen worden de daling te volgen - hun business case danig moeten
bijstellen.
Tele2 -
Priority De stijgingen van de MTA tarieven zijn veel substantiëler. Door middel van
de MTA tarieven vindt kruissubsidie plaats. Het verbod op kruissubsidie
door middel van hoge terminating tarieven zou zowel voor vaste als voor
mobiele aanbieders moeten gelden. De situatie op de vaste markt is
bovendien verschillend: KPN is dominanter op de vaste markt.
Casema Casema is het eens met de eerste vergelijking. De term marktconform acht Casema niet eenduidig. Casema acht het tarief van KPN niet marktconform, daar dit gereguleerd is. Een andere overeenkomst tussen MTA en FTA is dat KPN het overgrote deel van het transitverkeer afwikkelt.
Enertel De MTA tarieven zijn van een volstrekt andere orde van grootte dan de FTA tarieven. Externaliteiten hoeven niet de enige verklaring te zijn. De hoge MTA tarieven laten twijfels ontstaan over de mate van autonomie waarop mobiele aanbieders deze tarieven tot standbrengen.
Versatel Versatel onderschrijft in zijn algemeenheid de overeenkomsten, met een
paar kanttekeningen. (zie VI)
11
Essent 1. De eindgebruiker A heeft als doel het bereiken van eindgebruiker B.
Andere terminating tarieven bij de provider van B, voor zover hij zich
daarvan bewust is, zijn hem niet alleen vermoedelijk onbekend, maar zullen
hem er niet van kunnen weerhouden deze route te kiezen. Bovendien zal
eindgebruiker B niet zonder meer in de gelegenheid zijn bij
tariefverhogingen van provider te wisselen.
De conclusie die OPTA trekt is daarom geen logische.
2. Essent vraagt zich af waar Opta deze stelling op baseert. Mogelijk zijn
geconstateerde hogere tarieven een signaal dat de door OPTA
vastgestelde KPN tarieven als onvoldoende rendement genererend worden
beoordeeld. Tegen deze achtergrond zij verwezen naar eerdere
opmerkingen van Essent, waarin werd aangegeven dat een tarief
gebaseerd op een efficiënte nieuwe aanbieder niet alleen door een nieuwe
marktpartij dient te worden onderschreden om te kunnen concurreren, doch
dat in de praktijk van een theoretische efficiency absoluut geen sprake zal
zijn.
Reactie Opta 1) Als Opta het naar voren gebrachte goed begrijpt, is hetgeen
Essent stelt niet in tegenspraak met de analyse van het
college.
2) Het college heeft de stelling dat er onvoldoende
concurrentiedruk is voor zowel FTA als MTA tarieven
uitgebreid onderbouwd. Indien Essent hiervan niet op de
hoogte is, verwijst het college onder meer naar het
consultatiedocument.
WorldCom Er zijn in principe geen verschillen maar het probleem is veel groter bij
MTA.
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college deelt de mening van een aantal marktpartijen dat de MTA tarieven zowel in
absolute termen als in omvang van de ermee samenhangende problematiek
substantiëler van aard zijn. Dit neemt niet weg dat het college zich ook over FTA dient uit
te spreken. Het college is immers gevraagd om de redelijkheid van FTA tarieven te
beoordelen. Het college vindt in het door partijen naar voren gebrachte geen redenen tot
aanvulling of bijstelling van zijn standpunt.
VI. Belanghebbenden wordt gevraagd per genoemd punt aan te geven of zij de
voorgaande analyse met betrekking tot de verschillen tussen de vaste en de mobiele
markten delen, en of nog andere relevante verschillen kunnen bestaan.
12
A. Toelichting:
Het college identificeert 5 verschillen tussen de markt van vaste en mobiele terminating. 1)
De vaste terminating tarieven zijn relatief lager dan de mobiele terminating tarieven. 2)
Binnen de markt van vaste telefonie is er een partij met gereguleerde terminating tarieven. 3)
De marktaandelen zijn op de markt van vaste telefonie minder gelijkmatig verdeeld dan op
mobiele telefonie. 4) De hoogte van de vaste terminating tarieven varieert (relatief gezien)
veel meer dan op de mobiele markt. 5) Het beleid heeft slechts betrekking op relaties tussen
KPN en de overige partijen in plaats van tussen alle partijen onderling.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom 1) De conclusie dat het feit dat de meeste aanbieders het KPN tarief
volgen een aanwijzing vormt voor het feit dat de FTA tarieven van
een groot deel van de aanbieders niet als excessief kunnen worden
beoordeeld, is onjuist. De tarieven zijn niet excessief omdat het
verhogen van FTA tarieven slechts een recent verschijnsel is.
2) Met name het marktverstorend effect van een verschil tussen de
FTA tarieven is van belang, de absolute hoogte is irrelevant.
3) De omvang van het marktaandeel van KPN en de overige
aanbieders doet niet ter zake.
4) Op korte termijn zullen alle andere aanbieders hun terminating
tarieven verhogen naar het maximaal toegestande niveau.
Reactie Opta 1) Het college volgt de redenering van KPN niet. De conclusie van het
college ten aanzien van de huidige situatie staat los van de vraag of
het verhogen van de FTA tarieven al dan niet een recent
verschijnsel is.
2) Het college is van mening dat zowel de absolute hoogte van een
FTA tarief als het verschil van belang kunnen zijn, afhankelijk van
de feitelijke hoogte van dit tarief. Voor de concurrentiepositie van
KPN is uiteraard uitsluitend het verschil relevant, voor de
eindgebruiker kan de absolute hoogte in beginsel tevens relevant
zijn.
3) De onderlinge marktaandelen zijn relevant gegeven het
asymmetrische wettelijk kader.
4) Het college is van mening dat de Tw ingeeft dat niet-AMM partijen
vrij zijn hun FTA tarieven vast te stellen, mits deze redelijk zijn. Het
college geeft in zijn voorgestelde beleid aan wanneer hij van
oordeel is dat een tarief niet redelijk is. Partijen is toegestaan hun
tarieven op een maximaal redelijk niveau vast te stellen.
Tele2 De verschillen tussen FTA en Mta zijn groot. Slechts een klein deel van het verkeer dat Tele2 origineert wordt getermineerd door vaste aanbieders anders dan KPN. Bovendien is het absolute niveau van de FTA tarieven
13
minder hoog, en zijn de marges op lager. De positieve aspecten van het
beleid van het college wegen daarom niet op tegen de kosten van
eventuele geschillen. Tele2 termineert bijvoorbeeld bijna geen verkeer voor
andere aanbieders. Door dit lage volume zijn de kosten per Tele2 vaste
terminating minuut erg hoog.
Reactie Opta Het college volgt de angst van Tele2 voor hoge geschilkosten niet. In
beginsel spreekt het college zich uit over tarieven die een niet-AMM
aanbieder maximaal in rekening mag brengen aan KPN. In de tweede
plaats geldt dat het om een zeer kleine minderheid van partijen gaat die
thans FTA tarieven hanteert die hoger zijn dan hetgeen volgens de richtlijn
van het college is toegestaan. De situatie is hiermee volstrekt anders dan
de situatie ten aanzien van de MTA tarieven. Indien Tele2 zich houdt aan
de richtlijn van het college, zal zij niet met een geschil worden
geconfronteerd.
Overigens, en wellicht ten overvloede, is het in beginsel niet zo dat partijen
relatief hoge kosten voor terminating verkeer die worden veroorzaakt door
een zeer beperkte schaal kunnen doorberekenen in hun FTA tarief.
Priority 1) Omdat vaste aanbieders sterk concurreren, wijzen lage retail-tariffs niet noodzakelijkerwijs op kruissubsidie. Kruissubsidie is veel waarschijnlijker op de mobiele markt 2) Priority is tegen een koppeling van de FTA tarieven 3) Priority is het eens met de constatering dat de vaste marktaandelen asymmetrischer zijn verdeeld 4) Priority is het eens dat de situatie op de vaste markt genuanceerder ligt dan de situatie op de mobiele markt.
Casema Casema is het eens met de analyse van het college. Zij suggereert voorts om FTA-tarieven voor gesprekken originerend in mobiele netwerken anders te beoordelen dan tarieven originerend uit andere vaste netwerken. Reactie Opta In beginsel ziet het consultatiedocument uitsluitend op de redelijkheid van FTA tarieven die niet-AMM partijen aan KPN in rekening brengen.
Enertel 1) Enertel sluit zich aan
2) -
3) Asymmetrisch beleid is op zijn plaats, doch dat bepaalde
partijen wellicht snel kunnen groeien door het bezit van
infrastructuur (bijvoorbeeld kabelaanbieders)
4)
5) Enertel kan zich hierin vinden
Versatel 1) Versatel deelt deze mening
2)
14
3)
4) De tarieven zijn in absolute zin niet significant hoger, ze zijn
slechts marginaal verhoogd. Bij mobiel zijn de tarieven op
geen enkele manier aan banden gelegd.
5) -
Essent 1) Vanwege het verloop van de volume-groeicurve, de
onmogelijkheid om in de praktijk een theoretische
efficiencygraad te bereiken en de soms andere
investeringen waarvoor een partij zich geplaatst ziet dan
KPN, zijn vaste partijen geneigd hogere tarieven te hanteren
om een enigszins acceptabele verlies- en winstrekening te
kunnen presenteren aan de aandeelhouders. Het is Essent
niet duidelijk waarom OPTA procentuele in plaats van
absolute verschillen gebruikt.
2) Essent is van mening dat er redenen kunnen zijn waarom
partijen andere terminating tarieven hanteren dan KPN. Dat
hiervan een marktverstorende werking uitgaat is geenszins
evident. Niet alleen zal de `onzichtbare hand' van de markt
excessen corrigeren, maar tevens kan een verschil door de
markt door de geboden kwaliteit of het imago juist als
rechtvaardig worden bestempeld. In dit verband zij tevens
gewezen op de OPTA web-site: "OPTA merkt op dat voor
een vergelijking van aanbieders ook andere aspecten dan
tarieven, zoals de mate van detailniveau van de
telefoonrekening, bereikbaarheid van de helpdesk en
kwaliteit van de dienstverlening van belang kunnen zijn."
3) De gevolgde logica is voor Essent niet reproduceerbaar.
4) Zoals al eerder opgemerkt, zijn de opgelegde sancties reden
geweest de tarieven slechts marginaal van KPN te doen
laten afwijken. Daarbij komt dat verschillen op de tarieven
van mobiel verkeer relatief gering zijn vergeleken met
verschillen bij het vaste verkeer. Bij het vaste verkeer doet
zich bovendien sterk het fenomeen gevoelen dat hogere
terminating tarieven kunnen leiden tot hogere kick-back
tarieven die door sommige eindgebruikers bedongen zijn,
met als gevolg een niet significante netto margetoename in
combinatie met negatieve publiciteit. Dit laatste heeft Essent
ervan weerhouden de tarieven op een gewenst niveau te
brengen.
