Ministerie van Financiën

Vraag 1

Wat zijn inhoudelijke overwegingen om in de Voorlopige Rekening voortaan af te zien van de gegevens over de voorlopige realisatie van de inkomsten in het voorbije jaar?

Antwoord

De voorlopige realisaties van de inkomsten zijn in de Voorlopige Rekening vermeld op pagina 4 tabel 3.

Ontwikkeling voor de overheidsinkomsten 2002 (in miljarden euro's) conform EMU-definitie

Miljoenen Najaars- Voorlopige Mutatie VR Mutatie VR

Nota 2003 nota Rekening tov NJN tov VU

Belastingen 108,3 107,5 105,1 -2,4 -3,2

Premies 60,5 60,7 61,2 0,5 0,7

Gasbaten 2,4 2,4 2,3 0,0 0,0

Totaal 171,1 170,5 168,6 -1,9 -2,5

* Premieopbrengst betreft een raming o.b.v. voorlopige inzichten

In de inleiding van de Voorlopige Rekening is gemeld dat een uitgebreide analyse van de inkomstenontwikkeling in het Financieel Jaarverslag van het Rijk zal worden opgenomen. De reden is, dat voor een uitgebreide analyse van de ontvangsten op EMU-basis ten tijde van de Voorlopige Rekening nog niet alle informatie beschikbaar is (zie ook antwoord op vraag 2). In de beantwoording van de vragen over de Voorjaarsnota is aangegeven dat met ingang van een nieuwe kabinetsperiode voor de transparantie en consistentie zou worden overgestapt op een verantwoording van inkomsten op EMU-basis (Handelingen Tweede Kamer, kamerstuk 28295 nr 2, p 14).

Vraag 2

Welke informatie over de rijksinkomsten is in mei wel beschikbaar en ten tijde van de Voorlopige Rekening nog niet.

Antwoord

De kasopbrengsten 2002 van de belastingontvangsten over het kalenderjaar 2002 is bij de Voorlopige Rekening volledig bekend. Enkele dagen vóór het afsluiten van de Voorlopige Rekening zijn ook de kasopbrengsten over de maand januari beschikbaar. Deze informatie is nodig voor het vaststellen van de belastingontvangsten op EMU-basis. Op dat moment kan echter nog geen definitief oordeel gegeven worden of afwijkingen van de belastingopbrengsten ten opzichte van de geraamde ontvangsten worden veroorzaakt door structurele, incidentele of tijdelijke factoren. In mei is daar wel duidelijkheid over op basis van uitkomsten van nadere analyses en op basis van maandrealisaties over februari en maart, uitgesplitst naar transactiejaren waarop de belastingopbrengsten betrekking hebben.

De informatie over de premieopbrengsten in de Voorlopige Rekening betreft een raming op basis van voorlopige inzichten. In mei is op basis van de jaarverslagen van de fondsen nieuwe informatie over realisaties beschikbaar.

Vraag 3

Waarom is zelfs afgezien van een overzicht (zonder nadere analyse) van voorlopige realisatiestanden per belastingsoort? Kan een dergelijk totaaloverzicht voor het jaar 2002 alsnog worden gegeven.

Antwoord

Een nadere verbijzondering van de realisaties van de belastingopbrengst naar belastingsoort, zonder nadere analyse, had in de Voorlopige Rekening al gegeven kunnen worden. In de Voorlopige Rekening 2003 zal dit worden gedaan. De analyse van de uitkomst wordt opgenomen in het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Belastingopbrengst 2002 (in miljarden euro) conform EMU definitie

Miljoenen-Najaars-Voorlopige mutatie mutatie

VR tov Nota 2003 nota Rekening NJNVR tov MN

Kostprijsverhogende belastingen 57,6 56,6 55,8 -0,8 -1,8

Invoerrechten 1,4 1,4 1,4 0,0 0,0

Omzetbelasting 34,4 33,6 33,5 -0,1 -0,8

Belasting op personenauto's en motorrijwielen 2,9 2,9 2,7 -0,2 -0,2

Accijnzen 8,6 8,6 8,5 -0,1 -0,1

Belastingen van rechtsverkeer 4,6 4,6 4,5 -0,1 -0,2

Motorrijtuigenbelasting 2,0 2,0 2,0 0,0 0,0

Belastingen op een milieugrondslag 3,4 3,3 2,9 -0,4 -0,5

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten 0,2 0,2 0,2 0,0 0,0

Belasting op zware motorrijtuigen 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0

Belastingen op inkomen, winst en vermogen 50,6 50,6 49,1 -1,5 -1,5

Inkomstenbelasting -0,4 -0,4 -0,1 0,3 0,3

Loonbelasting 28,3 28,3 28,4 0,1 0,1

Dividendbelasting 3,8 3,8 3,5 -0,4 -0,4

Kansspelbelasting 0,2 0,2 0,2 0,0 0,0

Vennootschapsbelasting 16,9 16,9 15,4 -1,5 -1,5

Vermogensbelasting 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Successierechten 1,9 1,9 1,7 -0,2 -0,2

Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0

Totaal belastingen op kasbasis 108,2 107,3 105,0 -2,3 -3,3

KTV 0,0 0,2 0,1 -0,1 0,1

Totaal belastingen conform EMU definitie 108,3 107,5 105,1 -2,4 -3,2

Vraag 4

Waarom werd op p 5 van de Najaarsnota 2002 nog gesteld dat de Kamer in de Voorlopige Rekening zou worden geïnformeerd over het structurele karakter van de ramingsbijstellingen in de belastinginkomsten? Kan het structurele karakter alsnog worden gegeven.

