Commissie Gelijke Behandeling

09-05-2003 Gezichtssluiers en hoofddoeken op scholen Mag een school een leerling of leerkracht verbieden een hoofddoek of gezichtsbedekkende sluier te dragen? Over deze vraag was veel discussie de afgelopen periode. Om meer duidelijkheid te geven wat de gelijkebehandelingswetgeving hierover zegt, heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) een advies geschreven (2003-01) Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W) zal met behulp van dit advies medio mei een leidraad voor scholen opstellen.

Veel scholen kennen kledingvoorschriften. Vaak wordt in deze kledingvoorschiften het dragen van hoofddeksels verboden. Het dragen van bijvoorbeeld een baseball pet en het dragen van religieuze hoofddeksels (zoals een hoofddoek of gezichtssluier) zijn echter niet met elkaar te vergelijken. Met het verbieden van religieuze hoofddeksels (of kledingstukken) worden namelijk aanhangers van een bepaalde godsdienst getroffen. Dit leidt tot indirect onderscheid op grond van godsdienst wat alleen is toegestaan als hier een objectieve rechtvaardigingsgrond (een meer dan een gewone goede reden) voor is. Als het dragen van een hoofddoek bij gymnastieklessen wordt verboden, kan dit objectief gerechtvaardigd zijn. De hoofddoek kan tijdens de gymles immers gevaarlijke situaties opleveren voor de draagster. De Commissie heeft onlangs ook een oordeel uitgebracht over een school die leerlingen verbood om gezichtsbedekkende kleding te dragen. Als redenen voor het verbod bracht de school naar voren dat de gezichtssluier een belemmering vormde voor een goede communicatie en dat gesluierde personen niet geïdentificeerd konden worden, waardoor onbevoegden zich in het schoolgebouw konden ophouden. De CGB oordeelde dat het gemaakte indirecte onderscheid in deze zaak gerechtvaardigd was (oordeel 2003-40).

Als een school leerlingen weigert toe te laten of docenten niet aanneemt op grond van hun godsdienst, is er sprake van direct onderscheid. Een uitzondering op het verbod van direct onderscheid geldt voor het bijzonder onderwijs. Een protestant-christelijke school kan bijvoorbeeld eisen stellen die gelet op het doel van de instelling nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag. Dit betekent dat die school uitingen van leerlingen of docenten die niet met de grondslag van de school verenigbaar zijn (zoals het dragen van een hoofddoek of een gezichtsbedekkende sluier) kan verbieden. In dat geval dient er wel een consequent (aanname)beleid te worden gevoerd in het licht van de grondslag van de school.

Openbare scholen kunnen niet van docenten en leerlingen eisen dat deze geen hoofddoek dragen. Zij mogen wel eisen dat een docent bij de taakuitoefening de bij het openbare karakter horende neutraliteit uitdraagt. Het dragen van een hoofddoek sluit echter niet uit dat de docent in staat is onderwijs te geven in overeenstemming met het openbare karakter van de school.

Het volledige advies is te vinden op de website van de CGB (www.cgb.nl), onder Publicaties, Adviezen, 2003-01.