5) -
Reactie Opta 1) Het college kan uit de reactie van Essent niet opmaken of zij het
15
eens is met het geconstateerde verschil. Procentuele verschillen
zijn gebruikelijk bij het vergelijken van marges. Het college meent
dat procentuele verschillen meer inzicht geven in de onderhavige
berekeningen.
2) Het college kan uit de reactie van Essent niet opmaken of zij het
eens is met het geconstateerde verschil. Het college deelt de
mening van Essent dat het redelijk kan zijn dat niet-AMM
aanbieders andere tarieven hanteren dan de AMM-aanbieder. De
door Essent aangehaalde zaken die een ander tarief zouden
rechtvaardigen voor terminating zien echter met name op een ander
retail-tarief.
3) -
4) Het college kan uit de reactie van Essent niet opmaken of zij het
eens is met het geconstateerde verschil.
WorldCom Probleem is veel groter bij MTA dan bij vaste terminating.
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college constateert dat de reacties van partijen het standpunt van het college ten
aanzien van de verschillen tussen FTA en MTA tarieven in grote lijnen ondersteunen.
VII a). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven in hoeverre sprake is van homogene
producten (met andere woorden: zijn de terminating diensten van de verschillende
aanbieders onderling uitwisselbaar?).
VII b). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven of zij het eens zijn met de stelling dat
het college de redelijkheid van terminating tarieven niet kan beoordelen door
uitsluitend (de kosten van) het netwerk van een bepaalde aanbieder te beschouwen,
maar dat tevens het effect dat de hoogte van het terminating tarief kan hebben op de
concurrentiepositie van deze andere aanbieders van belang is bij de vaststelling van
een redelijk FTA tarief voor een individuele aanbieder.
VIII. Belanghebbenden wordt verzocht in te gaan op de stelling dat indien voldoende concurrentiedruk zou bestaan op de terminating tarieven deze tarieven zich zouden bewegen naar het laagste tarief in de markt, zijnde thans het tarief van KPN.
A. Toelichting:
16
Indien dezelfde concurrentie zou kunnen plaats vinden op de markt van terminating als
eindgebruikers en de terminating diensten van aanbieders homogene producten zijn, zouden
aanbieders gedwongen zijn de terminating tarieven af te stellen op de aanbieder met de
laagste tarieven. Daarnaast kan terminating per netwerk als afzonderlijke markt worden
gezien maar werken de terminating tarieven van een aanbieder door op de
eindgebruikerstarieven van een andere aanbieder.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom VII a) De diensten zijn homogeen in die zin dat de aangeboden diensten
identiek zijn.
VII b) Uitsluitend indien de FTA tarieven van een aanbieder gelijk zijn aan
die van de efficiënte aanbieder, worden de concurrentieverhoudingen niet
verstoord.
VIII) Theoretisch is de stelling juist. Gegeven de feitelijke monopoliepositie
van aanbieders is sprake van onvoldoende concurrentiedruk.
Reactie Opta VII b) KPN gaat hierbij voorbij aan de individuele omstandigheden van
partijen. Het college dient in het kader van geschillen ook dergelijke
omstandigheden mee te laten wegen in de beoordeling. Het college is wel
van mening dat de invloed op de onderlinge concurrentieverhoudingen van
marktpartijen van zwaarwegend belang is.
Tele2 VII a)
VII b) Zie antwoord op vraag VI
VIII) -
Priority VII a) Terminating diensten zijn onderling verschillend in de zin dat het
verzorgingsgebied, de netwerkconfiguratie en de kosten van het
specifieke netwerk verschillend zijn per aanbieder. Ook de prijs en
kwaliteit verschillen
VII b)De kosten van een individueel netwerk zouden moeten leiden tot
een FTA tarief, naar inzichten van de aanbieder zelf. In geval van twijfel
stelt Priority de toetsen voor die het college als bijlage I heeft
opgenomen.
VIII) Dit zou alleen zo zijn als prijs de enige factor zou zijn. In een
dergelijk geval zouden netwerkkosten niet worden goed gemaakt, en
zou duurzame concurrentie verhinderd worden.
Reactie Opta VII a) Priority geeft hiermee niet aan of de FTA dienst, in economische
zin, als een homogene dienst beschouwd kan worden (hetgeen erop
neerkomt of de dienst in termen van zijn karakteristieken voor de
afnemer verschilt van andere FTA dienstverlening. Van de zaken die
genoemd worden zou een verschillende kwaliteit ertoe kunnen leiden
dat geen sprake is van homogene diensten. Het college acht het echter
17
niet aannemelijk dat verschillen in kwaliteit van dien aard zijn dat deze
door de afnemer van een FTA dienst worden gepercipieerd.
Casema VII a) Bij terminating dienstverlening gaat het op zich om homogene
producten.
VII b) Casema is het volledig eens
VIII) De vraagstelling is volledig theoretisch.
Enertel VII a)
VII b) Enertel sluit zich aan
VIII) Dit is juist, zij het dat KPN een structureel comparatief
kostenvoordeel heeft. Zij beschikt over een netwerk, inclusief
aansluitnetwerk, waaraan vrijwel geen kapitaalkosten tegenover staan.
Indien niet-AMM partijen op dezelfde wijze worden gereguleerd, leidt dit
strikt genomen tot een monopolie.
Versatel VII a) Omdat KPN de kans heeft gehad haar netwerk efficient in te
richten en schaalvoordelen heeft, zijn de terminating diensten tussen
KPN en aanbieders niet uitwisselbaar. Het is redelijk om tussen alle
overige spelers van uitwisselbaarheid uit te gaan.
VII b) Tussen niet AMM partijen is reciprociteit het enige redelijke
criterium. Als tweede criterium moet non-discriminatie gehanteerd
worden.
VIII) -
Reactie OPTA VII a) Versatel geeft hiermee niet aan of de FTA dienst, in economische
zin, als een homogene dienst beschouwd kan worden (hetgeen erop
neerkomt of de dienst in termen van zijn karakteristieken voor de
afnemer verschilt van andere FTA dienstverlening.
VII b) Versatel geeft hiermee niet aan of zij van mening is dat in het
beoordelen van terminating tarieven van de ene aanbieder de effecten
van de hoogte van deze tarieven op de concurrentiepositie van belang
kan zijn.
Essent VII a) Essent schat in dat de dienst (datatransport) weliswaar hetzelfde
is, doch dat de condities/kwaliteit wel degelijk kunnen verschillen.
VII b) Essent ziet tariefvorming als een complex van factoren, waarvan
kosten, marges en concurrentiepositie deel uitmaken.
VIII) Essent is enerzijds van mening dat kwaliteitsverschillen een
onderscheid kunnen rechtvaardigen; anderzijds is geconstateerd dat
tarieven lager dan die van KPN niet door KPN werden geaccepteerd.
Reactie Opta VII a) Het college acht het echter niet aannemelijk dat verschillen in
condities/kwaliteit van dien aard zijn dat deze door de afnemer van een
FTA dienst worden gepercipieerd of ertoe zouden leiden dat een dergelijke
18
afnemer bereid zou zijn meer te betalen voor FTA dienstverlening.
VIII) Het college verwijst naar hetgeen hij sub VII b) stelde: FTA
dienstverlening is te beschouwen als homogene diensten. Tarieven kunnen
redelijk zijn ondanks het feit dat KPN deze niet accepteert.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
Reactie Opta
C. Oordeel
Het college constateert dat de reacties van partijen die ingegaan zijn op de door het college
gestelde vragen geen aanleiding geven om de stelling dat FTA diensten als homogene
diensten worden gepercipieerd bij te stellen. Een aantal partijen onderschrijft de stelling van
het college. Essent en Priority geven aan dat FTA dienstverlening onderling kan verschillen
(ten aanzien van ondermeer kwaliteit). Het college acht het echter niet aannemelijk dat
verschillen in condities/kwaliteit van dien aard zijn dat deze door de afnemer van een FTA
dienst worden gepercipieerd of ertoe zouden leiden dat een dergelijke afnemer bereid zou
zijn meer te betalen voor FTA dienstverlening. Partijen maken dit ook niet verder
aannemelijk.
De reacties van partijen op de vraag of zij van mening zijn dat de concurrentiepositie van de
wederpartij in een interconnectierelatie een rol speelt bij het vaststellen van de redelijkheid
van in rekening gebrachte FTA tarieven wordt door de meeste partijen onderschreven. KPN
geeft aan dat uitsluitend reciproque FTA tarieven de concurrentieverhoudingen niet
verstoren. Het college deelt deze mening zoals reeds gesteld niet. In het vervolg zal nader bij
de concurrentieverhoudingen worden stilgestaan. Het college handhaaft zijn stelling dat ook
de concurrentieverhoudingen betrokken dienen te worden in de redelijkheidsbeoordeling van
een FTA tarief tussen twee partijen. Partijen merken op dat de stelling van Opta dat indien
voldoende concurrentiedruk zou bestaan op de terminating tarieven deze tarieven zich
zouden bewegen naar het laagste tarief in de markt, een erg theoretische stelling is. Het
college deelt deze mening in werkelijkheid is geen sprake van voldoende concurrentiedruk
- maar acht de notie van belang dat de vrijheid die partijen hebben om hun FTA tarieven vast
te stellen bestaat bij de gratie van onvoldoende concurrentiedruk.
IX. Het college verzoekt belanghebbenden op deze vergelijking door het college van
enerzijds de netwerken van nieuwe toetreders en anderzijds het netwerk van KPN, te
reageren.
A. Toelichting:
KPN heeft als vroeger als monopolist een positie kunnen opbouwen waarvan ze nu nog
steeds profiteert. Nieuwe aanbieders hebben dit niet, maar hebben door hun latere
toetreding modernere en efficiëntere netwerken kunnen uitrollen.
B. Ontvangen reacties:
19
KPN Telecom Uitsluitend netwerkkosten (onderhouds- en kapitaalkosten) zijn van belang.
De elementen zoals lagere naamsbekendheid en hogere marketingkosten
zijn voor de beoordeling van de terminating kosten irrelevant.
Reactie Opta Het college acht alle elementen relevant die ten grondslag liggen aan de
ongelijke uitgangspositie tussen enerzijds KPN als voormalige monopolist,
en anderzijds de nieuwe toetreders. Deze elementen maken dat
aanbieders in mindere mate over de voor telecommunicatienetwerken
essentiële economies of scale and scope kunnen beschikken, en kunnen
daarom een asymmetrische benadering rechtvaardigen.
Tele2 Een groot deel van de efficiëntie van nieuwe netwerken wordt teniet gedaan door de eis van KPN om haar netwerktopologie te kopiëren. Bovendien staat het ontbreken van een competitief aanbod voor lokale interconnectie en het grote aantal lokale centrales van KPN in de weg. Hierdoor kan Tele2 alleen op regionaal niveau interconnecteren. Tevens heeft KPN de beschikking over aansluitingen met de klant, is bijna iedereen `automatisch' klant van KPN en heeft KPN de naam betrouwbaar te zijn.
