Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Het functioneren van de
Regionale Platforms
Arbeidsmarktbeleid

Eindrapportage

Opdrachtgever: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ECORYS-NEI
Arbeid & Sociaal Beleid

Marike Arents
Nils Brusse
Peter Donker van Heel
Jaco van Velden
Maroesjka Versantvoort

Rotterdam, 9 mei 2003





ECORYS-NEI
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam

T 010 453 88 05
F 010 453 88 34
E asb@ecorys.com
W www.ecorys.com
K.v.K. nr. 24316726
ARE/EG E8946rapdef



ARE/EG E8946rapdef


Inhoudsopgave

Voorwoord 7 Management Samenvatting 9
1 Achtergrond, doel en onderzoeksvragen
15
1.1 Achtergrond 15
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen 15
1.3 Onderzoeksopzet 17
1.4 Leeswijzer 17
2 Ontwikkelingsfase, bestuurlijke inrichting, beleid en activiteiten 19
2.1 Ontwikkelingsfase 19
2.2 Bestuurlijke inrichting 21
2.2.1 Het secretariaat 21
2.2.2 Het bestuur 21 2.2.3 Niet vaste deelnemers 22 2.2.4 LORPA 22 2.2.5 CWI 23 2.3 Visie, strategie en aanpak 24 2.4 Activiteiten 25 2.4.1 Afstemming regionaal arbeidsmarktbeleid 25 2.4.2 Coördinatie van reïntegratiemiddelen 26 2.4.3 Bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening 27 2.5 Conclusie 27
3 Functioneren en meerwaarde 29 3.1 Inleiding 29 3.2 Motieven en doelstellingen van partijen 29 3.3 Functioneren van de RPA's volgens betrokkenen 33 3.3.1 Functioneren in het algemeen 33 3.3.2 Functioneren van het RPA op specifieke terreinen 35 3.4 Knelpunten: oorzaken van minder goed functioneren 36 3.4.1 Knelpunt 1: Interne problematiek van arbeidsmarktpartijen 36 3.4.2 Knelpunt 2: Verschillen tussen arbeidsmarktpartijen 38 3.4.3 Knelpunt 3: Kader RPA's 39 3.4.4 Knelpunt 4: Externe factoren: economische ontwikkelingen 40 3.5 Door partijen ervaren meerwaarde 40 3.6 Conclusie 41 ARE/EG E8946rapdef



4 Suggesties voor verbetering en randvoorwaarden 43 4.1 Inleiding 43 4.2 Suggesties van betrokkenen voor verbetering 43 4.3 Noodzakelijke randvoorwaarden 45 4.4 Conclusie 46
5 Financiering 49 5.1 Huidige financiering 49 5.2 Toekomstige financiering 51 5.3 Risico's beëindiging subsidie 52 5.4 Conclusie 53 Bijlage 1 Specifieke onderzoeksvragen

---
Bijlage 2 Gesprekspartners interviews 57 Bijlage 3 Samenstelling bestuur RPA's 61

ARE/EG E8946rapdef


Voorwoord

In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ECORYS-NEI in de periode februari-maart 2003 de meningen en visies geïnventariseerd van partijen die deelnemen aan de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA's). In een tijdsbestek van zes weken hebben wij ruim zestig bestuursleden van RPA's gesproken en daarnaast nog eens ongeveer vijftien gesprekken gevoerd met partijen die niet deelnemen aan de RPA-besturen, maar daar wel op enige afstand bij betrokken zijn. De meningen van deze gesprekspartners vormen het fundament van dit rapport. Wij danken hen hartelijk voor hun bereidheid om ons te woord te staan. Verder willen wij de projectbegeleidingscommissie vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te weten Piet Sneep, Mirjam Hertogh en Charlotte van Trier, bedanken voor de prettige samenwerking.

Rotterdam, 9 mei 2003

Marike Arents
Nils Brusse
Peter Donker van Heel
Jaco van Velden
Maroesjka Versantvoort

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 7



8 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


Management Samenvatting

Inleiding
Dit rapport is het eindproduct van de evaluatie van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid. Het beschrijft de meningen en visies van partijen die deelnemen aan de RPA's over het functioneren en de meerwaarde van de platforms. Het doel van de evaluatie is inzicht te verkrijgen in het functioneren van de RPA's. Dit inzicht is relevant voor de afweging om financiële ondersteuning door het Rijk van de RPA's via de Stimuleringsregeling al dan niet voort te zetten. De informatievraag van het Ministerie van SZW is onderverdeeld in de volgende vier categorieën: · De mate van ontwikkeling van de RPA's.
· Het functioneren en de meerwaarde van de RPA's, in het algemeen en als netwerkorgaan.
· De invulling van de uitvoering van de beoogde activiteiten van de RPA's. · De huidige en toekomstige financiering van de RPA's.

Het onderzoek heeft bestaan uit deskresearch en een groot aantal persoonlijke en telefonische gesprekken met bestuurders en de secretariaten van de verschillende RPA's. Ook is gesproken met een aantal niet-deelnemende partijen op regionaal niveau en met een aantal landelijke beleidsmakers.

Bestuurlijke inrichting
Samenstelling van RPA's
Volgens de SUWI-wet dienen de platforms als vehikel voor regionaal overleg tussen partijen die op de markt voor werk en inkomen actief zijn. De huidige samenstelling van de RPA's kenmerkt zich door een diversiteit van deelnemers. Zowel partijen die zicht hebben op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt, als partijen die kennis hebben van de vraagzijde van deze markt participeren in de platformbesturen. Wel merken we op dat het voornamelijk nationale werkgeversvertegenwoordigingen zijn die deelnemen in de RPA's. Lokale en sectorale werkgeversvertegenwoordigers treffen we hooguit bij een enkel RPA aan. Hieruit concluderen we dat binnen de platforms meer informatie over en kennis van de lokale en mogelijk ook regionale aspecten van het arbeidsaanbod aanwezig zijn dan informatie en kennis over de lokale en regionale arbeidsvraag.

Ontwikkelingsstadium RPA's
De meeste RPA's hebben de fase van probleem- en omgevingsanalyse doorlopen en bevinden zich momenteel in de fase van beleidsvoorbereiding. Tijdens de fase van probleemanalyse hebben de RPA's arbeidsmarktinformatie bijeengebracht, uitgewisseld en gegenereerd, zijn wederzijdse belangen en werkwijzen gecommuniceerd en is Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 9


gemeenschappelijke problematiek vastgesteld. Deze activiteiten hebben veel tijd in beslag genomen. Vervolgens zijn de meeste RPA's gestart met de voorbereiding van concrete beleidsplannen. Algemene beleidsterreinen en aandachtsgebieden zijn geformuleerd en veel RPA's hebben inmiddels speerpunten en prioriteiten binnen deze terreinen geïdentificeerd. Bij veel RPA's heeft zich dit ondertussen vertaald in projectplannen voor specifieke arbeidsmarktprojecten.

Als de huidige koers wordt vastgehouden, zal een groot aantal RPA's dan ook in de komende maanden kunnen overgaan naar de beleidsuitvoerende fase, die zich kenmerkt door een sterke projectoriëntatie. Hierbij merken we op dat de platforms formeel bezien geen projecten kunnen uitvoeren, omdat zij in de wet zijn getypeerd als overlegorganen zonder formeel vastgestelde bevoegdheden. Maar de RPA's kunnen er wel voor zorgdragen dat de projecten worden geïnitieerd en uitgevoerd. Daarnaast kan ook de gezamenlijke uitvoering van beleid door de afzonderlijke platformpartijen kan worden aangemerkt als beleidsuitvoering door het platform, voor zover deze samenwerking via het RPA tot stand is gekomen door bijvoorbeeld de ondertekening van een convenant of samenwerkingsovereenkomst.

Aanpak
Hoewel de aanpak per RPA verschilt, kunnen toch enkele algemene kenmerken worden onderscheiden. De belangrijkste daarvan zijn de start met informatieverzameling, de primaire gerichtheid op afstemming van arbeidsmarktbeleid, het ontbreken van een langetermijnperspectief met een programmatische aanpak en een sterke projectgerichtheid.

Huidige functioneren en meerwaarde
Functioneren
Vrijwel alle partijen zijn van mening dat de aanloopperiode van de platforms veel tijd heeft gevergd. Daarnaast signaleren de meeste deelnemers dat de besluitvormende capaciteit van het platform niet optimaal is. De aanpak is bovendien eerder ad hoc dan programmatisch en kenmerkt zich door een enigszins dominante aanbodoriëntatie. Het merendeel van de platforms heeft nog tot weinig concrete acties geleid, maar volgens de gesprekspartners staan veel platforms momenteel op het punt concrete projecten te laten starten.

Over de verschillende wettelijk omschreven functies van het platform constateren de deelnemers dat de netwerk- en afstemmingsfunctie tot nu toe de meeste aandacht hebben gekregen en ook het meeste uit de verf zijn gekomen. Wat het netwerk betreft is zowel de omvang als samenstelling in de geest van de wet. De afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid vindt plaats op een abstract niveau en het identificeren van gezamenlijke kansen is niet eenvoudig. Coördinatie van reïntegratiemiddelen binnen het platform ervaren veel partijen als onmogelijk, met name vanwege de afschermende houding van de partijen die de reïntegratiebudgetten beheren (gemeenten en UWV) en de onmacht van sociale partners om vanuit O&O-fondsen financieel vermogen te kunnen organiseren. Het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening heeft nauwelijks prioriteit gehad. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat de verschillende partijen 10 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


hiervoor geen gezamenlijke verantwoordelijkheid ervaren. Sommigen vragen zich zelfs af of deze taak wel bij het RPA moet liggen.

Het functioneren van de platforms is sterk afhankelijk van het functioneren van de afzonderlijke deelnemende partijen binnen het platform. Wij constateren dat de partijen genegen zijn de oorzaak voor de knelpunten in het functioneren van het platform in eerste instantie bij elkaar neer te leggen. Zo wordt van gemeenten beweerd dat zij een te fragmentarische en geïsoleerde oriëntatie hebben; zij zijn te veel in zichzelf gekeerd. De inbreng van sociale partners zou zich beperken tot belangenbehartiging, en men is teleurgesteld in de beperkte mogelijkheden van deze partijen om de landelijke O&O-fondsen regionaal aan te wenden. Verder is er veel onbegrip voor de afwachtende en passieve opstelling van UWV en zijn deelnemers van mening dat het CWI niet voor een deel van haar taak is opgewassen, zeker niet gezien de huidige toestroom van werkzoekenden.

Ervaren meerwaarde
Veel partijen zijn van mening dat het platform momenteel wel degelijk nut heeft, maar van daadwerkelijke meerwaarde is vooralsnog geen sprake. Het platform verschaft de deelnemende partijen een netwerk en daarnaast arbeidsmarktinformatie. Maar het hebben van een netwerk is nog niet hetzelfde als het daadwerkelijk gebruiken van dat netwerk. Met andere woorden: het levert concreet nog weinig op.

Voor veel partijen (sociale partners, gemeenten, provincies en onderwijsinstellingen) vormden juist de verwachte initiërende, stimulerende en faciliterende mogelijkheden van het platform aanleiding om eraan deel te nemen. Men realiseert zich natuurlijk dat de afgelopen jaren te typeren zijn als aanloopperiode voor het platform, maar het algemene standpunt is nu dat het platform haar meerwaarde op korte termijn zal moeten gaan bewijzen. Overigens geldt voor een klein aantal platforms al wel dat zij bovengenoemde mogelijkheden reeds benutten en in de ogen van hun deelnemers dus meerwaarde creëren.

Over het algemeen gaat men ervan uit dat de verwachte meerwaarde zal worden gerealiseerd, temeer omdat veel platforms momenteel aan de vooravond staan van de uitvoering van concrete projecten. Aan deze visie ligt de opvatting ten grondslag dat juist door de uitvoering van concrete activiteiten de meerwaarde gerealiseerd en tevens zichtbaar wordt. Overigens zijn de sociale partners, en dan met name de werkgeversorganisaties, aanmerkelijk sceptischer over de realisatie van de verwachte meerwaarde. Partijen verwachten trouwens niet dat op het terrein van coördinatie van reïntegratiemiddelen en ketendienstverlening via het platform meerwaarde zal worden gerealiseerd. De visie van geïnterviewde niet-deelnemers over de meerwaarde van de RPA's komt overeen met de door de platformdeelnemers gepercipieerde meerwaarde. In hun ogen ligt de toegevoegde waarde van de RPA's in de contactstructuur ofwel de netwerkfunctie die het RPA heeft. Hoewel zij niet deelnemen in het RPA in hun regio signaleren zij deze meerwaarde van het platform dus wel en hebben zij er ook enigszins baat bij.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 11


Knelpunten en verbetersuggesties

Knelpunten
Dat de platforms tot nu toe nog geen substantiële meerwaarde hebben weten te genereren heeft volgens de deelnemers verschillende oorzaken. Deze liggen zowel in het functioneren van de platforms zelf als in de context waarbinnen de platforms opereren. Voor zover het de platforms zelf betreft, betreffen de knelpunten de verschillen in oriëntatie, organisatie, cultuur en financieringswijze tussen de afzonderlijke deelnemers. Maar ook interne vraagstukken die voor individuele deelnemers spelen zijn van invloed op het functioneren van het platform. Voorbeelden zijn de gebrekkige afstemming tussen de portefeuilles Economische, Sociale en Onderwijszaken binnen gemeenten, de landelijke of regionale organisatiewijze en oriëntatie van de betrokken sociale partners en de positionering van CWI en UWV.

Duidelijk buiten het platform gelegen knelpunten worden gevormd door het wettelijk institutionele SUWI-kader en externe factoren zoals de stijgende werkloosheid en de conjuncturele neergang. Hoewel op nationaal niveau de gedachte is dat met de SUWI-wet de beleidsvoerende bevoegdheden en vrijheden van met name gemeenten aanmerkelijk zijn verruimd, zijn de platformdeelnemers (dus niet alleen de gemeenten) van mening dat de SUWI-wet onvoldoende richting biedt om, gegeven de diversiteit van de deelnemers, een unanieme invulling en richting te geven aan de platforms. Het is te aanbodgericht en de afstemming tussen het economisch, sociaal en onderwijsbeleid ontbreekt. Tenslotte werkt een aantal beleidsonzekerheden op nationaal niveau belemmerend voor de toekomstige ontwikkeling en daarmee het langetermijnperspectief van de platforms. De huidige onzekerheid over een eventuele continuering van de Stimuleringsregeling is daar een voorbeeld van.

