European Commission
IP/03/621
Brussel, 5 mei 2003
Scorebord van de interne markt: termijnen voor de omzetting van
EU-wetgeving in de lidstaten worden langer
Uit het meest recente Scorebord blijkt dat de achterstand bij de
omzetting van internemarktrichtlijnen thans gemiddeld 2,4% per
lidstaat bedraagt; een jaar geleden was dit nog maar 1,8%. Bij de
omzettingsachterstand gaat het om het percentage richtlijnen dat na
het verstrijken van de termijn nog niet in nationaal recht is omgezet.
Slechts vijf lidstaten (Denemarken, Zweden, Finland, Spanje en VK)
voldoen aan het door de Europese Raad gestelde doel te streven naar
een achterstand van 1,5% of minder. De situatie is momenteel het
slechtst in Italië, dat op de voet wordt gevolgd door Portugal en
Ierland. Voorts is het aantal nog niet afgesloten inbreukprocedures 6%
hoger dan vorig jaar. Dit Scorebord bevat verder gegevens over de
prijzen in de toekomstige lidstaten, die gemiddeld bijna 50% onder het
gemiddelde voor EU15 liggen. Terwijl diensten er in het algemeen veel
goedkoper zijn, liggen de prijzen voor bijvoorbeeld
consumentenelektronica dichter bij het gemiddelde voor EU15. Eerdere
uitbreidingen hebben tot prijsconvergentie geleid, en bij deze
uitbreiding zal het waarschijnlijk niet anders zijn.
Frits Bolkestein, lid van de Commissie voor de interne markt, zei: "Lidstaten die richtlijnen niet tijdig omzetten, verbreken de beloften die ze hebben gedaan. Erger nog, zij werpen onnodig barrières op, die ertoe leiden dat de Europese economie niet tot volle ontplooiing kan komen en die onze bedrijven en burgers in de weg staan. Ook brengen ze schade toe aan de vooruitzichten op een soepel uitbreidingsproces. De staatshoofden en regeringsleiders hebben op opeenvolgende Europese Raden steeds gezegd hoe belangrijk het is de omzettingsachterstand te verminderen. Ik doe nu een beroep op hen deze woorden te laten volgen door daden en de inachtneming van de Europese wetgeving tot een van hun persoonlijke doelstellingen voor dit jaar te maken."
Omzetting van internemarktrichtlijnen
Nadat vele jaren achtereen vorderingen zijn gemaakt, is de
omzettingsachterstand nu sterk toegenomen. Een jaar geleden bedroeg
deze nog 1,8%, nu is het 2,4%. De 8 lidstaten die verleden jaar het
door de Europese Raad gestelde doel van 1,5% niet haalden, maar er
soms wel dichtbij zaten, hebben nu allemaal een tekort van 3% of meer.
Hoe slecht de prestaties over de gehele linie waren, blijkt wel uit het feit dat Frankrijk, een jaar geleden nog hekkensluiter, nu vijf plaatsen is geklommen hoewel zijn tekort nog iets is toegenomen, van 3,1% tot 3,3%. Slechts vijf lidstaten halen de doelstelling van 1,5% (Denemarken, Zweden, Finland, Spanje en het VK).
Achterstand van de lidstaten bij de omzetting, situatie op 15 april
2003 (in %)
I P IRL A EL F L D NL B UK E FIN S DK
3.9 3.7 3.5 3.4 3.3 3.3 3.2 3.0 2.0 1.8 1.5 1.2 1.0 1.0 0.6
Italië, dat binnenkort het voorzitterschap van de Europese Unie
overneemt, staat nu laatste. Dit is het gevolg van een langzame, maar
gestage verslechtering sinds 2001. De Commissie zal de Italiaanse
autoriteiten vragen na te gaan waaraan deze zorgwekkende ontwikkeling
te wijten is en te kijken hoe het omzettingsproces kan worden
versneld.
In slechts vier lidstaten (Frankrijk, Spanje, België en Denemarken) is
het aantal niet-omgezette richtlijnen ten opzichte van zes maanden
geleden niet verder opgelopen.
Wijziging in het aantal nog niet omgezette richtlijnen sinds 1 oktober
2002
I IRL L NL P A S FIN D EL UK DK B E F
21 16 15 12 11 10 10 7 6 3 2 -1 -3 -5 -6
De Europese Raad van Barcelona in maart 2002 wenste een
nultoleratiebeleid voor het geval de omzetting van richtlijnen twee
jaar of meer over tijd is. In dergelijke gevallen is de reden voor de
vertraging gewoonlijk niet een ontoereikende planning, maar vaak is er
dan meer aan de hand: het kan duiden op ernstige politieke
moeilijkheden of zelfs op louter onwil om richtlijnen om te zetten.