Priority Priority is het eens met de genoemde verschillen, met de toevoeging dat KPN zijn netwerk heeft overgenomen van de Staat: de afschrijving en financiering is daarom verschillend. KPN's netwerk is wel state-of-the-art.
Casema Kijkend naar haar eigen netwerk geldt dat het gestelde niet altijd geldt.
Casema is eraan gehouden het netwerk van KPN te kopiëren om gebruik te
maken van de meest gunstige terminating tarieven. KPN vindt daarentegen
dat zij recht heeft op het regionale terminating tarief indien KPN slechts op
een punt met Casema interconnecteert. Het initiatief voor een nieuw
interconnectiepunt ligt altijd bij de niet-AMM partij, die ook de kosten moet
dragen. Weliswaar hoeft Casema waarschijnlijk minder uit te geven aan
onderhoud en beheer, maar dit wordt teniet gedaan door initiële
investeringen voor het introduceren van diensten in haar netwerk. De
voordelen van niet-AMM partijen zijn dan ook marginaal ten opzichte van
de voordelen van KPN.
Reactie Opta Het college komt tot de slotsom dat niet-AMM partijen een hoger FTA tarief
mogen hanteren dan KPN, teneinde te zorgen voor een level playing field.
Derhalve houdt het college rekening met het door Casema gestelde, dat de
ongelijkheid tussen aanbieders niet teniet wordt gedaan door de wijze
waarop hun netwerken zijn opgezet.
Enertel Enertel deelt de uitleg van Opta hierin en merkt op dat KPN de enige is die over de juiste informatie omtrent kosten, technologie etcetera beschikt. KPN is er alles aan gelegen om haar wholesale-kosten zo hoog mogelijk
20
voor te spiegelen, omdat deze voornamelijk ten laste van concurrenten
komen. De concurrenten worden gesqueezed, en KPN blijft verdienen aan
gebruikers die naar anderen zijn overgestapt dankzij de wholesale-
vergoedingen. Bovendien speelt KPN de afhankelijkheid van andere
aanbieders van haar wholesale-aanbod uit op de eindgebruikersmarkten:
door prijsstelling en vertragingstactiek (vergelijk het bitstream access
aanbod). Wat betreft de eindgebruikersmarkt beschikt KPN over een
enorme marktmacht, mede door haar grote klantenbestand. Deze kan
benut worden om nieuwe diensten af te zetten. Andere aanbieders moeten
meestal eerst klanten winnen als zij een nieuwe dienst willen introduceren.
Versatel Zie vraag 7a: (Omdat KPN de kans heeft gehad haar netwerk efficient in te richten en schaalvoordelen heeft, zijn de terminating diensten tussen KPN en aanbieders niet uitwisselbaar)
Essent Essent is bijzonder verheugd dat deze visie nu deel uitmaakt van OPTA's gedachtegoed. Het had echter tot een snellere realisatie van een level playing field geleid indien dit inzicht, destijds aangedragen door meerdere marktpartijen, eerder voedingsbodem had gevonden.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college constateert dat de niet-aangewezen partijen de vergelijking tussen de netwerken
van KPN en henzelf delen. Zij voegen hieraan echter een aantal punten toe. Zij geven onder
meer aan dat zij gedwongen zijn om de structuur van het KPN-netwerk over te nemen om in
aanmerking te komen voor lagere FTA tarieven voor verkeer dat zij termineren bij KPN.
Hierdoor worden zij gedwongen een voor hen minder efficiënte structuur na te volgen.
Enertel geeft bovendien aan dat KPN dankzij zijn grote, historische, klantenbestand in staat
is om op efficiënte wijze nieuwe diensten uit te rollen en aan cross-selling te doen. Dit noemt
ook Casema een groot nadeel. Zoals aangegeven deelt het college de mening van KPN dat
uitsluitend netwerk- en kapitaalkosten van belang zijn, niet. Het college erkent dat de door
marktpartijen aangevoerde standpunten, zoals deze in het voorgaande beschreven zijn,
wezenlijke factoren bij de overweging dienen te zijn, met uitzondering van het standpunt van
KPN.
X a). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven of zij van mening zijn dat er grond is
om onderscheid te maken tussen de niet-aangewezen aanbieders onderling.
X b). Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven hoe de verschillen in de hoogte van de
FTA tarieven tussen niet-aangewezen aanbieders onderling kunnen worden verklaard.
21
A. Toelichting:
Aanbieders hebben allen een zelfde kans gehad om tot de markt toe te treden. Niettemin
verschillen de terminating tarieven van niet-aangewezen aanbieders aanmerkelijk.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom a) Er is geen aanleiding tot onderscheid tussen marktpartijen.
b) De ene partij heeft eerder in de gaten gehad dat hoge FTA tarieven
geen invloed hebben op de hoeveelheid inkomend verkeer.
Tele2 a) Er zijn grote verschillen tussen terminating volumina tussen de
verschillende aanbieders. Het aantal minuten waarover vaste
kosten, zoals bijvoorbeeld voor het billing systeem, versleuteld
kunnen worden verschilt daarom enorm. Een vaste prijs per minuut
is daarom niet rechtvaardig.
b) Tele2 heeft hier geen verklaring voor.
Reactie Opta a) Zoals reeds gesteld kunnen aanbieders hun geringe schaal niet
onbeperkt doorberekenen aan hun concurrenten.
Priority a) De unieke kosten, schaal en geschiedenis van een individuele
rechtvaardigen een onderscheid tussen niet-AMM aanbieders
onderling.
b) Sommige aanbieders die het zich konden veroorloven kozen ervoor
om reciproque FTA tarieven te hanteren. Andere aanbieders, met
een kleinere schaal, kleiner verzorgingsgebied en een ander type
netwerk waren gedwongen om hogere tarieven te hanteren.
Reactie Opta b) Niet-aangewezen aanbieders hebben in beginsel alle dezelfde
gelegenheid gehad om een schaal op te bouwen en hun verzorgingsgebied
te optimaliseren. Verschillen tussen niet-aangewezen aanbieders ten
aanzien van deze aspecten zijn terug te voeren op de door deze
aanbieders genomen beslissingen. Indien een ander type netwerk duurder
is, terwijl het een vergelijkbare dienst voortbrengt als een goedkoper
netwerk, is dit in beginsel een beslissing van de ondernemer die moeilijk
bedrijfseconomisch te verantwoorden is.
Casema a) Er moet enig onderscheid te maken zijn tussen niet-AMM
aanbieders onderling. Bijvoorbeeld op basis van achtergrond van
een partij, de aanwezigheidsperiode op de markt, de grootte van het
klantenbestand en het aandeel in het FTA verkeer.
b) De netwerkopbouw van een aanbieder is een mogelijke verklaring.
Daarnaast het verbeterde inzicht in de kostprijs bij een aantal
partijen.
22
Enertel a) Zie antwoord sub VI. Punt 3)
b) -
Versatel a) Hoewel er sprake kan zijn van onderscheid tussen netwerken van
niet-aangewezen aanbieders, dient, voor zowel vaste en mobiele
operators, het eerste criterium van de redelijkheidstoets reciprociteit
te zijn.
b) Versatel heeft niets toe te voegen. Zie verder 7a: (Omdat KPN de
kans heeft gehad haar netwerk efficient in te richten en
schaalvoordelen heeft, zijn de terminating diensten tussen KPN en
aanbieders niet uitwisselbaar. Het is redelijk om tussen alle overige
spelers van uitwisselbaarheid uit te gaan)
Essent a) Essent is van mening dat het volstaat als OPTA zich richt op KPN
en de tariefstelling van niet-aangewezen aanbieders aan de tucht
van de markt over laat.
b) -
Reactie Opta a) Het college begrijpt hier niet uit of het college al dan niet onderscheid
moet maken tussen niet-aangewezen partijen.
WorldCom a) non-discriminatie tussen niet AMM aanbieders
b) -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
a) Het college constateert een aantal verschillende standpunten. KPN is van mening dat er
geen reden is tot onderscheid tussen niet-AMM aanbieders. Versatel is van mening dat
reciprociteit tussen niet-AMM aanbieders het leidende uitgangspunt dient te zijn (met
mogelijkheid voor uitzonderingen) en Worldcom acht non-dicriminatie leidend bij de invulling
van de tarieven van niet-aangewezen aanbieders onderling. Deze reacties ondersteunen
een aanpak die in beginsel geen onderscheid tussen de FTA tarieven van niet-AMM
aanbieders onderling. Een tweede categorie wordt gevormd door Tele2, Priority, en Casema,
die van mening zijn dat er substantiële verschillen zijn tussen de aanbieders onderling, en
dat deze tot uitdrukking dienen te worden gebracht in de maximaal redelijke FTA tarieven.
Het college is van mening dat niet-aangewezen aanbieders in beginsel alle dezelfde kansen
hebben gehad om hun bedrijfsvoering zo efficiënt mogelijk te maken. Zo zijn zij alle gelijkelijk
in de gelegenheid geweest om een bepaalde schaal op te bouwen, om een bepaald
klantenbestand te verkrijgen, en hebben zij kunnen kiezen voor de meest efficiënte opzet
van hun netwerken. Het college acht het daarom in beginsel niet redelijk indien partijen die
hun bedrijfsvoering minder efficiënt hebben opgezet worden bevoordeeld ten opzichte van
partijen die hun bedrijfsvoering efficiënter hebben ingericht. Efficiënte aanbieders zouden
hiermee hun concurrentievoordeel ten opzichte van minder efficiënte aanbieders verliezen.
23
Dit laat echter onverlet dat het college van mening is dat het in gerechtvaardigde gevallen
partijen dient te worden toegestaan om af te wijken van het maximum FTA tarief. Een
gerechtvaardigd geval doet zich voor indien een aanbieder kan aantonen dat hij zijn kosten
voor FTA dienstverlening niet goed kan maken op basis van de maximum FTA tarieven,
ondanks een efficiënte bedrijfsvoering. Partijen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het
leidend zou moeten zijn dat een aanbieder zijn kosten goedmaakt. Het college handhaaft
derhalve zijn standpunt dat de redelijkheid gebiedt dat hij alleen onder de genoemde
omstandigheden af kan wijken van de te formuleren richtlijn voor een maximaal redelijk
tarief.
b) Over de oorzaken van de huidige verschillen in de tarieven lopen de reacties uiteen. Niet-
AMM partijen noemen kostenverschillen als belangrijke oorzaak, of onthouden zich van
commentaar. Volgens KPN zijn bepaalde aanbieders eenvoudig eerder begonnen met het
aftasten van de grenzen dan andere. Het college neemt de door partijen aangegeven
oorzaken voor kennisgeving aan.
