Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Brief G. van Helmond inzake levensverzekeringen

02-05-2003

Naar aanleiding van uw brief d.d. 13 februari 2003 nr. Def-03-011 waarin u verzoekt om te reageren op de brief d.d. 9 januari jl. van de heer G. van Helmond te Tungelroy-Weert, bericht ik u het volgende.

Betrokkene verzoekt te bevorderen dat een polis voor een levensverzekering in alle gevallen van overlijden in het buitenland tijdens een vredesoperatie tot uitkering komt, dus niet slechts bij binding aan een hypotheek voor de eigen woning.

Uit zijn brief begrijp ik dat betrokkene een lacune veronderstelt. Ik meen echter dat daarvan geen sprake is en licht dat als volgt toe.

Bij voorzieningen bij overlijden van een militair in het buitenland tijdens een vredesoperatie staat de schadepositie van de nabestaanden centraal. De risico's die zijn verbonden aan de uitoefening van het militaire beroep tijdens oorlogs- en daarmee vergelijkbare handelingen zijn bij wijze van molest in principe onverzekerbaar voor pensioenen en uitkeringsvormen bij overlijden. Om de betrokken nabestaanden bij overlijden van de militair door die dienstoorzaken toch een passende bescherming tegen schade, zoals inkomensderving, te bieden, bestaat van oudsher een in de wet verankerd stelsel van specifieke pensioenen, voorzieningen en verstrekkingen (sinds kort gebaseerd op onder meer de Kaderwet militaire pensioenen en het Besluit bijzondere militaire pensioenen).

De aan de langstlevende partner toe te kennen pensioenen en aanvullingen ter zake van bedoeld overlijden liggen als rechtstreekse afgeleide van de pensioengrondslag op een niveau van ruim 70% van het eindsalaris van de militair, hetgeen zonder meer gezien kan worden als een adequate schadevergoeding.

Reeds in zijn brief d.d. 16 maart 1992 (TK 1991-1992, 22 300 X, nr. 69) heeft mijn toenmalige ambtsvoorganger een uitvoerige uiteenzetting gegeven ter zake van bedoelde schadeloosstelling van militair personeel, in het bijzonder bij uitzendingen in VN-verband, waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd, dat in beginsel altijd wordt uitgekeerd, tenzij evident sprake is van een vorm van grove schuld of nalatigheid van de betrokkene.

Aangezien Defensie via dit specifieke pensioenstelsel de inkomensschade volledig compenseert en er een passende voorziening is getroffen voor hypotheek eigen woning, bestaat voor een betrokkene geen noodzaak om zich vooraf via een aanvullende verzekering, gericht op een uitkering ter zake van overlijden nader in te dekken. Als hij daar dan toch voor kiest, behoeft hij van Defensie in redelijkheid geen ondersteunende rol te verwachten.

Separaat merk ik op dat de brief van betrokkene ook betrekking heeft op burgerpersoneel. De specifieke nabestaandenpensioenen gelden uitsluitend voor nabestaanden van militairen. Toch komt het voor dat naast militairen ook burgerambtenaren in verband met vredes- en humanitaire operaties worden uitgezonden. Veelal zullen betrokkenen voor de duur van die uitzending worden aangesteld als militair, dat wil zeggen ze worden gemilitariseerd. Indien door omstandigheden niet wordt gemilitariseerd en de burgerambtenaar in een dergelijke situatie toch een ongeval overkomt, dan is het beleid van defensie erop gericht hem alsnog -achteraf- te militariseren. Vanzelfsprekend is dan het militaire nabestaanden-pensioen van toepassing, zodat ook in dat geval sprake is van een passende schadevergoeding.

Daar met een en ander voor alle betrokken nabestaanden (militair/burger) een passende vergoeding van inkomensschade openstaat, kan een eventuele verbetering van de clausules voor een uitkering uit een levenpolis in de gegeven omstandigheden in de schadesfeer geen toegevoegde waarde bieden. Tot meer dan integrale schadever-goeding is de overheid naar mijn mening niet gehouden.

Tegen die achtergrond zie ik ook geen aanleiding tot wijziging in het voor uitzending naar het buitenland geldende arbeidsvoorwaardenpakket.

Gezien het vorenstaande zie ik geen reden om wettelijk dan wel financieel een verbetering van verzekeringsvormen te bevorderen die verder strekken dan de schadevergoeding, waarin reeds op afdoende wijze en volledig ten laste van de overheid wordt voorzien.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE