Centraal Planbureau

CENTRAAL PLANBUREAU

Onderwerp: persbericht
Nummer: 17
Datum: 16 mei 2003
Inlichtingen bij Marcel Lever (tel: 070-3383469), Johan Verbruggen (tel: 070-3383404), of bij Jacqueline Timmerhuis (tel: 070-3383477)

CPB analyseert budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord 2004-2007

Op verzoek van de informateurs heeft het Centraal Planbureau (CPB) een analyse gemaakt van de effecten van een pakket beleidsvoornemens van het te formeren nieuwe kabinet van CDA, VVD en D66. In de vandaag gepubliceerde notitie 'Budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord 2004-2007' heeft het CPB hierover gerapporteerd. Daarbij is een overzicht gegeven van zowel de macro-economische effecten als de gevolgen voor de collectieve financiën en de koopkracht. De onderzochte beleidsmaatregelen betreffen zowel ombuigingen en intensiveringen als lastenverzwaringen en lastenverlichtingen. Het zwaartepunt van het pakket beleidsvoornemens ligt bij ombuigingen ad 11,3 mld euro. Besparingen op de salarissen in de collectieve sector en op de sociale uitkeringen dragen voor ongeveer de helft hieraan bij.

Het uitgangspunt voor de analyse van het beleidspakket is het voorzichtige scenario uit de Economische Verkenning 2004-2007, die het CPB in december 2002 heeft gepubliceerd. Dit is het zogeheten basisscenario. Voor de collectieve financiën is aangesloten op de geactualiseerde budgettaire cijfers uit januari 2003, die bij ongewijzigd beleid in 2007 een begrotingstekort van 1,8% van het BBP laten zien (het EMU-saldo).

Het duurt een aantal jaren voordat de voorgestelde maatregelen hun volledige beslag krijgen. In 2007, het eindjaar van de nieuwe kabinetsperiode, zijn de lastenverzwaringen ten opzichte van het basisscenario opgelopen tot 3,3 mld euro, de ombuigingen tot 11,3 mld euro en de intensiveringen tot 3,3 mld euro. Rekening houdend met de economische effecten van het beleidspakket verbetert hierdoor het feitelijke EMU-saldo: in de raming voor 2007 resulteert nu een tekort van 0,5% van het BBP, in plaats van 1,8% van het BBP in de raming bij ongewijzigd beleid.

Ten opzichte van het basisscenario vermindert uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord de economische groei in de periode 2004-2007 met gemiddeld 0,2%-punt per jaar. In de raming van het basisscenario inclusief de effecten van het beleidspakket resteert dan een geraamde groei van het bruto binnenlands product (BBP) van jaarlijks 2%. Toch heeft het beleidspakket per saldo nauwelijks gevolgen voor de structurele economische groei: het groeiverlies binnen de kabinetsperiode wordt later goedgemaakt. De korting op de lonen in de collectieve sector en op de uitkeringen heeft samen met de additionele maatregelen in de collectieve sector een neerwaarts effect op het beschikbaar inkomen en daarmee op de particuliere consumptie. Dit verklaart de lagere feitelijke economische groei. Op lange termijn compenseert de stijging van de uitvoer een deel van het bestedingsverlies, zodat de productie en de werkgelegenheid aantrekken. Om deze reden is de uitkomst voor de structurele economische groei gunstiger dan die op korte termijn.

Het effect van de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord op de totale werkgelegenheidsgroei binnen de kabinetsperiode is gering. De lagere productiegroei als gevolg van de genoemde lagere particuliere consumptie remt de werkgelegenheid in de marktsector. Tegelijkertijd wordt deze werkgelegenheid gestimuleerd doordat het beleidspakket resulteert in een geringere groei van de arbeidskosten. Op langere termijn is het effect op de werkgelegenheid in de marktsector positief: 20 000 arbeidsplaatsen erbij. De werkgelegenheidsgroei in de collectieve sector wijzigt niet door het beleidspakket; tegenover een kleinere werkgelegenheidsgroei bij de overheid (circa 7 000 arbeidsplaatsen) staat een vrijwel even grote extra stijging bij de zorg. De afname van de werkgelegenheidsgroei bij de overheid is overigens het saldo van een afname bij het openbaar bestuur (inclusief gemeenten) van 17 000 arbeidsplaatsen en een toename van 10 000 arbeidsplaatsen bij onderwijs, politie en justitie. Het arbeidsaanbod neemt extra toe door diverse maatregelen in de sociale zekerheid. In combinatie met de geringe daling van de werkgelegenheidsgroei resulteert een extra toename van de werkloosheid met 0,3%-punt tot 6,25% in 2007. Door de extra werkgelegenheidsgroei daarna daalt de werkloosheid op langere termijn weer naar 5,75%.

De contractlonen in de marktsector zullen naar verwachting gemiddeld 0,6%-punt per jaar minder sterk stijgen dan in het basisscenario. De lagere replacement rate (verhouding tussen netto werkloosheidsuitkering en netto loon) en de hogere werkloosheid hebben een drukkend effect op de loonontwikkeling. Hierdoor zal ook de stijging van de afzetprijzen wat lager kunnen uitkomen, wat de prijsconcurrentiepositie en daarmee de uitvoer ten goede komt.

In 2006 wordt een nieuwe basisverzekering curatieve zorg ingevoerd. De invoering van de nieuwe verzekering, met lastendekkende premies, leidt tot een forse lastenverzwaring. Ter compensatie wordt onder meer een inkomensafhankelijke zorgtoeslag ingevoerd en de OZB voor gebruikers afgeschaft. De ziektekostenpremie voor kinderen komt voor rekening van het rijk. Onder meer door deze maatregel zal de koopkrachtontwikkeling van huishoudens met kinderen gunstiger zijn dan van huishoudens zonder kinderen.

De koopkracht van de huishoudens komt door de maatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord gemiddeld ongeveer 1%-punt lager uit dan in het basisscenario. Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen huishoudens. Worden de resulterende koopkrachtontwikkelingen in het basisscenario inclusief het beleidspakket bekeken, dan blijkt de koopkracht van werknemers in 2004-2007 gemiddeld nog enigszins toe te nemen. Het verschil tussen werknemers in de marktsector en de collectieve sector is echter aanzienlijk. Werknemers in de marktsector gaan er gemiddeld 0,25% per jaar op vooruit, werknemers in de zorg gaan er gemiddeld 0,25% per jaar op achteruit, terwijl ambtenaren gemiddeld 1% koopkracht per jaar verliezen. De koopkracht van uitkeringsgerechtigden neemt gemiddeld met 0,75% per jaar af; die van 65-plussers blijft gemiddeld nagenoeg onveranderd.

Op verzoek van de informateurs besteedt het CPB ook aandacht aan de gevolgen van een nog gematigder loonontwikkeling in de marktsector. Dan zou het verlies van economische groei binnen de kabinetsperiode kleiner zijn en op langere termijn zelfs omslaan in winst. Ook zou de werkgelegenheidsgroei binnen de kabinetsperiode al positief worden beïnvloed. Daartegenover zou wel een ongunstiger koopkrachtbeeld staan voor werknemers in de marktsector.

De CPB Notitie inclusief bijlagen, ' Budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord 2004-2007' is (gratis) beschikbaar als PDF-file.