XI. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven of zij het redelijk achten om het tarief
van niet-aangewezen aanbieders die op het niveau van de regionale verkeerscentrale
van KPN met KPN interconnecteren af te zetten tegen het regionale tarief van KPN.
A. Toelichting:
In het verleden hebben de meeste niet-aangewezen aanbieders een met KPN reciprook
regionaal tarief gehanteerd. Het college acht het in het thans te formuleren beleid redelijk om
het regionale terminating tarief van KPN als uitgangspunt te nemen voor de bepaling van de
redelijkheid van de tarieven van niet-aangewezen aanbieders.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Het niveau waarop feitelijk interconnectie plaatsvindt is geen goed criterium
voor het vaststellen van een redelijk FTA tarief. Het gaat om een redelijke
relatie tussen tussen de prestatie die wordt geleverd en de prijs die hiervoor
wordt betaald. Naar de mening van KPN vormt het lokale
interconnectietarief van KPN de geëigende referentie.
Reactie Opta Het college heeft bij herhaling gesteld dat hij van mening is dat de
terminating dienst die partijen leveren indien zij op het niveau van de
regionale verkeerscentrale van KPN interconnecteren in termen van
prestatie niet te vergelijken is met de lokale terminating dienstverlening van
KPN (zie ondermeer de beoordeling van het college van het
tariefdifferentiatievoorstel van KPN, bij brief van 11 juli 2000). Het college
merkt hierbij aan dat KPN partijen niet in staat stelde om op lokaal niveau
te interconnecteren (zie onder meer besluit Energis-KPN, 29 oktober 2001,
OPTA/IBT/2001/203129). Partijen zijn derhalve gedwongen om op
regionaal niveau te interconnecteren, en worden door KPN verplicht om
een regionaal terminating tarief te betalen voor verkeer dat zij aan KPN
24
aanleveren. Het college acht de opstelling van KPN hierin dan ook
onredelijk.
Tele2 -
Priority Voor februari 2003, waren de kosten voor het bouwen van een
interconnectiepunt met KPN onredelijk hoog. Daarom is de regionale roll-
out van aanbieders langzaam geweest. Als FTA van niet-AMM aanbieders
ten opzichte van KPN wordt beschouwd, zou dit moeten gebeuren op basis
van een regionale versus een nationale mix.
Aanvullend moeten aanbieders met minder dan 20 interconnectiepunten
met KPN niet-gereguleerde sleeptarieven betalen. Priority vindt dat ook
deze kosten moeten worden meegenomen in de redelijkheidsbeoordeling.
Reactie Opta De afgelopen jaren hebben aanbieders erin geïnvesteerd om op zoveel
mogelijke regionale verkeerscentrales van KPN te interconnecteren. Indien
het college aanbieders die minder in een dergelijke uitrol hebben
geïnvesteerd een hoger FTA tarief zou toestaan, zouden de aanbieders die
relatief beperkte investeringen hebben gedaan bevoordeeld worden.
Casema In beginsel is dit redelijk. Hier mag echter geen dwingende conclusie uit
voortkomen. De regio's zijn bovendien gedefinieerd door KPN, hetgeen
ongelijkheid impliceert (Casema zou bijvoorbeeld vier regio's optimaal
achten ipv de 20 van KPN).
Enertel Enertel is het hiermee eens. Het regionale niveau is het meest efficiënte
niveau om op te interconnecteren. Het is voor een partij die niet op alle
regionale centrales aanwezig is dan ook niet mogelijk om FTA tarieven te
vragen hoger dan het regionale tarief.
Versatel Om regionaal te kunnen interconnecteren hebben marktpartijen grote
investeringen gedaan. In een vertraagde reciprociteitsmodel dient datgene
wat marktpartijen hebben moeten betalen (de werkelijke kosten) gedurende
een bepaalde periode in het verleden het uitgangspunt te zijn voor datgene
wat marktpartijen kunnen ontvangen (in het assymetrische model). Dat
tarief was regionaal (thans regionaal + IRC) en moet gecorrigeerd worden
voor inflatie.
Reactie Opta Zie hetgeen Opta opmerkt bij Priority
Essent Het is wenselijk om een ijkpunt in te stellen. De keuze voor het regionale
tarief is niet een onlogische, maar de hoogte van een oplag op dit tarief om
een vergelijkbaar redelijk rendement te kunnen genereren, behoeft ons
inziens nadere studie.
25
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Essent, Energis en Casema ondersteunen in beginsel de door het college vastgestelde
benadering om de terminating tarieven van aanbieders die op regionale verkeerscentrales
van KPN interconnecteren af te zetten tegen het regionale tarief van KPN. Hierbij merkt een
aantal partijen op dat ook de sleeptarieven van KPN meegenomen zouden moeten worden
in de beoordeling van de redelijkheid. Het college is van mening dat partijen voldoende in
staat zijn geweest om hun netwerken zodanig uit te rollen dat zij op het niveau van de
regionale verkeersniveau met KPN kunnen interconnecteren. Indien aanbieders hier niet
voor hebben gekozen, is dit hun eigen afweging geweest. Indien het college dergelijke
kosten zou laten meewegen in zijn redelijkheidsbeoordeling zou hij partijen die minder ver
zijn uitgerold bevoordelen ten opzichte van partijen die tot op het regionale niveau van KPN
zijn uitgerold. KPN neemt een standpunt in dat afwijkt van het standpunt van overige partijen.
KPN geeft aan dat niet het regionale, maar het lokale tarief van KPN als vergelijking
gehanteerd zou moeten worden. Het college heeft op dit standpunt gereageerd in het
bovenstaande overzicht. De standpunten van partijen afwegend, enerzijds van KPN,
anderzijds van de overige aanbieders, komt het college tot de conclusie dat het het meest
redelijk en tevens het meest pragmatisch is om uit te gaan van het regionale tarief van KPN.
XII. Het college verzoekt belanghebbenden te reageren op het voornemen van het college om in gerechtvaardigde gevallen (indien de kosten niet zijn te wijten aan ondoelmatige bedrijfsvoering) de kosten van niet-aangewezen aanbieders te laten meewegen in het maximaal toegestane tarief.
XIII. Het college verzoekt belanghebbenden specifiek aan te geven welke kosten ertoe kunnen leiden dat zij ondanks een doelmatige bedrijfsvoering niet zouden kunnen voldoen aan de door het college gestelde bovengrens van het terminating tarief.
A. Toelichting:
Het is denkbaar dat een aanbieder kan aantonen dat het door het college vastgestelde
maximum redelijke vaste terminating tarief het onmogelijk maakt om de kosten goed te
maken. Indien dit niet te wijten is aan ondoelmatige bedrijfsvoering, kunnen deze kosten
worden meegewogen in de vaststelling van de redelijkheid.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom XII) KPN ziet geen redenen om hogere kosten op te voeren voor
marktpartijen, nu marktpartijen reeds langere tijd actief zijn en gewend zijn
aan reciproque tarieven.
XIII) KPN kan zich niets bij dergelijke kosten voorstellen.
26
Tele2 XII) Dit lijkt Tele2 niet meer dan redelijk
XIII) Zie vraag Xa), bovendien is de mogelijkheid om efficiënt te opereren
vaak afhankelijk van KPN.
Priority XII) Priority is het hiermee eens.
XIII) Een aanbieder die niet de economies of scale heeft van KPN heeft
hogere kosten per minuut. Hoewel een dergelijke aanbieder geen legacy-
problematiek kent, heeft deze minder inkoopmacht, wat resulteert in hogere
kosten per eenheid.
XIII) Niet-aangewezen aanbieders zijn gelijkelijk in de gelegenheid geweest
om zo efficiënt mogelijk te opereren. Priority gaat uitsluitend in op het
onderscheid tussen KPN en de overige aanbieders.
Casema XII) Casema is in alle gevallen tegen een maximum. Indien kosten te wijten
zijn aan een ondoelmatige bedrijfsvoering zal hetzelfde regime moeten
gelden als voor de AMM-partij.
XIII) Kosten voor zaken als churn, productontwikkeling, marketing en
dienstintroductie dienen opgenomen te zijn in dit model.
Enertel XII) Enertel is het hiermee eens onder de condities genoemd in het
antwoord sub IV.
XIII) Op termijn kan de kostenbasis van een alternatieve aanbieder nog
steeds verschillen van die van KPN door schaalvoordeel en door een
andere kapitaalcomponent in de kosten voor termineren van verkeer.
Versatel XII) Versatel is het hier mee eens, maar de consument moet dan
gewaarschuwd worden (vergelijkbaar bij 0900 nummers)
XIII) -
Essent XII) De tucht van de markt moet hier zijn werk verrichten. OPTA dient zich
niet onnodig veel werk op de hals moet halen, waarvan de extra kosten
weer op de naar kostenreductie strevende marktpartijen worden
afgewenteld.
XIII) Essent is van mening dat de `onzichtbare hand' van de marktwerking
zijn werk zal verrichten.
WorldCom XII) Alleen als een economisch model dat rechtvaardigt.
XIII) -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
27
XII) Met uitzondering van KPN en Essent zijn alle aanbieders voorstander van het
inbouwen van een mogelijkheid tot het afwijken van het maximum. Essent geeft aan
dat zij vindt dat het college zich niet moet uitspreken over de redelijkheid van FTA
tarieven, en onthoudt zich verder van nader commentaar. KPN ziet geen reden voor
uitzonderingen, omdat partijen reeds gedurende langere tijd actief zijn, en gewend
zijn aan reciprociteit. Het college is van mening dat een dergelijke argumentatie niet
steekhoudend is. Partijen zijn juist relatief korte tijd op de markt (niet eerder dan
1997), zeker in vergelijking met KPN. Daarnaast zouden partijen gewend zijn aan
reciproque tarieven. Het college acht het voor de vraag of een tarief redelijk is minder
relevant of een partij al dan niet aan een bepaald tarief gewend is. Het college heeft
op grond van het door partijen naar voren gebrachte geen aanleiding om zijn
standpunt bij te stellen.
XIII) Partijen geven de volgende zaken aan waarmee rekening gehouden dient te
worden: lagere economies of scale, minder inkoopmacht, churn-kosten,
marketingkosten, productontwikkelingskosten, dienstintroductiekosten, andere
kapitaalkosten en kosten samenhangend met de toegepaste technologie en de opzet
van de infrastructuur. Bij het invulling geven aan de door de wetgever voorziene
mogelijkheid om de asymmetrie tussen partijen tot uitdrukking te brengen acht het
college die extra kosten relevant die ertoe leiden dat een niet-AMM aanbieder met
hogere kosten wordt geconfronteerd voor het aanleveren van FTA dienstverlening
aan andere aanbieders dan de AMM aanbieder, zoals geringere economies of scale.