Verbetersuggesties
In reactie op de gesignaleerde knelpunten hebben de deelnemers verschillende suggesties gedaan ter verbetering van het functioneren van de platforms. Ook deze suggesties kunnen worden onderverdeeld in aanbevelingen die betrekking hebben op het functioneren van het platform of haar deelnemers zelf, en aanbevelingen omtrent de volgens de partijen noodzakelijke randvoorwaarden voor het functioneren van de platforms. Onder beide typen verbetersuggesties neemt de roep om een verdere institutionele en inhoudelijke verknoping van het arbeidsmarktbeleid met het economisch en onderwijsbeleid een belangrijke plaats in. Deze suggestie loopt als het ware als een rode draad door alle aanbevelingen heen; de overige suggesties zijn min of meer gerelateerd aan deze behoefte aan verknoping. Het gaat dan om de bevordering van de lange termijn oriëntatie van het platform en bevordering van de deelname van het onderwijsveld in het platform. Maar ook de randvoorwaarde van minder belemmerende wet- en regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid hangt hiermee samen.

Financiering
De Stimuleringsregeling is voornamelijk aangewend voor financiering van de apparaatskosten van de platforms. Sommige platforms hebben een deel van deze subsidie gespaard om tijdelijke continuering van het platform na afloop van de subsidieperiode
12 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


mogelijk te maken. Dit is veelal de enige concrete wijze waarop platforms hebben geanticipeerd op de mogelijke beëindiging van de subsidie per 1 januari 2004. Dit hangt ook samen met zeer beperkte investeringsbereidheid van de afzonderlijke platformparticipanten. Voor zover deze partijen eventueel bereid zijn in de toekomst kosten van het platform te financieren, betreft dat vrijwel alleen projectgebonden kosten en zal daartoe pas worden overgegaan nadat enkele zichtbare successen via de platformactiviteiten zijn gerealiseerd.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat vrijwel alle gesprekspartners aangeven dat het grootste risico van beëindiging van de Stimuleringsregeling ligt in de teloorgang van de RPA's. Gevolg is dat er dan geen enkele vorm van brede regionale afstemming van arbeidsmarktbeleid in de regio meer zal plaatshebben. Men voorziet nog wel enkele bilaterale afstemmingsinitiatieven.

Gegeven deze visie en opstelling van de platformpartijen heeft de onzekerheid rondom de verlenging van de Stimuleringsregeling een remmend effect op de door veel gesprekspartners gewenste lange termijn oriëntatie van de platforms. Waarom zou men nog een lange termijn aanpak en planning opstellen als toch niet zeker is of het platform op de middellange termijn nog bestaat? Dit onwenselijke effect van deze onzekerheid ligt mede ten grondslag aan het verzoek van onder andere de RWI en VNG aan het Ministerie van SZW om vervroeging van de besluitvorming rondom de eventuele verlenging van de Stimuleringsregeling.

Tenslotte
Alle meningen en visies van de geïnterviewde partijen overziend, komen wij tot twee belangrijke hoofdconclusies over het functioneren van de RPA's.

Allereerst constateren we dat de meerwaarde van de platforms voor de individuele participanten zich sterker zal moeten manifesteren alvorens zij bereid zijn in de platforms te investeren. De algemene houding is dat dit op korte termijn, dit jaar en komend jaar, zal moeten gebeuren. Worden de verwachtingen omtrent de meerwaarde van de platforms binnen die periode niet waargemaakt, dan zal dat het einde van de RPA's betekenen en daarmee de brede regionale ontmoeting en afstemming van arbeidsvraag en -aanbod. Het besluit over het al dan niet verlengen van de Stimuleringsregeling is van invloed op de kans dat de verwachte meerwaarde wordt gerealiseerd, eenvoudigweg door verlenging van de periode waarover de meerwaarde kan worden gerealiseerd.

Daarnaast merken we op dat RPA's volgens de deelnemers een bijdrage moeten leveren aan het in kaart brengen en het oplossen van arbeidsmarktvraagstukken, waaronder de werkloosheidsproblematiek. De geïnterviewden zijn echter tevens van mening dat zelfs een goed functionerend RPA niet in staat is het werkloosheidsprobleem volledig aan te pakken. Tegelijkertijd merkt men op dat de RPA's momenteel vrijwel het enige instrument voor regionaal arbeidsmarktbeleid zijn. Men ervaart dus een lacune op het terrein van publieke arbeidsvoorziening, in wat voor vorm dan ook.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 13



14 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid



1Achtergrond, doel en onderzoeksvragen









1.1Achtergrond
In de Wet SUWI1 is bepaald dat gemeenten op regionaal niveau de totstandkoming van regionale platforms bevorderen waarin de relevante partijen op de regionale arbeidsmarkt bij elkaar worden gebracht. Deze functie lag voorheen bij Arbeidsvoorziening. De platforms dienen als vehikel voor regionaal overleg tussen partijen die actief zijn op de markt van werk en inkomen. De regionale platforms arbeidsmarktbeleid (RPA's) hebben in de Wet SUWI zelf geen wettelijke taken en verantwoordelijkheden gekregen.

Om de ontwikkeling van de RPA's te stimuleren heeft het kabinet sinds 2001 financiële middelen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn opgenomen in de Tijdelijke Stimuleringsregeling Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid. De regeling betreft een lump sum subsidie gebaseerd op de omvang van de beroepsbevolking binnen het betreffende RPA-gebied. De subsidie is bedoeld als vergoeding voor de kosten voor het opstarten van de RPA's. Het geld mag niet worden ingezet voor de projecten die vanuit het platform worden geïnitieerd. De Stimuleringsregeling loopt eind 2003 af.

Bij de behandeling van de Wet SUWI in de Tweede Kamer is bedongen dat het functioneren van de RPA's wordt geëvalueerd na de beëindiging van de Stimuleringsregeling. De evaluatie wordt nu echter vervroegd uitgevoerd, mede om tijdig (op 1 juni 2003) te kunnen beslissen of de Stimuleringsregeling ook na 2003 dient te worden voortgezet. VNG en RWI hebben bij het kabinet aangedrongen op deze voortzetting.

Dit rapport is het eindproduct van de evaluatie van de RPA's. Het beschrijft de meningen en visies van de partijen die deelnemen in de RPA's over het functioneren en de meerwaarde van de platforms.


1.2Doelstelling en onderzoeksvragen
Het doel van de evaluatie is inzicht te krijgen in het functioneren van de RPA's. Dit inzicht is relevant voor de afweging om financiële ondersteuning door het Rijk van de RPA's via de Stimuleringsregeling al dan niet voort te zetten.


1 Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, Den Haag, 21 November 2001, Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2000-2001, 27 558 nr. 3, Tijdelijke Stimuleringsregeling Regionale Plaforms Arbeidsmarktbeleid 2002 (vervallen per 1-1-2003), Den Haag, 19 december 2001. Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 15


De algemene probleemstelling voor de evaluatie luidt als volgt: Hoe functioneren de regionale platforms arbeidsmarktbeleid (Wet SUWI, art. 23)?

Centraal in het rapport staat het functioneren en de door de arbeidsmarktpartijen gevoelde meerwaarde van de RPA's in het algemeen. Het functioneren van individuele RPA's wordt in dit rapport niet geëvalueerd.

Bij de beschrijving van het functioneren van de RPA's zal een onderscheid worden gemaakt naar de functies van het regionaal platform die in de regeling van de Stimuleringsregeling zijn omschreven:

1. Afstemming, consultatie en advisering aangaande regiospecifieke (arbeidsmarkt)vraagstukken.

2. Afstemming over regionale beleids- en middelencoördinatie.
3. Het bevorderen van een sluitende dienstverlening aan werkzoekenden tussen verschillende uitvoeringsorganisaties.

De informatievraag van het Ministerie van SZW is onderverdeeld in de volgende categorieën:
· De mate van ontwikkeling van de RPA's. · Het functioneren en de meerwaarde van de RPA's, in het algemeen en als netwerkorgaan.
· De invulling van de uitvoering van de beoogde activiteiten van de RPA's. · De huidige financiering van de RPA's en de plannen voor de financiering na 2003.

Deze vier thema's zijn uitgewerkt in een groot aantal specifieke onderzoeksvragen. Het betreft zowel beschrijvende als opiniërende vragen, waarbij de nadruk op het laatstgenoemde type vragen ligt. Voor de specifieke onderzoeksvragen verwijzen wij naar bijlage 1. Hieronder vatten we deze vragen per categorie in één vraag samen:

Categorie A: Ontwikkeling van de RPA's
Welke kenmerken hebben de huidige RPA's (omvang, samenstelling, etc)?

Categorie B: Oordeel over de RPA's (van arbeidsmarktpartijen en secretariaten van RPA's)
Hoe oordelen de platformdeelnemers over het RPA in het algemeen en over het RPA als netwerkorgaan?

Categorie C: Uitvoering van beoogde activiteiten door de RPA's Hoe oordelen de platformdeelnemers over de uitvoering door de RPA's van de drie typen RPA activiteiten zoals die in de Stimuleringsregeling zijn omschreven (afstemming regionaal arbeidsmarktbeleid, coördinatie van reïntegratiemiddelen en bevordering van de ketendienstverlening)?

Categorie D: Financiering van de RPA's
Hoe vindt de huidige en toekomstige financiering van de RPA's plaats?


16 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid



1.3Onderzoeksopzet


De informatiebehoefte van het Ministerie van SZW betreft het functioneren van de RPA's in het algemeen. De informatie in deze rapportage is daarom gebaseerd op een selectie van RPA's en deelnemende partijen.

Het onderzoek is als volgt uitgevoerd. Allereerst is deskresearch verricht om inzicht te verkrijgen in de achtergrond en positie van de verschillende RPA's. Daarvoor zijn relevante beleids- en businessplannen van individuele RPA's, alsmede relevante onderzoeksrapporten bestudeerd. Vervolgens is een bureau-enquête gehouden onder alle
27 RPA's om inzicht te verkrijgen in een aantal basiskenmerken van RPA's: feitelijkheden over bestuurssamenstelling, financiering en besteding van de Stimuleringsregeling.

Vervolgens is een casestudie uitgevoerd onder zes RPA's om inzicht te verkrijgen in de visie van platformpartijen op het huidige functioneren van het platform, de meerwaarde en ervaren knelpunten in het functioneren van het platform. Het betreft de RPA's Groningen, Zuid-oost Brabant, Rivierenland, Rijn Gouwe, Rijnmond en Flevoland. De keuze van deze zes RPA's is dusdanig dat zij een zo breed mogelijke afspiegeling vormen van alle platforms. Dit betekent dat wij bij deze keuze rekening hebben gehouden met verschillen tussen RPA's in het ontwikkelingsstadium, de omvang en de aard van de samenstelling van de deelnemende partijen. Bij elk van de zes geselecteerde RPA's zijn interviews gehouden met acht bestuursleden, waaronder in ieder geval de voorzitter en de secretaris van het RPA.

De via de casestudies verkregen inzichten hebben wij vervolgens getoetst aan inzichten van een selectie van 21 deelnemers van de overige 21 RPA's. Deze toetsing houdt in dat wij zijn nagegaan of en in hoeverre de visies van deze 21 deelnemers overeenkomen met de opinies van de gesproken platformpartijen uit de casestudies. Waar noodzakelijk is de informatie uit de toetsingsinterviews gebruikt ter aanvulling of nuancering van het beeld dat uit de casestudies naar voren is gekomen. De selectie van de 21 deelnemers is zo samengesteld dat alle aan de RPA's deelnemende typen arbeidsmarktpartijen bij de toetsing zijn betrokken. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met vijf organisaties die op landelijk niveau op enige afstand betrokken zijn bij de RPA's: het Ministerie van SZW, de VNG, de RWI, het CWI en UWV. Tijdens deze gesprekken is het algemene beeld over het functioneren van de RPA's getoetst dat is verkregen uit de casestudies en toetsingsinterviews bij de RPA's. Tenslotte zijn twee gesprekken gevoerd met regionale partijen die niet deelnemen in de platforms. Doel van deze gesprekken was om na te gaan in hoeverre zij een andere kijk op het functioneren van de RPA's hebben dan de deelnemers.


1.4Leeswijzer
Dit rapport is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 gaan we in op de stand van zaken in de ontwikkeling van de RPA's. Verder komen in dit hoofdstuk de bestuurlijke inrichting, strategie en aanpak van de Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 17


RPA's aan de orde. Ook komt kort aan de orde welke typen activiteiten RPA's hebben ondernomen, of van plan zijn uit te voeren.

Het derde hoofdstuk bespreekt het functioneren, de knelpunten in dit functioneren en de meerwaarde van de RPA's. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de mening van de geïnterviewde bestuursleden en de secretariaten van de RPA's. Tevens komen in dit hoofdstuk de motieven voor deelname van de verschillende partijen aan de orde.

Hoofdstuk 4 gaat in op de verbetersuggesties van de deelnemers. Ook wordt hier besproken wat volgens de deelnemers de noodzakelijke randvoorwaarden voor het functioneren van de RPA's zijn.

In hoofdstuk 5 komt aan de orde of de RPA's naast de subsidie vanuit de Stimuleringsregeling ook de beschikking hebben over andere financieringsbronnen. Ook wordt de mening van respondenten weergegeven over de financiële toekomst van de RPA's. Tenslotte komen de risico's van de beëindiging van de Stimuleringsregeling aan de orde.

De eindconclusies over het functioneren van de RPA's staan verwoord in de management samenvatting aan het begin van dit rapport.


18 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid



2Ontwikkelingsfase, bestuurlijke inrichting,
beleid en activiteiten


2.1Ontwikkelingsfase
Medio maart 2003 zijn er in Nederland 27 RPA's actief. Daarmee wordt het gehele Nederlandse grondgebied afgedekt. Deze volledige dekking is rond december 2001 gerealiseerd.

In de laatste Foto van Cap Gemini Ernst & Young wordt geconstateerd dat op dat moment alle RPA's zich in de operationele fase bevinden2. Het soort activiteiten van de RPA's verschillen evenwel al naar gelang de fase van de beleidscyclus waarin zij actief zijn. In deze paragraaf schetsen we dan ook de stand van zaken in de ontwikkeling van de RPA's aan de hand van deze cyclus, die bestaat uit de volgende fasen:
1. Probleem- en omgevingsanalyse

2. Beleidsvoorbereiding

3. Beleidsuitvoering

4. Beleidsevaluatie

Fase 1: Probleemanalyse en omgevingsanalyse
Na de oprichting zijn veel RPA's aan de slag gegaan met het bijeenbrengen, uitwisselen en genereren van arbeidsmarktinformatie door onderzoek met als doel knelpunten in de regio in kaart te brengen. Daarnaast is veel aandacht besteed aan het vaststellen van de gemeenschappelijke problematiek en zijn wederzijdse belangen en werkwijzen gecommuniceerd.

De behoefte aan arbeidsmarktinformatie bestaat doorlopend, maar de processen en systematiek van de verzameling en analyse van informatie zijn door veel RPA's intussen gerealiseerd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er enkele RPA's zijn die aangeven in de toekomst voornemens te zijn de regionale arbeidsmarkt verder te analyseren, bijvoorbeeld op sectoraal niveau.

