Praktijkonderzoek Veehouderij
Optimale oogsttijdstip en conservering triticale-GPS
PraktijkRapport 23
Auteurs: G.J. Kasper en H. Everts
Triticale-geheleplantensilage (triticale-GPS) is een gewas dat in
Nederland in opkomst is. Melkvee kan goed produceren op een rantsoen
van graskuil en triticalekuil. Een nadeel is de betrekkelijk korte
oogstperiode in verband met de snelle afrijping van triticale. Zeker
bij een groter areaal geeft dit problemen om de loonwerker op het
juiste tijdstip te laten oogsten. Ook het uitkuilen geeft meer
problemen dan bij gras en maïs. Daarom is er in het seizoen 1999-2000
oriënterend onderzoek gedaan naar bemestingsniveaus, oogsttijdstip en
inkuilen (met en zonder toevoegmiddel) van triticale. Vanuit dit
onderzoek werd aanbevolen nader in te gaan op het oogsttijdstip en de
conservering van triticale. In dit rapport is het uitvoerige onderzoek
beschreven. De doelstelling van dit onderzoek is het opstellen van
adviezen over oogsttijdstip en conservering. Dit om een optimale
opbrengst en kwaliteit van het voedergewas triticale op
droogtegevoelige zandgronden te bereiken, geoogst als GPS. Triticale
(Binova) werd eind oktober 2000 op een droogtegevoelige zandgrond in
de omgeving van Budel gezaaid met als voorvrucht maïs. In het voorjaar
2001 werd een gedeelde kunstmestgift toegediend met vier eindniveaus:
0, 80, 150 en 200 kg N/ha. Er is op acht tijdstippen (12 juni tot 6
juli) geoogst met drogestofopbrengsten oplopend van 5 tot bijna 17 t
ds/ha. Op drie van de acht oogsttijdstippen is ingekuild in
zuurkoolvaten van 10 liter, zonder en met een toevoegmiddel. De
samenstelling van het toevoegmiddel was gebaseerd op natriumnitriet
(=Nitr-toevoegmiddel) of op melkzuurbacteriestammen
(=Mz-toevoegmiddel). De drogestofverliezen tijdens de inkuilperiode
werden bepaald. Zowel het verse als het ingekuilde materiaal is
geanalyseerd op voederwaarde. Tevens zijn de drogestofverliezen
tijdens de inkuilperiode bepaald.
De effecten van oogsttijdstip en N-bemestingsniveau op het verse
materiaal waren als volgt:
* De drogestofopbrengsten namen toe met gemiddeld 3,5 t/ha van het
eerste tot het laatste oogsttijdstip onafhankelijk van
bemestingsniveau.
* Het verschil in opbrengst was het grootst (3,5 t ds/ha) tussen 0
en 80 kg N/ha bij elk oogsttijdstip.
* Het optimale oogsttijdstip was 26 juni bij een bemestingsniveau
van 150 kg N/ha (als de totale opbrengst uitgedrukt wordt in
kVEM/ha).
* Het ruweiwitgehalte nam toe bij een hoger N-niveau en verschilde
per oogsttijdstip.
* Het suikergehalte daalde van het tweede tot het laatste
oogsttijdstip, terwijl het zetmeelgehalte in die periode juist
steeg.
* Ruwasgehalten waren significant hoger vanaf bemestingsniveaus van
150 kg N/ha dan bij bemestingsniveaus van 0 en 80 kg N/ha.
De effecten van oogsttijdstip (=inkuiltijdstip), het N-niveau en het
al dan niet toepassen van een toevoegmiddel op het ingekuilde
materiaal waren als volgt:
* Het inkuiltijdstip en het N-niveau beïnvloedden de pH-waarde niet.
