Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-Gravenhage
Uw brief Ons kenmerk R&A/2003/32277

Onderwerp Datum Beantwoording vragen Voorlopige 9 mei 2003 Rekening 2002 (28 806)

./. Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde vragen over de Voorlopige Rekening 2002 (28 806 nr. 2).

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)



2

Vraag 1
Hoe verhoudt zich de onderuitputting van het UWV-budget voor reïntegratie van WW- gerechtigden van 27,2 miljoen euro met de afspraken betreffende de sluitende aanpak?

Antwoord 1
Het in deze vraag genoemde reïntegratiebudget kan worden gebruikt voor WW-ers (niet arbeidsgehandicapt en jonger dan 57,5 jaar) die zijn ingestroomd voor 1-1-1999. Deze personen vielen tot en met 31 december 2001 nog onder de verantwoordelijkheid van Arbeidsvoorziening (op basis van in 2000 gemaakte afspraak tussen Lisv en Arbeidsvoorziening). Deze groep is per 1-1-2002 overgegaan naar UWV. Het betreft hier een kleine groep potentieel te reïntegreren personen, die de komende tijd verder zal afnemen.
De reïntegratie van deze groep is niet louter afhankelijk van deze middelen, omdat ook andere middelen daarvoor kunnen worden gebruikt.

Vraag 2
Welke voorspellende waarde heeft deze onderuitputting voor de capaciteit van het UWV op dit terrein voor het lopende begrotingsjaar?

Antwoord 2
Zie ook het antwoord op vraag 1.

Vraag 3
Welke acties onderneemt de regering om te zorgen dat de benodigde informatie van SVB en UWV beschikbaar is op die momenten dat de regering verantwoording dient af te leggen?

Antwoord 3
Vanaf 2002 zijn de termijnen van toepassing zoals opgenomen in de SUWI-wet en dienen SVB en UWV voor 15 maart hun jaarstukken aan te leveren. Daarmee is ten opzichte van de periode voor de inwerkingtreding van de SUWI-wet een versnelling van enkele maanden gerealiseerd. Over het boekjaar 2002 zijn deze stukken medio maart ontvangen, hetgeen een grote inspanning van de uitvoeringsorganisaties heeft gevergd. Deze cijfers zijn opgenomen in de definitieve jaarrekening van SZW.
Overigens zal ik medio mei de jaarstukken van de uitvoeringsorganisaties ook afzonderlijk aanbieden aan de Tweede Kamer. Daarbij maak ik ook gebruik van de toezichtbevindingen van het IWI.

Vraag 4
Welk deel van de onderuitputting is toe te schrijven aan meevallende aantallen uitkeringsgerechtigden?

Antwoord 4
Circa 40 miljoen van de onderuitputting is toe te schrijven aan een kleiner aantal uitkeringsgerechtigden dan eerder werd voorzien.

Vraag 5
Zijn er beleidsterreinen waarbij de onderuitputting gevolgen kan hebben voor de tijdige realisatie van beleidsdoelen en zo ja, welke?



3

Antwoord 5
Op het terrein van Agenda van de Toekomst/Casemanagers kan de onderuitputting gevolgen voor de tijdige realisatie van de beleidsdoelen in 2003 en 2004 hebben. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 28.

Vraag 6
Kan de Kamer er op rekenen dat zij op de derde woensdag van mei reeds de definitieve rekening van 2002 krijgt aangeboden?

Antwoord 6
Het definitieve departementaal jaarverslag SZW 2002 met daarin de verantwoording van begrotings- en verzekeringsuitgaven van SZW in 2002 wordt op de derde woensdag van mei 2003 aangeboden.

Vraag 7
Waarom is het niet zeker dat de jaarverslagen van SVB en UWV in de jaarrekening van SZW worden verwerkt? Heeft dat met de interne organisatie van SVB en UWV te maken?

Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 3, waarin blijkt dat dit inmiddels is zekergesteld.