Antwoord

Het oordeel of sprake is van structurele, incidentele of tijdelijke afwijkingen in de belastingrealisaties is van belang voor het opstellen van de raming van 2003 ten behoeve van de Voorjaarsnota en de analyse van 2002 in het Financieel Jaarverslag. Bij de opstelling van de Voorlopige Rekening is nog niet alle informatie beschikbaar waarop het uiteindelijke oordeel kan worden gebaseerd. In de Najaarsnota was hiermee nog geen rekening gehouden. De nadere analyse van de belastingontvangsten wordt opgenomen in de Financiële Jaarrekening.

Vraag 5

Hoe wordt voorkomen dat er straks in mei doublures ontstaan tussen het jaarverslag van de begroting van hoofdstuk IX-b en het Financieel Jaarverslag van het Rijk waar het de informatievoorziening aan de Kamer betreft inzake de gerealiseerde belastinginkomsten.

Antwoord

In het jaarverslag van de begroting van hoofdstuk IX-b worden de realisaties van de belastingontvangsten gepresenteerd en vergeleken met de begroting IX-b. De afwijkingen worden kort toegelicht en voor een verdere analyse wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Vraag 6

Welke extra informatie biedt de toegezegde uitgebreide analyse van de inkomstenontwikkeling in het Financieel Jaarverslag Rijk 2002 ten opzichte van de informatie die op dit punt tot op heden ook al in de slotwet en verantwoording van hoofdstuk IXB zijn opgenomen.

Antwoord

De informatie die tot op heden in de slotwet en de verantwoording van hoofdstuk IX-b was opgenomen had een grote overlap met de uitgebreide analyse die tot dan toe was opgenomen in de Voorlopige Rekening. De uitgebreide analyse is met ingang van dit jaar verschoven van de Voorlopige Rekening naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk (voor de reden en inhoud extra informatie zie antwoorden op vraag 1 en 5). De informatie in de verantwoording van hoofdstuk IX-b is afgestemd met de informatie in het Financieel Jaarverslag van het Rijk om doublures te voorkomen.

Vraag 7

Waarom is het gebruikelijke overzicht van maximale en gerealiseerde eindejaarsmarges niet in de Voorlopige Rekening opgenomen? Komt dat in de toekomst weer standaard terug in de Voorlopige Rekening?

Antwoord

De werkelijk gerealiseerde eindejaarsmarges worden bij slotwet op basis van de definitieve realisaties vastgesteld. De verwerking van de eindejaarsmarge - en de autorisatie ervan door de Tweede Kamer - vindt plaats bij de Voorjaarsnota.

Vraag 8

Kan per departement een overzicht worden gegeven van (1) de in 2002 per saldo gerealiseerde over- of onderschrijding van de begroting, (2) de maximale eindejaarsmarge en (3) de eindejaarsmarge die op basis van de stand Voorlopige Rekening ten gunste of ten laste zou komen van de begroting 2003?

Vraag 9

Kan in het overzicht van de voorlopig gerealiseerde eindejaarsmarges ook per departement worden aangegeven welk deel van de eindejaarsmarge in 2003 nodig zal zijn om verplichtingen uit 2002 alsnog te voldoen en welk deel van de eindejaarsmarge derhalve nog verplicht is?

Vraag 20

Wat is de totale omvang van de vertragingen van projecten en declaraties waarover op pagina 2 wordt gesproken? Komt dit bedrag alsnog geheel ten laste van de begroting 2003? Kunnen alle vertragingen ook binnen de eindejaarsmarges van de begrotingen worden opgevangen? Zo nee, voor welke begrotingen geldt dat en welk bedrag uit 2002 komt buiten de eindejaarsmarge om rechtsreeks ten laste van de begroting 2003?

Antwoord

In onderstaande tabel wordt de totale (stand Voorlopige Rekening) gerealiseerde over- of onderschrijding in 2002 per departement weergegeven, evenals de maximale eindejaarsmarge.

Het saldo van over- en onderschrijdingen op de departementale begrotingen tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening bedroeg circa ¤ -0,5 miljard. Deze onderuitputting is een indicator voor de omvang van vertragingen van projecten en declaraties.

Voor de wijze waarop de eindejaarsmarge zal worden ingezet in 2003 verwijs ik u naar de Voorjaarsnota.

Onderuitputting 2002 stand Voorlopige Rekening

- = onderuitputting

Onderuitputting Maximale 2002 eindejaarsmarge

1Huis der Koningin -0,129 -

2Hoge colleges van Staat -15,081 1,649

3Algemene Zaken -1,425 0,389

4Koninkrijksrelaties -38,063 9,076

6Justitie -64,867 47,718

7BZK (incl arbeidsvoorwaarden) -92,583 67,751

8OCW -70,125 212,500

9A/BNationale schuld en Financiën -14,431 27,692

10Defensie -29,340 136,134

11VROM 58,333 30,641

12V&W 1,648 22,198

13EZ 1,895 15,589

14LNV 20,538 20,013

15SZW R -22,974 3,056

SZA bg gefinancierd -205,000 139,991

16VWS R -40,044 27,345

50gemeentefonds -2,900 100%

55Infrafonds -87,385 100%

HGIS -258,635 181,512

Totaal -860,568 943,254

Vraag 9

Kan in het overzicht van de voorlopig gerealiseerde eindejaarsmarges ook per departement worden aangegeven welk deel van de eindejaarsmarge in 2003 nodig zal zijn om verplichtingen uit 2002 alsnog te voldoen en welk deel van de eindejaarsmarge derhalve nog verplicht is?

