Ministerie van Algemene Zaken

Toespraak van minister-president Balkenende bij de nationale start van de viering van de bevrijding, Haarlem, 5 mei 2003

`Vrijheid is niet te koop' is het thema bij de viering van de bevrijding dit jaar. Vrijheid spreekt inderdaad nooit vanzelf. Maar zelden was vrijheid minder vanzelfsprekend als in januari 1941. Een groot deel van Europa was onder de voet gelopen door Nazi-Duitsland. Londen - het laatste bolwerk van een vrij Europa ­ lag onder vuur van de Duitse bommenwerpers.
Bondgenoten van Duitsland bedreigden de vrede ook buiten ons continent. Voor honderden miljoenen mensen in de wereld zag de toekomst er inktzwart uit. In die omstandigheden hield de Amerikaanse president Roosevelt zijn jaarlijkse toespraak voor het Congres over the State of the Union. Hij koos daarin voor één thema: vrijheid en de offers die het vraagt om vrijheid te handhaven. Die toespraak van Roosevelt is bekend geworden als de "Four Freedoms"-speech. De heer Rinnooy Kan noemde hem al kort. Vier vrijheden waren voor Roosevelt zo belangrijk, dat hij ze de fundamenten noemde van de wereld waarnaar hij streefde. Dat waren de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van angst. In alle beknoptheid gaf Roosevelt hier aan wat minimaal nodig is voor een menswaardig bestaan.
Het bijzondere is dat Roosevelt immateriële waarden en materiële waarden binnen één verband brengt. Wanneer we het hebben over `vrijheid', hebben we het vaak over onstoffelijke zaken. De vrijheid om te zeggen wat je denkt en voelt. De vrijheid om je geloof te belijden. Beide zijn cruciaal om je als mens te ontplooien. Maar ze zijn niet compleet zonder die twee andere zaken. Gevrijwaard te zijn van onveiligheid, terreur en angst. En te kunnen leven zonder gebrek aan het noodzakelijke. Want vrijheid gedijt niet op een lege maag. Bij het strijden voor vrijheid hoort dus het strijden tegen gebrek. Het laatste is een onlosmakelijk onderdeel van het eerste. In onze Grondwet is verankerd dat de bestaanszekerheid van de bevolking en de spreiding van welvaart voorwerp van zorg zijn van de overheid. Die bepaling geldt in economisch goede en in economisch slechte tijden. Het is een opdracht aan elke regering. Het betekent dat ­ ook wanneer drastische keuzes noodzakelijk zijn - de zwaksten in onze samenleving waar mogelijk ontzien moeten worden. In Nederland mag niemand gebrek lijden.
1




De regering rekent het ook tot haar taak eraan mee te helpen dat mensen elders in de wereld niet lijden onder gebrek. Nederland behoort tot de vijf landen in de wereld die voldoen aan de norm van de Verenigde Naties om 0,7 procent van het Bruto Nationaal Inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet iets om ons over op de borst te kloppen. Het is de simpele erkenning van het feit dat eerst het fundament moet worden gelegd voordat het huis kan worden gebouwd.
Vrede, veiligheid en democratie ­ al die zaken die ons zo dierbaar zijn ­ staan op drijfzand zolang mensen een dagelijkse strijd moeten voeren om te overleven. Het is goed om ook naar ons eigen verleden te kijken. In de late jaren veertig van de vorige eeuw kreeg ons land ­ na de vernietiging en ontreddering van de oorlogsjaren ­ de kans zijn eigen kracht te herwinnen met Amerikaanse steun. Minister van Buitenlandse Zaken George Marshall ­ die zijn naam gaf aan het hulpprogramma ­ verdedigde zijn plannen als volgt: "Het is logisch dat we al het mogelijke in het werk zullen stellen bij te dragen aan het herstel van de normale economie in de wereld, zonder welke geen politieke stabiliteit en geen vrede bestaan."
George Marshall had het goed gezien. De Marshallhulp legde een stevig fundament onder onze vrijheid. De vrijheid die we vandaag vieren. Nu staan we voor de taak de inwoners van Irak te helpen hun eigen krachten aan te wenden bij de wederopbouw van hun land, dat door terreur, strijd en gebrek is getroffen.
Dat zal moeten gebeuren in een geest van internationale samenwerking. Met respect voor de mensen om wie het gaat; de inwoners van Irak. Het is hún wederopbouw en hún vrijheid. Onze rol is die te ondersteunen. Dames en heren,
Vrijheid is kwetsbaar. Ze bestaat uit immateriële en materiële waarden. De `vier vrijheden' van Franklin Roosevelt kunnen niet zonder elkaar. Haal er één weg, en je houdt geen volwaardige vrijheid meer over. Vrijheid is niet te koop.
Vandaag, op de dag waarop we samen onze bevrijding vieren, denken we daaraan. En beseffen we dat vrijheid samen met gebrek, altijd leidt tot gebrek aan vrijheid.
2