De Pont stichting
Erik Andriesse - Zelfportret
Erik Andriesse
Overzichtstentoonstelling van het werk op papier
17 mei tm 14 september
beeldbank
Tien jaar geleden overleed op jonge leeftijd de kunstenaar Erik
Andriesse (Bussum 1957-Amsterdam 1993). Aan een opzienbarende carrière
en een indrukwekkend oeuvre kwam volstrekt onverwacht een einde. Nu
wordt Erik Andriesse gememoreerd met tentoonstellingen in het
Gemeentemuseum Den Haag (schilderijen), De Pont (tekeningen) en met
een publicatie in de reeks monografieën van Nederlandse kunstenaars.
Bij dit weerzien blijkt zijn werk niet aan kracht en vitaliteit te
hebben ingeboet.
Het talent van Erik Andriesse wordt al vroeg opgemerkt en op
vijftienjarige leeftijd heeft hij zijn eerste galerie-tentoonstelling.
Het etiket wonderkind hindert hem niet maar sterkt hem juist in de
overtuiging dat hij zich moet meten met de door hem bewonderde
voorgangers en collegas. Melle, Carel Willink en Raoul Hynckes voor
hun figuratieve vaardigheid, Picasso vanwege zijn vitaliteit, Floris
Verster voor zijn natuurstudies en Penck en Lüpertz om hun
eigenzinnigheid. In deze artistieke wedijver ontwikkelt Andriesse zijn
virtuoze handschrift en een groot gevoel voor kleur en compositie. De
lust tot onderzoeken en experimenteren is goed te volgen in de reeksen
werken die hij maakt. Vaak tekent hij zijn onderwerpen in tientallen
versies (dikwijls op één dag gemaakt) en maakt hij verschillende
combinaties van beeldelementen.
Tijdens en na zijn verblijf aan het toenmalige Ateliers 63 (1975-1977)
maakt Andriesse korte tijd abstracte composities van beschilderde
houten plankjes en vruchtensap-afdrukken op papier. Toch worden in
deze composities al snel de vormen herkenbaar van zijn geliefde
onderwerpen; bloemen en dieren. Andriesse heeft altijd de natuur als
zijn grootste leermeester beschouwd en deze schatplichtigheid toont
zich in de levenslustige kracht van zijn werk. Bij hem vormen de
stadia van bloei en verval geen vanitas-symboliek en tonen zelfs
schedels en skeletten geen macabere doodsgrijns maar getuigen ze
veelmeer van een vrolijke relativering van onze vergankelijkheid.
Zonnebloemen en amarylissen behoren tot de favoriete onderwerpen, maar
ook lelies, orchideeën, papavers, magnolias worden in hun volle pracht
weergegeven. De verf die over het doek spat en druipt geeft de
voorstelling een grote dynamiek. Andriesse is een uitbundig colorist
en de bloemen lenen zich bij uitstek voor zulke uitbarstingen van
kleur. Hij lijkt bewust de grenzen te zoeken van esthetische
verleiding en smaakvol raffinement.Voor Erik Andriesse is de visuele
beleving essentieel. Minder dan bij veel van zijn collegas wil hij een
boodschap verkondigen of een verhaal vertellen. De hernieuwde aandacht
en waardering voor figuratieve schilderkunst in de jaren tachtig
vormen weliswaar de context voor zijn werk, maar leiden bij hem niet
tot symboliek, citaten of referenties zoals dat het geval was bij veel
van de nieuwe schilders uit die tijd.
Gezien zijn onderwerpkeus is het toepasselijk dat Andriesse in 1988
een tentoonstelling krijgt in het Van Goghmuseum. In hetzelfde jaar
wint hij de Prix de Rome. Tijdens een verblijf op Bonaire raakt hij
gefascineerd door de grillige vormen en de schitterende kleuren van
allerlei tropische zeedieren. Als gevolg ontstaan reeksen werken van
krabben, kreeften, schelpen en schildpadden. De moeilijkste vormen en
patronen lijken de grootste uitdaging aan de tekenvaardigheid van de
kunstenaar op te leveren. Toch gaat het Andriesse nooit om de exacte
weergave an sich, maar om de eigenzinnige composities die hij met zijn
kleurrijke voorstellingen weet te creëren. Nog duidelijker wordt dit
in de talrijke werken met skeletten die hij tijdens en na een
werkperiode in het Zoölogisch Museum in Amsterdam in 1990 maakt. In
eerste instantie bestudeert hij nauwkeurig de complexe anatomie van
schedels en beenderen van mensen en dieren, maar zodra hij hier grip
op heeft, maakt hij van alle geraamtes wervelende composities.
Hoogtepunt is ongetwijfeld het monumentale schilderij Dode dierentuin
uit 1990/91 waarop de skeletten van een giraf, een leeuw, een
krokodil, een aap en een papegaai samen met een aantal menselijke
doodshoofden een bizarre parade formeren.
Andriesse heeft honderden studies van schedels gemaakt. Al in 1986
exposeert hij in museum Fodor in Amsterdam een groep van 25 schedels
die door kleur, vorm en compositie allemaal een ander aangezicht
hebben. Het is alsof hij de anonimiteit van de dood tegengaat door
alle schedels individuele trekken te geven en hen zo iets van het
leven terug te geven.
Werkelijke portretten heeft Erik Andriesse daarentegen niet veel
gemaakt. Slechts enkele vrienden en familieleden heeft hij
geportretteerd, hieronder zijn vriendin Liesbeth en bevriende collegas
zoals Marlene Dumas. De meeste portretten uit zijn directe omgeving
waren ook weer van een dier; zijn hond Igor.
In 1992 begint Erik Andriesse tijdens een verblijf aan het Europees
Keramisch Werkcentrum in Den Bosch met het vervaardigen van keramiek.
Zijn ongekende produktiviteit leidt al snel tot series schalen en
vazen waarin hij op speelse wijze motieven van dieren en skeletten
verwerkt. Ook hiervan zijn enkele voorbeelden in de tentoonstelling
bij De Pont opgenomen.
De publicatie Erik Andriesse is geschreven door Robert Jan Muller en
is aan de balie van het museum te koop voor 38,95. (Uitgeverij
Waanders, ISBN 90 400 96 82 1)
De tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag is te zien van 17
mei tm 24 augustus.
Persfotos kunnen worden gedownload van bij de beeldbank. Meer
informatie is verkrijgbaar bij het secretariaat van De Pont