Over het algemeen kan worden gesteld dat de RPA's de volgende stappen doorlopen hebben:
· Kennisnemen van wederzijdse belangen en vaststellen van de gemeenschappelijke belangen en problematiek.


2 P. van Eekert e.a., `Foto' regionale platforms arbeidsmarktbeleid, Cap Gemini Ernst & Young, Utrecht, november 2002. Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 19


· Opstellen van een systematiek voor of uitvoeren van onderzoek van de arbeidsmarktsituatie.
· Vaststellen van mogelijke gebieden van samenwerking.

Deze fase van aftasten en vaststellen van de gezamenlijke problematiek door de deelnemende partijen heeft bij veel RPA's veel tijd in beslag genomen. Uit de interviews komen hiervoor drie redenen naar voren: de veranderde rollen en taken van de verschillende platformpartijen door de SUWI-hervorming, de vertegenwoordiging van de platformpartijen door personen die voorheen op andere beleidsterreinen actief waren en de volledige richtingsvrijheid van de platforms. De meeste RPA's zijn de fase van probleem- en omgevingsanalyse op dit moment gepasseerd.

Fase 2: Beleidsvoorbereiding
Na analyse van de problematiek en onderkenning van het gezamenlijke belang in het aanpakken van deze problematiek, zijn de meeste RPA's vervolgens aan de slag gegaan met het voorbereiden van concrete beleidsplannen. Algemene beleidsterreinen en aandachtsgebieden zijn geformuleerd en veel RPA's hebben inmiddels speerpunten en prioriteiten binnen deze terreinen geïdentificeerd. Bij veel RPA's heeft dit inmiddels geleid tot het opstellen van projectplannen voor specifieke arbeidsmarktprojecten. Deze plannen betreffen voornamelijk arbeidsmarktbeleid. De uitwerking van de algemene voornemens op andere beleidsterreinen is in een minder ver gevorderd stadium. Overigens constateren we dat in de meeste plannen van aanpak of projectplannen nauwelijks melding wordt gemaakt van kwantificeerbare doelstellingen.

Over het algemeen kan dus gezegd worden dat momenteel een overgang gaande is van algemene analyse van beleidsterreinen en knelpunten, naar een inventarisatie van de mogelijkheden, prioriteiten, voorwaarden en vormgeving van concrete acties.

Fase 3: Beleidsuitvoering
Na twee jaar voorbereiding zijn de meeste RPA's nu op het punt gekomen dat de eerste concrete projecten worden gestart. Via enkele RPA's worden al enige tijd projecten uitgevoerd op het gebied van arbeidsmarktbeleid, waarbij ook al (enkele) concrete resultaten zijn geboekt. Enkele voorbeelden zijn de overdracht door gemeenten van (de activering van) cliënten aan UWV die naast een WAO een aanvullende ABW-uitkering ontvangen en een opleidingsproject voor asielzoekers voor de bouwsector. Op andere terreinen (coördinatie van reïntegratiemiddelen en bevordering ketendienstverlening) zijn nog nauwelijks concrete acties of projecten vanuit de RPA's gestart.

Fase 4: Beleidsevaluatie
Van beleidsevaluatie is binnen de RPA's vooralsnog weinig sprake, noch op RPA- noch op projectniveau. Dit hangt enerzijds samen met het veelal ontbreken van kwantificeerbare doelstellingen in de project- of strategische plannen. Anderzijds merken we op dat dit ook te maken heeft met de ontwikkelingsfase waarin de RPA's zich momenteel bevinden. Voor een aantal RPA's hebben de deelnemers aangegeven dat komende maanden de `examenperiode' is. Bij enkele RPA's bestaan intenties om eind dit jaar enige vorm van zelfevaluatie uit te voeren.

20 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


Voorlopige balans
Het algemene beeld is dat het merendeel van de RPA's momenteel in de beleidsvoorbereidende fase zit. Als de huidige koers wordt vastgehouden, zal een groot aantal RPA's in de komende maanden kunnen overgaan naar de beleidsuitvoerende fase. Hierbij merken we op dat de platforms in de wet zijn getypeerd als overlegorganen zonder formeel vastgestelde bevoegdheden. Formeel bezien kunnen de activiteiten van de platforms dan ook alleen het karakter kunnen hebben van informatie-uitwisseling en overleg. Hoewel de RPA's in principe zelf dus geen projecten kunnen uitvoeren, kunnen zij er wel voor zorgdragen dat deze projecten worden geïnitieerd en uitgevoerd. Maar ook de gezamenlijke uitvoering van beleid door de afzonderlijke platformpartijen kan worden aangemerkt als beleidsuitvoering door het platform, voor zover deze samenwerking via het RPA tot stand is gekomen door bijvoorbeeld de ondertekening van een convenant of samenwerkingsovereenkomst. Tenslotte merken we op dat de omvang van het RPA wel enigszins, maar niet in sterke mate samenhangt met het ontwikkelingsstadium waarin het RPA zich bevindt.


2.2Bestuurlijke inrichting

2.2.1Het secretariaat
Vrijwel alle RPA's worden ondersteund door een secretariaat dat ook deelneemt in het bestuur. De omvang van het secretariaat verschilt sterk per RPA. Veel RPA's hebben een beperkte ondersteuning van één of enkele fte's, meestal bestaande uit een secretaris of projectleider en één of meerdere beleidsmedewerkers. Bij kleinere RPA's komt het ook voor dat er geen vast secretariaat is, maar dat medewerkers van deelnemende partijen (vaak gemeenten) voor een deel van hun werktijd RPA-taken uitvoeren.


2.2.2Het bestuur
Ieder RPA kent een aantal vaste bestuursleden dat stemrechten heeft. In sommige RPA's bestaat het bestuur naast deze bestuursleden ook uit leden die structureel deelnemen in het bestuur, maar geen stemrecht hebben. Zij hebben een adviserende functie binnen het bestuur.

Voor alle RPA's geldt dat de volgende partijen tot de vaste bestuursleden behoren: · Gemeenten: meestal vertegenwoordigd door wethouders Sociale Zaken of burgemeesters. In een aantal RPA's zijn gemeentelijke ambtenaren bestuurslid. In elk RPA-bestuur zijn meerdere gemeenten vertegenwoordigd. Het is echter niet altijd zo dat voor elke gemeente in het RPA-gebied een vertegenwoordiger aanwezig is. Bij enkele RPA's vertegenwoordigt één persoon verschillende gemeenten. · Sociale partners: In alle RPA's zijn zowel werkgeversorganisaties als vakbonden vertegenwoordigd. Vrijwel altijd gaat het aan werkgeverszijde in ieder geval om een vertegenwoordiger van een algemene werkgeversorganisatie. Vaak is echter ook een vertegenwoordiger van MKB-Nederland in het bestuur opgenomen. Sectorale werkgeversorganisaties zijn meestal niet vertegenwoordigd in het bestuur. Een uitzondering hierop is de LTO, die in enkele regio's wel in het bestuur vertegenwoordigd is. Behalve werkgeverscentrales, nemen in vijf RPA's ook lokale Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 21


werkgevers deel in het bestuur. De vakbonden zijn in alle RPA-besturen met één of meerdere vertegenwoordigers aanwezig. · UWV: UWV wordt binnen alle RPA-besturen door één persoon vertegenwoordigd (veelal de regiodirecteur).

Behalve de drie genoemde categorieën bestuursleden hebben de meeste RPA-besturen ook vertegenwoordigers van andere organisaties binnen de gelederen. In ongeveer de helft van de RPA's is de provincie vertegenwoordigd, in de meeste besturen via de gedeputeerde Economische Zaken. Ook het CWI is binnen veel RPA-besturen vertegenwoordigd: in 24 van de 27 RPA's, waarvan bij twee RPA's als adviserend lid zonder stemrecht. Verder zijn er vijf RPA's met bestuursleden vanuit het opleidingsveld. Tenslotte behoren bij een kleine minderheid van de RPA's vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties (twee) en onafhankelijke adviseurs (vier) tot de vaste deelnemers.

Opvallend is dat geen enkel RPA vertegenwoordigers van uitzendbureaus of reïntegratiebedrijven tot de vaste deelnemers rekent. Deze partijen worden echter wel bij veel RPA's uitgenodigd op ad hoc basis. De bestuursleden van de platforms hebben in de interviews aangegeven dat deze partijen niet zijn uitgenodigd om deel te nemen in de platformbesturen vanwege het mogelijke risico van belangenverstrengeling; zij zijn mogelijke uitvoerder van opdrachten van het platform.

Binnen de RPA-besturen zijn de gemeenten sterk vertegenwoordigd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de voorzitter in veruit de meeste RPA's afkomstig is vanuit een gemeente (in 21 RPA's). Voor de overige RPA's geldt dat hun voorzitter afkomstig is vanuit de provincie (3 RPA's), werkzaam is als onafhankelijk adviseur (2 RPA's) of afkomstig is vanuit werkgeverszijde (1 RPA).

In de bijlagen is een overzicht opgenomen van de bestuursleden per RPA.


2.2.3Niet vaste deelnemers
De vaste deelnemers van de RPA's voeren regelmatig overleg met andere partijen. Het gaat hier voornamelijk om (grotere) lokale werkgevers, maar ook om opleidingsinstellingen voor zover deze niet al lid zijn van het RPA-bestuur. De helft van de RPA's geeft aan dat er ook regelmatig overleg plaatsvindt met reïntegratiebedrijven en uitzendbureaus. Twaalf RPA's hebben daarnaast ook geregeld contact met WIW-/WSW-instellingen.

2.2.4LORPA
Bij veel RPA's bestaat de behoefte aan afstemming en het delen van beleid met andere RPA's op landelijk niveau. Hieruit is in de loop van 2002 het Landelijk Overleg RPA's (LORPA) ontstaan. Binnen het LORPA overleggen de verschillende RPA's over de aanpak van het te voeren beleid. Daarnaast zijn onder de vlag van het LORPA gezamenlijk vijf onderwerpen nader uitgewerkt in themagroepen, veelal door het (laten) uitvoeren van een onderzoek:
22 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


· Europese arbeidsmarktstrategie.
Deze themagroep had tot doel de RPA's te ondersteunen bij het opbouwen van gemeenschappelijke kennis en ervaring inzake Europa en het ontwikkelen van een hulpmiddel voor de RPA's om `meer uit Europa te halen'. · Middelencoördinatie.
Dit thema richtte zich op een inventarisatie van de huidige stand van zaken omtrent middelencoördinatie en van beschikbare middelen ten behoeve van arbeidsmarktbeleid.
· WAO.
Binnen dit thema ging het om de vraag op welke wijze en op welk moment regionale samenwerking toegevoegde waarde kan bieden in de aanpak van arbeidsgehandicaptenproblematiek.
· Arbeidsmarkt en economisch beleid.
In het kader van deze werkgroep is een inventarisatie uitgevoerd van de succes- en faalfactoren van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsprojecten. · Arbeidsmarktinformatie.
Deze werkgroep richtte zich op de ontwikkeling van een informatiemethodiek waarmee RPA's de regionale arbeidsmarkt en de daarop werkzame factoren op toegankelijke wijze in beeld kunnen brengen. Deze methodiek is inmiddels beschikbaar.

2.2.5CWI
Het CWI is een belangrijke partner voor de RPA's. Alle RPA's maken op één of andere wijze gebruik van de dienstverlening van het CWI. Hierbij betreft het altijd dienstverlening gericht op aanlevering van arbeidsmarktinformatie, maar ook andere vormen van dienstverlening komen voor. In tabel 2.1 staan de belangrijkste weergegeven.

Uit de tabel blijkt dat het CWI voor een meerderheid van de RPA's een taak vervult op het gebied van advisering over de bemiddeling van werklozen. In de categorie `Anders' gaat het vooral om de volgende twee vormen van dienstverlening: als partner bij projecten en als lid van een adviesorgaan. Ook geeft één RPA aan dat het CWI meedenkt over het ontwikkelen van een vacaturewebsite. Een ander RPA geeft tenslotte aan dat het CWI specifieke onderzoeken uitvoert om knelpunten in sectoren en in de vacaturevervulling in kaart te brengen.

Tabel 2.1 Gebruik van de dienstverlening van het CWI door de RPA's Aantal RPA's % RPA's Levering arbeidsmarktinformatie 27 100% CWI is lid van het bestuur van het RPA 24 89% Advisering op het gebied van bemiddeling 16 59% Gebruik van vergaderfaciliteiten 8 30% Huisvesting van het RPA-secretariaat 2 7% Anders 16 59% Bron: Bureau-enquête ECORYS-NEI.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 23


2.3Visie, strategie en aanpak

Uit de interviews met leden van de RPA's komt naar voren dat aan de oprichting van hun RPA de visie ten grondslag heeft gelegen dat alle partijen op de arbeidsmarkt (i.e. opererend aan vraag- en aanbodzijde) elkaar nodig hebben voor het creëren van oplossingen voor aanwezige knelpunten op de regionale arbeidsmarkt. Door het creëren van `gezamenlijkheid' kunnen knelpunten op de arbeidsmarkt effectiever en efficiënter aangepakt worden, zo wordt aangegeven door een groot aantal RPA's.

Aan het streven naar gezamenlijkheid bij de bestrijding van arbeidsmarktknelpunten is vorm gegeven door het creëren van een overlegstructuur; een georganiseerd overlegverband op meso-niveau. De gedachte achter deze strategie is dat door georganiseerd overleg tussen participanten mogelijkheden geschapen worden voor: · koppeling en uitwisseling van informatie; · afstemming van beleid;
· afstemming van werkwijzen;
· afstemming van initiatieven.

Hoewel eenduidig in het kiezen van een overlegverband, verschillen de RPA's in strategie ten aanzien van de grootte en vorm van dat verband. Sommige RPA's kiezen voor een groot bestuur waarin veel verschillende actoren op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd zijn, terwijl andere RPA's ervoor kiezen te opereren met een klein bestuur, ondersteund door een team van experts.

De aanpak die de verschillende RPA's hebben gekozen voor de uitvoering van de strategie verschilt eveneens. Deze verschillen worden onder andere veroorzaakt door verschillen in de gekozen strategie. Ondanks deze verschillen is wel een aantal gemeenschappelijke kenmerken te onderscheiden in de aanpak van een meerderheid van de RPA's.

Allereerst is de informatiegerichtheid van de RPA's een gemeenschappelijk kenmerk in hun aanpak. Veel RPA's hebben zich de afgelopen twee jaar sterk beziggehouden met het verzamelen van relevante arbeidsmarktgegevens. Deze informatie dient om overeenstemming te verkrijgen over de belangrijkste knelpunten en op basis daarvan concrete plannen van aanpak voor deze knelpunten op te stellen.

Uit de interviews blijkt voorts dat de knelpunten waarop de RPA's zich concentreren voornamelijk direct gerelateerd zijn aan de arbeidsmarkt. Hoewel bij sommige RPA's onderwerpen als scholing hoog op de agenda staan, is de aandacht voor knelpunten op dergelijke aanpalende (beleids)terreinen bij het merendeel van de RPA's gering. Dit uit zich ook in de samenstelling van de besturen van de RPA's: bij de meerderheid van de RPA's is geen sprake van een grote betrokkenheid van actoren die zich primair richten op aanpalende beleidsterreinen.