Vraag 8
Voorziet de regering dan dat de definitieve jaarverslagen van de SVB en UWV te laat zullen verschijnen? Zo ja, wat is daarvan de oorzaak? Op welke wijze heeft de Regering zich ervan verzekerd dat de jaarverslagen van SVB en UWV tijdig zullen verschijnen?

Antwoord 8
Zie antwoord op vraag 3.

Vraag 9
Heeft de meevaller van circa 170 miljoen euro gevolgen voor de 'tijdige' realisatie van de diverse beleidsdoelen?

Antwoord 9
Zie antwoord vraag 5.

Vraag 10
Hoe groot is het vrij besteedbaar deel van de eindejaarsmarge en hoeveel zal besteed moeten worden aan betalingen voortkomend uit 2002 ( al of niet voorzien)?

Antwoord 10
De eindejaarsmarge SZA is maximaal 1% (139,9 miljoen) van het budget van het afgelopen jaar en is bestemd voor de betaling van overlopende verplichtingen die niet meer tijdig tot betaling zijn gekomen in het afgelopen jaar en voor de betaling van vertraagde activiteiten. De eindejaarsmarge kent geen vrij besteedbaar deel. Toekennen van de Eindejaarsmarge zal plaatsvinden bij de besluitvorming rond de Voorjaarsnota. Het is daarbij onderdeel van de totale budgettaire afweging van het kabinet.

Vraag 11



4

Kan de regering nader inzicht geven in de lagere uitgaven bij de Wajong, de Agenda voor de toekomst/casemanagers, de kinderopvang ABW en de sluitende reïntegratie?

Antwoord 11
In de bijlage Toelichting op de bijstellingen van mijn brief is onder de kop Rijksbegroting een tabel met toelichting opgenomen waarin inzicht wordt gegeven in de bijstelling van de uitgaven naar de verschillende onderdelen. In het departementaal jaarverslag, dat op de derde woensdag van mei aan de Kamer wordt aangeboden, zal een nadere toelichting op deze onderdelen worden opgenomen.

Vraag 12
Hoe groot is de eindejaarsmarge? Welk deel van de eindejaarsmarge moet worden besteed aan reeds in 2002 aangegane verplichtingen en om welke verplichtingen gaat het?

Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag 13
Kan de regering inzake het vaststellen van de vermogenspositie van de sociale fondsen aangeven welke keuzes zij heeft gemaakt en op grond van welke argumenten en overwegingen?

Antwoord 13
De vermogenspositie van de fondsen vloeit voort uit de keuzes van de regering omtrent de premiestelling. Uit een consolidatie van de premie-inkomsten met de uitgaven resulteert immers een exploitatiesaldo hetgeen, in de huidige situatie van een positief saldo, wordt toegevoegd aan het vermogen.
De regering heeft in de Sociale Nota 2002 (SN 2002) de keuzes omtrent de premiepercentages voor 2002 toegelicht. Op pagina 150 van deze nota is toegelicht dat een premieverlaging wenselijk zou zijn vanuit het oogpunt van lastendekkendheid. Dit zou evenwel gepaard gaan met een belasting van het EMU-saldo en EMU-schuld aangezien het saldo en het vermogen van de fondsen hiervan een onderdeel vormt. De keuzes omtrent de premiestelling dienen daarom in onderlinge samenhang met het integrale lastenbeeld en de koopkracht- en loonkostenontwikkeling te worden gezien, hetgeen met zich mee kan brengen dat overschotten (tijdelijk) worden geaccepteerd. Voor het jaar 2002 zijn in de SN 2002 overschotten voor de voor SZW relevante fondsen aanvaard, waarbij rekening gehouden werd met een vermogenssaldo van 10,1 miljard. In de onderhavige Voorlopige Rekening 2002 is gerapporteerd dat door ramingsbijstellingen dit vermogenssaldo is teruggelopen tot 8,6 miljard. Dit is met name vanwege een toename van de uitgaven, voornamelijk bij de WW-fondsen, ten opzichte van de eerder in de Sociale nota 2002 aanvaarde cijfers.

