Openbaar Ministerie



EMBARGO TOT VRIJDAG 16 MEI 2003, 14.00 UUR

Den Haag, 16 mei 2003

Zes regionale verkeershandhavingsprojecten onder de loep

150 tot 200 minder verkeersslachtoffers door intensieve snelheidscontrole

Uit een eerste voorlopig onderzoek naar het effect van regionale verkeershandhaving op de verkeersveiligheid blijkt dat de inspanningen volgens voorzichtige schattingen hebben geleid tot 150 tot 200 minder verkeersslachtoffers (doden en gewonden). Dit blijkt uit een onderzoek van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) en de afdeling Ontwikkeling en Onderzoek van het Parket-Generaal naar de resultaten van de inspanningen op trajecten uit zes regioprojecten en zes vergelijkingstrajecten waar geen bijzondere inspanningen zijn verricht. De bevindingen zijn te vinden in Goed Beschouwd, een uitgave van het Openbaar Ministerie bij het Jaarverslag 2002.

De laatste jaren heeft het BVOM zich samen met de politie ingezet om gevaarlijke verkeerssituaties aan te pakken. Via regionale verkeershandhavingsprojecten wordt veel geïnvesteerd in de handhaving op de vijf speerpunten helm, gordel, rood licht, alcohol en snelheid. In Goed Beschouwd is een voorlopig antwoord gevonden op de vraag of deze inspanningen ook leiden tot meer veiligheid: zijn er daadwerkelijk minder slachtoffers gevallen? Het definitieve antwoord daarop wordt gegeven in een meeromvattende evaluatie van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, die eind 2003 wordt verwacht.

Blikschade

Verkeerscontroles binnen regioprojecten vinden plaats op tevoren geselecteerde trajecten die zich kenmerken door hoge aantallen slachtofferongevallen en hoge overtredingspercentages van de maximumsnelheid. Uit zes verschillende regioprojecten - alle in 1999 gestart - zijn de slachtofferongevallen op één projecttraject vergeleken met een traject zonder bijzondere inspanningen. Geconstateerd is dat het mogelijke effect van de handhaving niet zozeer zichtbaar is in het totaal aantal ongevallen (dat daalde met 17 procent, tegenover 14 procent op de vergelijkingstrajecten), maar veeleer in de ongevallen met slachtoffers. Dit kan worden verklaard uit het feit dat de gemiddelde snelheid op de projecttrajecten beduidend afnam. Het aantal automobilisten dat te snel reed (feitelijk meer dan 87 kilometer per uur) halveerde in 1999 van 32% naar 16% en is daarna gedaald tot een stabiel niveau van 12 à 13 %. Ongevallen die plaatsvinden bij een lagere snelheid lopen minder slecht af voor de betrokkenen: wel blikschade, maar minder doden en gewonden.

Oude niveau

Verkeershandhaving heeft dus effect op de verkeersveiligheid. Jaarlijks vallen minder slachtoffers door intensieve controle op onder meer de maximumsnelheid. Zodra niet meer intensief wordt gecontroleerd, neemt de overtreding van de maximumsnelheid echter met rasse schreden toe, waarna het binnen afzienbare tijd weer het oude niveau bereikt. De kosteneffectiviteit van verkeershandhaving moet daarom worden afgezet tegen infrastructurele maatregelen, die een blijvend effect hebben.

Noot voor de redactie/