* De hoogste drogestofverliezen traden op bij onbehandelde kuilen
bij het eerste oogsttijdstip (tot 4% dsverlies). Het
Nitr-toevoegmiddel bracht bij de drie inkuiltijdstippen de
ds-verliezen met minimaal 50% terug, het Mz-toevoegmiddel deed dat
bij het eerste tot het laatste inkuiltijdstip met resp. 15, 25 en
26%. Het verschil in werking zou veroorzaakt kunnen zijn door het
optreden van secundaire conservering bij Mz-kuilen, wat bij
Nitr-kuilen niet optrad.
* De pH-waarden van Mz-kuilen waren 0,4 tot 0,6 eenheden lager dan
van Nitr-kuilen en onbehandelde kuilen.
* Het ruwaspercentage van Nitr-kuilen was significant hoger dan van
Mz-kuilen bij het optimale en bij het laatste oogsttijdstip. Dit
was het gevolg van het verschil in samenstelling van de
toevoegmiddelen.
* Nitr-kuilen vertoonden significant lagere NDF-waarden en
significant hogere Vc-os-, VOS- en VEM-waarden dan Mz-kuilen.
* Bij bemestingniveaus tot 150 kg N/ha hadden Nitr-kuilen lagere
NDF-waarden en hogere Vc-os-, VOS- en VEM-waarden dan Mz-kuilen.
* De ammoniakfractie bij (te) natte kuilen (
* Melkzuurwaarden waren hoger en azijnwaarden lager in behandelde
kuilen ten opzichte van onbehandelde kuilen.
* Ongewenste boterzuurvorming bij kuilen met een ds-gehalte
* Het Nitr-toevoegmiddel verdiende de voorkeur boven het
Mz-toevoegmiddel vanwege het significant positieve effect op
restsuiker, NDF, Vc-os, VOS en VEM.
* Ethanolvorming, waarbij drogestofverlies optrad, kon worden
voorkomen door triticale in te kuilen bij minimaal 30% ds.
* Het Nitr-toevoegmiddel ging de vorming van propionzuur tegen en
voorkwam daardoor drogestof- en voederwaardeverliezen bij alle
N-niveaus en werkte bij kuilen met meer dan 35% ds significant
sterker op verlaging van propionzuur dan het Mz-toevoegmiddel.
* Bij de meest optimale oogstmomenten (26 juni en 2 juli) verhoogde
(+ 40 g/kg ds) het Nitrtoevoegmiddel het (rest)suikergehalte
terwijl het Mz-toevoegmiddel het juist verlaagde ( -13 g/kg ds)
ten opzichte van het gemiddelde (rest)suikergehalte van kuilen
zonder toevoegmiddel. Een hoog (rest)suikergehalte in de kuil,
zoals werd aangetroffen in Nitr-kuilen, duidde op een snelle
stabilisering van de kuil. Het verschil met Mz-kuilen was
significant (p
* De zetmeelwaarden van Mz-kuilen waren significant hoger dan van
Nitr-kuilen voor alle oogsttijdstippen (p * Het lijkt zinvol na te gaan of het N-niveau en het nitraatniveau
van invloed is op de verteringscoëfficiënt van de organische stof
en onderzoek te doen naar de relatie tussen het nitraatgehalte in
de kuil en voederwaardeparameters Vc-os, VOS, NDF, ADF en VEM.
* De nitraatgehaltes in controle- en Mz-kuilen waren bij
bemestingniveaus tot 150 kg N/ha lager dan 10 mg/kg ds. Bij een
bemestingsniveau van 200 kg N/ha en bij het inkuilen op 26 juni en
2 juli werden in deze kuilen nitraatgehaltes gevonden van 73 tot
95 mg/kg ds. De Nitr-kuilen hadden een significant hoger
nitraatgehalte dan Mz- en controlekuilen (p
Uit dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken en
aanbevelingen worden gedaan:
* Triticale-GPS geteeld zonder mestgift leverde bij het oogsten
vanaf eind juni 8,5 tot 10,5 t ds/ha. kunstmestgiften van 80, 150
en 200 kg N/ha verhoogden de opbrengst met resp. 3,5, 4,5 en 5,5 t
ds/ha t.o.v. geen bemesting. De opbrengsten zijn hoog vergeleken
met onderzoek van Van Eekeren (1998) en Philipsen et al. (2001).