Vraag 14
Welke rol heeft het normvermogen van de fondsen bij de keuze gespeeld?

Antwoord 14
In de kabinetsstukken wordt het vermogen van een fonds geconsolideerd met het normvermogen. Bij een neutrale vermogenpositie van het fonds (het vermogen komt dan precies overeen met het normvermogen) beschikt het fonds over voldoende middelen om




---

gemiddeld over het jaar genomen de uitgaven uit eigen middelen te kunnen voldoen1; in dat geval zou er sprake zijn van een lastendekkende premiestelling. Het normvermogen is derhalve het richtsnoer voor een lastendekkende premievaststelling. In het voorgaande antwoord is reeds aangegeven dat een lastendekkende premievaststelling niet altijd haalbaar is.

Vraag 15
Waarom is de meevaller bij de inkomsten volksverzekeringen niet te verklaren en bij de inkomsten werknemersverzekeringen wel?

Antwoord 15
De premies volksverzekeringen (waaronder de AOW) worden gecombineerd geïnd met de belastingen. De afdrachten van de werkgevers komen als één bedrag binnen. De meevaller is ontleend aan maandelijkse afdrachten die bij de belasting binnenkomen. Op basis van deze cijfers kon op korte termijn nog geen analyse van de oorzaak van de meevaller worden gemaakt. Deze analyse zal worden opgenomen in het financiële jaarverslag van het rijk voor het jaar 2002.
De premies werknemersverzekeringen worden voor ieder fonds afzonderlijk door de werkgevers afgedragen aan het UWV. Gezien de afdrachtsystematiek is de oorzaak van de ramingsmeevaller bij de werknemersverzekeringen eerder te onderkennen dan bij de volksverzekeringen.

Vraag 16
Overweegt de regering premieaanpassingen? Hoe beoordeelt de regering een eventuele neerwaartse premieaanpassing in de werknemersverzekeringen in het licht van gewenste afspraken over loonmatiging, ten einde de stijgende werkloosheid succesvol te bestrijden?

Antwoord 16
De regering zal in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2004 de lastenontwikkeling 2004 beoordelen. In dat kader komen ook de hoogtes van de premie- en belastingtarieven aan de orde. Of en in hoeverre hierbij premieaanpassingen aan de orde komen kan op dit moment nog niet worden aangegeven.
Voor het jaar 2003 is overigens de premie van het AWf verlaagd van 8,20% in 2002 naar 7,35% in 2003. Een deel van deze premieverlaging hield verband met de afspraken gemaakt in het najaarsoverleg met de sociale partners over loonmatiging.

Vraag 17
Stuurt de regering aan op premieaanpassing zodat het vermogen op het normvermogen uit zal komen?

Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16.

Vraag 18
Waarom laat de regering het vermogen van de fondsen zo ver boven het normvermogen uitgroeien? Waarom is er voor een normvermogen van 2,9 miljard euro gekozen als de regering van mening mocht zijn dat het huidige vermogen noodzakelijk is? En waarom


1 Bij de WW-fondsen is tevens sprake van een conjunctuurbuffer van 1,3 mld.





6

wordt er überhaupt met een normvermogen gewerkt als deze niet richtinggevend is voor de vermogensopbouw?

Antwoord 18
Zie de antwoorden op vraag 13, 14 en 19.

Vraag 19
Vindt de regering het wenselijk dat het vermogen en normvermogen meer naar elkaar toe groeien? Zo ja, dient het vermogen of het normvermogen volgens de regering aangepast te worden en op welke manier zou dit kunnen gebeuren?

