Partij van de Arbeid

Den Haag, 05 mei 2003

Vragen van het lid Samsom en Koenders aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de historische betrokkenheid van Urenco bij de ontwikkeling van het Iraanse atoomprogramma. (Aanvullende vragen naar aanleiding van eerdere kamervragen door het lid Wilders (1175))


1. Heeft u naast krantenberichten ook kennis genomen van de precieze uitlatingen van de Russische minister Roemjanstev over mogelijke indirecte betrokkenheid van Urenco bij het Iraanse nucleaire programma?


2. Klopt het dat door het IAEA in Iran ultracentrifuges zijn aangetroffen die identiek zijn aan de centrifuges die door Urenco zijn ontwikkeld?


3. Klopt het dat het Iraanse regime in het begin van de jaren 70 mede-investeerder was in Urenco. Hoe groot was het aandeel van Iran bij de ontwikkelingen van Urenco? Betrof het ook een aandeel in de Nederlandse tak van Urenco? Wanneer is dit aandeelhouderschap beëindigd?


4. Had Iran via deze investeringen toegang tot informatie over gevoelige technologie? Welke technologie zou op deze wijze in Iraanse handen gevallen kunnen zijn? Acht u het mogelijk dat het huidige Iraanse atoomprogramma inderdaad mede gebaseerd is op Nederlandse verrijkingstechnologie?