KNMG
KNMG-standpunt over de evaluatie van de Wet BIG
Voor de beroepsuitoefening van artsen en vele andere beroepen in de gezondheidszorg is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG, 1997 in werking) van groot belang. De Wet BIG betekende een principiële wijziging in de wettelijke regeling van het medisch handelen en de beroepsuitoefening en een vernieuwing van het tuchtrecht. In de wet is bepaald dat deze vijf jaar na inwerkingtreding moet zijn geëvalueerd. Dat moment was december 2002. De evaluatie is verricht door onafhankelijke wetenschappers en begin van dit jaar aangeboden aan de minister, die medio 2003 verslag zal doen aan de Tweede Kamer. De KNMG heeft onlangs haar standpunt kenbaar gemaakt aan minister en kamercommissie. De belangrijkste punten zijn:
De KNMG ondersteunt voorstellen ter verbetering van het tuchtrecht en
heeft daarover ook eigen gedachten, zoals:
- Voor de beeldvorming bij het publiek is het niet gunstig
dat ca 85 % van de klachten ongegrond wordt bevonden. Dit percentage
moet omlaag. Niet door het heffen van griffiegeld of verplichte
gesprekken tussen patiënt en arts vooraf. Wel door klachten, die op
het eerste gezicht volstrekt zinloos zijn, buiten zitting (van de
beroepsinstantie) af te doen. En door een actiever gebruik van de
Inspectie van haar bevoegdheid om een klacht in te dienen. Ook kan de
introductie van de mogelijkheid om een klacht gegrond te verklaren
zonder maatregel het percentage positief beïnvloeden
- De in 1997 ingevoerde vervanging van een beroepsgenoot door een
jurist in de colleges heeft niet geleid tot kwalitatief betere
uitspraken van de colleges of tot meer gegrondverklaringen. (de
wijziging was ingegeven door het onder het publiek levende idee dat
beroepsgenoten elkaar de hand boven het hoofd houden). Wel heeft de
wijziging geleid tot verlies van medische deskundigheid in de
colleges. De KNMG is van mening dat een lid-beroepsgenoot in de
tuchtcolleges dient terug te keren.
- Slechts weinig beslissingen van tuchtcolleges worden
gepubliceerd en als dat gebeurt is de keuze vrij willekeurig. Hiermee
worden kansen gemist voor normontwikkeling op basis van
jurisprudentie. De KNMG vindt dat zoveel mogelijk uitspraken moeten
worden gepubliceerd.
- Het BIG-register moet direct op de hoogte worden gebracht
van tuchtrechtelijke maatregelen (schorsing, gedeeltelijke
ontzegging, doorhaling), hetgeen bereikt kan worden door een koppeling
van gegevensbestanden van Tuchtcolleges aan die van het BIG-register.
Hetzelfde geldt voor de door de strafrechter uitgesproken maatregel
van ontzetting.
De KNMG acht de inzet van het veld bij de verdere implementatie en
ontwikkeling van de Wet BIG onontbeerlijk. De materie is complex en
het beroepenterrein dynamisch. De KNMG ondersteunt daarom het voorstel
om een instantie voor de beroepenwetgeving in te stellen. Deze zou een
signalerende, adviserende en ondersteunende rol moeten spelen.
Taakherschikking binnen zekere grenzen acht de KNMG nodig en
wenselijk. De wet mag niet in de weg staat aan zinvolle
taakherschikking. Te ver gaande taakdelegatie, waarbij diagnose- en
indicatiestelling verschuiven naar beroepsgroepen, die hiervoor geen
adequate opleiding hebben gevolgd, moet worden voorkomen. De
wettelijke omschrijvingen van de deskundigheidsgebieden van
beroepsgroepen kunnen hierin richtinggevend zijn. Het op eigen gezag
uitvoeren van voorbehouden handelingen dient gereserveerd te blijven
voor artsen, tandartsen en verloskundigen, het voorschrijven van
medicijnen voor artsen.
Het toezichtbeleid van de Inspectie dient naar de mening van de KNMG
een duidelijke impuls te krijgen. Over dat beleid bestaat
onduidelijkheid Zo maakt de Inspectie te weinig gebruik van haar
BIG-bevoegdheden.
Tot slot
De KNMG ondersteunt het voorstel om de Wet BIG te flexibiliseren. Dit
houdt in dat nadere regelgeving niet alleen op het niveau van de
wetgever (Eerste en Tweede Kamer), maar ook op bestuurlijk niveau
(minister) kan plaatsvinden. Op die wijze kan sneller ingespeeld
worden op ontwikkelingen in het beroepenveld. Uiteraard moet het doel
van de wet het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de
gezondheidszorg hierbij niet uit het oog wordt verloren.
Flexibilisering moet stapsgewijs plaatsvinden, door middel van een
experimenteerartikel. Tijdelijk kunnen dan bepaalde wetsartikelen
buiten werking worden gesteld, zodat proefondervindelijk ervaring kan
worden opgedaan met nieuwe regels.
Voor meer informatie kunt u zich wenden tot mw. mr. M. Biesaart,
beleidsmedewerker gezondheidsrecht KNMG, telefoon: 030 2823 399,
e-mail: m.biesaart@fed.knmg.nl