Antwoord 19
Het normvermogen is in beginsel richtinggevend. In de bredere afweging, waarin onder meer het EMU-saldo een belangrijke rol speelt, kan het echter op korte termijn wel noodzakelijk zijn om de vermogens in stand te houden. Het afbouwen van de vermogens leidt immers tot een toename van het EMU-saldo en heeft daarnaast ook invloed op het integrale lastenbeeld en de koopkracht- en loonkostenontwikkeling. Het afbouwen van het vermogen moet binnen deze bredere afweging passen. Binnen de gestelde randvoorwaarden is een premie verlaging in geval van een overschot niet altijd haalbaar. Het vorige kabinet heeft in een ambtelijke werkgroep (werkgroep belasting- en premiestructuur) laten onderzoeken hoe men binnen de randvoorwaarden richting het normvermogen kan bewegen. Voor de lange termijn bieden trendmatig lastendekkende premies een goed aangrijpingspunt voor de premiestelling. Hoe dat het beste bereikt moet worden moet van jaar op jaar worden bekeken.

Vraag 20
Wat is de verklaring voor de hogere inkomsten AOW?

Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag 21
Waarom zijn er geen mutaties bij de WW-fondsen als gevolg van hogere premieplichtige loonsommen?

Antwoord 21
In de Voorlopige Rekening zijn meevallers gemeld voor de WAO en de WAZ; de meevallers voor de WW-fondsen waren marginaal. Aangegeven is dat deze meevallers zijn veroorzaakt door hogere premieplichtige inkomens (ppi's). Dat de meevaller in de WW ook wordt veroorzaakt door hogere ppi's maar beperkter is van omvang dan in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, heeft te maken met verschillen in kring van verzekerden en het inkomenstraject waarover wordt geheven. De ambtenaren zijn bijvoorbeeld wel verzekerd voor de WAO maar niet voor de WW. Verder wordt de WAO- premie geheven over het gehele inkomenstraject met een maximum terwijl de WW-premie daarenboven een premievrije voet (franchise) kent.



7

Vraag 22
Wat is de oorzaak van het budget voor Wajong, gelet op het feit dat de ontwikkeling van deze budgetpost is gebaseerd op demografische gegevens? Waarom is die informatie niet beschikbaar bij het presenteren van de voorlopige rekening?

Antwoord 22
De uitgaven voor de Wajong op transactiebasis (de wijze waarop het UWV de uitgaven registreert) zijn ten opzichte van de Najaarsbrief nauwelijks bijgesteld. De uitgaven op kasbasis (de wijze waarop de begroting van SZW wordt geregistreerd) zijn wel met 95 miljoen neerwaarts aangepast, hetgeen in de Voorlopige Rekening is gemeld. Dit is een verschil tussen uitgaven op kasbasis en uitgaven op transactiebasis . Uit overleg met het UWV is gebleken dat dit mede wordt veroorzaakt door de veranderingen in de uitvoering van de Wajong in verband met de UWV-vorming en een daarmee samenhangende verandering in de wijze van bevoorschotting.
Op dit moment wordt het systeem van bekostiging inclusief de verantwoording nader bezien en waar mogelijk vereenvoudigd. De aansluiting van de stelsels zal hierbij aan de orde komen. Overleg met het UWV hierover is gaande.

Vraag 23
Wanneer verwacht de regering de neerwaartse bijstelling van de Wajong van 95 mln euro te kunnen verklaren?

Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag 24
Hoe is het mogelijk dat in de Voorlopige Rekening nog geen uitsluitsel gegeven kan worden over de oorzaken van de 95 miljoen euro bijstelling van de WAJONG- uitgaven? Wat is de regering van plan om ervoor te zorgen dat dergelijke inzichten voortaan wel tijdig beschikbaar zijn?

Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag 25
Waar komt de verplichting van 11 miljoen euro voor doelgroepenbeleid door het CWI vandaan en was deze niet te voorzien bij het presenteren van de Najaarsnota? Op welke wijze is ervoor gezorgd dat het verschuiven van dergelijke omvangrijke betalingen over de jaargrens heen niet tot problemen leiden?