Antwoord

Zie vraag 8

Vraag 10

Wordt de Kamer in het Financieel Jaarverslag van het Rijk nog afzonderlijk geïnformeerd over de mutaties die hebben plaatsgevonden na de Najaarsnota en die tot vorig jaar in de verticale toelichting van de Voorlopige Rekening stonden?

Vraag 11

Kan voortaan in de Voorlopige Rekening een overzicht opgenomen worden waarin de belangrijkste begrotingsmutaties (die voorheen in de verticale toelichting zaten) worden opgesomd en toegelicht?

Vraag 13

Kan voor 2002 een overzicht per begroting worden gegeven van alle mutaties groter dan 5 miljoen die sinds de Najaarsnota nog hebben plaatsgevonden?

Antwoord

De Voorlopige Rekening geeft een eerste en voorlopig inzicht in de realisatie van de inkomsten en uitgaven. Het Financieel Jaarverslag van het Rijk en de departementale slotwetten geven inzicht in de definitieve realisaties. Voor de introductie van het FJR was de VR de plek om inzicht te geven in de mutaties sinds Najaarsnota. Nu het FJR in het voorjaar verschijnt is dit het meest logische document om de Kamer te informeren over de definitieve realisaties sinds Najaarsnota. De slotwetten informeren de Kamer tevens over alle mutaties sinds Najaarsnota. Dit jaar is de verticale toelichting dan ook niet meer afzonderlijk in de Voorlopige Rekening opgenomen.

Vraag 11

Kan voortaan in de Voorlopige Rekening een overzicht opgenomen worden waarin de belangrijkste begrotingsmutaties (die voorheen in de verticale toelichting zaten) worden opgesomd en toegelicht?

Antwoord

Zie vraag 10.

Vraag 12

Zijn er beleidsmatige mutaties geweest sinds het verschijnen van de Najaarsnota? Zo ja, welke?

Antwoord

Na Najaarsnota hebben geen (majeure) beleidsmatige mutaties plaatsgevonden. Indien dit wel het geval was, zou het betreffende departement de Tweede Kamer hierover separaat geïnformeerd hebben.

Vraag 13

Kan voor 2002 een overzicht per begroting worden gegeven van alle mutaties groter dan 5 miljoen die sinds de Najaarsnota nog hebben plaatsgevonden?

Antwoord

Zie vraag 10.

Vraag 15

Kan alsnog een overzicht worden gegeven van de belangrijkste mutaties binnen het Budgettair Kader Zorg sinds de Najaarsbrief Zorg inclusief een toelichting?

Antwoord

Voor een toelichting op de bij Voorlopige Rekening gemelde mutaties zij verwezen naar de antwoorden op de vragen 21, 22 en 23. Het Jaarbeeld Zorg 2002, dat op de derde woensdag in mei verschijnt, presenteert een meer definitief beeld van de zorguitgaven in 2002. Daarin wordt uitgebreid ingegaan op de mutaties sinds de Najaarsbrief Zorg 2002.

Vraag 16

Geldt de bewering op pagina 3 van de Voorlopige Rekening, dat sinds 2001 in de Voorlopige Rekening meer informatie over de Zorg is verwerkt dan de jaren ervoor, ook voor de Voorlopige Rekening 2002?

Antwoord

Ja. In de Voorlopige Rekening 2002 is voor het eerst -zij het beperkt- informatie opgenomen over de premiegefinancierde uitgaven in de zorg.

Vraag 17

In hoeverre moet rekening gehouden worden gehouden met een verdere bijstelling van het EMU-saldo over 2002 vanwege het voorlopig karakter van realisatiescijfers, met name in de zorgsector? In welke orde van grootte zou het definitieve EMU-tekort over 2002 nog kunnen afwijken van de thans geraamde 1,1%?

Antwoord

In het Financieel Jaarverslag wordt een nadere actualisatie gegeven van het EMU-saldo 2002. Deze kan afwijken van het cijfer uit de Voorlopige Rekening omdat er op dat moment meer definitieve cijfers over de premiegefinancierde uitgaven beschikbaar zijn.

Vraag 18

Wat is de waarde van voorspellingen over de Nederlandse economie als er een groei van 2% wordt geraamd en er uiteindelijk slechts sprake is van een groei van ¼%.

Antwoord

De ramingen in de budgettaire nota's zijn gebaseerd op prognoses van het CPB van de economische ontwikkeling. De waarde van de ramingen wordt mede bepaald door de nauwkeurigheid van deze prognose. Vorig jaar heeft het CPB een onderzoek gepresenteerd naar de trefzekerheid van haar prognoses in de periode 1971-2001. Dit onderzoek is beschikbaar via de website van het CPB (CPB memorandum 53).