Verder geven de gesprekspartners aan dat de beleidsuitvoering bij veel RPA's vooral zal bestaan uit het initiëren en aanjagen van projecten. Deze projecten worden voornamelijk geïnitieerd voor gesignaleerde problemen en knelpunten, en minder vanuit gesignaleerde kansen. Vanuit het heden en het verleden worden dus projecten uitgezet. Een aantal 24 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


uitzonderingen is hierbij echter wel aan te geven. Zo is een aantal RPA's bezig met prognosemodellen om tijdig te kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.

Ook komt uit de interviews het beeld naar voren dat de aanpak van de gesignaleerde knelpunten voor een meerderheid van de RPA's sectoroverschrijdend is. Dit uit zich ook in de bemensing van de RPA's: werkgevers en werknemers worden vertegenwoordigd door algemene werkgevers- en werknemersorganisaties, niet door sectorale organisaties. Ook hierop is een aantal uitzonderingen. Een beperkt aantal RPA's streeft bewust wel naar een sectorale aanpak.

2.4Activiteiten
De (voorgenomen) activiteiten van de RPA's zijn dus met name projectmatig georiënteerd. Behalve projectmatige activiteiten, kan ook de realisatie van structurele samenwerking tussen afzonderlijke RPA-partijen (vastgelegd in convenanten en contracten) als een RPA-activiteit worden onderscheiden.

Bij sommige RPA's worden activiteiten concreet door het bestuur van de RPA's uitgevoerd, terwijl andere RPA's de uitwerking en uitvoering van activiteiten overlaten aan speciale projectgroepen. Deze projectgroepen werken dan de algemenere doelstellingen van het RPA uit.

Uit de gesprekken blijkt dat de meeste activiteiten zijn gericht op regionaal arbeidsmarktbeleid en dan in het bijzonder op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Tot nu toe zijn minder activiteiten ontplooid op het terrein van coördinatie van reïntegratiemiddelen en de bevordering van een sluitende keten van dienstverlening voor werkzoekenden. Hieronder geven we per functiegebied van het RPA een korte typering van het soort activiteiten dat is ondernomen, of gestart gaat worden. Aspecten van de netwerkfunctie komen binnen ieder onderscheiden functiegebied ter sprake.

2.4.1Afstemming regionaal arbeidsmarktbeleid
De activiteiten van RPA's op het gebied van regionaal arbeidsmarktbeleid zijn veelal gericht op afstemming en informatie-uitwisseling. De volgende typen activiteiten kunnen hierbij worden onderscheiden:

· Activiteiten met als doel informatie uitwisseling en netwerkbevordering tussen arbeidsmarktpartijen: Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd voor en met werkgevers en gemeenten over bijvoorbeeld de gevolgen van de Wet Poortwachter. Daarnaast zijn reïntegratiemiddagen gehouden waarbij reïntegratiebedrijven en werkgevers met elkaar in contact zijn gebracht.

· Activiteiten gericht op het in kaart brengen en oplossen van sectorale knelpunten: Hierbij kan gedacht worden aan projecten waarbij de vraagbehoefte van werkgevers wordt geïnventariseerd, om vervolgens op zoek te gaan naar geschikte werknemers. Een voorbeeld hiervan is een vacaturebank op het internet (opgezet door het CWI, in samenwerking met gemeenten en werkgevers). Ook de oprichting van een Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 25


kenniscentrum, waarbij branchecoaches en projectleiders (vanuit het CWI) er gezamenlijk voor moeten zorgen zoveel mogelijk MKB-vacatures te vervullen, is een voorbeeld van een dergelijk project.

· Activiteiten gericht op doelgroepen: Voorbeelden zijn het in kaart brengen van de problematiek van WAO'ers en convenanten met werkgevers om etnische minderheden of arbeidsgehandicapten aan te nemen.

· Activiteiten gericht op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt: Deze krijgen gestalte in afspraken over de instroom van studenten tussen ROC's en werkgevers, afspraken over het terugdringen van schooluitval met werkgevers en promotiecampagnes voor studiekeuze. Een ander voorbeeld van een project op dit gebied is het maken van afspraken tussen ROC's en werkgevers over het beschikbaar stellen van stageplaatsen.

2.4.2Coördinatie van reïntegratiemiddelen
Van activiteiten die zijn gericht op de coördinatie van reïntegratiemiddelen is vooralsnog nauwelijks sprake. Wel worden vanuit de RPA's enkele activiteiten geïnitieerd die de reïntegratie-inspanningen trachten te bevorderen. De verantwoordelijke partijen, gemeenten en UWV, hebben elkaar opgezocht om de dienstverlening aan bepaalde doelgroepen te bevorderen. Het gaat met name om de volgende groepen: · Cliënten met een REA-indicatie.
· `Samenlopers': dit zijn uitkeringsgerechtigden die zowel een WAO- als een ABW-uitkering ontvangen.
· `Doorstromers': dit zijn personen die dreigen door te stromen van een WW- naar een ABW-uitkering.
· Personen met een WW-uitkering en een andere aanvullende uitkering.

Binnen enkele RPA's zijn afspraken maakt over een gezamenlijke benadering van genoemde doelgroepen. Veel RPA's hebben daartoe echter alleen de intentie uitgesproken, of beperken zich tot informatie-uitwisseling. Bij enkele RPA's zijn EQUAL-projecten opgezet.

Sinds kort krijgen de ID- en WIW-regeling meer aandacht, omdat een deel van de gesubsidieerde banen zal komen te vervallen. Bij veel RPA's bestaat het streven om aan de werkenden in deze banen baanzekerheid te geven. Tot nu toe zijn echter nog weinig concrete activiteiten op dit gebied ondernomen.

Een aantal RPA's heeft projectplannen uitgewerkt die zijn gericht op stille reserves of specifiek niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers). Door de economische teruggang zijn deze projecten evenwel veelal niet gestart. De neergaande conjunctuur heeft geleid tot een accentverschuiving in de prioriteitsstelling voor het reïntegratie- en activeringsbeleid. Ook heeft de toegenomen financiële verantwoordelijkheid van gemeenten voor bijstandscliënten bijgedragen aan deze accentverschuiving.

26 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


Voorts hebben enkele RPA's scholingsprojecten ontwikkeld. Hoewel enkele van deze projecten zijn opgestart, geldt dat het merendeel van deze projecten nog moet worden gestart. Overigens betreft het in totaal maar een beperkt aantal projecten.

Op het niveau van de procesvoering van betrokken organisaties zijn in enkele RPA's initiatieven genomen om invulling te geven aan de professionalisering van gemeentelijke inkoop van reïntegratietrajecten. In enkele gevallen zijn vanuit het RPA ook afspraken tot stand gekomen tussen gemeenten onderling, al dan niet in combinatie met UWV, over gezamenlijke inkoop van deze trajecten.

2.4.3Bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening Bij de meeste RPA's is het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening geen beleidsdoelstelling. Activiteiten op dit terrein zijn nagenoeg niet ondernomen. De belangrijkste reden hiervoor is volgens de geïnterviewde platformleden dat dit de verantwoordelijkheid is van gemeenten, UWV en het CWI. RPA's geven aan dat deze doelstelling momenteel geen prioriteit heeft en pas in een later stadium mogelijk aan de orde zal komen.

2.5Conclusie
De huidige samenstelling van de RPA-besturen overziend, concluderen wij dat de platforms daadwerkelijk functioneren als vehikel voor het bijeen brengen van arbeidsmarktpartijen. Zowel partijen die kennis van en ervaring met de vraagzijde hebben als partijen die expertise hebben over de aanbodzijde van de arbeidsmarkt zijn in de RPA's vertegenwoordigd. Het onderwijsveld participeert echter weinig in de RPA's. Hoewel de aanpak van de RPA's verschillend is, kunnen enkele gemeenschappelijke kenmerken worden geïdentificeerd. Dit zijn de start met informatieverzameling, de primaire gerichtheid op afstemming van arbeidsmarktbeleid, het ontbreken van een langetermijnperspectief met een programmatische aanpak en een sterke projectgerichtheid.

Het algemene beeld voor het ontwikkelingsstadium van de RPA's is dat het merendeel van de RPA's momenteel in de beleidsvoorbereidende fase zit. Als de huidige koers wordt vastgehouden, zal een groot aantal RPA's in de komende maanden kunnen overgaan naar de beleidsuitvoerende fase. Enkele RPA's zijn overigens reeds vergevorderd met de uitvoering van beleid.

Van de projectinitiatieven die binnen het kader van de RPA's zijn ontwikkeld, worden er momenteel nog weinig uitgevoerd. Het is daarom nog te vroeg om concrete resultaten te melden. Wel zijn er op het gebied van arbeidsmarktbeleid en reïntegratie in sommige RPA's heldere afspraken gemaakt en ook zijn er voorbeelden van projecten met positieve resultaten (personen die aan een baan zijn geholpen). Van monitoring of evaluatie van zowel het proces als de resultaten is over het algemeen geen sprake.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 27





3Functioneren en meerwaarde

3.1Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over het functioneren van het RPA volgens de arbeidsmarktpartijen en RPA's zelf. Terwijl het vorige hoofdstuk meer een beschrijvend karakter heeft, zal hier worden ingegaan op de meningen van betrokken partijen.

Allereerst wordt ingegaan op de motieven en doelstellingen die partijen oorspronkelijk hadden toen zij toetraden tot het RPA (paragraaf 3.2). Daarna wordt ingegaan op het functioneren van het RPA in het algemeen en op een aantal specifieke beleidsterreinen (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 geven betrokkenen hun mening over de oorzaken van minder goed functioneren. Het gaat dan om knelpunten. Vervolgens wordt besproken in hoeverre partijen vinden dat het functioneren van de RPA's tot een daadwerkelijke meerwaarde heeft geleid (paragraaf 3.5). Tenslotte trekken de onderzoekers een aantal conclusies (paragraaf 3.6).

3.2Motieven en doelstellingen van partijen
Wat zijn de motieven en doelstellingen van partijen om deel te nemen aan het RPA?

Voorzitter en secretaris regionale platforms
Aan voorzitters en secretarissen van RPA's hebben wij de vraag voorgelegd wat in het algemeen de motieven van partijen zijn om deel te nemen. In hoeverre is hierin een lijn te ontdekken? Het beeld dat wordt gegeven komt grotendeels overeen met hetgeen in de wet wordt bedoeld: het bij elkaar komen van arbeidsmarktpartijen. Een eerste doel is het met elkaar kennismaken. Dit gebeurt door inzicht te geven in de eigen werkwijze. Vervolgens gaat het er om beleidsrelevante informatie te verzamelen en uit te wisselen (bedoeld is informatie op geaggregeerd niveau) en van daaruit te komen tot analyses en het benoemen van breed gedragen knelpunten. Op deze wijze zou een regionaal arbeidsmarktbeleid tot stand moeten komen. Specifiek wordt genoemd het leggen van een brug tussen gemeenten en UWV enerzijds en sociale partners (meer nog werkgevers dan werknemers) anderzijds. Op deze wijze zou concreet inzicht moeten ontstaan in de aansluiting tussen het aanbod en de vraag op de regionale arbeidsmarkt. Het daadwerkelijk uitvoeren van concrete projecten wordt heel expliciet genoemd door de RPA's zelf. Dit laatste zou moeten gebeuren doordat arbeidsmarktpartijen zelf tijd van medewerkers beschikbaar stellen.

Gemeenten
Er zijn verschillende redenen om als gemeente zelf een lokaal arbeidsmarktbeleid te ontwikkelen, dus binnen de gemeentegrenzen. In de eerste plaats gaat het om Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 29


werkgelegenheid. Er dient economische bedrijvigheid te zijn, niet in de laatste plaats omdat er banen moeten zijn voor alle inwoners. Verlaging van de werkloosheid vormt een onderwerp voor de gemeente, onder andere vanwege de sociale gevolgen die dit met zich kan meebrengen. Daarbij moet ook aan de zogenaamde stille reserve worden gedacht (werkzoekenden zonder uitkering).

In de tweede plaats speelt de problematiek van de bijstand. Het gaat dan niet alleen om het naar werk leiden van mensen die nu een bijstandsuitkering hebben en het voorkomen dat mensen (vanuit de WW) in de bijstand komen. Van belang is ook dat de gemeente over enige tijd vermoedelijk financieel geheel verantwoordelijk is voor het bijstandsvolume. Ten derde is het onderwijs van belang en met name het beroepsonderwijs (stages, doorstroom naar banen), maar ook het voorkomen van tussentijdse uitval uit het onderwijs (`drop outs').

Het belang van gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid heeft in de eerste plaats te maken met regionale economische ontwikkeling. Gemeenten zijn vaak te klein om zich op dit terrein geheel zelfstandig te bewegen. Arbeidsmarktbeleid ligt nadrukkelijk in het verlengde daarvan. De schaal van gemeenten is ook vaak van een dusdanig beperkte omvang, dat sprake is van een eenzijdige werkgelegenheidsstructuur. Toeleveranciers en afnemers zitten vaak in de regio. Ook dit noopt tot een regionale insteek. Aan de aanbodzijde dient rekening te worden gehouden met ingaande en uitgaande pendel. Tenslotte heeft het lokale onderwijs vaak een regiofunctie. Op al deze terreinen is afstemming met de regionale omgeving van belang.

Gemeenten geven aan dat voor het regionale arbeidsmarktbeleid de coördinatie met externe partijen heel belangrijk is. Op het terrein van regionale ontwikkeling en werkgelegenheidsbeleid zijn dat de provincie, de Kamers van Koophandel en ook wel de algemene werkgeversorganisaties. Op het terrein van de uitvoering gaat het om de relatie tussen de gemeente, UWV en CWI, hoewel het belang voor de gemeente hier meer op het lokale dan op het regionale vlak ligt. De grote uitdaging voor de gemeenten is om de vraag in beeld te brengen en niet alleen op geaggregeerd niveau, maar juist ook op vacatureniveau. De coördinatie met externe partijen vormt voor gemeenten dan ook het belangrijke motief om in de RPA's deel te nemen en deze zelfs veelal te trekken.

Werkgeversorganisaties
Op het terrein van de arbeidsmarkt is het belang van werkgeversorganisaties (algemeen en branchegericht) dat vacatures altijd zo snel mogelijk worden vervuld met mensen met goede kwalificaties. Er dient altijd voldoende aanbod te zijn. Aan de andere kant moeten niet te veel mensen "op de reservebank zitten", omdat dat weer kan leiden tot hoge maatschappelijke kosten die weer voor een deel moeten worden opgebracht door het bedrijfsleven. Landelijk vormt terugdringing van de werkloosheid ook voor werkgevers een "Leitmotiv". Werkgevers in de RPA's richten zich echter hoofdzakelijk op de directe vervulling van de vraag. De problematiek van de instroom in het beroepsonderwijs heeft daarbij bijzondere aandacht van de (algemene) werkgeversorganisaties. Werkgevers hebben daarbij veelal een voorkeur voor een sectorale insteek. Voor vraagstukken op macroniveau vormt het RPA niet het belangrijkste platform.

In de aanloop naar de RPA's heeft de rijksoverheid de invloed van sociale partners op het sociaal-economisch beleid (via bedrijfsverenigingen, sectorraden, CBA en RBA's) steeds 30 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


verder teruggedrongen. Desalniettemin, of juist daarom, zijn werkgeversorganisaties in de RPA's gestapt. Daaraan voorafgaand hebben eerst interne landelijke discussies plaatsgevonden. De meest positieve formulering gaat uit van de mogelijkheid om in het RPA toch te komen tot tripartiet overleg. In elk geval zou er nog sturing kunnen worden gegeven (richting vraagzijde, aangeven van realisatiemogelijkheden). Minder positief geformuleerd is de gedachte dat "je met goed fatsoen niet weg kon blijven". Het zou in de optiek van werkgevers een soort voortzetting van de RBA's kunnen zijn, maar dan zonder (de verantwoordelijkheid over) een uitvoeringsorganisatie. Ten opzichte van de RBA-periode waren de ambities echter fors in neerwaartse richting bijgesteld. In de RPA's zag men een overlegstructuur zonder beslissingsbevoegdheid en met geringe slagkracht in uitvoerende zin.

Het heeft bij de beslissing tot toetreding zeker meegespeeld dat de reïntegratiemiddelen bij de gemeenten en UWV terecht zouden komen. Werkgevers wilden enerzijds nagaan wat de mogelijkheden zouden zijn voor vraaggerichte projecten die hiermee gefinancierd zouden kunnen worden. Anderzijds was het ook van belang te bekijken of geen zaken zouden worden ontwikkeld die tot kosten zouden leiden voor het bedrijfsleven. Het opbouwen van een netwerk wordt door geen enkele vertegenwoordiger van werkgevers genoemd als reden om toe te treden tot het RPA.

Werknemersorganisaties
Voor werknemersorganisaties is het van belang de reïntegratie te bevorderen, specifiek van mensen met een uitkering. Met de toetreding tot de RPA's hadden de werknemersorganisaties tot doel regionaal arbeidsmarktbeleid te ontwikkelen. Dit beleid diende een sectorale dimensie te hebben. Andersom geredeneerd gaat het om het regionaliseren van landelijke sectorale beleid. Er wordt door werknemersorganisaties derhalve van twee kanten uit geredeneerd: vanuit de regio en vanuit sectoren. Er zijn respondenten die geen enkele verwachting hadden ten aanzien van de meerwaarde van het RPA. Anderen zagen in het RPA een soort voortzetting van het RBA. Het platform werd gezien als een mogelijkheid om informatie te verkrijgen en uit te wisselen, kennis te vergroten en te verbreden, mee te praten en invloed uit te oefenen. Voor minder ervaren werknemersvertegenwoordigers vormde het RPA een mogelijkheid om het eigen netwerk te vergroten. Maar dan gaat het echt om een persoonlijke doelstelling: men vond het nuttig om het eigen individuele netwerk te vergroten. Men ziet het nut dan meer vanuit de eigen persoon en minder vanuit de eigen organisatie.

CWI
De wettelijke taken van het CWI zijn beperkt tot de inschrijving van werkzoekenden en het helpen bij het zoeken naar werk in het eerste half jaar van de inschrijving. Daarna neemt UWV of de gemeente het over. Tevens heeft het CWI tot taak vacatures te vervullen. Op het moment dat SUWI werd geïntroduceerd, en daarmee de RPA's en het CWI, was het voor het CWI bijzonder moeilijk de RPA's een plaats te geven binnen het eigen takenpakket. Reïntegratie, één van de belangrijkste thema's binnen het RPA, werd door het CWI gezien als een zaak van gemeenten en UWV. Uiteindelijk zijn door het CWI de volgende doelen geformuleerd ten aanzien van deelname in de RPA's. Ten eerste gaat het om het leveren van relevante arbeidsmarktinformatie, het analyseren daarvan en het helpen bij het aanwijzen van beleidsrelevante knelpunten. Het CWI beoogde daarmee te worden gezien als arbeidsmarktdeskundige en adviseur. Ten tweede werd het RPA door het CWI gezien als een aanknopingspunt voor een vraaggerichte aanpak. En Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 31


tenslotte bestond voor CWI de mogelijkheid om via het RPA de bestaande middelen met elkaar te `verknopen'.

Aangegeven vanuit het CWI is dat het gesternte waaronder de RPA's en de CWI's tot stand zijn gekomen niet gunstig was. Sociale partners waren net verwijderd uit de RBA's. In verband met het verdwijnen van Arbeidsvoorziening door SUWI zouden de RPA's een politiek compromis zijn en minder een doelgerichte organisatiestructuur. Er kwam een geheel nieuw en onervaren regime met de gemeente als trekker. Regionaal arbeidsmarktbeleid was er eigenlijk nog niet en het risico van verkokering was levensgroot aanwezig. De ambitie van het CWI was in elk geval iets praktisch tot stand te brengen, de prioriteiten helder te stellen en daarbij zelf oplossingen aan te dragen. Het CWI wilde wel heel graag volledig meewerken, maar werd beperkt door interne problemen.

UWV
Het beleid van UWV ten aanzien van de RPA's is door UWV grotendeels landelijk bepaald. UWV had geen uitgesproken verwachtingen. Het belang was wel om te komen tot een sluitende aanpak van dienstverlening. De vraag was echter wat de toegevoegde waarde van het RPA in dit verband zou zijn. Hiervoor bestond al het zogenaamde ketenoverleg tussen UWV, gemeente en CWI.

Een doelstelling voor deelname aan het RPA die wel naar voren komt is de PR (public relations). Niet iedereen in het speelveld is op de hoogte van de (on)mogelijkheden van UWV. De taak van UWV is om mensen met een uitkering na verloop van tijd te beoordelen en voor te bereiden op de stap naar de arbeidsmarkt. Voor de daadwerkelijke reïntegratie worden diensten van private reïntegratiebedrijven ingekocht. De verwachtingen van arbeidsmarktpartijen ten aanzien van de inzet van UWV in het arbeidsmarktbeleid zijn veelal veel hoger gespannen. UWV zag in het RPA een platform waar kon worden uitgelegd hoe de vork in de steel zit.

Provincies
Regionale economische ontwikkeling vormt voor de provincie de kapstok. Voor bepaalde provincies is dat belangrijker dan voor andere. Werkgelegenheidsbeleid is daarbinnen bijzonder belangrijk, hoewel in de eerste plaats vanuit economisch opzicht. Daarnaast gaat het om vraagstukken als pendel van arbeid (binnen en buiten de provincie) en de daaraan gerelateerde infrastructurele bereikbaarheid van gebieden, de Europese dimensie. In dit kader zijn er belangrijke raakvlakken met arbeidsmarktbeleid. Reïntegratie en werkloosheidsbestrijding is door provincies niet of nauwelijks genoemd als een speerpunt.

De motieven om deel te nemen in het RPA zijn heel divers van aard, hoewel de regionale economische ontwikkeling er als een rode draad doorheen loopt. Het RPA werd door sommige provincies gezien als een belangrijk overlegplatform. Het gaat dan om afstemming en informatie-uitwisseling. Ook werd het RPA gezien als een mogelijkheid om middelen te verwerven (vaak ook gedwongen door afnemende Europese subsidies en subsidies van het ministerie van Economische Zaken). Het RPA vormt het platform om over bepaalde zaken te communiceren in de richting van de rijksoverheid (bijvoorbeeld over de afbouw van ID-banen en WIW). Als voordeel van het RPA werd gezien dat er 32 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


meer zaken gezamenlijk konden worden opgepakt en dat het minder eenzijdig vanuit het provinciehuis zou gebeuren. Dit zou de effectiviteit mogelijk vergroten.

Kamers van Koophandel
Er zijn niet veel gesprekken gevoerd met een Kamers van Koophandel. In het algemeen speelt het belang van regionale ontwikkeling en in het bijzonder het belang van het regionale en lokale bedrijfsleven. Regionaal arbeidsmarktbeleid staat niet echt op de agenda's van Kamers van Koophandel, met uitzondering van een onderwerp als (arbeidsgerichte) pendelstromen. De Kamer van Koophandel is slechts in enkele regio's bij de RPA's betrokken en heeft dan soms zelfs een trekkersrol.

Opleidingsinstellingen
Onderwijsinstellingen zijn nauwelijks betrokken bij de RPA's, in elk geval vrijwel niet in de stuurgroepen of besturen. Gesproken is met vertegenwoordigers van ROC's. Deze instellingen hebben een regiofunctie, zowel in de richting van de vraag als van het aanbod. Zij beschikken over kennis ten aanzien van opleidingsbehoeften, met name aan de aanbodzijde. Zij hebben behoefte aan inzicht in de vraag naar opleiding. Voor dergelijke instellingen is het van belang dat er banen zijn voor de afgestudeerden en dat er stages zijn. Een belang ­ dat door bijvoorbeeld de gemeente en sectoren wordt gedeeld ­ is het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten. Heel concreet zoekt het ROC ook klanten voor de eigen producten (semi-commerciële doelstelling). De opleidingsinstellingen die wij hebben gesproken zouden graag actiever bij het RPA betrokken worden. Daarbij zouden de ROC's willen aangeven hoe belangrijk scholing is binnen reïntegratietrajecten. Samen met werkgeversorganisaties zou het belang van de technische opleidingen onder de aandacht kunnen worden gebracht.

3.3Functioneren van de RPA's volgens betrokkenen
3.3.1Functioneren in het algemeen
In het algemeen wordt door betrokkenen gesteld dat de ontwikkeling van het platform erg langzaam gaat. De start was moeizaam, men heeft veel tijd besteed aan het zoeken naar de juiste richting, het zoeken naar samenwerkingsvormen en het inrichten van een secretariaat. Waar men allemaal bang voor was, namelijk dat het een vergadercircuit zou worden, is feitelijk wel uitgekomen. Voor het grootste deel is men tot nu toe bezig geweest met beleidsvoorbereidende zaken, waarvan het verzamelen van arbeidsmarktinformatie de meest concrete activiteit was. De agenda bestaat vaak voor een belangrijk deel uit het bespreken van arbeidsmarktramingen.

Veel blijft hangen op het bestuurlijk niveau; de stap naar de uitvoering moet nog worden gemaakt en vervolgens de stap naar de individuele bedrijven en werkzoekenden. Diverse RPA's hebben projecten in de steigers gezet en op diverse plaatsen zijn projecten tot uitvoering gebracht (zie ook paragraaf 2.4). Veel projecten staan nog in de steigers en van een aantal wordt niet meer verwacht dat deze nog doorgang kunnen vinden. Een aantal projecten wordt buiten RPA verband opgestart en uitgevoerd. Van een meer programmatische aanpak wordt niet of nauwelijks melding gemaakt. In het algemeen wordt door betrokkenen gevraagd om meer tijd. Men ziet wel enig perspectief, maar dat moet dan nu wel gaan blijken uit het al of niet doorgaan van projecten. Sommigen denken Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 33


dat er nu al kan worden geoogst, anderen denken dat dat pas over een of twee jaar kan gebeuren.

Een punt dat algemeen wordt genoemd is verkokering. Partijen zijn aanvankelijk meer met de competentievraag bezig geweest. Nu de stofwolken enigszins zijn opgetrokken, wordt voor velen duidelijk hoe de verhoudingen liggen. De gemeente is inderdaad initiatiefnemer en de gemeente speelt een hele centrale rol in de meeste RPA's. Sociale partners en met name werkgeversorganisaties zien echter steeds minder in de gemeente als samenwerkingspartner op arbeidsmarktterrein. De sectorale problematiek en met name de vraagzijde van de arbeidsmarkt zou te weinig worden gezien door de gemeente. Met name werkgeversorganisaties voelen zich wat dat betreft alleen staan in het RPA. UWV stelt zich afzijdig op en CWI heeft weinig slagkracht. In diverse regio's wordt aangegeven dat er draagvlak is en dat "de neuzen nu dezelfde richting op staan". Aan de andere kant geven sommige betrokkenen aan ­ maar dan op beperkte schaal ­ dat er ook al een beweging terug is: men heeft geen zin meer om met elkaar samen te werken.

Een veel gehoorde `klacht' is dat het RPA sterk is gericht op het aanbod. SUWI zou een aanbodgerichte wet zijn. De gemeenten bepalen de agenda en zetten de toon. Daardoor wordt meer gesproken over aanbodproblematiek (reïntegratie), zonder dat rekening wordt gehouden met de vraagkant van de arbeidsmarkt. Velen vragen zich af in hoeverre het RPA in de huidige verhoudingen het platform zou kunnen zijn om zich bezig te houden met de aansluiting van vraag en aanbod. En omdat het onderwijs er niet of nauwelijks bij is betrokken, wordt dat nog eens extra moeilijk.

Een aspect waar diverse betrokkenen moeite mee hebben is het gegeven dat er in het RPA geen besluiten (kunnen) worden genomen. Dit heeft zeker te maken met de aard van het samenwerkingsverband (netwerkorganisatie), hetgeen vooral een wettelijk gegeven is. Toch wordt vastgesteld dat het ontbreken van besluitvorming het functioneren van het samenwerkingsverband kan frustreren. Het blijft dan vaak vrijblijvend en uiteindelijk wordt weinig vooruitgang geboekt. Na verloop van tijd gaat bij sommigen verzadiging en ongeduld optreden.

Verder geven diverse betrokkenen aan dat er een nauwe verwevenheid is met het regionaal economisch beleid. Dit is uiteraard sterk regiospecifiek. Personen die in het RPA deelnemen zitten vaak ook in andere regionale besturen. Inhoudelijk wordt vaak een relatie gelegd tussen regionaal economisch beleid (als kapstok) en arbeidsmarktbeleid. Dit verklaart vaak de betrokkenheid van provincies en KvK. Vanuit de afdeling EZ van gemeenten wordt weinig betrokkenheid bij het RPA-beleid getoond. Volgens betrokkenen is dit voor gemeenten een gemiste kans. Aan de andere kant wordt ook melding gemaakt van dubbele vergadercircuits in de regio, bijvoorbeeld waar het gaat om de aansluiting van arbeidsmarkt en onderwijs. Soms worden die andere regionale platforms inhoudelijk hoger aangeslagen.

Tenslotte speelt het gebrek aan expertise en ervaring van bepaalde partijen een rol. Het inhoudelijke werk blijft mede hierdoor vaak vrij abstract.