Antwoord 25
De mutatie betreft een nog niet betaalde rekening voor het uitvoeren van het MKB- minderhedenconvenant aan CWI van 11,4 miljoen. Deze rekening is niet in 2002 betaald, omdat de informatie over de geleverde prestaties op grond waarvan afgerekend wordt nog niet volledig was. Bij Najaarsnota was de verwachting dat de eindafrekening nog in 2002 verwerkt zou worden. De feitelijke afhandeling van deze betaling zal worden meegenomen in de afhandeling van de Voorjaarsnota.



8

Vraag 26
Waarom waren de forse mutaties in het Wgf (WW) en in de WAO niet reeds bekend ten tijde van de Najaarsnota?

Antwoord 26
Ten tijde van de najaarsnota 2002 voorzag het UWV bij het Wachtgeldfonds nog niet de mate van oploop in het WW-volume over 2002 zoals die zich uiteindelijk in 2002 voor heeft gedaan. Ook de hoogte van de gemiddelde daguitkering Wgf werd nog minder hoog ingeschat. De achtergrond hiervan is dat het WW-volume pas in de tweede helft van 2002 aanzienlijk is gaan oplopen, terwijl de inschatting ten tijde van de Najaarsnota voor een belangrijk deel werd gebaseerd op de realisaties t/m de zomer van 2002. Omdat het Wgf het eerste halfjaar van de WW-uitkeringen financiert, realiseert een versnelling in de toename van het aantal WW-uitkeringen bij dit fonds direct in hogere lasten. Bij de WAO is juist sprake van een tegenovergesteld beeld: in de loop van 2002 is de instroom in de WAO afgenomen. Aangezien de instroomreductie zich vooral pas in de tweede helft van 2002 voordeed, werd deze ontwikkeling ten tijde van de Najaarsnota 2002 nog niet volledig voorzien. Hierdoor zijn de uiteindelijke uitgaven lager uitgevallen.

Vraag 27
Kan de regering inzicht verschaffen in de opbouw van het saldo van 15 miljoen euro bij het vangnet WW? Hoe kan het dat deze bijstelling bij de Najaarsnota nog niet was voorzien? Komt ook deze bijstelling voort uit niet- adequate derde-informatie?

Antwoord 27
Bij het Wgf is het ZW-volume in 2002 een stuk lager uitgekomen dan in 2001, terwijl eerder bij Najaarsnota nog werd uitgegaan van een ongeveer gelijkblijvend volume. Het lijkt erop dat de verschillende beleidsmaatregelen om het ziekteverzuim terug te dringen (WVP, arbo-convenanten) ook een verlagend effect hebben op het ziekteverzuim onder flexwerkers. Ook de minder gunstige conjunctuur kan hierop van invloed zijn geweest. Tenslotte speelt de invloed van de daling van het aantal flexwerkers als gevolg van de jarenlange hoogconjunctuur nog een rol in de daling van het ZW-volume onder flexwerkers in 2002.
Daarentegen is het ZW-volume bij het AWf in 2002 zoals verwacht toegenomen. Dit komt voornamelijk door de stijging in het aantal zieke WW'ers, wat een direct gevolg is van de toename van het WW-volume in 2002. Maar omdat de omvang van de stijging geringer is dan voorzien, is er ook bij het AWf sprake van een volume-meevaller bij het Vangnet ZW.

Vraag 28
Wat betekenen de lagere uitgaven voor de Agenda voor de Toekomst/ case managers voor de uitvoering van de afspraken met gemeenten? Worden de doelstellingen van een sluitende aanpak niet meer gehaald in 2002 en 2003? Welke verbeteringen staat de regering voor om de uitvoering van de afspraken te waarborgen?