Deze hogere kosten komen voort uit het feit dat niet-AMM partijen onder andere
omstandigheden tot de markt zijn toegetreden dan KPN, en zij hun netwerken niet
onder de bescherming van een wettelijk monopolie hebben kunnen uitrollen zoals
KPN hiertoe in staat is gesteld. Hierdoor kan van hen thans niet verwacht worden dat
zij voor het leveren van FTA diensten dezelfde kosten maken als KPN. Het is echter
voor het college niet in te zien waarom de kosten voor retail-activiteiten zoals churn-
kosten en marketingkosten onder dergelijke kosten kunnen worden geschaard. Wel
acht het college het redelijk dat kosten samenhangend met het ontberen van
`economies of scale' en wholesale-specifieke kosten (die aanbieders moeten maken
om bij KPN in te kopen, zonder dat zij deze zelf in rekening kunnen brengen aan
KPN) kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de FTA tarieven.
XIV. Belanghebbenden wordt verzocht om aan te geven wat hun standpunt is ten aanzien van deze voorgestelde benadering van vertraagde reciprociteit.
XV. Belanghebbenden wordt verzocht gemotiveerd aan te geven of zij een vertragingsfactor van drie jaar het meest redelijk achten.
A. Toelichting:
Het college stelt voor dat de invulling van de redelijkheidtoets bestaat uit dat het huidige
tarief van een niet-aangewezen aanbieder niet hoger mag zijn dan het terminating tarief van
KPN van drie jaar geleden. Deze vertraging doet recht aan enerzijds het asymmetrische
28
kader van de Tw en anderzijds de relatieve achterstandspositie van niet-aangewezen
aanbieders.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom XIV) Strikte reciprociteit is de enige juiste benadering, en KPN is een
tegenstander van vertraagde reciprociteit. Te meer omdat de invulling van
het college ertoe leidt dat het maximaal toegestane FTA tarief nooit exact
gelijk wordt aan het KPN tarief. KPN wordt gedwongen de `business' van
concurrenten te subsidiëren.
XV) Er is geen reden voor vertraging.
Reactie Opta XIV) Indien het tarief van KPN gelijk blijft zal het verschil tussen de tarieven
mettertijd naderen naar nul. Indien het tarief jaarlijks stijgt op basis van een
matige inflatie zullen de maximale tarieven van de niet-AMM partijen exact
gelijk worden aan het tarief van KPN. Uitsluitend in het onwaarschijnlijke
geval van een constante daling van het FTA tarief van KPN zal het verschil
tussen KPN en de andere aanbieders toenemen, dit kan voor het college
aanleiding zijn om in een dergelijk geval het beleid te heroverwegen.
Overigens heeft het college gesteld dat het beleid in het nieuwe kader
geëvalueerd zal worden, en dat het beleid in dit opzicht tijdelijk is.
Daarnaast evalueert Opta zijn beleid hoe dan ook periodiek. Van een
`eeuwigdurende achterstand' is derhalve hoe dan ook geen sprake.
Tele2 XIV) Tele2 is van mening dat er vooralsnog geen juridische grondslag
bestaat om tarieven van niet-aangewezen partijen te onderwerpen aan
vertraagde kostenoriëntatie.
XV) Ook over drie jaar zal Tele2 over een achterstand beschikken ten
opzichte van KPN. KPN beschikt vooralsnog nog steeds over de
aansluitingen van het door de overheid gefinancierde netwerk. Derhalve is
een vertragingsfactor van drie jaar niet redelijk.
Reactie Opta XIV) Het uitgangspunt van Opta is het aanbrengen van een koppeling
tussen de FTA tarieven van KPN en de overige aanbieders. Dit geschiedt
op basis van een vorm van reciprociteit, zijnde vertraagde reciprociteit. Het
is daarom feitelijk onjuist om over het opleggen van kostenoriëntatie te
spreken, zelfs als dit de facto hierop neer komt. Vormen van reciprociteit
zijn in Europa dominant aanwezig.
XV) Een vertragingsfactor van drie jaar in het voorgestelde model van
vertraagde reciprociteit wil niet zeggen dat - bij een gelijkblijvend FTA tarief
van KPN - het FTA tarief van Tele2 over drie jaar gelijk dient te zijn aan dat
van KPN. Door de afvlakking op basis van een de rechte lijn (waardoor de
curve geleidelijker daalt), krijgt Tele2 langere tijd om zich aan het
tariefniveau van KPN aan te passen.
29
Priority XIV) Het voorstel van vertraagde reciprociteit leidt voor de niet-AMM
partijen tot een aanzienlijk lagere marge op het FTA-verkeer dan de
incumbent, en in sommige gevallen zelfs tot een tarief onder de kostprijs.
Een FTA-tarief dat de unieke positie van een niet-AMM partij weerspiegelt
is geschikter.
XV) Een vertragingsfactor van drie jaar is niet redelijk. Liberalisering startte
pas in 1997.
Casema XIV)Het voorstel van vertraagde reciprociteit vindt Casema op bepaalde
voorwaarden aanvaardbaar. 1) Casema is niet voor een gelijke
vertragingsfactor voor alle partijen 2) daarnaast kan een bepaalde
aanbieder zich thans in een fase bevinden waarin KPN in bijvoorbeeld 1990
zat, moet worden meegenomen 3) uitsluitend wijzigingsrichting en
wijzigingspercentage van het FTA tarief van KPN zouden moeten worden
meegenomen, alsmede de verhouding terminating/originating.
XV) Afhankelijk van het aandeel van een aanbieder in het totale terminating
verkeer kan de factor korter of langer zijn.
Enertel XIV) Vanuit pragmatisch oogpunt is Enertel het hiermee eens, alleen als
een aanbieder kan bewijzen dat zijn kosten hoger liggen, zou deze een
hoger tarief moeten mogen hanteren dat op, of dichterbij, zijn kostprijs ligt.
XV) In termen van de tijd die KPN erover heeft gedaan om een netwerk te
bouwen en de korte tijd dat andere partijen in de markt opereren, lijkt drie
jaar aan de korte tijd. De redelijkheid uit de Tw verdraagt zich beter met
een vertragingsfactor van vijf jaar.
Versatel Versatel gaat mee in de gedachte van vertraagde reciprociteit met de
aanvulling dat:
· De eerste jaren reciprociteit met de nationale tarieven
· Tarieven te corrigeren voor inflatie
· Een vertraging van 7 jaar
· Geen rechte lijn maar een integraal
Essent XIV) Essent is van mening dat deze constructie een zeer discutabele is. Niet alleen de wenselijkheid is in het geding, zoals al eerder aangegeven, doch ook de keuze van de termijn is een volstrekt willekeurige. XV) Essent herhaalt haar mening dat regulering in deze ongewenst is en kent bijgevolg geen prioriteit toe aan het in discussie treden over de voorgestelde uitwerking, waarvan de redelijkheid te arbitrair is.
WorldCom XIV) Het is een redelijke invulling aangezien het de asymmetrie meeneemt;
het is een redelijke afweging tussen de belangen van KPN en nieuwe
aanbieders
30
XV) 5 jaar is redelijk
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Ten aanzien van het voorstel van vertraagde reciprociteit laten partijen zich wisselend uit.
KPN wijst de benadering van de hand omdat naar haar mening strikte reciprociteit de enig
juiste invulling van de redelijkheid is. Het college heeft echter onder meer in haar uitspraak
KPN-Energis (22 september 1999, OPTA/IBT/99/7686) uitdrukkelijk aangegeven dat (strikte)
reciprociteit niet de enig juiste invulling van de redelijkheid is. Tele2 en Priority zijn
daarentegen van mening dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de positie van
niet-AMM partijen, zij keuren het idee van een koppeling met het tarief van een AMM-partij in
het algemeen af. Het college is van mening zoals hij reeds in het consultatiedocument heeft
betoogd, dat met behulp van vertraagde reciprociteit een balans wordt gevonden tussen de
belangen van KPN (een rem op de groei van de FTA tarieven van andere aanbieders), de
belangen van niet-AMM partijen (het tot stand brengen van een level playing field) waardoor
de totstandkoming van bestendige mededinging wordt bevorderd. Essent acht het
voorgestelde arbitrair, en acht het onnodig dat het college zich uitspreekt over de
redelijkheid. Het college deelt tot op zekere hoogte de mening van Essent dat de benadering
noodgedwongen inherent arbitrair is, zoals iedere bovengrens arbitraire elementen in zich
heeft. Bovendien is een vertragingstermijn van drie jaar niet zonder meer als
vanzelfsprekend te beschouwen. Het college geeft hierbij nogmaals aan dat hij niet een
redelijk tarief vaststelt, maar een maximaal redelijk tarief. De aanbieder kan hierbij zelf
besluiten voor welk FTA tarief hij uiteindelijk kiest, mits dit tarief het maximum niet te boven
gaat. Deze beslisruimte dient voor de aanbieder zodanig groot te zijn, dat hij niet op
onredelijke wijze in zijn belangen wordt geschaad. Anderzijds dient de beslisruimte niet
zodanig groot te zijn dat op KPN onredelijke wijze in zijn contraire belangen wordt geschaad.
Indien voor een vertragingstermijn van drie jaar wordt gekozen, valt niet in te zien waarom
KPN in zijn belangen zou worden geschaad. Immers, dit houdt in dat een aanbieder een FTA
tarief aan KPN in rekening mag brengen dat lager of gelijk is aan het FTA tarief dat KPN drie
jaar geleden volgens de norm van kostenoriëntatie in rekening mocht brengen. Gegeven de
uitvoerig beschreven asymmetrie in de markt, en de asymmetrische wettelijke verplichtingen
kan dit derhalve ook voor KPN als redelijk worden beschouwd. In zijn algemeenheid geven
niet-AMM partijen aan dat zij het van belang achten dat de wijze waarop de redelijkheid van
de FTA tarieven worden vastgesteld boven alles pragmatisch dient te zijn, vanwege de thans
beperkte materialiteit van de problematiek en het te verwachten beslag op hun eigen
middelen van uitgebreide kostentoerekeningsmethodes. Het college acht het met deze
partijen van belang dat de ontwikkeling en toepassing van een redelijkheidstoets niet
nodeloos complex wordt gemaakt. De door het college voorgestelde toetsing heeft daarom
het karakter van een algemene toetsing. Indien een aanbieder een FTA tarief rekent dat op
grond van de algemene toetsing als mogelijk onredelijk zou worden gekenmerkt (namelijk
hoger dan de vastgestelde bovengrens) heeft de aanbieder de mogelijkheid om aan te tonen
dat het door hem gehanteerde FTA tarief niettemin redelijk is. Versatel, Worldcom, Energis
31
en Casema volgen het college in de voorgestelde benadering. Zij menen echter wel dat de
vertragingstermijn van drie jaar te kort is. Het college heeft in het voorgaande aangegeven
op welke gronden hij gekomen is tot een vertragingstermijn van drie jaar. Indien partijen
menen dat deze termijn te kort is voor hun individuele situatie, staat het hun vrij om aan te
tonen aan het college dat een hogere FTA tarief in hun situatie gerechtvaardigd is.