34 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


3.3.2Functioneren van het RPA op specifieke terreinen

De volgende functies zijn voor het RPA van specifiek belang, mede omdat deze in de Stimuleringsregeling zijn genoemd:
· afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid; · coördinatie van de bestedingen van reïntegratiemiddelen; · bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening.

Daarbij moet worden bedacht dat het volgens de wet gaat om overlegorganen zonder formele bevoegdheden: de RPA's zijn bedoeld als netwerkorganisaties.

Aan betrokkenen is allereerst gevraagd een mening te geven over het functioneren van het RPA als netwerkorganisatie. Het merendeel van de betrokken geeft het RPA als netwerkorgaan het voordeel van de twijfel. Het begint er aan te komen: "we staan aan de vooravond van een werkend netwerk". Een beperkt aantal is zonder meer positief en een even beperkt aantal is negatief. In het algemeen worden de persoonlijke contacten gewaardeerd. Er zijn kortere lijnen. Men belt elkaar vaker en makkelijker op. Maar dit is absoluut iets anders dan dat er beslissingen worden genomen en dat er projecten worden geïnitieerd of ondersteund. Hierop is in de vorige paragraaf reeds ingegaan.

De omvang en aard van de samenstelling van het RPA is in de geest van de wet (samenkomst van vraag- en aanbodorganisaties). Gemeenten zijn altijd vertegenwoordigd, evenals sociale partners. UWV en CWI zijn op één of andere manier betrokken. De provincie speelt soms een prominente rol. En KvK is soms duidelijk aanwezig. Grote afwezigen zijn onderwijsinstellingen.

Ten aanzien van het arbeidsmarktbeleid zijn RPA's er slechts in beperkte mate in geslaagd gezamenlijk problemen te identificeren. Het gaat in een geval bijvoorbeeld om een onderwerp als vergrijzing. Om zover te komen is wel externe ondersteuning nodig geweest. In het algemeen is het beeld van partijen dat het regionaal arbeidsmarktbeleid nog helemaal in de kinderschoenen staat. Voor zover daar al enige vorm in is te zien, betreft het vooral het verzamelen en analyseren van arbeidsmarktinformatie. In de meeste gevallen gaat het dan om geaggregeerde informatie. Er zijn dan ook geluiden die aangeven dat het moeilijk is om gezamenlijke problemen (of kansen) te definiëren.

Met coördinatie van besteding van reïntegratiemiddelen wordt primair bedoeld het gecoördineerd inzetten van gelden van aangesloten partijen. Wij hebben het dan over gelden uit het Fonds Werk en Inkomen (gemeenten), het Reïntegratiefonds, de O&O-fondsen van sociale partners, middelen van de provincie en eventueel andere partners. Ook het eventueel gezamenlijk aanwenden van externe fondsen, zoals Europese gelden, kan hiertoe worden gerekend.

Het aantal successen op het terrein van middelencoördinatie is beperkt. Er is ons een enkel geval bekend waarbij UWV en gemeente samen een project hebben opgestart. Vrijwel alle ondervraagden geven aan dat het coördineren van middelen geen onderwerp van gesprek is. De belangrijkste reden is dat de grote partners in het RPA, de gemeenten, er geen behoefte aan hebben. Voor het UWV geldt hetzelfde. Voor sociale partners is het bijzonder lastig om de landelijke O&O-fondsen aan te wenden voor regionale doeleinden. Het gegeven dat bepaalde partijen in het geheel geen middelen hebben maakt coördinatie Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 35


van middelen bijzonder lastig. Een enkeling geeft expliciet aan dat middelencoördinatie maar niet als een doel van het RPA zou moeten worden aangemerkt (zie hoofdstuk 5).

Met het sluitend maken van de keten wordt bedoeld: het op elkaar afstemmen van de dienstverlening van CWI, UWV en gemeenten. Het RPA zou deze ontwikkeling kunnen bevorderen. Binnen het RPA wordt daaraan echter niet of nauwelijks expliciet aandacht besteed. Het RPA wordt door een groot aantal bestuurders niet gezien als het middel daarvoor. Een open opstelling naar andere partijen soms wordt bemoeilijkt doordat partijen bezig zijn met het verstevigen van de eigen positie in het netwerk. Van samenwerking op het punt van ketenbeheersing is weinig sprake. Het is volgens de geïnterviewden een brug te ver om dat via de RPA's te willen proberen. Gesteld wordt dat de keten niet functioneert, er geen sprake is van kwaliteitsborging in de keten, het steeds slechter wordt en dat dit vooral veroorzaakt wordt door het feit dat er geen eindverantwoordelijke is.

3.4Knelpunten: oorzaken van minder goed functioneren Een knelpunt wordt door ons hier gedefinieerd als een oorzaak van minder goed functioneren. De knelpunten zijn globaal in vier onderwerpen te onderscheiden:
1. Interne problematiek van betrokken partijen.
2. Verschillen overeenkomsten tussen betrokken partijen.
3. Kader RPA.

4. Externe factoren (conjunctuur).




3.4.1Knelpunt 1: Interne problematiek van arbeidsmarktpartijen Partijen hebben intern met specifieke problematiek te maken waardoor het functioneren in het RPA kan worden bemoeilijkt. Het is van belang hierop iets uitvoeriger in te gaan, omdat hier mogelijkheden liggen voor directe beïnvloeding door partijen zelf. Betrokkenen hebben een mening gegeven over het functioneren van andere partijen in het RPA. Een enkeling heeft daarbij spontaan naar de eigen organisatie gekeken. De onderzoekers hebben daarbij zeker ook kritisch gevraagd naar de eigen rol van partijen.

Functioneren van gemeenten volgens betrokkenen De belangrijkste speler is de gemeente. De eerste observatie heeft te maken met een vorm van myopia (bijziendheid). Het primaire belang van de gemeente is volgens betrokkenen de bijstandsproblematiek. En kennelijk ziet de gemeente nog onvoldoende hoe belangrijk het is om dat probleem integraal te bekijken, dat wil zeggen in samenhang met stromen van andere aanbodcategorieën op de arbeidsmarkt en vooral in samenhang met de ontwikkeling van de vraagzijde. Gemeenten zouden weinig kaas hebben gegeten van arbeidsmarktbeleid en reïntegratie en zouden geen behoefte hebben aan advies van sociale partners en anderen daarover. Gek genoeg blijkt er ook sprake te zijn van een asymmetrie in de beelden: binnen hetzelfde RPA beweren sociale partners door de gemeente buiten de deur te worden gehouden en vraagt de wethouder zich af waar de sociale partners nu blijven. Overigens zijn er zeker goede voorbeelden te noemen van gemeenten die een trekkersrol vervullen. Dit lijkt dan weer vaak samen te hangen met de persoon van de wethouder.


36 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


Geconstateerd wordt - en ook door vertegenwoordigers van gemeenten zelf - dat er binnen gemeenten weinig communicatie bestaat tussen de wethouder van Sociale Zaken (SZ), de wethouder van Economische Zaken (EZ) en de wethouder van Onderwijs. Om deze reden kan de gemeente nooit intern een adequaat beleid ontwikkelen, dat een brug slaat tussen vraag (EZ) en aanbod (SZ) op de arbeidsmarkt, tussen onderwijs en arbeidsmarkt en tussen economie en onderwijs (kenniseconomie). De continuïteit heeft daarbij te lijden doordat wethouders veelal na vier jaar of minder vervangen kunnen worden, als gevolg van verkiezingsuitslagen. Daarbij speelt dat in de interne verticale lijn van burgemeester, naar wethouders en raad en vervolgens naar hoofden van diensten en werknemers allerlei communicatieproblemen en meningsverschillen kunnen optreden, die een rem kunnen betekenen voor een actieve aanpak. Als intern geen brug wordt geslagen, dan is de gemeente afhankelijk van andere organisaties. Externe partijen ­ met name werkgeversorganisaties ­ geven nu juist aan dat de gemeente niet altijd open staat voor samenwerking.

Functioneren van CWI volgens betrokkenen
Het CWI wordt over het algemeen ingezet als adviseur. Dit houdt in dat het CWI arbeidsmarktinformatie levert en daar een uitleg bij geeft. Dit heeft als resultaat dat er meer begrip bestaat bij de deelnemers van het RPA over de werking van en knelpunten op de arbeidsmarkt en dat er ook meer overeenstemming wordt bereikt over de aan te pakken knelpunten. Er bestaat geen directe relatie tussen het RPA en de dienstverlening van het CWI. Er wordt in het RPA niet of nauwelijks gesproken over de intake van werkzoekenden en vacatures en evenmin over producten van CWI als werk.nl en de banenmarkt.

Ongeveer een kwart van de ondervraagden is positief over het CWI. De overigen hebben minder positieve opmerkingen. In het algemeen gaat kritiek uit naar de kwaliteit van de dienstverlening van het CWI, dus los van het RPA. Omdat het vermoeden bestaat dat het CWI weinig meer doet aan vacaturebehandeling, wordt het CWI in die richting ook minder als een adviseur gezien, nog even los van de frustraties die dit met name bij werkgeversorganisaties met zich meebrengt. Het CWI zou ook steeds minder te maken hebben met moeilijk plaatsbare personen (doelgroepen) en daardoor ook steeds verder uit beeld raken als gesprekspartner. Door sommigen wordt aangegeven dat het CWI hier verder ook niets aan kan doen, omdat het de overheid zou zijn die deze structuur en het daaraan gekoppelde takenpakket bedacht zou hebben. Over de informatievoorziening en de daaraan gekoppelde adviezen wordt in het algemeen positief gereageerd. Wel vindt men het jammer ­ en dat is het gehele RPA aan te rekenen ­ dat er vervolgens weinig mee gebeurt.

Ten aanzien van het CWI wordt gesteld dat deze zich ­ door omstandigheden ­ te veel beperkt tot het inschrijven van werkzoekenden: er vindt geen matching van vraag en aanbod meer plaats. Het CWI heeft volgens betrokkenen moeite om zich een positie binnen het beleidsterrein van de arbeidsmarkt te verwerven.

Functioneren van UWV volgens betrokkenen
Over UWV zijn de meningen ronduit negatief. Ook voor partijen die duidelijk weten wat de beperkingen zijn van het UWV is het niet te begrijpen dat het UWV zich zo weinig coöperatief opstelt als het aankomt op de uitvoering van projecten. UWV beperkt zich tot het aanbesteden van reïntegratietrajecten en voelt zich geen probleemeigenaar. Binnen Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 37


UWV is sprake van een landelijke (centrale) regie. Lokale UWV-organisaties hebben daardoor weinig of geen speelruimte. Door betrokkenen wordt dit gezien als een reden voor de afwachtende en passieve opstelling van het UWV in het RPA. Afgaande op specifieke uitspraken van enkele betrokkenen heeft het UWV geen toegevoegde waarde in het RPA.

UWV kent interne problemen die vergelijkbaar zijn met die van het CWI. UWV heeft te maken met de integratie van de vijf voormalige uitvoeringsinstellingen, de automatisering en het voorgenomen vertrek van de premie-inning.

Functioneren van sociale partners volgens betrokkenen Sociale partners worden door gemeenten soms met argwaan bekeken. Dit heeft te maken met het verleden (teloorgang van de arbeidsbureaus en de rol van sociale partners daarin). In de RPA's blijken sociale partners zich naar de mening van betrokkenen vooral op te stellen als belangenbehartigers. Een enkeling vindt dat overigens geen probleem, want wanneer de stellingen duidelijk zijn kan er ook beter worden samengewerkt. Bepaalde groepen van ondernemers zijn zeker actief. Maar het wordt als een gemis gezien dat het landelijk sectorale beleid onvoldoende in regionaal beleid kan worden omgezet. Dit komt specifiek tot uitdrukking in het onvermogen van sociale partners om O&O-fondsen aan te wenden in het kader van de activiteiten van de RPA's.

Sociale partners zijn veelal met handen en voeten gebonden aan de eigen besturen en met name achterbannen. Daarnaast merken gesprekspartners regelmatig op dat sociale partners moeilijkheden ervaren in het regionaal aanwenden van de landelijke beheerde O&O-fondsen.

Functioneren van de provincies volgens betrokkenen Over de provincie wordt weinig opgemerkt, behalve dat er door een enkeling wordt getwijfeld over de positie van de provincie als voorzitter van het RPA.

Functioneren van de Kamer van Koophandel volgens betrokkenen De Kamer van Koophandel is nauwelijks betrokken. Maar voor zover dat gebeurt zijn de meningen positief. Het wordt positief gewaardeerd dat de KvK de koppeling aanbrengt met regionaal economisch beleid (is groeiende). Een KvK blijkt in staat te zijn om de provincie weer verder te betrekken in het overleg.


3.4.2Knelpunt 2: Verschillen tussen arbeidsmarktpartijen De belangrijkste deelnemers in het platform zijn de gemeenten, UWV, CWI en sociale partners. Bij werkgevers gaat het in het algemeen om de algemene werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB Nederland). Naast LTO komen er niet veel brancheorganisaties voor in de RPA's, met uitzondering van RPA Rijnmond waar gewerkt wordt met sectorkamers en deelname van brancheorganisaties in enkele werkgroepen. Daarnaast zijn in sommige RPA's de provincie, de KvK en opleidingsinstellingen deelnemer.

Tussen gemeenten bestaan vaak grote verschillen in behoeften, die samenhangen met de aard van de vraag en het aanbod. Dit kan de samenwerking tussen gemeenten
38 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


bemoeilijken. De observatie van partijen is dat de gemeenten zelf niet op één lijn zitten. Daardoor kan het voorkomen dat regionale afspraken toch weer gemeentelijk worden ingevuld. Gemeenten zijn in het algemeen niet geneigd zeggenschap over de eigen middelen af te staan. Dit verklaart voor veel partijen waarom gemeenten zich liever met eigen problematiek bezighouden en daar anderen weinig bij betrekken.

Belangrijk zijn de institutionele verschillen tussen de platformpartijen. Verschillen zijn er in specifieke wet- en regelgeving, financiering en organisatie. De culturen verschillen dan ook van elkaar. Partijen houden zich in praktijk met verschillende onderwerpen bezig en hebben verschillende taakstellingen. Veelal kijken de organisaties daardoor heel anders tegen bepaalde problemen aan. Een eenvoudig voorbeeld is dat het probleem van `drop outs'. Voor gemeenten is dat heel belangrijk en voor CWI en UWV weer veel minder. Een heel duidelijk voorbeeld is de vacatureproblematiek. Voor werkgeversorganisaties is dat het kernpunt; gemeenten kijken meer naar het aanbod (bijstandsgerechtigden). De institutionele verschillen tussen organisaties bemoeilijkt het zoeken naar gemeenschappelijke problemen en het leidt tot verkokering.