Antwoord 28
De uitgaven 2002 voor de Agenda voor de Toekomst zijn lager dan geraamd. De verklaring hiervoor is dat niet aan alle gemeenten in 2002 een voorschot is verstrekt, en dat nog niet alle gemeenten in 2002 projectvoorstellen hebben ingediend. Op 1 juli dienen gemeenten zich te verantwoorden over de prestaties in 2002. In het najaar 2003 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de realisatie van de prestatieafspraken over aantal trajecten en



9

uitstroom uit trajecten naar werk in 2002. In het kader van de besluitvorming Voorjaarsnota zal worden bezien op welke wijze de noodzakelijke uitgaven in 2003 en volgende jaren die voortvloeien uit vertraagde realisatie 2002 worden opgevangen. Omdat de bestuurlijke afspraken met het merendeel van de gemeenten in de loop van 2002 zijn ondertekend, hebben nog niet alle gemeenten in 2002 projectvoorstellen ingediend. Een deel van deze gemeenten heeft in januari 2003 alsnog aanvragen ingediend. De overige gemeenten worden gestimuleerd om voor juli van 2003 aanvragen in te dienen. De voortgang van de projecten vormt onderdeel van de jaarlijkse evaluatie van de voortgang van de Agenda voor de Toekomst. Gemeenten rapporteren in juli over de stand van zaken rond de projecten. Ook kan de voortgang aan de orde komen in de jaarlijkse evaluatiegesprekken met gemeenten.

Vraag 29
Kan de regering aangeven, gegeven de forse neerwaartse bijstelling bij de Agenda voor de Toekomst, op welke wijze zij zich ervan heeft verzekerd dat zij voldoende inzicht heeft op deze projecten? Is twijfel over de (tijdige) realisatie van de doelstellingen van deze projecten gerechtvaardigd? Waarom (niet)?

Antwoord 29
Zie antwoord op vraag 28.

Vraag 30
Kan uit de bijstelling ten laste van de wet REA geconcludeerd worden dat er bij het UWV veel achterstanden bij de behandeling en toekenning van aanvragen bestaat?

Antwoord 30
De opwaartse bijstelling van de uitgaven van het reïntegratiefonds is enerzijds toe te schrijven aan een sterke toename van het aantal aanvragen in 2001 voor plaatsings- en herplaatsingsbudgetten en pakket op maat en anderzijds aan een vertraging in de afhandeling van deze aanvragen. Omdat de werkgeversvoorzieningen plaatsings- en herplaatsingsbudget en pakket op maat per 1 januari 2002 zijn omgezet in een forfaitaire tegemoetkoming (i.e. de fiscale premiekorting), is in de begroting 2002 gerekend met het feit dat geen nieuwe aanvragen in 2002 worden verwerkt. Omdat echter in 2002 nog een groot aantal afhandelingen uit 2001 moesten worden verricht zijn de uitgaven hoger uitgevallen.
Vanaf jaar 2003 kan geen sprake meer zijn van vertraging in afhandeling van deze voorzieningen.

Vraag 31
Kan de regering aangeven of en zo ja op welke wijze zij de informatievoorziening vanuit het UWV zal verbeteren?

Antwoord 31
Zie antwoord op vraag 3.

Vraag 32
Waarom was de neerwaartse bijstelling van 27 mln euro met betrekking tot UWV-budget voor de reïntegratie van WW-gerechtigden nog niet mogelijk ten tijde van de Najaarsnota? Wat zijn hiervan de oorzaken?



10

Antwoord 32
Zie het antwoord op vraag 1.

Vraag 33
Kan de regering nader toelichten op welke wijze bij de WAO de gemiddelde uitkeringshoogte is bijgesteld, zodat dit leidt tot een structurele verlaging van de bestedingen van 40 miljoen euro?

Antwoord 33
De bijstelling is het gevolg van meevallende volume-ontwikkelingen. Deze hebben via het vakantiegeld invloed op de gemiddelde uitkeringshoogte. De vakantiegelden worden op transactiebasis geadministreerd, d.w.z. dat de in 2003 uit te betalen vakantiegelden deels in de raming voor 2002 verwerkt zijn. Voor uitkeringsgerechtigden hebben deze bijstellingen geen gevolgen.

