European Commission
CJE/03/35 8 mei 2003
Arrest van het Hof in zaak C-438/00
Deutscher Handballbund e.V./Maros Kolpak
Het Hof legt het beginsel van non-discriminatie op grond van
nationaliteit in de Associatieovereenkomst Europese
Gemeenschappen-Slowakije uit op het gebied van de sport
De Associatieovereenkomst EG-Slowakije verzet zich tegen de toepassing van regels van een sportfederatie volgens welke Slowaakse spelers slechts in beperkte mate mogen deelnemen aan kampioenschaps- en bekerwedstrijden van de Bundesliga en de Regionalliga's.
Kolpak, Slowaaks onderdaan, speelt sinds maart 1997 als keeper bij de
tweede divisie handbalclub TSV Östringen e.V. Handball. Hij heeft een
arbeidsovereenkomst gesloten, woont in Duitsland en beschikt over een
geldige verblijfsvergunning.
De Deutsche Handballbund e.V. (Duitse nationale handbalfederatie), die
kampioenschappen en bekerwedstrijden op federaal niveau organiseert,
heeft Kolpak een met een "A" gemerkte spelerskaart afgegeven op grond
van zijn nationaliteit van een derde land waarvan de onderdanen niet
de gelijke behandeling genieten die in het kader van het EG-Verdrag
of, in gelijke bewoordingen, in het kader van de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) is voorzien.
Volgens het door de Deutsche Handballbund vastgestelde federale
wedstrijdreglement mogen teams van de Bundesliga en de Regionalliga's
bij kampioenschaps- en bekerwedstrijden ten hoogste twee spelers
inzetten wier kaart met een "A" is gemerkt.
Kolpak heeft verzocht om afgifte van een spelerskaart waarop de voor
onderdanen van derde landen gebruikelijke vermelding niet voorkwam,
omdat hij krachtens het in de Associatieovereenkomst EG-Slowakije
opgenomen discriminatieverbod recht zou hebben op onbeperkte deelname
aan wedstrijden.
Het Oberlandesgericht Hamme, waaraan het geschil in tweede instantie
is voorgelegd, heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof
de prejudiciële vraag gesteld of het beginsel van non-discriminatie op
grond van nationaliteit in de Associatieovereenkomst EG-Slowakije,
volgens welk wettig op het grondgebied van een lidstaat tewerkgestelde
Slowaakse werknemers zijn gelijkgesteld met onderdanen van die
lidstaat wat betreft de arbeidsvoorwaarden, de beloning of het
ontslag, zich verzet tegen een door een sportfederatie vastgestelde
regel, volgens welke clubs bij bepaalde wedstrijden slechts een
beperkt aantal spelers mogen opstellen die afkomstig zijn uit derde
landen die niet tot de EER behoren.
Het Hof stelt op grond van zijn recente arrest Pokrzeptowicz-Meyer(1)
, dat de uitlegging van hetzelfde beginsel in het kader van de
Associatieovereenkomst Europese-Gemeenschappen- Polen betreft1,
allereerst vast dat de bepaling van de overeenkomst terzake van het
beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit
rechtstreekse werking heeft. Slowaakse onderdanen hebben dus het recht
zich er tegenover de nationale rechters van de lidstaat van ontvangst
op te beroepen.
Vervolgens herinnert het Hof eraan dat volgens het arrest Bosman(2)
het discriminatieverbod in het kader van de bepalingen van het
EG-Verdrag terzake van het vrije verkeer van werknemers niet alleen
van toepassing is op het overheidsoptreden maar ook op door
sportverenigingen vastgestelde regels betreffende de voorwaarden
waaronder beroepssporters een activiteit in loondienst kunnen
verrichten. In dit verband stelt het, nog steeds op grond van het
arrest Pokrzeptowicz-Meyer vast dat, hoewel de betrokken bepaling van
de overeenkomst geen beginsel van vrij verkeer van Slowaakse
werknemers formuleert, het non-discriminatiebeginsel van de
overeenkomst ook van toepassing is op een door een sportfederatie als
de Deutsche Handballbund vastgestelde regel.
Het Hof omschrijft tot slot de draagwijdte van het
non-discriminatiebeginsel en herinnert eraan dat het verbod van elke
discriminatie op grond van nationaliteit alleen geldt voor Slowaakse
werknemers die reeds wettig op het grondgebied van een lidstaat zijn
tewerkgesteld, en enkel wat de arbeidsvoorwaarden, de beloning of het
ontslag betreft. Het strekt zich niet uit tot nationale regels met
betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkt.
In dit verband stelt het Hof vast dat Kolpak wettig is tewerkgesteld
op grond van een arbeidsovereenkomst, dat hij een geldige
verblijfsvergunning heeft en dat hij volgens de nationale wetgeving
geen arbeidsvergunning nodig heeft om zijn beroep uit te oefenen. Het
herinnert eraan dat een regel die het aantal spelers beperkt die aan
bepaalde wedstrijden kunnen deelnemen, volgens het arrest Bosman geen
betrekking heeft op de indienstneming van beroepsspelers, waarvoor
geen beperkingen gelden, maar op de mogelijkheid voor hun clubs om hen
voor een officiële wedstrijd op te stellen, en dat deze wedstrijden de
essentie van de activiteit van deze spelers vormen. Een dergelijke
regel is bovendien discriminatoir en kan niet worden gerechtvaardigd
op sportieve gronden in verband met de opleiding van jonge spelers die
onderdanen van de betrokken lidstaat zijn.
Het Hof concludeert dat een regel als die van de Deutsche Handballbund
betrekking heeft op de arbeidsvoorwaarden en dat het feit dat
Slowaakse spelers, in vergelijking met spelers die onderdaan zijn van
de lidstaten van de EER, slechts in beperkte mate mogen deelnemen aan
bepaalde wedstrijden, een door de Associatieovereenkomst verboden
discriminatie met zich brengt.
Een dergelijke discriminatie kan niet worden gerechtvaardigd door
sportieve overwegingen (dit zou echter wel zo kunnen zijn in geval van
wedstrijden tussen nationale teams waarbij buitenlandse spelers op
louter sportieve gronden worden uitgesloten).
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Dit stuk is beschikbaar in het Deens, Duits, Engels, Frans, Italiaans,
Nederlands en Spaans.
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://www.curia.eu.int/
heden vanaf ongeveer 15.00 uur
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel. (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656
Beelden van de uitspraak zijn beschikbaar op "Europe by Satellite"
Europese Commissie, Dienst Pers en Communicatie, L - 2920 Luxemburg,
tel: (352) 43 01 35177, fax (352) 4301 35249,
of B-1049 Brussel, tel. (32) 2 2964106, fax (32) 2 2965956 of (32) 2
2301280
(1)
Arrest van 29 januari 2002, Pokrzeptowicz-Meyer (C-162/00)
(2)
Arrest van 15 december 1995, Bosman (C-415/93)