3.4.3Knelpunt 3: Kader RPA's
Betrokkenen geven aan dat het functioneren van de RPA's sterk wordt bemoeilijkt door het ontbreken van een duidelijk kader. De wet (SUWI) biedt weinig handvatten. Daarnaast heeft de overheid ­ bewust of onbewust ­ naar de mening van betrokkenen weinig richting gegeven. Vanwege de vele vrijheidsgraden in de wet was en is het moeilijk de positie van het RPA te bepalen, zowel intern als extern. Wanneer in de regio bovendien diverse andere platforms actief zijn op aanpalende terreinen, dan wreekt zich dit nog eens extra. Doelen en rollen van het RPA zijn niet makkelijk te bepalen wanneer dat op landelijk niveau ook niet duidelijk is. De driehoek Economische Zaken, Sociale Zaken en Onderwijs is moeilijk op regionaal en lokaal niveau te maken als dat op nationaal niveau ook onduidelijk is. SUWI maakt niet helder genoeg wie probleemeigenaren zijn, wel voor een onderdeel maar niet voor het totaal. Het geheel blijft mede daardoor nogal vrijblijvend. Voorts is men van mening dat SUWI in de kern relatief sterk aanbodgericht is. Dit maakt het lastig om organisatorisch te werken aan samenwerking op het terrein van vraag en aanbod. Overigens geven diverse actoren aan dat RPA's zelf verzuimen om meer op landelijk niveau te coördineren.

Het tijdelijke karakter van de regeling hangt als een deken over het RPA. Omdat velen zich van de tijdelijkheid bewust zijn, heeft dat een dempend effect op het enthousiasme en initiatief. Het lange termijn perspectief wordt hierdoor zeker afgeremd. Meer duidelijkheid hierover zou het functioneren kunnen verbeteren.

Het RPA heeft wettelijk weinig armslag gekregen en niet alleen financieel. Essentieel is dat er feitelijk geen directe relatie ligt tussen het RPA en de uitvoeringsorganisaties. Hierdoor is het bijzonder lastig en veelal onmogelijk om vanuit het RPA een stap te maken naar uitvoering van concrete projecten. Diverse betrokkenen geven aan de ambitie te hebben via het RPA daadwerkelijk projecten van de grond te willen trekken. Omdat dat niet altijd lukt leidt dit weer tot frustraties bij betrokkenen, hetgeen het draagvlak van het RPA onder druk zet.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 39


Tenslotte, door het vrij brede terrein dat kan worden bestreken en het grote aantal organisaties die zich met die thematiek bezighoudt, leidt dat bij veel RPA's veelal tot een Poolse landdag. Soms zit men met dertig mensen aan tafel. Dit leidt tot worstelingen bij het bepalen en invullen van het werkterrein.


3.4.4Knelpunt 4: Externe factoren: economische ontwikkelingen Het functioneren van het RPA wordt beïnvloed door externe factoren. Het gaat dan om zaken die beleidsmatig niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn. Volgens betrokkenen hebben economische ontwikkelingen grote invloed op het functioneren van RPA's. Een duidelijk voorbeeld is de sterk toenemende werkloosheid, samenhangend met een neergaande conjunctuur. Indirect werkt dit door, doordat er een groter beroep wordt gedaan op de capaciteit van CWI, UWV en gemeenten. Veel partijen verwachten dat daardoor de cohesie in het RPA eerder zal afnemen dan toenemen. In directe zin wordt het RPA beïnvloed door de neergaande conjunctuur, doordat de aard van de projecten - die in een gunstigere periode waren opgezet - wel eens niet meer zou kunnen aansluiten bij de huidige economische omstandigheden.


3.5Door partijen ervaren meerwaarde
Het grootste deel van de betrokkenen ziet in eerste instantie het nut van de RPA's. Ongeveer een kwart van alle opmerkingen zijn negatief getint, dan wel geven twijfel aan. De overigen kijken er meer positief tegenaan. De vraag naar de meerwaarde is echter een hele andere. Wij hebben betrokkenen gevraagd wat er zonder het RPA niet tot stand zou komen. Wat is nu de werkelijke toegevoegde waarde van het RPA?

Wanneer naar de positieve kant van de zaak wordt gekeken, ziet men vooral een meerwaarde in het feit dat er (nog steeds) een netwerk is. Zonder dat netwerk zou er volgens betrokkenen in het geheel geen regionaal arbeidsmarktbeleid zijn. Een enkele gemeente geeft expliciet aan in de aanwezigheid van de sociale partners een meerwaarde te zien. Voor het overige zien betrokkenen de meerwaarde in het feit dat er arbeidsmarktinformatie wordt geleverd via het RPA. Diverse betrokkenen zijn van mening dat deze informatie er zonder het RPA niet zou zijn geweest. Het gaat dan om informatie van het CWI en van externe onderzoeksbureaus. Voorts wordt een enkele keer genoemd: de vraaggerichte benadering, de taal van een ander leren spreken, combinatie van kennis en het minder gepolitiseerd kunnen spreken over netelige onderwerpen.

Niet iedereen durft op dit moment een uitspraak te doen. Veel geïnterviewden zijn afwachtend. De echte meerwaarde moet volgens hen nog gaan blijken. Er is voorbereidend werk gedaan. Men verwacht dat er ook concrete acties op volgen (uitvoering va projecten). Wanneer er nu geen concrete activiteiten ontstaan, op het niveau van vacatures en werkzoekenden, dan is er geen meerwaarde. Zo wordt het althans ervaren door de betrokkenen. Op het gebied van samenwerking ziet men geen meerwaarde meer. Ten aanzien van afstemming in de keten en het coördineren van middelen is men pessimistisch.


40 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


De meerwaarde zoals die nu wordt ervaren hangt uiteraard nauw samen met de meerwaarde die men destijds verwachtte te realiseren. Werkgevers hadden er veel meer van verwacht. Er zijn spelers van werkgeverskant die overwegen uit het platform te stappen. Dit heeft te maken met het gebrek aan slagkracht van het RPA. Het RPA heeft voor die werkgevers geen meerwaarde. Men verlangt weer naar het `oude' RBA. Werknemers zijn in het algemeen redelijk tevreden, hoewel het hier een aantal beginnende bestuurders betreft die in het RPA een mogelijkheid zien hun netwerk en hun kennis op te bouwen. CWI en UWV geven nauwelijks een meerwaarde aan. Alleen voor UWV is een positief aspect van het RPA dat via het platform aan PR kan worden gedaan. Voor provincies heeft het RPA een duidelijke meerwaarde: er kan op provinciaal niveau worden gecoördineerd en de koppeling aan regionaal economisch beleid is van belang. Vanuit de gemeenten komen verder geen specifiek positieve of negatieve geluiden. Wel valt op dat kleine gemeenten in het algemeen positief zijn: als kleine gemeente alleen is beleid moeilijk te ontwikkelen. Als voorbeeld wordt door een gemeente gegeven een verzoek vanuit het RPA in de richting van de Minister van SZW, hetgeen voor de regio en de gemeente positief afliep. Het RPA wordt in die zin als meer invloedrijk gezien dan de gemeente zelf. Voor kleine gemeenten is samenwerking eerder een noodzaak dan voor grotere gemeenten en heeft het RPA een meerwaarde. Ook de gesproken niet-deelnemers geven aan dat hun verwachtingen ten aanzien van de RPA's niet heel hoog gespannen waren. Hierdoor komt de ervaren meerwaarde voor hen min of meer overeen met hun verwachtingen hierover. In hun ogen ligt de toegevoegde waarde van de RPA's in de contactstructuur ofwel de netwerkfunctie die het RPA heeft. Hoewel zij niet deelnemen in het RPA in hun regio signaleren zij deze meerwaarde van het platform dus wel en hebben zij er ook enigszins baat bij.

Zeer expliciet is ingegaan op de vraag in hoeverre de RPA's zijn opgewassen tegen de toenemende werkloosheid. Is dit nu de manier om die enorme toename aan te pakken? Daarop is het antwoord zonder uitzondering ontkennend. Het RPA kan zich hooguit richten op het neerleggen van een overlegstructuur en het initiëren (niet uitvoeren) van projecten. Daarmee worden de ernstige arbeidsmarktproblemen niet opgelost. Men ziet ook geen andere organisatie of constellatie in Nederland die dat wel zou kunnen. In die zin zou het volgens de meeste betrokkenen dan ook bijzonder onverstandig zijn om een einde te maken aan de RPA's. Dat zou een volgende stap terug zijn.


3.6Conclusie
Wanneer sec naar het functioneren van de RPA's wordt gekeken, los van de context, dan valt het oordeel niet heel erg positief uit. De gesprekspartners wijzen op verkokering, op publieke en private organisaties die langs elkaar heen werken en die voor het eigen belang gaan. Van enige lange termijn visie en aanpak is geen sprake. De instituties lijken wel belangrijker dan de cliënt, zoals een betrokkene het uitdrukt. De ontwikkeling gaat traag. Om allerlei redenen komen projecten (nog) niet van de grond, wat de motivatie van deelnemers aan het platform beïnvloedt.

Hoewel het grootste deel van de betrokkenen van mening is dat het RPA nut heeft, is de werkelijke ervaren meerwaarde vooralsnog beperkt. Velen beschouwen de via het RPA bijeengebrachte (arbeidsmarkt)informatie wel als een meerwaarde. Zonder de inspanningen van het RPA zou deze informatie niet op dergelijke wijze bijeen zijn Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 41


gebracht. Ook het netwerk wordt wel als een meerwaarde gezien. Men constateert dat men elkaar iets vaker tegen komt en elkaar iets vaker belt. Daar staat wel tegenover dat diverse betrokkenen verwachten dat men elkaar zonder het RPA ook wel zou kunnen vinden, maar dan mogelijk op kleinere schaal.

Ten aanzien van beleidsontwikkeling of een inhoudelijke discussie (regionale arbeidsmarkt, ketenbeheersing en coördinatie van reïntegratiemiddelen) zijn volgens betrokkenen vrijwel geen resultaten geboekt. Voor een deel vallen die resultaten ook niet te verwachten (middelencoördinatie en ketenbeheersing). Wel wordt verwacht dat er projecten van de grond komen. Sommigen stellen evenwel dat een deel van die projecten misschien ook zonder het RPA tot stand zou zijn gekomen. De gepercipieerde toegevoegde waarde van het platform bij deze projecten is dat het bijdraagt aan de versnelling van processen.

Bij deze kritische analyse dient nadrukkelijk te worden aangegeven dat de positie van RPA's veel beperkingen heeft. Behalve netwerken, informatie uitwisselen en coördineren kan er in en door RPA's feitelijk niet veel gebeuren. Het RPA heeft in formele zin geen beslissingsbevoegdheid. Door het kweken van begrip en vertrouwen dienen partijen elkaar zo ver te krijgen al of niet samen iets te doen aan arbeidsmarktbeleid, reïntegratie en dergelijke. Tegen deze achtergrond is het ook sterk de vraag hoever de ambities moeten en kunnen gaan.

Er zijn mogelijkheden voor verbetering van het functioneren van de RPA's. In het volgende hoofdstuk wordt daar verder op ingegaan. Op basis van het voorgaande zijn verschillende oorzaken aangegeven voor het minder goed functioneren van de RPA's. Wat ons daarbij opvalt is dat de gesprekspartners bij de vraag naar knelpunten weinig zelfkritiek ten toon spreiden. De knelpunten worden vrijwel zonder uitzondering altijd bij anderen, zowel binnen als buiten het platform, gelegd. Volgens ons zijn bepaalde knelpunten - in elk geval deels - door partijen zelf te beïnvloeden en zelf op te lossen.

Betrokkenen zijn van mening dat gewerkt dient te worden aan het oplossen van arbeidsmarktproblemen in de regio en op lokaal niveau. Een sterke toename van de werkgelegenheid moet in Nederland op korte termijn en misschien wel op middellange termijn niet worden verwacht. De arbeidsmarktproblemen (werkloosheid) worden mede daardoor steeds ernstiger en de kansen op reïntegratie steeds kleiner. RPA's moeten een bijdrage leveren aan het in kaart brengen en het oplossen van arbeidsmarktvraagstukken, waaronder de werkloosheidsproblematiek. Geïnterviewden zijn van mening dat zelfs een goed functionerend RPA niet in staat is het werkloosheidsprobleem aan te pakken. Deze mening wordt gedeeld door de gesproken niet-deelnemers. Hierbij wordt tegelijkertijd opgemerkt dat RPA's vrijwel het enige instrument voor regionaal arbeidsmarktbeleid zijn. Men ziet een lacune op het terrein van publieke arbeidsvoorziening, in wat voor vorm dan ook.


42 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid



4Suggesties voor verbetering en
randvoorwaarden


4.1Inleiding
In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de meerwaarde van RPA's in de perceptie van deelnemende partijen nog beperkt is. Verschillende knelpunten zijn aangegeven. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de suggesties van de gesprekspartners om deze knelpunten weg te nemen (paragraaf 4.2). Tenslotte komt in paragraaf 4.3 aan de orde wat volgens betrokkenen de randvoorwaarden zijn voor een zelfstandig functionerend RPA. Het gaat hier om externe randvoorwaarden. Dit hoofdstuk besluit met een conclusie (paragraaf 4.4).


4.2Suggesties van betrokkenen voor verbetering Het merendeel van de verbetersuggesties en aanbevelingen van de platformdeelnemers betreft het algemene functioneren van de platforms. Dit hangt samen met de constatering uit hoofdstuk 2 dat de meeste platforms zich tot nu toe primair hebben gericht op het invullen van de netwerk- en afstemmingsfunctie. Aan het coördineren van reïntegratiemiddelen en het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening is vooralsnog weinig aandacht besteed, zodat de gesprekspartners voor deze functies weinig knelpunten en mogelijkheden voor verbetering hebben kunnen melden. Hieronder vatten we de suggesties ter verbetering van het functioneren van de RPA's samen.

Afstemming regionaal arbeidsmarktbeleid met regionaal economisch en onderwijsbeleid Veel gesprekspartners hebben opgemerkt dat afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid niet geïsoleerd dient plaats te vinden. Afstemming tussen louter partijen die actief zijn op de markt van inkomen en werk, zoals in de SUWI-wet verwoord, is onvoldoende om de arbeidsmarktknelpunten aan te pakken. Het besef bestaat dat de oplossingen voor deze problematiek liggen op het snijvlak met het economisch en ook het onderwijsbeleid. Een veelgehoorde suggestie richting de platforms is daarom om het arbeidsmarktbeleid in de regio (in sterkere mate) te koppelen aan in eerste instantie het regionale en lokale economische beleid. Sommige RPA-partijen denken daarbij aan de introductie van een regionale taskforce of een regionaal besturingsteam. Overigens is aan deze suggestie wel een belangrijke randvoorwaarde verbonden, namelijk dat de afstemming tussen de portefeuillehouders Economische Zaken, Sociale Zaken en Onderwijszaken op nationaal, regionaal, maar ook lokaal niveau wordt verbeterd. Hierop komen we bij de noodzakelijke randvoorwaarden terug.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 43


Bevordering langetermijnoriëntatie platforms De verknoping van het arbeidsmarktbeleid van de platforms met het regionale, lokale economisch en ook onderwijsbeleid biedt tevens de mogelijkheid om de tijdshorizon van de platforms te verlengen. Een aantal platformpartijen signaleert dat een lange termijn visie bij de platforms ontbreekt, terwijl een dergelijk perspectief wel noodzakelijk is. Zeker ook om te kunnen anticiperen op conjuncturele omslagen, zoals de recente conjunctuurverandering. De idee is dat een sterkere afstemming van het arbeidsmarktbeleid met het economisch en onderwijsbeleid de langetermijnoriëntatie van de platforms zal bevorderen.