Vraag 34
Op welke wijze zijn de uitgaven in het kader van het vakantiegeld bij de WAO bijgesteld, zodat dit kon leiden tot een eenmalige besparing van 20 miljoen euro en welke gevolgen heeft dit voor uitkeringsgerechtigden?

Antwoord 34
Zie het antwoord op vraag 33.

Vraag 35
Op welke manier wordt de onderuitputting bij de kinderopvang ABW aangepakt? Welke acties worden ondernomen om meer capaciteit bij de kinderopvang beschikbaar te krijgen?

Antwoord 35
Om de onderuitputting van de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA- regeling) tegen te gaan, is deze regeling met ingang van 2003 in de volgende opzichten gewijzigd.
In de eerste plaats worden in de regeling geen maximumbedragen meer gesteld aan de subsidie per volledige kindplaats. Dit maakt het voor gemeenten mogelijk om meer marktconform in te kopen. In de tweede plaats zijn nu overeenkomsten voor minder dan vijf uren per week eveneens subsidiabel. Gemeenten kunnen nu flexibel kinderopvang inkopen, zonder dat zij het aantal uren in verband met de verantwoording achteraf behoeven om te rekenen naar hele of halve dagopvang. Deze twee wijzigingen hebben tot gevolg dat de administratieve lasten voor gemeenten aanzienlijk zijn verminderd, en tevens dat gemeenten beter in staat worden gesteld om in te spelen op de vraag van individuele cliënten. Daardoor zijn twee belangrijke belemmeringen voor de inzet van de middelen voor uitvoering van de KOA- regeling weggenomen.
Om meer capaciteit bij de kinderopvang beschikbaar te krijgen ontvangen gemeenten middelen op grond van de Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang. Deze regeling heeft tot doel gemeenten financieel te ondersteunen bij het uitbreiden van de opvangcapaciteit van formele opvang. Beoogd wordt het stimuleren van een aanzienlijke uitbreiding (ruim 72.000 tot en met 2002 en nog eens 10.000 extra kindplaatsen in 2003) van het aanbod aan opvangplaatsen.



11

Vraag 36
Waarom zijn de nabetalingen t.a.v. de subsidievaststellingen ID-banen over oudere jaren niet begroot? Betekent deze uitgavenstijging van 16 miljoen euro dat er minder ruimte is voor ID-banen in 2003 en volgende jaren? Zo ja, wat betekent dat dan precies?

Antwoord 36
De nabetalingen voor de subsidievaststellingen van ID-banen zijn wel begroot, maar zijn in 2002 hoger uitgevallen dan verwacht. De overschrijding heeft geen invloed op het budget voor de ID-banen in 2003 en volgende jaren.

Vraag 37
Hoe zijn de terugvorderingen WSW- en ID-banen te verklaren? Waarom is er een bijstelling in ontvangsten en uitgaven UFO van 27 miljoen euro? Waar staan de UFO-uitgaven geboekt in de voorlopige rekening 2002?

Antwoord 37
De terugvorderingen bij de WSW en ID-banen vloeien voort uit de uiteindelijke subsidievaststellingen op basis van de verantwoording van de gemeenten. De terugvorderingen houden verband met onderrealisatie (WSW) en te hoge bevoorschotting (ID-banen). Zie verder het antwoord op vraag 39.

Vraag 38
Hoe komt het dat de groep potentiële kandidaten van te reïntegreren WW-gerechtigden die voor 1999 zijn ingestroomd kleiner blijkt dan voorzien in de Najaarsnota? ?

Antwoord 38
Zie ook het antwoord op vraag 1.

Vraag 39
Waarom zijn de aan de ontvangsten UFO gekoppelde uitgaven van 27 mln euro niet bijgesteld en waarom was dit bij de Najaarsnota niet voorzien?