* Het optimale drogestofpercentage van triticale-GPS bij het oogsten
lag tussen 35-40% ds. Dit werd ook gevonden in eerder onderzoek
(Boomaerts en Everts, 2000; Philipsen et al., 2001; Van Eekeren,
1998). Dan was het materiaal nog goed te verdichten en werd
bovendien de hoogste voederwaarde bereikt zowel in VEM/kg ds als
in kVEM/ha.
* Het optimale drogestofpercentage van triticale-GPS bij het oogsten
lag tussen 35-40% ds. Dit werd ook gevonden in eerder onderzoek
(Boomaerts en Everts, 2000; Philipsen et al., 2001; Van Eekeren,
1998). Dan was het materiaal nog goed te verdichten en werd
bovendien de hoogste voederwaarde bereikt zowel in VEM/kg ds als
in kVEM/ha.
* Het inkuilen van triticale bij een drogestofgehalte lager dan 30%
ds is niet aan te bevelen. Het gaf bij inkuilen zonder
toevoegmiddel lagere zetmeelgehaltes, grotere inkuilverliezen,
hogere ammoniakfracties (tot 17), hogere gehaltes aan boterzuur
(tot 7 g/kg ds), propionzuur, ADF en NDF en lagere gehaltes aan
Vc-os, VOS, VEM, DVE en zetmeel. Ook Van Eekeren (1998) vermeldt
onder vergelijkbare inkuilomstandigheden hogere ammoniakfracties,
grotere inkuilverliezen, hogere ruwe celstof- en boterzuurgehaltes
en lagere zetmeelgehaltes.
* Het inkuilen van triticale bij een drogestofgehalte hoger dan 40%
ds is eveneens niet aan te bevelen. De drogestof- en
kVEM-opbrengst zijn dan weliswaar vergelijkbaar, maar het droge
materiaal en de harde stengels zijn dan niet goed aan te rijden en
bevatten daardoor teveel lucht. Ook is het zetmeel moeilijker
verteerbaar. Bij het uitkuilen geeft dit meer problemen in de vorm
van broei. Van Eekeren (1998) wijst eveneens op deze
verschijnselen.
* De pH-waarde van Mz-kuilen werd voor alle inkuilmomenten sterker
verlaagd dan die van Nitr-kuilen. Kaiser et al. (1997) wijzen ook
op dit verband en vermelden dat een lage pH geen garantie is voor
een goede kuil.
* Beide toevoegmiddelen verlaagden het azijnzuur- en
propionzuurgehalte bij alle inkuilmomenten en verlaagden bij
kuilen onder de 30% ds de ammoniakfractie met 36% en het
boterzuurgehalte met 95%, maar verhoogden het ethanolgehalte met
minimaal 43%. Bij kuilen vanaf 30% ds was een toevoegmiddel niet
van invloed op het ammoniakgehalte, maar verlaagde het
Nitr-toevoegmiddel het propionzuur- en ethanolgehalte aanzienlijk
meer dan het Mz-toevoegmiddel. De verschillende werking van de
toevoegmiddelen in triticale is niet beschreven in de literatuur,
maar wel verklaarbaar. Een minimale hoeveelheid nitraat (2200
mg/kg ds) verhindert namelijk omzettingen van melkzuur in
propionzuur en ethanol. Bij ingekuild gras leverde een minimale
hoeveelheid nitraat (2200 mg NO3/kg ds) wel lagere
boterzuurgehaltes, maar geen verschil in ethanol- en
ammoniakgehaltes (Kaiser et al., 1997). Weissbach en Haacker
(1988) wijzen wel op lagere ethanolgehaltes. Dit laatste wordt
bevestigd door de resultaten van deze proef.
