European Commission

IP/03/558

Brussel, 23 april 2003

Belgische coördinatiecentra: Commissie keurt nieuwe regeling gedeeltelijk goed en stelt diepgaand onderzoek in naar handhaving van bepaalde belastingvrijstellingen

De Europese Commissie heeft vandaag besloten de nieuwe regeling voor coördinatiecentra gedeeltelijk goed te keuren. Het is de bedoeling dat deze nieuwe regeling in de plaats komt van die welke op 17 februari laatstleden onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard (zie IP/03/242). De goedkeuring geldt hoofdzakelijk de nieuwe methode voor de forfaitaire vaststelling van de inkomsten van de coördinatiecentra die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn. De Commissie heeft daarentegen besloten een diepgaand onderzoek in te stellen naar de diverse belastingvrijstellingen die in het kader van de oude regeling bestonden en die België heeft gehandhaafd.

Commissielid Monti heeft de invoering van een nieuwe regeling toegejuicht: "De nieuwe Belgische regeling moet als een stap in de goede richting worden gezien in vergelijking met de oude regeling, maar dat neemt niet weg dat naar de handhaving van sommige vrijstellingen een openbaar onderzoek moet worden ingesteld voordat de Commissie een definitieve uitspraak kan doen".

De Commissie heeft vandaag besloten de nieuwe regeling voor coördinatiecentra gedeeltelijk goed te keuren. De Commissie stemt zodoende in beginsel in met de forfaitaire "cost plus"-methode en met de wijze waarop deze methode voortaan wordt toegepast om het belastbaar inkomen van de centra vast te stellen. De Commissie is van oordeel dat de nieuwe "cost plus"-methode geen steun vormt omdat, anders dan bij de oude regeling, de belastinggrondslag van de centra wordt berekend door op al hun bedrijfskosten een passend percentage voor de winstmarge toe te passen. Bovendien waarborgt de wet van 24 december 2002 dat individuele voorafgaande beslissingen ten aanzien van de forfaitaire methode op zich niet tot een belastingvermindering kunnen leiden. Aangezien er van een belastingvermindering dus een economisch voordeel geen sprake is, wordt de door België voorgestelde nieuwe "cost plus"-methode door de Commissie niet als steun aangemerkt.

Hoewel de forfaitaire methode op zich geen voordelen inhoudt, heeft de Commissie vragen bij de belastingvrijstelling die de aan coördinatiecentra verleende "abnormale of goedgunstige" voordelen in België lijken te genieten. Deze abnormale of goedgunstige voordelen zoals bijvoorbeeld de vergoeding boven de marktwaarde van door de centra verleende diensten worden immers doorgaans automatisch belast wanneer de begunstigde vennootschap aan de normale belastingregeling onderworpen is.

De Commissie twijfelt tevens aan de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de vrijstellingen van de roerende voorheffing en van het registratierecht op kapitaalinbrengen, vrijstellingen die uitsluitend gelden voor coördinatiecentra of voor de groepen waartoe deze centra behoren.

In dit stadium is de Commissie de mening toegedaan dat deze diverse vrijstellingen voldoen aan alle vier de criteria die kenmerkend zijn voor staatssteun: het betreft immers kennelijk 1) economische voordelen 2) die met staatsmiddelen worden bekostigd en 3) alleen aan bepaalde ondernemingen de centra worden toegekend, en die, vanwege het multinationale karakter van de groepen waartoe deze centra behoren, 4) de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig dreigen te beïnvloeden.

In de beschikking tot inleiding van de formele onderzoekprocedure worden de argumenten van de Commissie uiteengezet en wordt de Belgische staat in de gelegenheid gesteld zijn opmerkingen te formuleren. Met de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad zal ook belanghebbenden de mogelijkheid worden geboden hun standpunt ten aanzien van de bedenkingen van de Commissie kenbaar te maken.

Coördinatiecentra

Coördinatiecentra zijn in België gevestigde ondernemingen die deel uitmaken van een multinationale groep en die als enig doel hebben bepaalde diensten op het gebied van financiering, kasbeheer, boekhouding, adviesverlening enz. te verrichten ten behoeve van andere ondernemingen van dezelfde groep. In afwijking van de gewone belastingregeling werd het belastbaar inkomen van coördinatiecentra vanaf 1983 forfaitair vastgesteld op basis van de bedrijfskosten (de zogeheten "cost plus"-methode). Coördinatiecentra waren tevens vrijgesteld van de onroerende voorheffing en het registratierecht op kapitaalinbrengen en behoefden geen roerende voorheffing op uitgekeerde inkomsten in te houden. In 1984^(1) werd deze regeling als verenigbaar met het Gemeenschapsrecht bestempeld, maar in het licht van haar Mededeling betreffende fiscale steunmaatregelen(2) heeft de Commissie haar standpunt onlangs herzien in het kader van een grootschalig onderzoek naar vijftien belastingregelingen van verscheidene lidstaten. Op basis van haar onderzoek heeft de Commissie op 17 februari 2003 geoordeeld dat de regeling voor coördinatiecentra niet meer verenigbaar was met de vigerende regels inzake staatssteun en dat België een einde diende te maken aan deze regeling. De Commissie maakte voornamelijk bezwaar tegen de uitsluiting van bepaalde kosten van de belastinggrondslag waardoor de fiscale lasten van de coördinatiecentra op kunstmatige wijze werden verlicht , alsook tegen de diverse belastingvrijstellingen die werden verleend aan de centra of aan de multinationale ondernemingen waarvan zij deel uitmaken.

Naar aanleiding van de kritiek zowel van de Commissie als van de door de Raad ingestelde groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen heeft België de nieuwe regeling aangemeld die het voorwerp van de vandaag gegeven beschikking uitmaakt.

Forfaitaire methode

Evenals de oude regeling bepaalt de nieuwe dat de inkomsten van de centra, die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, volgens een forfaitaire "cost plus"-methode moeten worden berekend. In de praktijk is de belastinggrondslag dus gelijk aan een forfaitair percentage van de bedrijfskosten van het centrum. De toepassing van deze methode, die onder bepaalde omstandigheden door de OESO wordt aanbevolen, wordt op zich niet door de Commissie bekritiseerd. Zij biedt de ondernemingen en de belastingadministratie immers de gelegenheid overeenstemming te bereiken over het normale prijspeil van transacties tussen vennootschappen van eenzelfde groep, waardoor oeverloze discussies of zelfs aanslepende geschillen worden vermeden. In het kader van de oude regeling stond het percentage voor de winstmarge evenwel los van de uitgeoefende activiteit en was het bovendien niet op alle kosten van toepassing. Daardoor resulteerde de methode in een voordeel voor de coördinatiecentra, in die zin dat zij minder belasting moesten betalen dan andere vennootschappen, waarvoor de belastingregeling volgens het gemeen recht geldt.

De nieuwe regeling is ingepast in het kader van een algemeen "rulingstelsel" (voorafgaande beslissingen), waarmee in de eerste plaats wordt beoogd de ondernemingen meer rechtszekerheid te bieden. Deze voorafgaande beslissingen worden getroffen door de Federale Overheidsdienst Financiën op basis van een door de belastingplichtige ingediend dossier. Mits de desbetreffende transacties worden verwezenlijkt op de door de belastingplichtige omschreven wijze, is de belastingadministratie daardoor gedurende vijf jaar gebonden wat haar fiscale behandeling van deze transacties betreft. De centra weten met name van tevoren voor elk van hun activiteiten welke winstmarges door de administratie aannemelijk zullen worden geacht.

(1)
Brief SG(84) D/6421 van 16.5.1984.

(2)
PB^ C 384 van 10.12.1998.