Antwoord 39
De ontvangsten UFO zijn gekoppeld aan de uitgaven UFO. De ontvangsten UFO zijn afzonderlijk zichtbaar gemaakt in tabel 3 van bijlage 1. De bijstelling van de UFO-uitgaven is niet afzonderlijk zichtbaar gemaakt, maar opgenomen onder de bijstelling "Januarinota WW" (zie tabel 1, bijlage 1). Deze bijstelling is gebaseerd op de meest recente uitvoeringsinformatie zoals het UWV deze heeft opgenomen in de Januarinota; ten tijde van de Najaarsbrief was deze uitvoeringsinformatie nog niet beschikbaar.

Vraag 40
Waarom waren de terugvorderingen WSW en I/D-banen van per saldo 50 mln euro bij de Najaarsnota nog niet voorzien?

Antwoord 40
De verwerking van de verantwoordingsinformatie I/D-banen en WSW vindt plaats in de maanden oktober-december. Dat is te laat om geheel in de Najaarsnota mee te kunnen nemen.



12

Bij de Najaarsnota is voor de ID-banen een ontvangstenstand opgenomen van 18,4 miljoen en voor de WSW 3 miljoen. De voorlopige realisatie van met name de WSW-ontvangsten is hoger gebleken dan bij Najaarsnota werd voorzien. Bij de WSW vloeien de terugvorderingen voort uit de vaststellingen achteraf, als sprake is van onderrealisatie of onrechtmatigheid. Bij Najaarsnota was hier nog onvoldoende zicht op.

Vraag 41
Kan de regering inzicht geven in de omvang van de groep WW-gerechtigden die zijn ingestroomd voor 1-1-1999? Kan de regering meer uitgebreid dan met de strofe "omdat de groep potentiële kandidaten kleiner blijkt te zijn dan voorzien" duidelijk maken waarom het budget bestemd voor reïntegratie van deze groep WW-gerechtigden niet is gebruikt door het UWV?

Antwoord 41
Uit gegevens van UWV is bekend dat het aantal lopende WW-uitkeringen (WW-ers, niet arbeidsgehandicapt en jonger dan 57,5 jaar), die zijn gestart voor 1-1-1999, eind 2001 circa 6000 bedraagt. Er is niet bekend hoeveel van deze personen al een traject hebben gehad (en nog niet zijn uitgestroomd) en hoeveel personen een traject volgen. Het UWV heeft in maart 2003 bevestigd dat deze groep uit een kleine groep potentiële te reïntegreren personen bestaat en dat UWV geen behoefte heeft aan een Rijksbijdrage voor de reïntegratie van deze groep WW-ers.
De onderuitputting van het budget wil niet zeggen dat de betreffende groep niet of onvoldoende gereïntegreerd wordt. Besloten is dat het UWV de rijksbijdrage voor deze specifieke groep niet nodig heeft. Er zijn voldoende middelen vanuit de WW-fondsen beschikbaar.

Vraag 42
Kan voor de ID-banen en de WSW afzonderlijk worden aangegeven wat de terugvordering behelst? Gaat het hierbij om speciale regio's of gemeenten en wat is de oorzaak?

Antwoord 42
Bij de ID-banen vloeien de terugvorderingen vooral voort uit vereffening van te hoge voorschotten en bij de WSW vooral uit onderrealisatie en in mindere mate uit onrechtmatigheid. Het gaat hier niet in het bijzonder over speciale regio's of gemeenten.

Vraag 43
Kan de regering verzekeren dat nabetalingen op subsidievaststellingen over oudere jaren niet tot problemen leiden, aangezien deze betalingen niet of onvoldoende zijn begroot?

Antwoord 43
Nabetalingen op subsidievaststellingen vinden plaats op basis van de bestaande regelgeving. Daarbij speelt de beschikbaarheid van budget geen rol.