Vraag 19

Hoe verhoudt de ontwikkeling van het EMU-saldo en EMU-schuld in 2002 in Nederland zich tot de ontwikkeling in andere EU-landen? In hoeverre zijn de inzichten voor EMU-schuld en EMU-saldo ook voor 2003 en 2004 aangepast en wat wordt voor deze jaren thans geraamd?

Vraag 39

Hoe heeft de Nederlandse EMU-schuld zich in 2002 ontwikkeld ten opzichte van andere landen in het Eurogebied?

Antwoord

De meeste lidstaten van de Europese Unie zijn in 2002 geconfronteerd met een verslechtering van hun EMU-saldo onder invloed van de verslechtering van de conjuncturele situatie in Europa. Nederland neemt, net zoals in de afgelopen jaren, een middenpositie in: 6 landen hebben een slechter EMU-saldo en 8 landen hebben een beter EMU-saldo. Het EMU-saldo van Nederland is nog wel beter dan het gemiddelde van -1,9% van de Europese Unie. Het gemiddelde EMU-saldo wordt sterk negatief beïnvloed door de drie grote Europese landen Duitsland, Frankrijk en Italië. Het EMU-saldo van Frankrijk en Duitsland is in 2002 door de maximum drempelwaarde van het EMU-tekort van -3% gezakt. Het EMU-saldo van Portugal is verbeterd van 2001 op 2002 van -4,2% naar -2,7%. Er zijn nog vier landen met een overschot. Zweden, Denemarken, Luxemburg en Finland zijn in staat gebleken een positief EMU-saldo vast te houden. Het EMU-saldo van België is precies in evenwicht.

De voorlopige rekening betreft een uitvoeringsnota en gaat niet in op latere jaren. Cijfers voor EMU-saldo en schuld zullen voor het jaar 2003 gepresenteerd worden in Voorjaarsnota 2003

en cijfers voor 2004 in Miljoenennota 2004.

Grafiek: EMU-saldo van Nederland in Europees perspectief

Bron: persbericht Eurostat, 17 maart 2003

De gemiddelde EMU-schuldquote in de EU bedroeg 62,5% BBP in 2002. De Nederlandse schuldquote van 52,6% BBP ligt dus onder het gemiddelde en eveneens onder de referentiewaarde van 60% BBP. Luxemburg heeft met 5,7% BBP de kleinste schuldquote; drie landen (België, Griekenland en Italië) hebben een schuldquote van boven de 100%. Deze drie landen hebben, net zoals Duitsland en Oostenrijk, een EMU-schuldquote die hoger is dan de referentiewaarde van 60% BBP.

Grafiek: EMU-schuld van Nederland in Europees perspectief

Vraag 20

Wat is de totale omvang van de vertragingen van projecten en declaraties waarover op pagina 2 wordt gesproken? Komt dit bedrag alsnog geheel ten laste van de begroting 2003? Kunnen alle vertragingen ook binnen de eindejaarsmarges van de begrotingen worden opgevangen? Zo nee, voor welke begrotingen geldt dat en welk bedrag uit 2002 komt buiten de eindejaarsmarge om rechtsreeks ten laste van de begroting 2003?

Antwoord

Zie vraag 8

Vraag 21

Hoe groot zijn de tegenvallers in de GGZ en gehandicaptenzorg exact? Wat is de verklaring voor het optreden van deze tegenvallers? Waarom konden deze tegenvallers bij Najaarsnota nog niet worden voorzien?

Vraag 23

Wat is de omvang en de oorzaak van de tegenvallers bij de uitgaven in het kader van de ZFW? Wat verklaart de lastenstijging voor ziekenhuisverpleging en medisch specialistische hulp en waarom manifesteert die zich pas eind 2002?

Antwoord

De tegenvallers in de zorg die in de Voorlopige Rekening zijn opgenomen zijn gebaseerd op de decemberraming van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Hierin zijn ramingen gemaakt voor de uitkomsten van de uitgaven in Zfw en AWBZ op basis van realisatiecijfers over de eerste drie kwartalen. Bij het opstellen van de Najaarsnota is voor de zorguitgaven gebruik gemaakt van de oktoberraming van het CVZ, gebaseerd op realisaties in de eerste twee kwartalen (Zfw) resp. de eerste acht maanden (AWBZ) van 2002. Het CVZ heeft in zijn decemberraming de uitgavenraming aangepast o.a. bij de ziekenhuisverpleging (¤ 0,05 mld), medisch specialistische zorg (¤ 0,03 mld), de GGZ (¤ 0,03 mld) en de gehandicaptenzorg (¤ 0,05 mld). Voorlopige uitkomsten op basis van realisatiecijfers over heel 2002 per sector en met verklaring worden eerst in het Jaarbeeld Zorg 2002 op de derde woensdag in mei gepresenteerd. De realisatiecijfers over 2002 en CTG-informatie waaraan voor een belangrijk deel de verklaring ontleend wordt zijn namelijk pas in maart van dit jaar beschikbaar gekomen. Deze gegevens worden momenteel geanalyseerd.

