Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
toestemming extramurale zorg
Kamerstuk, 19-05-2003
Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel http://www.minvws.nl/document...er=393&page=19721 .
Arrest Müller-Fauré/Van Riet inzake voorafgaande toestemming extramurale
zorg
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Z/VV-2381704
19 mei 2003
Bij brief van 21 december 2001 inzake het ICER-advies in zaak nummer
C-157/99 Smits/Peerbooms heeft mijn ambtsvoorganger u toegezegd u te
informeren over het arrest in de zaak Müller-Fauré/Van Riet. Hierbij
doe ik deze toezegging gestand en informeer u als volgt.
Op 13 mei heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in de zaken
Müller-Fauré/Van Riet. Centraal stond de vraag of het vereiste van
voorafgaande toestemming van een ziekenfonds voor extramurale zorg bij
een zorgverlener met wie het ziekenfonds geen medewerkersovereenkomst
heeft gesloten in overeenstemming is met het Europese recht wanneer
het gaat om een buitenlandse zorgverlener. Dit arrest is een vervolg
op de eerdere uitspraak van het Hof in de zaak Smits/Peerbooms waarin
de vraag centraal stond in hoeverre het vereiste van voorafgaande
toestemming voor intramurale zorg in overeenstemming was met het
Europese recht.
In navolging van de zaak Smits/Peerbooms komt het Hof tot de conclusie
dat het vereiste van voorafgaande toestemming ook bij het inroepen van
extramurale zorg een belemmering vormt van het vrij verkeer van
diensten. Bij Smits/Peerbooms achtte het Hof voor intramurale zorg
echter rechtvaardigingsgronden aanwezig. Het Hof noemde de
instandhouding van een toereikend, evenwichtig en permanent aanbod van
ziekenhuiszorg en de instandhouding van het financiële evenwicht van
het stelsel van ziektekostenverzekeringen. Bij de onderhavige zaak
vindt het Hof voor extramurale zorg geen rechtvaardigingsgronden
aanwezig. Dit heeft tot gevolg dat Nederlandse ziekenfondsverzekerden
niet in alle gevallen toestemming hoeven te vragen aan hun verzekeraar
voor het inroepen van medische zorg in het buitenland.
Toestemming is niet nodig wanneer cumulatief aan de volgende drie
voorwaarden is voldaan.
1. Het moet gaan om extramurale zorg.
2. Het moet gaan om zorg waarop op grond van het Nederlandse
ziekenfondspakket aanspraak bestaat.
3. Het moet gaan om het inroepen van zorg in een andere lidstaat van
de Europese Unie.
Ik ben van oordeel dat het Hof van Justitie hier een duidelijke
uitspraak heeft gedaan die de verbondenheid van de Europese lidstaten
op het gebied van de gezondheidszorg onderstreept. De uitspraak komt
overeen met de voornemens van het regeringsbeleid voor een nieuw
stelsel van ziektekostenverzekeringen. Daarbij krijgen verzekerden in
bepaalde situaties de mogelijkheid om op hun eigen verzoek zorg in te
roepen bij een zorgverlener waarmee hun zorgverzekeraar geen
medewerkersovereenkomst heeft gesloten.
Op grond van deze uitspraak kan na eerste bestudering overigens niet
worden gesteld dat het inroepen van extramurale verstrekkingen over de
grens helemaal vrij is. Het Hof erkent in zijn arrest immers de
rechtvaardiging van een aantal beperkingen van het vrij verkeer van
diensten. Het Hof noemt hierbij met name de huisarts als verwijzer
voor de medisch-specialistische zorg. Het Hof wijst verder op de
mogelijkheid voor een lidstaat met een naturastelsel om de hoogte van
de vergoeding te bepalen waarop patiënten die een behandeling in een
andere lidstaat ondergaan, recht hebben. Het Hof bevestigt verder dat
de verzekerde die zonder voorafgaande toestemming aanspraak maakt op
een vergoeding dit slechts kan doen binnen de grenzen van de dekking
die in zijn lidstaat binnen het stelsel van de ziektekostenverzekering
is gegarandeerd.
Het arrest van het Hof zal thans nader worden bestudeerd waarna ik zal
bezien of, en zo ja hoe, de uitspraak in de Nederlandse wetgeving kan
worden verwerkt.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mr. A.J. de Geus