* Beide toevoegmiddelen gaven lagere inkuilverliezen uitgedrukt in
drogestof t.o.v. kuilen zonder toevoegmiddel. Het
Nitr-toevoegmiddel is echter aan te bevelen boven het
Mz-toevoegmiddel door een aanzienlijk lager drogestofverlies
tijdens het inkuilproces, veroorzaakt door een geringere ethanol-
en propionzuurvorming. De lagere drogestofverliezen van
Nitr-kuilen zijn in overeenstemming met onderzoek van Weissbach en
Haacker (1988) bij triticale-GPS en van Kaiser en Weiss (1997) in
ingekuild gras.
* Het Nitr-toevoegmiddel is ook aan te bevelen boven een
Mz-toevoegmiddel door zijn positieve werking op het
(rest)suikergehalte, NDF, Vc-os, VOS en VEM bij bemestingsniveaus
tot 150 kg N/ha. Waarschijnlijk zijn de minder goede waarden voor
(rest)suikergehalte, NDF, Vc-os, VOS en VEM van Mz- en
controlekuilen toe te schrijven aan het tekort aan (of de
afwezigheid van) nitraat in de kuilen. Kaiser et al. (1997) vonden
bij ingekuild gras ook een positief effect van nitraat (2200 mg
NO3/kg ds) op het restsuikergehalte vanwege het remmende effect
van nitraat op de ontwikkeling van Clostridia bacteriën.
* Er bestaat een positief verband tussen de aanwezigheid van een
minimale hoeveelheid nitraat (ca. 2000 mg NO3/kg ds)- afkomstig
van het Nitr-toevoegmiddel of door een bemestingsniveau van 200 kg
N/ha - en het niveau van de voederwaardeparameters NDF, Vc-os, VOS
en VEM. Dit verband is voor het gewas triticale niet terug te
vinden in de literatuur. Bij ingekuild gras (Kaiser et al.,1997)
werkte een minimale hoeveelheid nitraat (2200 mg NO3/kg ds)
eveneens positief op het conserveringsverloop.
Het unieke van dit onderzoek is dat het bemestingsniveau en het type
toevoegmiddel middels het nitraatniveau ook de waardes van Vc-os, ADF
en NDF bepalen. Een minimale hoeveelheid nitraat van 2200 mg/kg ds
(afkomstig van kunstmest of van het Nitr-toevoegmiddel) leverde bij
alle oogstmomenten de laagste drogestofverliezen op. Een kanttekening
hierbij is dat de resultaten afkomstig zijn van éénjarig onderzoek met
bovendien een inkuilperiode van slechts 42 dagen. Vergelijkend
onderzoek naar inkuilverliezen en hoe die veroorzaakt zijn, is
weliswaar uitgevoerd bij triticale-GPS en ook bij ingekuild gras, maar
gebaseerd op een inkuilperiode van 180 dagen. Bij nitraatarm kuilvoer,
ingekuild met een toevoegmiddel gebaseerd op melkzuurbacteriën, treedt
vaak na 42 dagen nog een behoorlijke afbraak van melkzuur op. Dit is
drogestofverlies. De afbraak zou waarschijnlijk na een inkuilperiode
van 42 dagen ook optreden bij triticale zonder toevoegmiddel of met
het Mz-toevoegmiddel. Bovendien is ingekuild in kleine zuurkoolvaten
onder goede gecontroleerde omstandigheden. Dat zal in de praktijk niet
het geval zijn. Hierdoor kunnen de inkuilverliezen onderschat en de
voederwaarde overschat zijn. Het is wenselijk bij het optimale
inkuilmoment een meerjarig onderzoek op te zetten met inkuilvarianten
(met Nitr- en Mz-toevoegmiddelen of zonder toevoegmiddel) en een
inkuilperiode van minimaal 180 dagen, waarbij opgeschaald wordt naar
praktijkniveau.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 23 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Rundvee praktijkrapport 23: Optimale oogsttijdstip en conservering
triticale-GPS - 2003 - 36 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten Volgende praktijkrapport Nieuwste praktijkrapport
---
© Praktijkonderzoek Veehouderij - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt:
09-05-2003 11:01.