Slechts vier lidstaten haalden de doelstelling de achterstand bij de
omzetting van richtlijnen niet tot meer dan twee jaar te laten oplopen
(Denemarken, Finland, Portugal en het VK).
Aantal nog niet omgezette richtlijnen die voor 1 maart 2001 moesten
zijn omgezet
F L B IRL D EL A I E NL S DK FIN P UK
9 6 5 5 4 4 3 3 1 1 1 0 0 0 0
Inbreukprocedures en alternatieve oplossing van problemen
Helaas is het aantal nog niet afgesloten inbreukprocedures met 6
procent gestegen, van 1505 in het Scorebord van november 2002 naar
1598 nu. De verdeling van deze zaken is de afgelopen twee jaar
nauwelijks gewijzigd; Frankrijk in Italië nemen bijna 30% van alle
gevallen voor hun rekening.
Lopende inbreukzaken per lidstaat op 28 februari 2003
F I E EL B D IRL UK A NL P FIN DK L S
220 200 153 144 138 136 132 121 79 68 57 47 36 34 32
Inbreukprocedures zijn het "klassieke" middel van de Commissie om de inachtneming van het EU-recht te waarborgen. Het aantal procedures is de afgelopen tien jaar aanzienlijk toegenomen en de afhandeling ervan neemt thans zowel bij de Commissie als in de lidstaten veel middelen in beslag. Na de uitbreiding kan het aantal inbreuken nog toenemen. In de meeste zaken laat een oplossing meer dan twee jaar op zich wachten.
In haar Mededeling over de verbetering van de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (COM (2002) 725 def.) heeft de Commissie daarom gekozen voor een gedifferentieerde afhandeling van klachten. Afhankelijk van de ernst van de vermeende inbreuk op het Gemeenschapsrecht besluit de Commissie van geval tot geval of het probleem wellicht kan worden opgelost met behulp van alternatieve methoden of dat direct al een formele juridische actie moet worden gestart. Hieraan ten grondslag ligt de idee om waar mogelijk snelle, met het EU-recht in overeenstemming zijnde oplossingen te vinden voor de problemen waarmee de klagers te kampen hebben. Toch blijven de lidstaten volledig verantwoordelijk voor de juiste en tijdige omzetting van de EU-wetgeving en behoudt de Commissie steeds het recht om te allen tijde een inbreukprocedure te beginnen.
Tot de aanvullende mechanismen behoren "pakketvergaderingen" en
SOLVIT.
Pakketvergaderingen inzake inbreuken
In pakketvergaderingen komen deskundigen uit de lidstaten en van de
Commissie bijeen om te spreken over een "pakket" zaken die de
Commissie onderzoekt wegens schending van het Gemeenschapsrecht. Het
doel van deze vergaderingen, die al sinds 1987 worden gehouden maar de
laatste jaren in aantal toenemen, is de oplossing van de zaken zonder
dat verdere juridische stappen nodig zijn. Bijna de helft van alle
gevallen die tijdens pakketvergaderingen worden besproken, wordt ook
opgelost of biedt zicht op een oplossing, gewoonlijk omdat de
betrokken lidstaat belooft zijn wetgeving te wijzigen.
SOLVIT
SOLVIT is juli 2002 ingevoerd. Het draait hierbij om zaken waarbij de
regels van de interne markt door de nationale of plaatselijke overheid
onjuist worden toegepast, bijvoorbeeld wanneer wordt geweigerd een
geldig diploma te erkennen of wanneer een product dat aan de eisen van
de Europese richtlijnen voldoet, niet tot de markt wordt toegelaten.
De slachtoffers van een dergelijke onjuiste toepassing kunnen de zaak
via een website of telefonisch voorleggen aan het SOLVIT-centrum in
hun lidstaat, dat de zaak vervolgens bespreekt met het SOLVIT-centrum
in de lidstaat waar de onjuiste toepassing plaatsvond. Het
belangrijkste voordeel van SOLVIT is de snelheid: het is de bedoeling
een klacht binnen tien weken op te lossen en in meer dan 70% van de
gevallen wordt ook een oplossing gevonden.
Gemiddelde tijd (dagen) om een SOLVIT-zaak op te lossen, situatie op
15 april 2003
I DK IRL FIN S UK E NL EL L P F D B ISL Gemiddeld
101 100 93 83 77 73 62 61 58 57 56 48 45 40 37 64
Niet alle landen maken evenveel gebruik van SOLVIT. Duitsland,
Portugal en Nederland gebruiken SOLVIT het meest voor hun
ondernemingen en burgers.
Zaken die door het SOLVIT-centrum van het land van de klager zijn
aangekaart, situatie op 15 april 2003
D P NL S F B EL DK A UK E IRL NOR LIE FIN I ISL L
21 17 13 9 8 7 7 6 5 5 3 3 3 2 1 1 0 0
Meer informatie over SOLVIT en de adressen van de nationale
SOLVIT-centra zijn te vinden op IP/02/1110 en
http://europa.eu.int/comm/internal_market/solvit/index_en.htm
Aanzienlijk lagere prijzen in de toekomstige lidstaten
De meeste landen die binnenkort tot de EU toetreden, hebben een aanzienlijk lager prijspeil dan de huidige lidstaten. Toen Portugal en Spanje in 1985 toetraden, lag hun prijspeil op respectievelijk 60 en 72% van het gemiddelde voor EU12. In de helft van de nieuwe lidstaten ligt de prijspeil onder 50% van het EU15-gemiddelde.
Prijspeil voor goederen en diensten (particuliere consumptie) in % van
het EU15-gemiddelde (=100)
Malta Cyprus Slovenië Polen Letland Litouwen Estland Tsjechische
Republiek Hongarije Slowakije
87 82 66 55 54 47 46 46 46 41
Het lage geaggregeerde prijspeil in de toekomstige lidstaten wordt
grotendeels verklaard door hun vrij lage lonen en huren. Voor
producten met een hoge input van plaatselijke arbeid die in de
toekomstige lidstaten worden geproduceerd (bv. diensten van kappers,
brood) worden dan ook veel lagere prijzen betaald, terwijl de prijzen
voor productgroepen waartoe veel geïmporteerde goederen behoren
(frisdranken, wasmachines, wasdrogers), dicht bij die in de huidige EU
liggen.
Door de prijsconvergentie tussen de huidige en de toekomstige
lidstaten te volgen krijgt men waardevolle aanwijzingen voor de
werkelijke integratie van de markten. Er is alle reden om te geloven
dat deze uitbreiding net als de voorgaande uitbreidingen tot
prijsconvergentie zal leiden. Voor de tien landen die volgend jaar
toetreden, lijkt de convergentie al te zijn begonnen. Het is nog te
vroeg om uit de thans beschikbare gegevens harde conclusies te
trekken, maar tussen 1991 en 2001 is de prijsspreiding binnen EU25
teruggelopen van 27,2% naar 25,6%, terwijl de prijsspreiding in EU15
in dezelfde periode gelijk is gebleven. De verkleining van de kloof
lijkt daarom het gevolg te zijn van een in de nieuwe lidstaten van
start gegaan convergentieproces.
Wanneer deze landen eenmaal deel uitmaken van de EU, zullen zij verder
op de levensstandaard in EU15 inlopen. De lonen zullen stijgen
naarmate de landen rijker worden en dit zal zijn weerslag hebben op de
prijzen, met name op die voor niet-verhandelbare goederen en diensten.
De grote prijsverschillen voor diensten tussen de nieuwe en de oude
lidstaten zullen daarom waarschijnlijk in de loop van de tijd afnemen.
Daar staat tegenover dat de uitbreiding ook kan leiden tot een verlaging van de prijzen van enkele verhandelbare goederen en diensten in de nieuwe lidstaten. Een efficiëntere economische structuur in de nieuwe lidstaten kan tot gevolg hebben dat de prijzen in sommige sectoren omlaag gaan. De ervaring met de liberalisering van de telecommunicatie-industrie in EU15 laat bijvoorbeeld zien dat concurrentie tot prijsverlagingen voor de consument kan leiden. In dit verband speelt de interne markt een belangrijke rol, niet alleen door voor concurrentie te zorgen, maar ook door grensoverschrijdende investeringen en overdracht van knowhow te vergemakkelijken.
Fiscale obstakels in de interne markt
Dit Scorebord laat ook zien hoe uiteenlopende belastingtarieven,
-grondslagen en -stelsels op het gebied van de vennootschapsbelasting,
de belasting over de toegevoegde waarde (BTW), motorvoertuigen en
bedrijfspensioenen ertoe leiden dat de interne markt niet ten volle
kan worden benut.
Meer informatie en de volledige tekst van het Scorebord zijn
beschikbaar op de website van de Commissie:
http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/update/score/index.htm