Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag AWBZ-2372837 6 mei 2003 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Schriftelijke antwoorden n.a.v. AO
3 april 2003

In het algemeen overleg van 3 april 2003 over de modernisering van de AWBZ heb ik toege- zegd u zo spoedig mogelijk op een aantal punten nader te informeren. Onderstaand treft u over de volgende onderwerpen deze informatie aan.

Geestelijke verzorging

Naar aanleiding van de vraag van de heer Van der Vlies over de plaats van de geestelijke verzorging in de gemoderniseerde AWBZ merk ik het volgende op. Eén van de belangrijkste doelstellingen van de moderniseringsoperatie is het bieden van meer ruimte aan zorgaanbie- ders om de dynamiek en pluriformiteit in de zorg te vergroten. Daarin past ook het bieden van identiteitsgebonden zorg ervan uitgaande dat er voldoende vraag is in het licht van de keuzevrijheid van de klant. De Kwaliteitswet schrijft voor dat bij zorg met verblijf geestelijke verzorging deel uit maakt van de zorg. Door de modernisering verandert dat niet. In het nieuwe bekostigingssysteem zal daar -net zoals dat nu het geval is- ook rekening mee wor- den gehouden. De koppeling met verblijf is bewust gekozen, omdat er dan sprake is van verandering van woonplaats. Uitgangspunt bij extramurale zorgverlening is het zo lang mo- gelijk thuis of dicht bij huis leveren van zorg omdat de zorgvrager dan in de eigen vertrouw- de omgeving kan blijven. Bij die vertrouwde omgeving hoort ook de geloofsgemeenschap en de dominee, pastoor of imam die van daaruit werkt. De extramuralisering kan op deze ma- nier bijdragen aan het geven van een volwaardige plaats aan de zorg in de lokale gemeen- schap.
In het kader van de extramuralisering zal aan de geestelijke verzorging ook aandacht worden geschonken in het overleg met onder andere de patiëntenorganisaties.

Maximum eigen bijdrage

Door mevrouw Vietsch is gewezen op het feit dat de overheid niet kan signaleren dat cliën- ten meer eigen bijdrage betalen dan het inkomensafhankelijke maximum. Dat is nu het geval als cliënten een combinatie gebruiken van zorg in natura en pgb.

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
2
Kenmerk
AWBZ-2372837

In het rapport Vervolg inrichting basisadministraties zorgkantoren en opzet financieel- en uitvoeringsverslag AWBZ van het CVZ d.d. 19 december 2002 staat vermeld bij paragraaf 3b 5 dat budgethouders bij een eventuele samenloop met zorg in natura (zelf of bijvoorbeeld een huisgenoot met thuiszorg) zelf moet signaleren dat de leefeenheid het inkomensafhanke- lijke maximum overschrijdt en het zorgkantoor verzoeken om de eigen bijdrage vermindering in de PGB-toekenning te verlagen. De reden hiervoor is de volgende. In de pgb regeling nieuwe stijl is net als bij de `oude' pgb-V&V regeling de mogelijkheid opgenomen dat een cliënt naast de keuze tussen een pgb of zorg in natura ook kan kiezen voor een combinatie van pgb en zorg in natura. Dit betekent bijvoorbeeld dat iemand ervoor kan kiezen de functie huishoudelijke verzorging in de vorm van een pgb te verkrijgen en de functie verpleging in de vorm van zorg in natura. Voor het vaststellen van de eigen bijdrage levert deze combinatie echter het probleem op dat de heffing, c.q. vaststelling op verschillende momenten plaats- vindt. Bij het pgb vindt de vaststelling van de eigen bijdrage plaats op grond van het indica- tiebesluit en wordt de eigen bijdrage vooraf door het zorgkantoor gekort op het totaal pgb (`netto-pgb'); bij zorg in natura vindt heffing van de eigen bijdrage achteraf plaats -nà verle- ning van de zorg- via het CAK. Hierdoor is het in sommige gevallen niet mogelijk bij de vast- stelling van het netto-pgb te zien of het inkomensafhankelijke maximum van de totale zorg wordt bereikt (tenzij de grens al met het pgb deel wordt bereikt). Daarom moeten cliënten/- leefeenheden waarbij sprake is van een combinatie pgb en zorg in natura, waarbij bij het vaststellen van het pgb de maximum eigen bijdrage van de betreffende inkomensklasse nog niet bereikt is, zelf dit punt bewaken. Budgethouders zijn over deze eventualiteit ingelicht. Overigens zal dit probleem zijn opgelost op het moment dat de nieuwe functiegerichte ei- genbijdrage systematiek ook voor de naturazorg in werking treedt. Vanaf dat moment wordt bij aanvang levering zorg immers de eigen bijdrage vastgesteld.

