Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

griepvaccin/antivirale middelen

Reactie op motie over verstrekken griepvaccin/antivirale middelen

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

POG/ZP 2.378.827

6 mei 2003

Hierbij doe ik u, in vervolg op mijn brieven van 25 en 29 april jl. en de nadere toelichting in het AO van 1 mei jl., namens het kabinet mijn reactie op de motie Duyvendak c.s. (28 807, nr. 39) over een ruimhartiger opstelling bij het verstrekken van griepvaccin en/of antivirale middelen toekomen.

Ik deel de zorgen van uw commissie waar het gaat om de potentiële effecten van het Aviair Influenza (AI) virus voor de mens en ben met u van oordeel dat een optimale bescherming dient te worden geboden voor mensen die in contact komen met het AI virus. In vervolg op uw motie heb ik, zoals u bekend, het Outbreak Management Team (OMT) en het Bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO) om nader advies gevraagd. Hierover bent u in voornoemde brieven nader geïnformeerd. Eveneens heb ik u op uw verzoek alle adviezen van het OMT en besluiten van het BAO inzake AI doen toekomen. In het AO van 1 mei is een en ander door de voorzitters van OMT en BAO nader toegelicht.

Met het door mij gevoerde beleid wordt volgens de deskundigen in het OMT een optimale balans bereikt als het gaat om de bescherming van de mens tussen enerzijds de risicos voor besmetting en anderzijds de potentiële bijwerkingen en langetermijneffecten van de antivirale geneesmiddelen. Op onderdelen gaat de motie verder dan het tot op heden gevoerde beleid. Waar dit het geval is, is de motie voor de regering onuitvoerbaar.

Artsen zijn verantwoordelijk voor het voorschrijven van vaccinaties en het verstrekken van geneesmiddelen. In de Kwaliteitswet is vastgelegd dat de zorg van goede kwaliteit dient te zijn en volgens de laatste professionele standaard. Slechts in geval van zorg van onvoldoende kwaliteit heeft de Minister van Volksgezondheid de bevoegdheid om op advies van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) een aanwijzing te geven over de te verlenen zorg. Daar waar zowel het OMT, met daarin de topdeskundigen in ons land, als het BAO, alsook de IGZ het thans gevoerde beleid onderschrijven zie ik hier noch aanleiding noch mogelijkheid toe.
U kunt er overigens van op aan dat dagelijks het gevoerde beleid op basis van monitoring, waaraan artsen, GGDen, laboratoria, LCI en RIVM bijdragen, wordt geëvalueerd. Indien zich feiten voordoen die daar aanleiding toe geven zullen OMT en BAO mij terstond nader adviseren en zal het beleid zonodig worden aangepast.

Ik zal uw kamer op de hoogte houden van eventuele verdere ontwikkelingen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp