Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk SV/A&L/03/35259

Onderwerp Datum vormgeving branchegewijze premiedifferentiatie 13 mei 2003 WAO voor kleine bedrijven

Met deze brief informeer ik u, in vervolg op het algemeen overleg van 29 oktober 2002, over mijn voornemens tot invoering van branchegewijze premiedifferentiatie in de WAO voor kleine bedrijven.

Voorgeschiedenis
In het Strategisch Akkoord van 3 juli 2002 van het thans demissionaire kabinet (Kamerstukken II 2001/02, 28 375, nr. 5) is met het oog op de wet Premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidverzekeringen (Pemba) de volgende passage opgenomen: "De Pemba wordt per 1-1-2003 afgeschaft voor MKB bedrijven die minder dan 25 werknemers in dienst hebben. Wel wordt voor hen een differentiatie van de WAO-premie op brancheniveau ingevoerd". Met het Besluit van 19 november 2002 tot wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO in verband met het afschaffen van de geïndividualiseerde opslag of korting voor kleine werkgevers (Stb. 585) is de feitelijke afschaffing van Pemba voor kleine bedrijven geregeld. Tevens is met het Besluit beperking eigenrisicodragen WAO van 19 november 2002 de mogelijkheid voor kleine bedrijven om eigenrisicodrager te worden, behoudens lopende gevallen, afgesloten. Met de Kamer is in het algemeen overleg van 29 oktober 2002 hierover overlegd en tevens gesproken over de invoering van branchegewijze premiedifferentiatie voor kleine bedrijven alsmede de eenmalige mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden. Aan de Kamer is toegezegd om per 1 januari 2004 een systeem van branchegewijze premiedifferentiatie voor kleine bedrijven in te voeren en kleine bedrijven eenmalig de mogelijkheid te bieden eigenrisicodrager te worden (brieven van 7 en 28 november 2002).

Vormgeving branchegewijze premiedifferentiatie en eigenrisicodragen Thans kan ik u informeren over de vormgeving van branchegewijze premiedifferentiatie en eigenrisicodragen, zoals deze mij voor ogen staat. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de inhoud en de te volgen procedure.




---

Wat betreft de inhoud gaat het om twee onderdelen.
1. De branchegewijze premiedifferentiatie krijgt vorm door kleine bedrijven per branche te totaliseren wat betreft de loonsom en de eerste vijfjaarslasten van WAO-uitkeringen, en vervolgens de branche in zijn totaliteit voor Pemba te beschouwen als één bedrijf. Deze methodiek is in technische zin vergelijkbaar met de Pemba-systematiek voor individuele bedrijven, zij het dat de methodiek hier wordt toegepast op branches in plaats van individuele bedrijven. Kleine bedrijven worden `gepooled' en samen als één bedrijf beschouwd. Dit betekent dat een branche met een relatief hoog arbeidsongeschiktheidsrisico een opslag en een branche met een relatief laag risico een korting krijgt op het uniforme rekenpercentage dat voor alle bedrijven (groot en klein) geldt. De branche die erin slaagt om via gerichte branche- inspanningen op het vlak van preventie en reïntegratie het risico omlaag te brengen, ziet de resultaten daarvan vertaald in een lagere branchepremie. Op deze systematiek moet één correctie worden toegepast. Vastgesteld is namelijk dat het kan voorkomen dat kleine bedrijven in een branche samen minder dan 25 maal de gemiddelde loonsom verlonen. Dit is thans voor één sector het geval. In dat geval wordt voor die bedrijven het uniforme rekenpercentage gehanteerd.

2. De mogelijkheid tot eigenrisicodragen zal eenmalig worden opengesteld voor individuele kleine bedrijven. Randvoorwaarde is wel dat deze mogelijkheid zodanig wordt ingericht dat kleine bedrijven een gedegen financiële afweging tussen de lasten bij publieke verzekering en de eigenrisicodragerslasten kunnen maken.

Wat betreft de procedure is het volgende van belang. De genoemde wijzigingen kunnen, net zoals dat het geval was bij de feitelijke afschaffing van Pemba en de beperking van het eigenrisicodragen, worden gerealiseerd door wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO resp. het Besluit beperking eigenrisicodragen. Voor de inhoudelijke regeling van beide onderdelen is derhalve geen wetswijziging vereist. Dit betekent tevens dat branchegewijze premiedifferentiatie per 1 januari 2004 kan worden ingevoerd. Wat betreft de eenmalige mogelijkheid eigenrisicodrager te worden levert invoering per 1 januari 2004 complicaties op, omdat niet voldaan kan worden aan de gestelde randvoorwaarde dat kleine bedrijven vooraf een gedegen afweging moeten hebben kunnen maken. Aangezien de branchepremies vrij laat bekend zullen zijn en aanvragen voor eigenrisicodragen 13 weken voor de beoogde invoering moeten worden ingediend is invoering van dit onderdeel per 1 januari 2004 niet reëel. Invoering van dit onderdeel per 1 juli 2004 ligt daarom meer voor de hand. Kleine bedrijven krijgen daardoor een reële mogelijkheid om een gedegen afweging te maken.

Zoals opgemerkt kunnen de inhoudelijke wijzigingen via een wijziging van de bestaande besluiten worden gerealiseerd. Daarnaast is een wetswijziging gewenst om de juridische grondslag van branchewijze premiedifferentiatie in artikel 78 van de WAO te expliciteren en te verduidelijken. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om een wetswijziging die de inhoudelijke regeling behelst, maar om verduidelijking van de juridische basis om een dergelijke inhoudelijke regeling te treffen. Bijkomend voordeel van deze wetswijziging is dat tegelijkertijd de wettelijke grondslag voor de feitelijke afschaffing van Pemba voor kleine bedrijven per 1-1-2003 kan worden verduidelijkt. Tegen de op deze afschaffing gebaseerde Pemba-premiebeschikkingen hebben immers ca. 36.000 bedrijven (vnl. pro forma) bezwaarschriften ingediend, met name met het argument dat de feitelijke




3
afschaffing van Pemba in 2003 onverbindend zou zijn. Hoewel er naar mijn oordeel geen aanleiding is om voorafgaand aan een rechterlijk eindoordeel over deze bezwaarschriften in te grijpen, maakt het voorgenomen wetgevingstraject het wel mogelijk om de feitelijke afschaffing van Pemba voor het premiejaar 2003 met terugwerkende kracht te verduidelijken, waardoor de juridische grondslag voor de afwijzing van de bezwaarschriften wordt versterkt. Die versterking is zowel beleidsmatig als ook bezien vanuit de afhandeling van de bezwaarschriften door de uitvoering, wenselijk.

Conclusie
Ter realisering van branchegewijze premiedifferentiatie per 1-1-2004 en openstelling van de mogelijkheid tot eigenrisicodragen per 1-7-2004, worden de volgende instrumenten ingezet:
1. wetswijziging gericht op art. 78 WAO in het algemeen en aanpassing (in de zin van verruiming) van de delegatiebepaling van art 78 lid 6 WAO in het bijzonder;
2. wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO, gericht op het regelen van de branchegewijze premiedifferentiatie;

3. wijziging van het Besluit beperking eigenrisicodragen, gericht op het eenmalig openstellen van de mogelijkheid tot eigenrisicodragen per 1-7-2004. De onder 2 en 3 genoemde besluiten kunnen in één besluit worden getroffen. Over de wijzigingen ­de wetswijziging en het besluit- heb ik inmiddels een uitvoeringstoets gevraagd aan het UWV en een toezichtbaarheidstoets aan het IWI.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)