Sofi-nummer als cliëntnummer

Het lid Smits heeft gevraagd of het sofi-nummer als basis kan dienen voor het in te voeren zorgnummer. De invoering van een cliëntnummer in de zorgsector zal plaatsvinden binnen het raamwerk van het kabinetsstandpunt over het advies persoonsnummerbeleid (november 2002). Er komt een Burgerservicenummer voor alle transacties van de burger met de over- heid. Echter in sectoren waar het gaat om `bijzondere' gegevens, zoals gegevens over de gezondheid, zal een sectorspecifiek nummer worden ingevoerd, dat niet gelijk is aan het bur- gerservicenummer en derhalve ook niet gelijk kan zijn aan het sofi-nummer. Voor dit sector- specifieke nummer voor de gezondheidszorg is een operationaliseringsplan opgesteld. Over de invoering van dit nummer zult u nader worden geïnformeerd. Om de voortgang van de AWBZ-brede zorgregistratie niet te blokkeren is besloten daarvoor in afwachting van dit algemene zorgnummer het nummer te gebruiken dat het indicatieor- gaan toekent aan de cliënt.

Mantelzorg

In Nederland wordt op grote schaal mantelzorg verleend. Verschillende commissieleden heb- ben gevraagd hoe mantelzorg en de individuele aanspraak op zorg zich tot elkaar verhouden en hoe daar bij de indicatiestelling mee dient te worden omgegaan. Het antwoord daarop ligt vast in het Zorgindicatiebesluit en het landelijk protocol indicatiestelling. In het protocol wordt duidelijk gemaakt dat mantelzorg moet worden onderscheiden van de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar en worden beide begrippen nader toegelicht.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
3
Kenmerk
AWBZ-2372837

De gebruikelijke zorg, dat wat huisgenoten zelf gewoonlijk doen om het huishouden draaiend te houden, valt als voorliggende voorziening buiten een individuele aanspraak op AWBZ- zorg. Het is de verantwoordelijkheid van de indicatiesteller te bepalen, gegeven de samen- stelling van het huishouden van de zorgvrager, wat die gebruikelijke zorg inhoudt. Sommige RIO's gebruiken hiervoor nog de uit de thuiszorg afkomstige AASV (Algemeen Aanvaarde Standaard gezinsVerzorging) maar deze sluit inmiddels niet meer goed aan bij de huidige in- zichten. Daarmee ligt de vraag voor naar het actualiseren van de normen voor de gebruikelij- ke zorg.
De mantelzorg, het intensief en langdurig zorgen voor een dierbaar persoon zoals dat past in de cultuur van onze samenleving, is als bijdrage in de zorgverlening niet exact te normeren. Informatie daarover moet altijd komen van de mantelzorger zelf of van de zorgvrager. Gegeven waar het in de kern bij mantelzorg om gaat, ligt het gevaar van de overbelasting op de loer. Om hier zicht op te krijgen heeft het Verweij-Jonker Instituut voor indicatiestellers een handreiking ontwikkeld die draaglast en draagkracht van de mantelzorger aan de orde stelt. Deze handreiking zal binnenkort breed worden verspreid. Het biedt de indicatiesteller inzicht in de professionele zorg die nodig is zodat de mantelzorger zijn bijdrage in de zorg kan voortzetten. Deze professionele zorg, veelal in de vorm van tijdelijke overname van een deel van de mantelzorg, wordt meegenomen bij het bepalen van aard en omvang van de in- dividuele aanspraak van de zorgvrager.
Mijn conclusie is dat het bij de mantelzorg niet om een nieuw probleem gaat in relatie tot de modernisering AWBZ. Het zorgvuldig betrekken van de mantelzorg bij de indicatiestelling is van groot belang; zowel het landelijk protocol indicatiestelling als de door het Verweij- Jonker Instituut ontwikkelde handreiking dragen daaraan bij. Het bepalen van de gebruikelij- ke zorg was en is een taak van indicatiestellers. Inmiddels heeft de LVIO i.s.m. de LBI (Lan- delijke Beroepsvereniging Indicatiestellers) het initiatief genomen om tot nieuwe onderlinge afspraken hierover te komen.

Voor wat betreft de vragen die naar aanleiding van de eigen bijdrage problematiek zijn ge- steld verwijs ik u naar de separaat u toe te zenden brief.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp


---- --