Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

en kindzorg

Kamerstuk, 19-05-2003

Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel http://www.minvws.nl/document...er=393&page=19716 .

Reactie op brief over Toegankelijkheid van ouder- en kindzorg

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2373956

19 mei 2003

Hierbij zend ik u mijn reactie op de vraag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de brief van TNO Preventie en Gezondheid te Leiden inzake het rapport Toegankelijkheid van de Ouder- en Kindzorg voor Marokkaanse en Turkse gezinnen.

Bij brief van 23 april jl, kenmerk DBO-K-U-2.374.403 ben ik naar aanleiding van vragen van het Kamerlid De Wit (SP) over het TNO-rapport Toegankelijkheid van de Ouder- en Kindzorg voor Marokkaanse en Turkse gezinnen, mede namens de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, ingegaan op de bereikbaarheid van programmas voor opvoedingsondersteuning. Met inachtneming van hetgeen reeds over dit onderwerp in de beantwoording van de vragen van dhr. de Wit is opgemerkt, wil ik aanvullend enkele opmerkingen plaatsen.

Een groot bereik van de jeugdgezondheidszorg, waarvan de consultatiebureaus deel uitmaken, is van groot belang voor preventie. Consultatiebureaus zijn goed bereikbaar. Uit het rapport blijkt dat het consultatiebureau onder 608 aselect gekozen allochtone gezinnen uit achterstandswijken van Amsterdam, Arnhem en Rotterdam een hoog bereik van 96,1 procent kent. Van de respondenten is 94,7 procent tevreden tot zeer tevreden over de dienstverlening. Marokkaanse en Turkse ouders stellen in toenemende mate vragen over gedrag en opvoeding van hun kinderen. De onderzoekers zijn van mening dat door haar hoog bereik en de laagdrempeligheid het consultatiebureau een zeer geschikte plaats is om de opvoedingskracht van ouders door gerichte adviezen en interventies te versterken. Ik onderschrijf deze opvatting. Ik constateer daarbij een interessante ontwikkeling. In het in mei 1999 verschenen rapport van KPMG Management Consulting Het feitelijke gebruik van de JGZ voor 0-4 jarigen werd geconstateerd dat hoe meer een consultatiebureau aansluit bij de wensen, behoeften en belevingswereld van de ouders, hoe groter het bereik van het consultatiebureau is in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin. Deze bevinding wordt door het TNO-rapport bevestigd.

Uit het KPMG-onderzoek bleek ook het grote belang van het eigen circuit. Eigen moeders, ouders, schoonouders en andere familieleden en kennissen spelen een belangrijke rol bij de zorg en opvoeding van het kind. Het consultatiebureau werd niet gezien als een autoriteit op opvoedingsgebied. In dat licht is het een interessante ontwikkeling dat uit het recente TNO-onderzoek blijkt dat Marokkaanse en Turkse ouders steeds meer vragen stellen over gedrag- en opvoedingsproblemen van hun kinderen. Met andere woorden, zij vragen een professioneel advies en wenden zich niet uitsluitend tot hun sociale omgeving. Vanaf 1 januari 2003 wordt de jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen uitgevoerd onder gemeentelijke regie. Dit bevordert de afstemming en samenhang op lokaal niveau van de werkzaamheden van het consultatiebureau met bijvoorbeeld huisarts, jeugdzorg, onderwijs, inburgeringstrajecten en de positionering van het consultatiebureau in een pedagogisch netwerk. De nieuwe werkwijze vraagt van de beroepsbeoefenaar in de jeugdgezondheidszorg aandacht voor de diversiteit in de zorg. Ook zal hij het belang van de jeugdgezondheidszorg voor elke potentiële gebruiker zichtbaar moeten kunnen maken.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp