Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gamma-Hydroxy-Boterzuur (GHB)
Reactie op brief over gebruik van Gamma-Hydroxy-Boterzuur (GHB)
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2370196
29 april 2003
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij
verzocht te reageren op de brief d.d. 17 februari 2003 van het Eerste
Hulp Bij Drugsongelukken (E.H.B.D.)-team over het gebruik van
Gamma-Hydroxy-Boterzuur (GHB) in het uitgaansleven.
In genoemde brief spreken de heer en mevrouw Boef van het E.H.B.D.-team hun bezorgdheid uit over de risicos van het gebruik van GHB in het uitgaansleven. Met name wijzen zij op het risico van een comateuze toestand na overdosering en de hieruit voortvloeiende gevaren voor de gezondheid. Het E.H.B.D.-team signaleert onwetendheid bij de gebruikers over deze risicos en pleit voor meer voorlichting.
Ik deel de bezorgdheid van het E.H.B.D.-team en heb daarom op
GHB-gerichte preventie-activiteiten geïntensiveerd. Medio 2001
bereikten mij signalen over een toenemend gebruik van GHB. Het gebruik
van dit middel werd in verband gebracht met seksueel misbruik waarbij
het slachtoffer bedwelmd zou zijn, met ongevallen en mensen die in
coma raakten. Deze signalen waren aanleiding om door de Universiteit
van Amsterdam onderzoek te laten doen naar verspreiding, gebruik en
risicos van GHB. Dit onderzoek, GHB: Tussen extase en narcose van Korf
e.a., geeft een zeer gedetailleerd beeld van de problematiek. De
onderzoekers concluderen, net zoals het E.H.B.D.-team, dat coma als
gevolg van overdosering het belangrijkste risico van GHB-gebruik is.
Ten aanzien van preventie en voorlichting stellen de onderzoekers dat
veel gebruikers campagnes over de risicos van GHB in het uitgaansleven
hebben opgemerkt. Preventiemedewerkers van instellingen voor de
verslavingszorg voorzien in toenemende mate gebruikers van informatie.
Desondanks wordt informatie vooral uit informele bronnen verkregen,
zoals internet en vrienden.
De resultaten van het onderzoek van Korf c.s. waren voor mij
aanleiding om het Landelijk Steunpunt Preventie (LSP) te verzoeken om
samen met het preventieveld GHB-preventie te intensiveren. Thans
worden de verschillende voorlichtingsmaterialen ontwikkeld en getest
en deze zomer zal met de implementatie worden begonnen. Hierbij zal
gebruik worden gemaakt van verschillende op de doelgroep van
uitgaanders toegesneden kanalen, zoals internet, de drugsinfolijn,
folders en flyers. Deze specifiek op GHB gerichte activiteiten worden
in samenhang ontwikkeld en uitgevoerd met de voorlichting en preventie
van andere uitgaansdrugs, zoals XTC.
In het onderzoek van Korf c.s. is een pilot studie naar ongevallen als
gevolg van GHB opgenomen. Om een beter zicht te krijgen op aard en
omvang van de drugsgerelateerde aanmeldingen bij de afdelingen voor
spoedeisende hulp van ziekenhuizen, heeft het Instituut voor Onderzoek
naar Leefwijzen en Verslaving subsidie gekregen voor het opzetten van
een registratiesysteem. GHB-incidenten zullen in dit
registratiesysteem worden opgenomen.
Tot slot wil ik benadrukken dat ik bekend ben met het werk van het
E.H.B.D.-team en grote waardering heb voor hun inzet en betrokkenheid
bij het verlenen van eerste hulp op partys en in clubs, maar ook bij
het voorkómen van ongevallen. Hun oordeel over welke trends zich
voordoen in druggebruik in het uitgaanscircuit neem ik dan ook
serieus.
Een afschrift van deze brief stuur ik aan de heer en mevrouw Boef van
het E.H.B.D.-team.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, drs. Clémence Ross-van Dorp