Overigens merkt het college hierbij op dat Energis, Worldcom en Versatel thans FTA
tarieven hanteren die zich onder de nu door het college vastgestelde bovengrens bevinden.
XVI. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven wat hun standpunt is ten aanzien van
de voorgestelde methode om de schoksgewijze tariefverandering met behulp van de
genoemde methode af te vlakken.
A. Toelichting:
Het college stelt voor om het schoksgewijze verloop van de terminating tarieven van KPN
met een rechte lijn uit te middelen om grote veranderingen op de inkomsten van aanbieders
te voorkomen.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Het effect van de rechte lijn is dat de lengte van de vertraging ieder jaar iets
toe zal nemen.
Reactie Opta De vertragingsfactor neemt niet toe door de voorgestelde methodiek. Wel is
het zo dat de snelheid waarin de vertraging in absolute zin afneemt
mettertijd afvlakt naar mate het maximum FTA tarief van niet- AMM
aanbieders het FTA tarief van KPN dichter nadert.
Tele2 -
Priority Priority is het hiermee oneens: 1) er is een langere tijd dat de tarieven van
KPN's FTA tarieven hoger zijn geweest dan de lijn, dan lager. De lijn is
daarom niet representatief voor de trend in het tarief van KPN sinds 1997.
2) het vaststellen van het tarief eens per jaar geeft onvoldoende de
flexibiliteit om in te spelen op marktomstandigheden. Vier maal per jaar is
geschikter.
Casema Casema ziet geen voordelen in het afvlakken van de schoksgewijze
tariefsverandering. Het is verstandig eerst de MWTS af te wachten,
alvorens te kijken naar een afvlakkingsmechanisme.
Enertel Enertel kan zich hierin vinden, uitsluitend indien een vertragingsfactor van
vijf jaar wordt gehanteerd.
Versatel Zie XIV/XV: geen rechte lijn maar geïntegreerd.
32
Essent Zie XIV/XV
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college acht het gemiddelde tariefsverloop van KPN vanaf het startpunt van de
liberalisering, zijnde 1997, van belang. Het in werkelijkheid schoksgewijze verloop, met
grote, abrupte dalingen is tot stand gekomen door de periodieke goedkeuring van de
tarieven door het college, en stelselwijzigingen. In de praktijk is een kostencurve in het
algemeen enigszins schoksgewijs, gegeven ondermeer het feit dat het investeringsgedrag
van ondernemingen in zijn algemeenheid niet lineair verloopt. Omdat deze schokken voor
iedere aanbieder op andere momenten plaatsvinden, geeft het gemiddelde tariefverloop
(gerepresenteerd door de rechte curve) hier een realistische benadering van het verloop van
de kosten van andere aanbieders. Ook het dalende verloop van de kosten van aanbieders
wordt derhalve door een rechte lijn beter gerepresenteerd dan de schoksgewijze curve van
de KPN tarieven. Van belang is hierbij voorts dat deze rechte curve uitsluitend wordt gebruikt
om een bovengrens vast te stellen die fungeert als ijkpunt voor een algemene toetsing en in
gerechtvaardigde gevallen kan hiervan worden afgeweken. Door Priority en Versatel wordt
aangegeven dat de afvlakking in het nadeel van de nieuwe toetreders werkt. Het college
merkt hierbij op dat door de afvlakking het maximum FTA tarief dat in het eerste jaar geldt
inderdaad lager uitvalt dan indien van geen afvlakking sprake was geweest. Echter, de
afvlakkingsmethodiek stelt aanbieders anderzijds in staat om hun FTA tarieven gedurende
langere tijd hoger vast te stellen dan de FTA tarieven van KPN18. Dit effect wordt door de
voornoemde partijen onvermeld gelaten. Daarbij komt dat, indien aanbieders van mening zijn
dat zij hun kosten niet kunnen goedmaken binnen algemene redelijkheidstoetsing, het hun
vrij staat om aan het college aan te tonen dat het hanteren van hogere FTA tarieven in hun
individuele geval redelijk is.
XVII a). Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten
aanzien van het voorstel van het college om in de toekomst in de vaststelling van
vaste terminating tarieven de gemiddelde FTA tarieven te gebruiken.
XVII b). In het geval belanghebbenden zich niet met dit voorstel kunnen verenigen,
worden zij uitgenodigd om het college te voorzien van een methodiek op basis
waarvan het onderscheid in start-, piek- en daltarieven kan worden gehandhaafd.
18 Dit wordt veroorzaakt doordat de rechte lijn ieder jaar opnieuw dient te worden getrokken (gegeven
het feit dat het FTA tarief van KPN, dat als ijkpunt geldt, jaarlijks wordt goedgekeurd, en dus jaarlijks
kan variëren). Het is derhalve weliswaar zo dat door het volgen van de rechte lijn in plaats van de
grillige lijn van het werkelijke tariefsverloop van KPN dat de bovengrens in het eerste jaar lager ligt
(omdat juist drie jaar tevoren `toevallig' een relatief zeer sterke daling van het FTA tarief van KPN
heeft plaatsgevonden), maar daar staat tegenover dat de daling van deze bovengrens in de daarna
volgende jaren geleidelijker en geringer is indien de rechte curve als uitgangspunt voor het
tariefverloop wordt gehanteerd.
33
XVIII. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien
van de door het college voor de (ont)middeling van de feitelijke FTA-tarieven
voorgestane benadering.
A. Toelichting:
Het college stelt voor dat een aanbieder vrij is een eigen ontmiddeling uit te voeren zonder
dat deze afhankelijk is van de keuze van ontmiddeling van KPN. Voor de ontmiddeling
dienen historische verkeersstromen gebaseerd op een jaar gehanteerd te worden zodanig
dat de het gemiddelde tarief niet het maximum tarief overschrijdt.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom XVII a) uitsluitend correct is het hanteren van reciproque tarieven op
element-niveau (start- en verkeerstarieven). Als het hanteren van een
gemiddelde leidt tot het hanteren van reciproque tarieven heeft KPN
hier geen bezwaar tegen.
XVII b) Er is geen reden tot het maken van een onderscheid waardoor
afgeweken zou moeten worden van reciproque tarieven
XIII) De benadering is nodeloos ingewikkeld.
Reactie Opta XVII) Aanbieders kunnen niet gedwongen worden om de tariefstructuur die
KPN hanteert voor zichzelf, over te nemen. Iedere aanbieder dient in staat
te worden gesteld een structuur te kiezen die zo optimaal mogelijk aansluit
op zijn individuele situatie. De belangen van KPN worden hierdoor niet
geschaad.
XVIII) Het is voor het college niet in te zien waarom deze benadering
ingewikkeld is. Op grond van een eenvoudige rekensom kan worden
vastgesteld of de piek-, dal, conveyance- en set-up-tarieven die een
aanbieder wenst te hanteren in het aankomende jaar leiden tot een redelijk
gemiddeld tarief indien de aantallen gesprekken en gespreksduren in piek-
en daluren dezelfde verhouding hebben als het afgelopen jaar.
Tele2 -
Priority XVII) Priority kan zich vinden in de middelingssystematiek
XVIII) Zie antwoord sub XVII a) en b)
Casema XVII a) In de basis is dit redelijk
XVII b)
XVIII) Casema kan zich hierin vinden met die wijziging dat bepaalde
partijen bij de ontmiddeling gebruik mogen maken van gegevens van
twee of meer voorgaande jaren.
Reactie Opta XVIII) In het geval van een geschil kan het college op grond van redelijke
34
argumenten hiervan afwijken.
Enertel XVII a)Indien substantiële aanpassingen in de diverse tarieven leiden
tot aanpassingen in het belgedrag en dus in de verkeersmix, zal
gewaarborgd moeten zijn dat het vooraf gestelde maximale FTA tarief
niet wordt overschreden.
XVII b) Zie antwoord sub XVII a)
XIII) Zie antwoord sub XVII a)
Reactie Opta XVII Het college acht het, om de uitvoering van het beleid niet onnodig te
compliceren, voldoende indien wordt uitgegaan van de `historische mix' (de
historische verkeersgegevens, waaronder aantallen gesprekken en
verkeersminuten in piek- en daluren). Feitelijk kan het gemiddelde FTA
tarief dat aldus bepaald wordt in enige mate afwijken van het
geprognotiseerde gemiddelde tarief.
Versatel XVII) Versatel kan zich hier in vinden. XVIII) Versatel heeft hier verder geen commentaar op.
Essent XVII) Een gemiddeld tarief heeft voordelen maar kan mogelijkerwijs
misbruikt worden. Tevens dient het college te onderzoeken wat de
gevolgen van haar stelling inzake minimale eindgebruikerstarieven zijn.
XVIII) -
Reactie Opta XVII) Het college is van mening dat enig misbruik van een gemiddeld tarief
onwaarschijnlijk is, nu zij toetst op basis van verkeersgegevens van het
voorgaande jaar.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Met inachtneming van de reacties van het college in bovenstaande overzicht van de reacties
van marktpartijen, hebben partijen geen doorslaggevende argumenten aangedragen waarom
het gebruik van een gemiddelde FTA tarief van KPN als ijkpunt onredelijk zou zijn. Het
college houdt derhalve vast aan de voorgestelde middeling. Met inachtneming van de
reacties van het college in bovenstaande overzicht van de reacties van marktpartijen,
hebben partijen geen doorslaggevende argumenten aangedragen waarom de voorgestelde
ontmiddeling onredelijk zou zijn. Het college handhaaft daarom zijn voorgestelde
ontmiddelingsmethodiek.
XIX. Belanghebbenden wordt verzocht om hun mening en inzichten ten aanzien van de
vraag of ook andere tariefvormen (d.w.z. anders dan tarieven per minuut) in de
bepaling van het maximaal redelijke tarief betrokken dienen te worden.
35
A. Toelichting:
Denkbaar is dat vaste aanbieders de door hen aangeboden terminating dienstverlening niet
alleen tariferen op basis van tarieven per minuut, maar daarnaast ook op basis van
maandelijkse tarieven of nog andere tariefvormen.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Het gaat om alle relevante tariefvormen die van toepassing zijn bij
interconnectie, dus ook bijvoorbeeld poorttarieven.
Tele2 De poorttarieven van kleine partijen kunnen zeer van invloed zijn op de
kosten van kleine partijen, en dienen derhalve meegenomen te worden in
de beoordeling
Reactie Opta Zie de reactie van Opta ten aanzien van beperkte schaal.
Priority Tarieven per minuut zijn voldoende
Casema Tarieven per minuut zijn voldoende
Enertel Als de vaste aanbieder zich de moeite getroost aan te tonen dat zijn kostprijs hoger is dan het maximaal toegestane FTA tarief, kunnen alle causaal aanwijsbare kostencomponenten worden meegewogen.