Vraag 22

Hoe groot is de tegenvaller bij de eigen betalingen AWBZ exact en hoe is deze verdeeld over de diverse soorten van eigen betalingen die er binnen de AWBZ zijn? Wat is de verklaring van het feit dat pas na de Najaarsnota blijkt dat zich hier tegenvallers voordoen in 2002? Hoe groot zijn deze tegenvallers als percentage van de totale jaarinkomsten aan eigen bijdragen?

Antwoord

Bij het opstellen van budgettaire nota's werd de rapportage van de eigen betalingen AWBZ altijd gebaseerd op een statistiek van het Centraal Administratiekantoor (CAK) die inzicht biedt in de opbrengsten per sector. Het gaat daarbij om het bedrag aan eigen bijdragen dat de zorgkantoren en het CAK hebben opgelegd. De statistiek over het jaar t wordt in het voorjaar van t+1 gepubliceerd in het jaarverslag van het CAK.

Uit analyse van de decemberraming van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) bleek dat er in toenemende mate een verschil bestaat tussen het totaalbedrag aan bijdragen die volgens het CAK zijn opgelegd en het totaalbedrag aan geïnde eigen bijdragen volgens het CVZ. Uit informatie van het CVZ is duidelijk geworden dat de cijfers van het CAK over de bijdragen die door de zorgkantoren en het CAK zijn opgelegd, vermoedelijk vervuild zijn. De minister van VWS heeft het CVZ en het CTZ gevraagd het verschil te analyseren.

Vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek, heeft het kabinet het verstandig geacht de raming van de eigen betalingen in de ABWZ te baseren op CVZ-cijfers betreffende de geïnde eigen bijdragen. Dit betekende een bijstelling van de totale opbrengst van grofweg ¤ 150 mln in 2002 (-8%). Uit thans nog niet bekende cijfers over de geïnde eigen bijdragen 2002, zal blijken hoe groot de tegenvaller werkelijk is. Omdat de CVZ-cijfers geen uitsplitsing naar sector kennen, zal deze tegenvaller niet nader gespecificeerd kunnen worden.

Vraag 23

Wat is de omvang en de oorzaak van de tegenvallers bij de uitgaven in het kader van de ZFW? Wat verklaart de lastenstijging voor ziekenhuisverpleging en medisch specialistische hulp en waarom manifesteert die zich pas eind 2002?

Antwoord

Zie vraag 21

Vraag 24

Waarom is de overschrijding van de ijklijn voor de Zorg met 0,8 mld (t.o.v. MN 2002) niet gecompenseerd binnen de sector Zorg zoals is vastgelegd in het Strategisch Akkoord? Had dit gekund en zo ja hoe? Wat is ondernomen om compensatie in 2002 te realiseren? Moet worden geconstateerd dat compensatie in hetzelfde jaar niet mogelijk was? Waarom niet?

Antwoord

Vanaf Miljoenennota 2003 geldt de budgettaire regel dat compensatie tussen sectoren -uitzonderlijke omstandigheden daargelaten- niet meer mogelijk is. Bij Najaarsnota 2002 en Voorlopige Rekening 2002 bleken er aanzienlijke overschrijdingen te zijn opgetreden in de zorg. Volgens de regels had er compensatie binnen de zorg moeten plaatsvinden. Aangezien de tegenvallers pas laat in het jaar bekend werden (in het geval van de Voorlopige Rekening zelfs ná het boekjaar) bleek het echter feitelijk onmogelijk om in hetzelfde jaar nog compenserende maatregelen binnen de zorg te nemen.

Vraag 25

Staat tegenover de extra uitgaven in de Zorg ook een evenredig grote prestatietoename?

Antwoord

Prestatietoename in de zorg is lastig te meten. In het verleden stonden in de zorgsector budgetten centraal en niet prestaties. Momenteel wordt er hard aan gewerkt om meer inzicht te krijgen in de prestaties en kosten van de gezondheidszorg. Zo worden er producten gedefinieerd (o.a. DBC's) die een kostprijs krijgen. In lijn hiermee wordt ook steeds meer getracht prestatiebekostiging toe te passen. Het beste voorbeeld daarvan is het aanpakken van de wachtlijsten middels het actieplan Zorg Verzekerd. Kern van Zorg Verzekerd is dat er sprake moet zijn van 'boter-bij-de-vis'. Tegenover de extra uitgaven staat dus een extra prestatietoename (productie). Het is vooral Zorg Verzekerd dat zorgt voor de extra uitgaven in de zorg.

Vraag 26

Kan worden aangegeven in hoeverre de uitgavenmeevallers structureel van aard zijn?

Antwoord

De Voorlopige Rekening heeft alleen betrekking op het jaar 2002. In de Voorjaarsnota wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de meerjarige doorwerking van de uitgavenmeevallers die in de Voorlopige Rekening zijn gemeld.

Vraag 27

Is de ijklijn 2002 voor Zorg 32,1 mld (p. 2) of 32,9 mrd (p. 3)?

Antwoord

De ijklijn voor de Zorg bedraagt 32,3 (pagina 3). De 32,1 op pagina 2 betreft de uitgaven onder de ijklijn Zorg ten tijde van de Miljoenennota 2003. De 32,9 op pagina 3 betreft de uitgaven onder de ijklijn Zorg ten tijde van deze Voorlopige Rekening. De uitgaven van 32,9 en een ijklijn van 32,3 miljard leiden tot de overschrijding van 0,6 miljard.

Vraag 28

Voor de Zorg worden "meer definitieve" cijfers toegezegd in het Financieel Jaarverslag. Mag hieruit worden opgemaakt dat definitieve cijfers ook dan niet gegeven zullen worden? Wanneer worden de "meest definitieve" cijfers bekend?

Antwoord

Bij het Financieel Jaarverslag is er aanzienlijk meer informatie voorhanden dan bij Voorlopige Rekening. Zo zijn er realisatiecijfers van het CVZ over de AWBZ en ZFW beschikbaar. Ook is er een voorlopige afrekening van het CTG beschikbaar, die meer inzicht geeft in gerealiseerde productie. Pas in mei/juni 2003 zijn er definitieve afrekeningsgegevens van het CTG beschikbaar. De definitieve afrekening over 2002 wordt gepresenteerd in het Jaarbeeld Zorg 2003.

Vraag 29

Is de oorzaak van de tegenvaller Vpb gelegen in verkeerd ingeschatte grondslagen in oude belastingjaren of in verkeerd ingeschatte bedrijfswinsten in oude jaren?

Vraag 30

Op welke veronderstellingen was de kasraming Vpb in 2002 gebaseerd en op welke punten wijken de feitelijke realisaties af van de gehanteerde ramingen?

Vraag 31

Waarom kon de omvang van de Vpb-tegenvaller niet eerder in 2002 worden voorzien?

Antwoord

Na het opstellen van de Voorlopige Rekening is additionele informatie beschikbaar gekomen over de nadere onderbouwing van de kasopbrengst. Mede op basis van deze informatie is een analyse gemaakt van de oorzaken van de belastingtegenvaller. Deze analyse zal opgenomen in het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Vooruitlopend op het FJR blijkt uit deze analyse het volgende.

Realisatie VPB-ontvangsten in 2002 naar transactiejaar (x ¤ miljard)

Raming Realisatie Verschil Ontwerpbegroting

Transactiejaar

2002 14,3 12,5 -1,8

2001 3,5 2,9 -0,6

2000 1,4 0,9 -0,5

1999 0 0 0

1998 en ouder -0,1 -0,9 -0,8

Totaal 19,1 15,4 -3,7 kasontvangsten

De realisatie in 2002 is 3,7 miljard euro lager uitgekomen dan de raming bij de ontwerpbegroting. Wanneer gekeken wordt naar de oorzaken van deze tegenvaller kan een onderscheid worden gemaakt naar 1,9 miljard euro lagere ontvangsten over oude transactiejaren en een 1,8 miljard euro lagere ontvangst over het jaar 2002.

De tegenvaller van 0,8 miljard euro over de transactiejaren 1998 en ouder is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de transactieopbrengst, die enerzijds het gevolg is van een lagere vaststelling van de winsten van bedrijven waarvan de winst nog niet definitief was vastgesteld en anderzijds het gevolg is van het gebruik van verliescompensatie. Verliezen kunnen worden verrekend met behaalde winsten uit drie afgelopen jaren (achterwaartse verliesverrekening) of met winsten uit toekomstige jaren (voorwaartse verliesverrekening). Een verlies mag pas worden verrekend wanneer deze definitief is vastgesteld. Wanneer sprake is van verlies leidt dit in 2002 tot een negatief kaseffect en wordt dit in eerste instantie verrekend via achterwaartse verliescompensatie Dit betekent dat de winsten over de transactiejaren 1998 en ouder verlaagd worden.

De tegenvaller van 1,1 miljard euro in de kasontvangsten over de transactiejaren 2000 en 2001 is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de transactieopbrengst over die jaren op grond van ingediende aangiftes. De raming bij de ontwerpbegroting van de transactieopbrengst en de bijbehorende kasontvangsten wordt mede gebaseerd op het verloop van gerealiseerde kasontvangsten. Onderstaande figuur laat zien hoe het totaal van de aanslagen over de laatste transactiejaren (op grond waarvan de kasontvangsten plaatsvinden) zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Uit de figuur blijkt dat het grootste deel (gemiddeld 70 à 80%) van de transactieopbrengst over een bepaald jaar reeds in datzelfde jaar (jaar T) tot aanslagen leidt en op basis daarvan vervolgens tot kasontvangsten. Het totaal van de aanslagen neemt in de daaropvolgende jaren (jaren T+1 en T+2) vaak nog in belangrijke mate verder toe. Het totaal van de aanslagen van de transactiejaren 1998 en 1999 vertoont in de jaren T+1 en T+2 nog een stijging van 3,0 miljard euro en 2,8 miljard euro.

Figuur 3.2: Totaal van aanslagen per transactiejaar, stand per maand (x ¤ miljoen)

Bij het opstellen van de raming bij de ontwerpbegroting (tweede helft 2001) lagen het totaal van de aanslagen en de kasontvangsten over het jaar 2001 nog boven de kasontvangsten over jaar T van 2000 (zie pijl in grafiek). Bij het opstellen van de raming werd verondersteld dat het totaal van de aanslagen over transactiejaar 2001 volgens een vergelijkbaar patroon als transactiejaar 2000 verder zou groeien. Uit figuur 3.2 blijkt echter dat deze sterk is teruggevallen en uiteindelijk zelfs onder het niveau van transactiejaar 2000 is komen te liggen. In de loop van 2002 werd duidelijk dat de winsten en de transactieopbrengst over 2001 te hoog waren ingeschat en dat derhalve de voorlopige aanslagen te hoog waren vastgesteld. Dit heeft geleid tot verminderingen van de voorlopige aanslagen over 2001 waardoor er in 2002 relatief weinig is ontvangen.

De tegenvaller van 1,8 miljard euro over transactiejaar 2002 is ten eerste het gevolg van de doorwerking van 2001. De te hoge vaststelling van de transactieopbrengst 2001 betekent dat de transactieopbrengst van 2002 ook te hoog is vastgesteld. Daarnaast is de economische ontwikkeling in de loop van 2002 tegengevallen, wat heeft bijgedragen aan een verdere verslechtering ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De verslechtering wordt daarbij versterkt doordat de loonontwikkeling de winstgevendheid van bedrijven hebben aangetast.

Het patroon van de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting vertoont gedurende het jaar gebruikelijk vrij grote fluctuaties. Hoewel in de loop van 2002 voor de totale kasontvangsten van de vennootschapsbelasting sommige maanden tegenvallers lieten zien, kwamen ten tijde het opstellen van de raming van de Najaarsnota de tot dan toe gerealiseerde ontvangsten nog overeen met de verwachting. Dit was aanleiding om op dat moment de raming niet bij te stellen.

Vraag 30

Op welke veronderstellingen was de kasraming Vpb in 2002 gebaseerd en op welke punten wijken de feitelijke realisaties af van de gehanteerde ramingen?

Antwoord

Zie vraag 29

Vraag 31

Waarom kon de omvang van de Vpb-tegenvaller niet eerder in 2002 worden voorzien?

Antwoord

Zie vraag 29

Vraag 32

Hoe groot is het verschil (in euro's en als percentage van de totaal geraamde opbrengsten) in 2002 tussen de geraamde en gerealiseerde ontvangsten Vpb in 2002?

Antwoord

Opbrengst VPB op kasbasis voor 2002, verschillende ramingsmomenten en realisatie (in miljarden)

Ontwerp-VoorjaarVermoedelijNajaarsVoorlopigmutatie Mutatie

VR tov VR tov begroting nota Uitkomsten notaRekening OB NJN

Vennootschapsbelastin19,1 18,3 16,9 16,9 15,4 -3,7 -1,5

(-19%) (-9%)

Vraag 33

Wat is de verklaring van de tegenvallende opbrengsten ad ¤ 0,4 miljard van belastingen op milieugrondslag die zich na de Najaarsnota voordoet.

Vraag 34

Wat zijn de oorzaken voor het feit dat de opbrengsten van belastingen op milieugrondslag over geheel 2002 bijna 20% lager uitvallen dan oorspronkelijk geraamd in de Miljoenennota 2002?

Vraag 35

In welke mate is de tegenvaller in de opbrengst van belastingen op milieugrondslag een gevolg van milieuvriendelijker gedrag en in welke mate van verminderde economische groei?

Antwoord

De belastingen op een milieugrondslag bestaan uit de afvalstoffenheffing, de grondwaterbelasting, de regulerende energiebelasting, de waterbelasting en de brandstoffenbelasting. In 2002 zijn de totale ontvangsten 0,4 miljard euro lager uitgekomen dan de raming in de ontwerpbegroting. De onderschrijding wordt veroorzaakt door tegenvallers van 0,3 miljard euro in de energiebelasting en 0,1 miljard euro bij de overige belastingen op milieugrondslag

De lagere ontvangst is het gevolg van een milieuvriendelijker gedrag, tot uiting komend in een sterke toename in het aantal verminderingen die van toepassing zijn bij de verschillende faciliteiten in de regulerende energiebelasting (met name in verband met groene stroom). Dit heeft geleid tot een endogene mutatie bij de belastingen op een milieugrondslag van -15%, waardoor het aandeel uitgedrukt in %-BBP ook sterk is afgenomen. In 2001 bedroegen de belastingen op een milieugrondslag nog 0,80%-BBP. In 2002 is deze ratio afgenomen tot 0,65%-BBP.

Vraag 34

Wat zijn de oorzaken voor het feit dat de opbrengsten van belastingen op milieugrondslag over geheel 2002 bijna 20% lager uitvallen dan oorspronkelijk geraamd in de Miljoenennota 2002?

Antwoord

Zie vraag 33

Vraag 35

In welke mate is de tegenvaller in de opbrengst van belastingen op milieugrondslag een gevolg van milieuvriendelijker gedrag en in welke mate van verminderde economische groei?

Antwoord

Zie vraag 33

Vraag 36

Hebben zich na de Najaarsnota ook nog tegenvallers / overschrijdingen voorgedaan op de Rijksbegroting? Kan hiervan een overzicht worden gegeven?

Antwoord

Tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening heeft zich bij een aantal departementen een overschrijding voorgedaan van hun begrotingstotaal. Deze overschrijding bedraagt in totaal ca 65 mln. Op rijksbegrotingsniveau staan hier onderuitputtingen bij andere departementen tegenover. Voor een toelichting en definitieve realisaties verwijzen wij u naar het FJR en de slotwetten van departementen.

Vraag 37

Kan een onderbouwing gegeven worden van de belangrijkste onderliggende mutaties die op de Rijksbegroting tot een per saldo meevaller van 0,5 miljard euro ten opzichte van de Najaarsnota hebben geleid?