Sterkere deelname onderwijsveld in platforms Een ander voorstel tot verbreding van het platform betreft de plaats die het onderwijsveld binnen de platforms inneemt. Deze is over het algemeen zeer beperkt; veelal nemen onderwijsinstellingen geen deel in het platform. Verschillende partijen pleiten voor sterkere deelname van onderwijsorganisaties. Zo ontstaat meer zicht en grip op de positie van schoolverlaters en vroegtijdige schoolverlaters (drop-outs) op de arbeidsmarkt.

Bevordering olievlekwerking netwerk
Naast de bovengenoemde thematische verbreding, wordt ook menigmaal voorgesteld om het bereik van het platform te verbreden in het kader van haar netwerkfunctie. Het gaat daarbij uitdrukkelijk niet om uitbreiding van het aantal partijen dat in het platformbestuur deelneemt, maar om een olievlekwerking richting niet in het bestuur deelnemende partijen. Daarbij denken de gesprekspartners aan branche-organisaties en individuele werkgevers die niet bij deze brancheorganisaties zijn aangesloten. Maar ook de bevordering van cliëntenparticipatie wordt in deze context genoemd.

Deze aanbeveling sluit aan bij de gesignaleerde knelpunten van het ontbreken van een regionale status of autoriteit van het platform en te intern gerichte communicatie. Kreten als `de boer op', `een roadshow' en `ideeën uitventen' worden in relatie tot deze aanbeveling geroepen. De idee is dat voor het optreden van de olievlekwerking concrete projecten of activiteiten nodig zijn; zij werken als katalysator voor de netwerkfunctie. Het gaat erom dat het platform extern zichtbaar is en dat andere partijen interesse hebben om samen met het platform acties te ondernemen. Belangrijk is dan eveneens dat het netwerk een structureel karakter heeft.

Ondernemen van concrete acties
Tenslotte merken veel gesprekspartners op dat de platforms op korte termijn over moeten gaan tot concrete acties. Pas dan wordt duidelijk of de verwachte meerwaarde wordt gerealiseerd. De komende maanden is het van belang om via concrete activiteiten zichtbare successen te behalen, zodat het commitment en mogelijk de investeringsbereidheid van de deelnemende partijen een impuls krijgt. De concrete successen bieden tevens aanknopingspunten om het vrijblijvende karakter van de deelname van de platformpartijen aan te passen. Deze vrijblijvendheid wordt door veel platformpartijen als belangrijk knelpunt ervaren. Vermindering van de vrijblijvendheid zal de daadkracht van de platforms verder bevorderen is de mening van verschillende partijen.


44 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid



4.3Noodzakelijke randvoorwaarden


We hebben de gesprekspartners gevraagd welke randvoorwaarden zij noodzakelijk achten voor het zelfstandig functioneren van het platform. Hun antwoorden kunnen als volgt gerubriceerd worden samengevat.

Voldoende richtinggevend wettelijk institutioneel kader (SUWI) Veel gesprekspartners zijn van mening dat het Ministerie van SZW onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat ze van de RPA's verwacht en wat ze met de introductie van de platforms beoogt. Velen pleiten voor een nadere invulling van het nationale, wettelijke kader waarbinnen de platforms dienen te opereren. Zij verzoeken om een visie op de doelstellingen van de platforms, een indicatie van de verwachte oriëntatie van de platforms en richtlijnen voor de mogelijke strategie en aanpak. Meetbaarheid van de doelstellingen vindt men daarbij essentieel. Hoewel een enkel RPA op ad hoc basis activiteiten monitort, is geen sprake van structurele monitoring en evaluatieactiviteiten bij het merendeel van de RPA's. Dit wordt, volgens de RPA-deelnemers mede veroorzaakt door gebrek aan van tevoren vastgestelde, eenduidige criteria. Al met al achten de platformparticipanten een nadere uitwerking van het nationale kader bijzonder wenselijk. Een gesignaleerde mogelijkheid is dat de RWI deze kaderscheppende rol op zich neemt.

In het verlengde van het bovenstaande, bestaat er bij de platformpartijen behoefte aan verheldering en aanpassing van de bestuurlijke bevoegdheden van de RPA's. Een concrete suggestie is bijvoorbeeld het introduceren van adviesrecht voor de platforms richting gemeenten en UWV. Sommige partijen ervaren het ontbreken van een uitvoeringsorganisatie binnen het RPA als gemis, hoewel de meningen hierover sterk uiteenlopen. In ieder geval lopen bij sommige platforms initiatieven tot concrete projecten en Europese subsidieaanvragen spaak door het ontbreken van een juridische entiteit voor het platform.

Vanuit de platforms bestaat in zekere mate een behoefte aan een nationale terugkoppelingsstructuur richting bijvoorbeeld het Ministerie van SZW en de RWI. In de ogen van de gesprekspartners ontbreekt een dergelijke structuur momenteel. Daarnaast is er ook behoefte aan meer afstemming tussen de RPA's onderling, waarbij de uitwisseling van informatie over goede praktijkvoorbeelden expliciet wordt genoemd. Aangezien het LORPA eerder mede vanuit deze behoefte is ontstaan, kan deze verbeteringssuggestie worden opgevat als een pleidooi voor uitbreiding of intensivering van de activiteiten van het LORPA.

Sterkere afstemming economisch, sociaal en onderwijsbeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau
Zoals is aangegeven is aan de aanbeveling om het arbeidsmarktbeleid (sterker) te verknopen met het economisch en onderwijsbeleid in de regio, een belangrijke randvoorwaarde verbonden. De voorwaarde komt op haar beurt voort uit de constatering dat de huidige mate van afstemming tussen het economisch, sociaal en onderwijsbeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau het functioneren van de platforms belemmert. Randvoorwaarde voor de platforms om hun arbeidsmarktbeleid in een bredere context te kunnen plaatsen en uit te voeren is dat op alle drie de niveaus een meer integrale en samenhangende aanpak wordt ontwikkeld. Of in andere woorden: dat er een duidelijkere brug wordt geslagen tussen de verschillende portefeuilles. Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 45


Minder belemmerende wet- en regelgeving op terrein van sociale zekerheid Een andere randvoorwaarde die door de RPA-partijen veelvuldig wordt genoemd betreft de wet- en regelgeving omtrent werk en inkomen. Regelmatig wordt aangegeven dat deze wet- en regelgeving onoverkomelijke belemmeringen opwerpt waar platforms bij de financiering en uitvoering van activiteiten tegenaan lopen (bv de inzet van WW-uitkeringsgelden voor reïntegratie-activiteiten). Inventarisatie en daarna vermindering van deze belemmeringen is wenselijk. Ook het opheffen van een aantal beleidsmatige onzekerheden door de nationale overheid wordt door de platforms genoemd. Met name bij gemeenten bestaan veel onduidelijkheden over de aankomende wijzigingen in de voor hun relevante wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de introductie van het FWI en de invoering van de nieuwe bijstandswet). Hierdoor zijn zij momenteel minder bereid om bepaalde investeringen voor de platforms op zich te nemen.

Adequate competenties individuele platformleden Gezien de gesignaleerde knelpunten wordt vanuit de platforms ook regelmatig opgemerkt dat gemeenten vanuit nationaal niveau meer hulp dienen te krijgen om hun regievoerende competenties verder te ontwikkelen3. Deze aanbeveling is mede gerelateerd aan de constatering van veel platformleden dat de voorzitter van het platform een cruciale invloed heeft op het functioneren van het platform. Deze rol wordt veelal vervuld door een gemeente. Daarnaast gaan er ook verschillende stemmen op om de samenwerking tussen gemeenten onderling en UWV te stimuleren. De suggestie is gedaan dat gemeenten hun inkoopactiviteiten op de reïntegratiemarkt bundelen door gezamenlijk in te kopen. Diverse platformdeelnemers stellen dat deze organisaties geen traditie hebben op het terrein van netwerken en dat zij gebaat zouden zijn bij begeleiding op dit punt.

Voldoende financiële armslag
Tenslotte wijzen vrijwel alle gesprekspartners op de noodzaak tot voldoende financiële armslag voor het platform. Voor het opstarten van projecten op het terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid is risicodragend kapitaal nodig, en dat is op regionaal niveau nauwelijks beschikbaar. In het volgende hoofdstuk gaan wij nader in op de visies van de platformpartijen op de financiering van de RPA's.


4.4Conclusie
Het centrale thema in de suggesties die platformdeelnemers aandragen ter verbetering van het functioneren van de RPA's, is de verbreding van het werkterrein van de RPA's. Het betreft dan in eerste instantie een thematische verbreding door de regionale vervlechting van het arbeidsmarktbeleid met het economisch en onderwijsbeleid. Deze suggestie is gebaseerd op het breed gedragen besef dat oplossingen voor arbeidsmarktproblematiek op het snijvlak liggen met het economisch en onderwijsbeleid. Afstemming met deze aanpalende beleidsvelden vergroot volgens de gesprekpartners de effectiviteit van het gevoerde arbeidsmarktbeleid en bevordert tevens een lange-termijn-oriëntatie van de RPA's. De behoefte tot thematische verbreding van de RPA's weerspiegelt zich ook in de suggestie om de deelname van onderwijsorganisaties in de RPA's te vergroten.


3 Daarbij kan worden gedacht aan stimulering van het vermogen om bij de regievoering de eigen organisatorische context en belangen te ontstijgen.

46 Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid


Veel RPA-deelnemers zijn van mening dat de toegevoegde waarde van de platforms zichtbaar wordt wanneer op korte termijn concrete activiteiten worden ondernomen. Bovendien verwachten veel deelnemers dat concrete projecten of activiteiten ook een katalyserende werking hebben voor de verdere ontwikkeling van het netwerk dat het RPA hen biedt doordat disseminatie van kennis en ervaring optreedt in de richting van arbeidsmarktactoren die niet in het RPA deelnemen. Het is overigens uitdrukkelijk niet de bedoeling van de platformleden dat deze actoren alsnog toetreden tot de RPA's. De weerzin tegen `Poolse landdagen' is groot.

De mogelijkheid tot verknoping van het arbeidsmarktbeleid met het regionale economische en onderwijsbeleid door het RPA vereist evenwel een nauwere afstemming tussen het sociale, economische en onderwijsbeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Dit is een essentiële randvoorwaarde. Maar ook een nadere invulling van het wettelijk kader waarbinnen de RPA's opereren wordt veelvuldig genoemd. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een eerste prioritering van beleidsterreinen en -doelen. Tenslotte behoeft de verdere ontwikkeling van de competenties van individuele platformleden op de terreinen waarvoor zij sinds de SUWI-hervorming verantwoordelijk zijn aandacht.

Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 47





5Financiering





5.1Huidige financiering
De Tijdelijke Stimuleringsregeling
Binnen de huidige financiering van de RPA's staat de Tijdelijke Stimuleringsregeling Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid centraal. Deze regeling is in 2001 door het toenmalige kabinet ingesteld om de totstandkoming van de platforms te bevorderen. De subsidie voorziet in een tegemoetkoming van kosten die gemoeid zijn met de totstandkoming van de regionale platforms. In de Toelichting bij de Tijdelijke Stimuleringsregeling staat vermeld dat het niet de bedoeling is dat de subsidie wordt ingezet voor projecten die het platform initieert.

De subsidie heeft een lump sum karakter en is niet gekoppeld aan werkelijke of begrote kosten. Voor de verdeling van de middelen is jaarlijks een verdeelsleutel van 1,27 per hoofd van de beroepsbevolking gehanteerd. Het is steeds de bedoeling geweest dat de regeling per 31 december 2003 afloopt. Eind 2002 hebben de VNG en de RWI echter om een verlenging van de Stimuleringsregeling gevraagd.

Gebruik van de Stimuleringsregeling
Uit de enquête onder de secretariaten van de RPA's blijkt dat alle 27 RPA's in 2001 en 2002 gebruik hebben gemaakt Stimuleringsregeling. Voor 2003 hebben alle RPA's subsidie aangevraagd en ontvangen.

Besteding van het geld uit de Stimuleringsregeling In tabel 5.1 is weergegeven waar de RPA's de subsidie uit de Stimuleringsregeling aan hebben besteed. Voor 2003 is de voorgenomen besteding weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de subsidie in alle jaren breed wordt ingezet voor een groot aantal doeleinden. Vrijwel alle RPA's gebruiken de subsidie voor de communicatie vanuit het RPA, het inhuren van de secretaris of projectleider van het RPA en het organiseren van themabijeenkomsten. Ook de huisvesting van het secretariaat van het RPA, het opstellen van een werkplan of een strategisch plan en het (laten) uitvoeren en coördineren van arbeidsmarktonderzoek wordt bij een groot aantal RPA's gefinancierd vanuit de Stimuleringsregeling.

In 2003 komen daar de financiering van de activiteiten van het LORPA (het landelijk overlegorgaan van de RPA's), de monitoring van de resultaten van het platform en het opzetten van een database van projecten bij. Daar waar in 2001 en 2002 bij veel RPA's een deel van de ontvangen subsidie aan de reserves is toegevoegd, zal dat waarschijnlijk in 2003 in veel beperktere mate het geval zijn. Met name in 2001 was een groot deel van de RPA's nog dermate in een opstartfase dat de volledige subsidie niet is gebruikt. Een deel van de beschikbare fondsen is doorgeschoven naar volgende jaren. Een aantal RPA's geeft in de interviews aan dat de reserves kunnen worden gebruikt om in de toekomst Het functioneren van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid 49


activiteiten van het RPA mee te kunnen financieren. In het geval dat de Stimuleringsregeling wegvalt zullen de RPA's die een dergelijke reserve hebben opgebouwd deze kunnen gebruiken om nog één tot twee jaar zonder alternatieve financiering te blijven bestaan.

Meer dan de helft van de RPA's geeft aan dat zij in 2002 en 2003 een deel van de subsidie hebben gebruikt cq. willen gaan gebruiken voor de financiering van arbeidsmarktprojecten. Dat is opvallend aangezien de regeling bedoeld is om de RPA's tegemoet te komen in de kosten die kunnen worden aangemerkt als overhead of voorwaardenscheppend. Voor de financiering van arbeidsmarktprojecten dient gebruik gemaakt te worden van de eigen budgetten van de deelnemers4.

Tabel 5.1 Doeleinden waarvoor de subsidie uit de Stimuleringsregeling is ingezet