Versatel Dit is voor Versatel nu niet aan de orde. Versatel wil wel een voorbehoud
maken voor niet voorziene opties, zoals technologieën of nieuwe business
modellen.
Essent Poorttarieven zijn reeds in de verrekening van differentiatie betrokken. De
extra vrijheidsgraden moeten dus niet worden geblokkeerd.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college acht het redelijk dat ook andere periodieke tarieven, naast de
gespreksgerelateerde FTA tarieven, die in rekening worden gebracht uit hoofde van de FTA
dienstverlening, worden meegewogen in de beoordeling van de redelijkheid. Derhalve
dienen periodieke tarieven, zoals poorttarieven, worden meegenomen in de berekening van
het gemiddelde FTA tarief van aanbieders, indien aanbieders hiervoor hogere tarieven
hanteren dan KPN. Datgene wat de aanbieder meer in rekening brengt, dus het verschil
tussen de periodieke tarieven van de aanbieder en de periodieke tarieven die KPN in
36
rekening gebracht zou hebben, dient daarom te worden meegenomen in de berekening van
het gemiddelde FTA tarief van de aanbieder. Dit komt er op neer dat het hanteren van
hogere poorttarieven door een aanbieder betekent dat hij hierdoor minder hoge tarieven voor
conveyance en call-setup mag hanteren dan aanbieders met lagere poortkosten. In het geval
dat een aanbieder lagere poorttarieven in rekening brengt dan KPN, wordt het verschil met
de poorttarieven van KPN eveneens meegenomen in de berekening van het gemiddelde
FTA tarief van aanbieders. Dit houdt in dat het hanteren van minder hoge poorttarieven door
een andere aanbieder dan KPN betekent dat deze aanbieder hierdoor hogere
verkeersgebonden tarieven (conveyance en call-setup) mag hanteren dan aanbieders met
hogere poortkosten. In de beleidsregels wordt hier verder op ingegaan onder paragraaf 27.
Het college acht het redelijk om deze tarieven mee te nemen, omdat partijen die relatief hoge
periodieke tarieven (met name poorttarieven) hanteren anders zouden worden bevoordeeld
ten opzichte van partijen die relatief lage periodieke tarieven hanteren. Daarnaast worden
poorttarieven tevens reeds nu al meegenomen in de beoordeling van
eindgebruikerstariefdifferentiatievoorstellen die door KPN worden ingediend bij het college.
Indien een aanbieder hogere poorttarieven hanteert dan KPN is het op grond van het
staande beleid ten aanzien van eindgebruikerstariefdifferentiatie aan KPN immers
toegestaan deze extra kosten in rekening te brengen bij haar eindgebruikers.
XX. Belanghebbenden wordt verzocht zich uit te spreken ten aanzien van deze
benadering.
XXI. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven op welke wijze de opslag volgens hen
zou moeten worden vastgesteld (welke kosten moeten op welke wijze worden
meegenomen in de berekening?).
A. Toelichting:
Ter toetsing van de visie van het college wordt een andere optie voor de invulling van de
redelijkheid beschreven. Deze optie is een BULIC benadering die is aangepast aan de
situatie van de niet-aangewezen aanbieder. Op deze uitkomst dient een opslag berekend te
worden die het asymmetrisch kader van de TW weerspiegelt.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom XX. KPN wijst de benadering van BULRIC met opslag af, omdat er geen
reden is onderscheid te maken tussen aanbieders.
XXI. Idem
Tele2 XX. Tele2 acht een opslag voor overige aanbieders op zijn plaats
XXI. Er dient tevens rekening gehouden te worden met de schaal waarop
terminating plaats vindt
Reactie Opta XXI. Indien het ontbreken van een bepaalde schaalgrootte gerelateerd is
aan een mindere uitgangspositie ten opzichte van KPN kan het college zich
voorstellen dat dit een rol speelt bij de vaststelling van een redelijk tarief.
37
Dit betekent echter niet dat het college de schaalgrootte zonder meer een
rol laat spelen in de beoordeling van de redelijkheid. Indien een aanbieder
een aanmerkelijk beperktere schaal heeft dan andere aanbieders met een
vergelijkbare uitgangspositie kan deze aanbieder deze extra kosten in
beginsel niet volledig aan zijn concurrenten doorbelasten.
Priority XX. Een dergelijke methodologie is zeer complex en tijdrovend. Bovendien
ontneemt het een aanbieder de mogelijkheid zelfstandig zijn tarieven vast
te stellen.
XXI. Priority wijst elke koppeling met het tarief van KPN af.
Casema XX. Casema is het op zich eens met de benadering die wordt voorgesteld. De redelijke opslag mag echter niet gemaximaliseerd worden. XXI). Kosten voor productontwikkeling, omvang klantenbestand, churn, naamsbekendheid en het aandeel in het totale terminating verkeer.
Enertel XX. De problematiek van de FTA tarieven is onvoldoende substantieel om
regulering op korte termijn te rechtvaardigen in verhouding met de enorme
MTA-problematiek. Om pragmatische redenen kan Enertel zich op
hoofdlijnen vinden in de even pragmatische benadering van Opta. Enertel
acht het middel erger dan de kwaal als marktpartijen zonder AMM
gedwongen worden allerlei kostenmodellen uit te werken die een
onevenredig groot beslag op hun middelen leggen.
XXI. -
Versatel XX. Versatel geeft de voorkeur aan vertraagde reciprociteit, maar kan zich
mogelijk vinden in een BULRIC met opslag benadering.
XXI. -
Essent Essent is van mening dat ingrijpen niet alleen ongewenst is, maar ook dat
de door OPTA terecht opgevoerde elementen zich niet objectief in
tariefopslagen laten uitdrukken. Ook hier zal de markt haar werk zelf
verrichten.
WorldCom Kan tot `regulatory burden' leiden
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college neemt kennis van de reacties van marktpartijen, en kan zich met name vinden in
de reacties van Worldcom, Enertel en Priority dat een dergelijke benadering onnodig
complex en tijdrovend is in de onderhavige problematiek.
38
XXII. Belanghebbenden wordt verzocht zich uit te spreken ten aanzien van deze
benadering.
XXIII. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven op welke wijze zou de opslag volgens
hen zou moeten worden vastgesteld (welke kosten moeten op welke wijze worden
meegenomen in de berekening?).
XXIV. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven of zij andere benaderingen kunnen
noemen die een invulling geven aan de redelijkheid van FTA-tarieven, en wat hun
overwegingen zijn om deze benaderingen voor te dragen.
A. Toelichting:
Ter toetsing van de visie van het college wordt een andere optie voor de invulling van de
redelijkheid beschreven. Deze optie is een reciprook tarief waarop een opslag berekend
wordt die het asymmetrisch kader van de TW weerspiegelt.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom XXII. KPN wijst reciprociteit met opslag eveneens af op dezelfde gronden
als aangevoerd sub XX
XXIII. zie antwoord sub XXI
XXIV. KPN is van mening dat reeds nu strikt reciproque tarieven hebben te
gelden.
Tele2 XII.-
XIII.-
XIV.-
Priority XXII. Het tarief van KPN kan niet als ijkpunt gelden voor de gehele markt.
Bovendien is ook deze benadering complex en tijdrovend.
XXIII. Zie sub XXII
XIV. Priority verwijst naar haar voorstellen (zie bijlage II)
Casema XXII. Casema kan zich enigszins vinden in de benadering, zij het dat zij
tegen een maximale opslag is.
XXIII. zie antwoord sub XXI.
XIV. -
Enertel XXII. Zie antwoord sub XX.
XXIII. -
XXIV. Iedere benadering moet voldoen aan de toets zoals in het antwoord
sub IV verwoord.
39
Versatel XXII. Versatel heeft de voorkeur aan vertraagde reciprociteit, maar kan zich
mogelijk vinden in de voorgestelde benadering.
XXIII.
XXIV. -
Essent XXII. Zie antwoord XX.
WorldCom Kan tot regulatory burden leiden
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college neemt kennis van de reacties van marktpartijen, en kan zich opnieuw met name
vinden in de reacties van Worldcom, Enertel en Priority dat een dergelijke benadering
onnodig complex en tijdrovend is in de onderhavige problematiek.
XXV. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien
van de lengte van de termijn.
A. Toelichting:
Het college is van mening dat het redelijk is dat niet-aangewezen aanbieders in de
gelegenheid worden gesteld hun tarieven geleidelijk aan te passen aan de te gelden
bovengrens, zodat zij in staat zijn om hun business case zodanig aan te passen dat lagere
terminating inkomsten kunnen worden ondervangen.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Er dient geen sprake te zijn van een aanpassingstermijn.
Tele2 Tele2 acht het niet redelijk, in geval van regulering, bepaalde partijen in de gelegenheid te stellen om hogere tarieven te hanteren dan anderen op basis van het feit dat hun huidige tarief hoger is. Te meer daar volstrekt onduidelijk is waarop deze tariefsverhoging is gebaseerd.
Priority Aanbieders zouden een overgangstermijn van tenminste 2 jaar moeten
krijgen.
Casema Afhankelijk van het aandeel van de aanbieder in het totale terminating
verkeer kan deze termijn lang of kort zijn.
Enertel -
Versatel 1 jaar (zie 14/15/16)
40
Essent Essent is tegen het invoeren van een overgangstermijn.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Gegeven de huidige realiteit waarin sprake is van een geringe benodigde bijstelling van de
FTA tarieven, door slechts een enkele partij, acht het college het redelijk dat de
aanpassingstermijn niet onnodig lang behoeft te zijn. Van een noodzaak tot van een
volledige heroverweging van business cases is in casu dan ook geen sprake. Tevens acht
het college het niet nodig om onderscheid te maken tussen aanbieders onderling ten
aanzien van deze termijn. Alle partijen zijn gelijktijdig ingelicht over de wijze waarop het
college voornemens is om in geschillen de redelijkheid van FTA tarieven te beoordelen.
Gegeven de onderlinge concurrentieverhoudingen tussen aanbieders, zou het differentiëren
van de aanpassingstermijn per aanbieder, de ene aanbieder bevoordelen ten opzichte van
de andere aanbieder. Het college ziet niet in, gegeven de in beginsel gelijke uitgangspositie
van niet-AMM aanbieders, hoe dit te rechtvaardigen zou zijn. Op grond van voorgaande
overwegingen verwacht het college van niet-aangewezen aanbieders dat zij hun FTA -
tarieven in beginsel per 1 september 2003 in het kader van een daartoe ingediend geschil op
een niveau vaststellen dat op grond van de onderhavige beleidsregels als redelijk te
beschouwen is. Dit laat onverlet dat het college in gerechtvaardigde gevallen, indien een
aanbieder aannemelijk kan maken dat zijn belangen op onredelijke wijze worden geschaad,
van deze termijn kan afwijken.