Antwoord

De meevallers onder het uitgavenkader voor de rijksbegroting in enge zin doen zich over de hele linie voor. De oorzaken voor de onderuitputting zijn divers maar liggen in veel gevallen in vertraging van projecten en declaraties. Bijvoorbeeld projecten natte waterstaat en regionale infrastructuur van het Infrafonds en vredesoperaties binnen de HGIS. Tevens ontstaat een meevaller door een wijziging het kapitaalmarktberoep en rente en zijn de EU-afdrachten lager dan voorzien. De Verticale Toelichting in het Financieel Jaarverslag bevat een uitgebreide onderbouwing van deze bijstellingen.

Vraag 38

Is de EMU-schuld als percentage van het BBP in 2002 gestegen of gedaald?

Antwoord

De EMU-schuld in % BBP is licht gedaald in 2002. Eind 2001 bedroeg de EMU-schuld 52,8% BBP. Eind 2002 is de EMU-schuld uitgekomen op 52,6% BBP.

Vraag 39

Hoe heeft de Nederlandse EMU-schuld zich in 2002 ontwikkeld ten opzichte van andere landen in het Eurogebied?

Antwoord

Zie vraag 19.

Vraag 40

Wat verklaart het feit dat de lokale overheden ten opzichte van de inschattingen bij Najaarsnota een verbetering zien van hun saldo, terwijl de rijksoverheid en de sociale fondsen hun tekorten met honderden miljoenen hebben zien oplopen ten opzichte van de Najaarsnota?

Antwoord

Allereerst zij opgemerkt dat het saldo van de lokale overheden van jaar op jaar een meer stabiele ontwikkeling vertoont dan het saldo van het Rijk en de sociale fondsen. In de periode 1990 - 2002 varieert het saldo van de lokale overheden tussen de waarden 0,0% BBP en +0,2% BBP. Het EMU-saldo van de totale overheid varieerde in deze periode tussen de waarden van -/- 5,3% BBP en + 1,5% BBP.

Ten tijde van de Voorlopige Rekening 2002 werd op basis van inzichten van het CPB en het CBS een lichte verbetering van het saldo lokale overheden geraamd ten opzichte van de Najaarsnota 2002. Gemeten in % BBP bleef het saldo van de lokale overheden van Najaarsnota naar Voorlopige Rekening overigens ongewijzigd op een overschot van 0,2% BBP.

Recent beschikbaar gekomen cijfers duiden op een lager overschot van de lokale overheden in 2002. Het overschot 2002 komt nu uit op 0,1% BBP. Deze nieuwe inzichten zullen opgenomen worden in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over het jaar 2002. De meerjarige doorwerking van deze tegenvaller zal worden bezien bij Miljoenennota 2004.

Vraag 41

Blijven lokale overheden een positieve bijdrage leveren aan het EMU-saldo ook in de komende jaren of is er reden dat het saldo lokale overheden (op termijn) ook negatief beïnvloed wordt door teruglopende economische groei?

Vraag 42

Wat is de huidige raming van het EMU-saldo lokale overheden voor de jaren 2003-2007?

Antwoord

Voor de lagere overheden wordt een EMU-overschot geraamd van 0,1 à 0,2%BBP. Onderstaande tabel geeft de bedragen in miljoenen euro conform Miljoenennota 2003 (p. 96). De lagere overheden zijn veel minder afhankelijk van de conjunctuur dan het rijk. In de meerjarencijfers is wel rekening gehouden met enige verslechtering van het saldo.

EMU-saldo lagere overheden 2003-2007 (in mln euro)

2003 2004 2005 2006 2007

939 937 878 861 838

Vraag 42

Wat is de huidige raming van het EMU-saldo lokale overheden voor de jaren 2003-2007?

Antwoord

Zie vraag 41

Vraag 43

Wat is de verklaring voor het verschil van ruim 9 miljard euro tussen de raming (in de tabel budgettaire kerngegevens) in de Najaarsnota 2002 en de Voorlopige Rekening 2002 van de netto begrotingsgefinancierde uitgaven (i.c. 110,6 mld in NJN versus 101,3 mld in VR)?

Antwoord

Het verschil zit met name bij de netto uitgaven niet relevant voor enig kader (-7,9 mld in de NJN vs 0,7 mld in de VR). Dit heeft grotendeels te maken met het saldo van aflossing en uitgifte vaste schuld. Dit saldo geeft aan hoe een eventueel begrotingstekort wordt gefinancierd, maar leidt in zichzelf niet tot een mutatie in het begrotingstekort. Normaal gesproken valt het saldo van aflossing en uitgifte vaste schuld onder de post 'overig' in de tabel budgettaire kerngegevens. Per abuis is dit in de Voorlopige Rekening niet gebeurd, en is dit saldo in de post 'niet relevant voor enig kader' terechtgekomen. Hierdoor zijn de 'netto begrotingsgefinancierde uitgaven' ten onrechte te laag weergegeven. In het Financieel Jaarverslag zal dit worden rechtgezet en bedraagt deze post 111,7. Bij de post 'overig' is ook een grote (tegengestelde) mutatie te zien tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening (0,9 in de NJN vs -7,9 in de VR).