XXVI. Belanghebbenden wordt verzocht aan te geven in hoeverre zij het eens zijn met het
voornemen van het college om het staande beleid ten aanzien van
eindgebruikerstariefdifferentiatie vooralsnog te handhaven.
A. Toelichting:
Het college stelt dat het staande beleid van het college ten aanzien van de eindgebruikers-
tariefdifferentiatie die KPN mag toepassen niet wordt beïnvloed door het voorgenomen
beleid. Indien geïnterconnecteerd wordt op het niveau van de regionale verkeerscentrales
van KPN dat hoger is dan het regionale terminating tarief van KPN behoudt KPN thans de
mogelijkheid om het hogere terminating tarief te verhalen op haar eindgebruikers.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Het in stand blijven van ODRB is voor KPN vanzelfsprekend. Zonder ODRB
is KPN niet in staat om voldoende rendement te behalen. De druk die van
ODRB uit kan gaan om tarieven in toom te houden wordt bij afschaffing
eveneens teniet gedaan.
41
Reactie Opta Voor de duidelijkheid stelt Opta hier dat in het door Opta goedgekeurde
pricecap-model op basis waarvan KPN zijn retail-tarieven vaststelt de
terminating tarieven van andere aanbieders weldegelijk zijn gemodelleerd,
zij het impliciet. Het model is zodanig opgesteld dat KPN ook zonder ODRB
een redelijk rendement kan behalen over zijn gehele retail-verkeer.
Tele2 Tele2 kan zich hierin vinden, maar acht het onnodig om de FTA tarieven te
reguleren.
Priority Priority kan zich hierin vinden.
Casema Casema kan zich hierin vinden
Versatel ODRB is alleen redelijk als de toemalige eindgebruikerstarieven hoger
liggen dan de huidige of op dat moment huidige tarieven. Het is anders
onredelijk om KPN een zekerheid in marges te geven voor verkeer naar
niet AMM partijen waar die partijen zelf met veel lagere marges naar de
AMM-partij moeten werken.
Reactie Opta Het college volgt Versatel hierin niet. In beginsel kunnen niet-AMM
aanbieders aan KPN naar eigen inzicht een FTA tarief in rekening brengen,
mits dit de in een geschilbesluit vastgestelde bovengrens niet overschrijdt.
Ook indien sprake is van overschrijding, en de aanbieder kan aantonen dat
zijn FTA tarief evenwel redelijk is, is het een aanbieder toegestaan zelfs
een hoger FTA tarief te hanteren. Er is dus geen sprake van dat nieuwe
toetreders met lage marges worden geconfronteerd. Bovendien staat het
ook niet-aangewezen aanbieders vrij om hun eindgebruikerstarieven te
differentiëren.
Enertel -
Essent Essent is van mening dat de huidige situatie te prefereren is boven de in dit
consultatiedocument door OPTA geuite voornemens.
WorldCom ODRB moet afgeschaft worden
UPC College besluit nader over openbaarmaking
Reactie Opta
C. Oordeel
Het college constateert dat een deel van de partijen voor afschaffing van
eindgebruikertariefdifferentiatie is, terwijl een ander deel hiertegen is. Het college constateert
dat eindgebruikers tariefdifferentiatie voor een aanzienlijk deel van het vaste verkeer een
42
effectieve matigende prikkel vormt op de FTA tarieven. Daarnaast is het niet uitgesloten dat
van ODRB ook een matigende, zij het in beperkte mate, invloed uitgaat op vaste
spraaktelefonie. Het college acht het daarom met KPN, Casema, Priority en Tele2 wenselijk
om eindgebruikerstariefdifferentiatie vooralsnog in stand te houden.
XXVII. Belanghebbenden wordt verzocht gemotiveerd aan te geven of zij van mening zijn dat
kostenoriëntatie voor niet aangewezen vaste aanbieders binnen het huidige juridische
kader mogelijk is.
XXVIII. Belanghebbenden wordt verzocht om aan te geven in hoeverre zij menen dat het
mobiele terminating beleid binnen het nieuwe regelgevende kader een andere vorm
zou kunnen krijgen dan het vaste terminating beleid, en welke vorm dit dan zou zijn.
A. Toelichting:
Naar verwachting zal in 2004 een nieuw wettelijk kader van kracht worden, zoals reeds in
paragraaf 3.4 ter sprake kwam. Het college heeft beoogd binnen het huidige wettelijke kader
tot een zodanig beleid te komen dat enerzijds recht wordt gedaan aan de huidige
problematiek in de markt, en dat anderzijds zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden
met de toekomstige implicaties van het nieuwe kader.
B. Ontvangen reacties:
KPN Telecom Voor vaste terminating geldt een situatie van reciprociteit. Ook in de rest
van Europa is dit overigens bij een meerderheid van de landen het geval.
Tele2 XXVII. Tele2 is van mening dat er geen juridische grondslag is om
kostenoriëntatie in het huidige kader af te dwingen (niet nader
onderbouwd).
XXVIII. Gezien de beperkte materialiteit van FTA in termen van verkeer en
tarieven acht Tele2 het niet zinvol om de FTA tarieven te reguleren.
Priority XXVII. Kostenoriëntatie kan in het huidige kader niet worden opgelegd aan
niet-AMM partijen.
XXVIII. -
Casema XXVII. Kostenoriëntatie kan in het huidige kader niet worden opgelegd aan
niet-AMM partijen.
XXVIII. Het beleid ten aanzien van MTA moet in het nieuwe kader volstrekt
een andere vorm krijgen dan ten aanzien van FTA, alleen al om het
mogelijk te maken om andere FTA tarieven in rekening te brengen aan
mobiele aanbieders.
Enertel XXVII. In principe is dit binnen het huidige kader mogelijk.
43
XXVIII. -
Versatel XXVII. Op dit moment is er alleen een juridisch kader dat de terminating
tarieven redelijk dienen te zijn. Een nieuw kader kan alleen een nieuwe
invulling van redelijkheid geven. Dit kan voor elke niet AMM partij anders
zijn. Tevens zal er hierdoor weer onduidelijkheid en lange procedures
komen.
XXVIII. OPTA kan voor mobiele partijen eenzelfde regulering toepassen als
ze nu voor de vaste operators voorstelt. Reciprociteit tussen niet AMM-
partijen is het belangrijkste criterium.
Essent XXVII. Het is juridisch waarschijnlijk niet mogelijk en verder niet wenselijk.
XXVIII. Essent doet in dit kader geen uitspraken ten aanzien van het
mobiele terminating beleid.
WorldCom XXVII. Asymmetrie moet in tarieven meegenomen worden.
XXVIII. De hoge MTA tarieven houdt de vaste operators uit de fixed-to-
mobile markt.
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
XXVII) Alle partijen, met uitzondering van KPN, geven aan dat kostenoriëntatie binnen het
huidige wettelijk kader niet mogelijk is. Het college neemt kennis van de verschillende
standpunten. Deze standpunten ondersteunen de keuze voor het gekozen beleid in de
voorliggende beleidsregels.
XXIX. Belanghebbenden wordt verzocht gemotiveerd aan te geven op welke wijze
kostengeoriënteerde FTA tarieven dienen te worden bepaald in het nieuwe wettelijke
kader, indien het nieuwe kader voor FTA een vorm van kostenoriëntatie vereist.
A. Toelichting:
Het is in dit stadium niet duidelijk welke vorm van kostenoriëntatie binnen het nieuwe
wettelijke kader vereist zou zijn. Het college denkt hierbij vooralsnog aan het vaststellen van
een bovengrens voor de FTA tarieven met een LRIC-model als uitgangspunt, aan meer
individuele benaderingen per netwerk, of aan benaderingen die vormen van reciprociteit als
uitgangspunt nemen. Het college ziet de mogelijke ontwikkeling van dit model als een zo
veel mogelijk transparant proces dat zorgvuldig ten uitvoer dient te worden gebracht, en
waarbij marktpartijen uitvoerig betrokken dienen te worden. Het college acht het in ieder
geval essentieel dat aanbieders voldoende duidelijkheid hebben over toekomstige
ontwikkelingen in het hen maximaal toegestane terminating tarief.
B. Ontvangen reacties:
44
KPN Telecom Het vaststellen van FTA tarieven per netwerk dient vermeden te worden.
Dit betekent maximale onzekerheid en geen enkele prikkel tot efficiëntie.
Priority -
Casema Voor niet-AMM partijen is geen kostenoriëntatie vereist.
Enertel Zonder hier inhoudelijk op in te gaan stelt Enertel het door Opta gehanteerde pragmatisme op prijs en ziet ze dit met betrekking tot de FTA tarieven graag terug in het nieuwe kader. Belangrijkste reden voor toejuiching is de betrekkelijk kleine hoeveelheid resources waarop beslag wordt bij bepaling van een FTA tarief.
Versatel Indien er noodzakelijkerwijs uitgegaan moet worden van kostenorientatie stelt Versatel voor om een BULRIC + tarief model te hanteren om tijdrovende exercities te voorkomen.
Essent Essent stelt in dat geval voor om het door marktkrachten ontstane evenwicht door kosten te laten onderbouwen.
WorldCom -
UPC College besluit nader over openbaarmaking
C. Oordeel
Het college acht het belangrijk om het standpunt van partijen te kennen ten aanzien van het
beleid dat in het nieuwe wettelijke kader het meest passend is. Deze kennis stelt het college
verder in staat om vooruit te blikken naar het nieuwe wettelijke kader, en de consequenties
die dit kader zal hebben op het huidige beleid. Enertel en Versatel geven aan dat het van
belang is dat ongeacht welke oplossing wordt gekozen, pragmatisme een belangrijke
overweging dient te zijn. KPN geeft aan dat het vaststellen van de kosten per individueel
netwerk vermeden dient te worden. . Het
college zal deze standpunten in overweging nemen bij de evaluatie van het thans
voorgestelde beleid in het nieuwe wettelijke kader.
45
Bijlage I:
Voorstel UPC voor redelijkheidstoets
College besluit nader over openbaarmaking
Voorstel Priority voor redelijkheidstoets
1) Prijselasticiteitstoets
Priority is van mening dat FTA tarieven niet langer redelijk zijn indien
eindgebruikerstariefdifferentiatie door KPN leidt tot eindgebruikerstarieven die 20 procent of
hoger zijn dan de KPN eindgebruikerstarieven zonder differentiatie.
2) Kruissubsidietoets
Deze toets laat zien of een aanbieder zijn eindgebruikers niet minder in rekening brengt voor
gesprekken dan aan andere aanbieders. De methode bestaat eruit dat kosten worden
afgeleid die een eindgebruiker bijdraagt voor het netwerkbeslag wanneer de retail-opslag
van het eindgebruikerstarief is afgetrokken. Aanbieders zonder eigen network kunnen als
referentie dienen voor een betrouwbare retail-opslag. In
Reactie college
College besluit nader over openbaarmaking
46