E-QUALITY
Vrouwen doen niet mee:
Vrouwen doen niet mee:
de mythe van de voltooide emancipatie
Een reactie op het hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66
8)Het emancipatiebeleid lijdt sinds jaar en dag aan de mythe van de
voltooide emancipatie en de daarmee samenhangende weerstand tegen
emancipatiebeleid.
Benschop & Verloo (2000:13)
Emancipatie heeft een imagoprobleem. Veel mensen hebben de indruk dat
emancipatie niet meer nodig is: dat hebben we nu toch wel gehad. En
dat terwijl internationale, Europese en ook Nederlandse rapporten,
onderzoeken, monitors en studies keer op keer laten zien dat er nog
steeds sprake is van structurele en forse machtsongelijkheid tussen
mannen en vrouwen. Een paar voorbeelden illustreren dit:
13)Slechts 38% van de vrouwen is economisch zelfstandig tegenover 69%
van de mannen.
14)In het bedrijfsleven verdienen vrouwen per uur 23% minder dan
mannen.
15)Volgens de Emancipatiemonitor 2002 is er geen enkele vrouw te
vinden in de raden van bestuur van de 25 grootste ondernemingen in
Nederland.
16)Jaarlijks worden 200.000 vrouwen thuis mishandeld, waarvan 50.000
(zeer) ernstig.
Ondanks dergelijke cijfers staat er in het hoofdlijnenakkoord geen
woord over emancipatie. Terwijl juist in deze tijd van economische
teruggang een goed emancipatiebeleid van belang is.
Ten eerste omdat de pijn van de bezuinigingen niet automatisch gelijk
wordt verdeeld. Uit de berekeningen van het Centraal Plan Bureau
blijkt bijvoorbeeld dat alleenstaanden (met en zonder kinderen) die
afhankelijk zijn van een uitkering er het meest in koopkracht op
achteruitgaan. Dat zijn veel meer vrouwen dan mannen. Van de
autochtone eenoudergezinnen (vaak vrouwen) had bijvoorbeeld in 2000
ruim 40% een laag inkomen. Bij niet-westerse eenoudergezinnen gaat dit
op voor bijna 60%. De maatregelen die worden voorgesteld zullen de
feminisering en verkleuring van de armoede de komende kabinetsperiode
doen toenemen.
Ten tweede is het juist nu van belang de positie van vrouwen mee te
nemen op alle beleidsterreinen. Door de vergrijzing wordt de inzet van
vrouwen op de arbeidsmarkt van cruciaal belang. De druk op de sociale
zekerheid neemt toe, omdat het aantal mensen dat afhankelijk is van
onder andere de AOW toeneemt in verhouding tot het aantal mensen dat
werkt. De vergrijzing zet ook de professionele en onbetaalde zorg nog
verder onder druk. En ook dit treft met name vrouwen die
oververtegenwoordigd zijn in de professionele zorg en het leeuwendeel
van de onbetaalde zorg voor hun rekening nemen.
De mythe van de vrije keuze
De mythe van de voltooide emancipatie gaat ervan uit dat er geen
belemmeringen meer zijn voor vrouwen om te participeren in de
arbeidsmarkt, in de politiek en in besturen. Wanneer blijkt dat
vrouwen beduidend minder participeren dan is de gedachte dat vrouwen
daar nu eenmaal zelf voor kiezen. Maar dat is een te simpele
voorstelling van zaken. De keuzes die vrouwen en mannen maken worden
beïnvloed door de mogelijkheden die er zijn.
Als het gaat om het al dan niet kiezen voor betaald werk, spelen de
volgende overwegingen een belangrijke rol:
26)Wat zijn de mogelijkheden en kosten voor kinderopvang?
27)Wat zijn de financiële consequenties van betaald werk?
28)Wat zijn de mogelijkheden om te kunnen zorgen voor (langdurig)
zieke kinderen en andere dierbaren?
Kinderopvang
Het is positief dat de nieuwe coalitie kiest voor een extra
intensivering van de kinderopvang van 100 miljoen euro. Daarmee zijn
echter nog lang niet alle problemen opgelost. De Wet Basisvoorziening
Kinderopvang gaat uit van een vrijwillige bijdrage van werkgevers.
Maar werkgevers dragen minder dan voorzien bij in de kosten voor
kinderopvang. Gezien de huidige economische recessie is het niet te
verwachten dat daar vanzelf verandering in komt. Bovendien is er in
het huidige voorstel voor de Wet Basisvoorziening Kinderopvang niets
opgenomen over de tussenschoolse opvang, terwijl die grote problemen
oplevert voor werkende ouders.
Financiële consequenties
Vrouwen verdienen minder dan mannen. Het is één van de redenen waarom
bij de komst van een eerste kind 44% van de vrouwen minder uren gaat
werken en 25% helemaal stopt. Vaders blijven bijna altijd evenveel
uren werken of zelfs meer (90%). Slechts 10% gaat minder werken of
stopt.
En dan zorgen allerlei inkomensafhankelijke maatregelen er ook nog
voor dat het tweede inkomen relatief weinig extra inkomsten oplevert.
Al in 2001 rekende onderzoeksbureau Nyfer uit dat het tweede inkomen
tot zelfs 120% (!) kan opgaan aan kosten voor onder meer kinderopvang,
belasting en ziekenfondspremie. Kiezen voor werk kost dus soms geld.
Hoe lager het gezinsinkomen, des te hoger de druk op het tweede
inkomen.
Ook in het hoofdlijnenakkoord staan weer voorbeelden van
inkomensafhankelijke maatregelen die over het gezinsinkomen worden
berekend, zoals de nieuwe kinderkorting en de zorgtoeslag. De coalitie
laat zien oog te hebben voor deze effecten. Zo verhoogt zij de
combikorting, een fiscale tegemoetkoming voor werkenden met kinderen.
Bovendien wordt die meer gericht ingezet, namelijk door de
minstverdienende partner een hogere korting te geven. Het is echter
niet waarschijnlijk dat deze korting hoog genoeg is om de negatieve
effecten van de andere inkomensafhankelijke maatregelen teniet te
doen.
Verlofmogelijkheden
De mogelijkheden om werk te combineren met tijd voor andere doelen
(zoals zorg en scholing) worden geregeld in een levensloopregeling. De
coalitie claimt dat de mogelijkheden ruimer worden. Op deze claim valt
heel wat af te dingen. Ten eerste vervangt de levensloopregeling
andere maatregelen om arbeid en zorg te combineren en is er dus in
feite sprake van een sigaar uit eigen doos. Ten tweede zal een
individuele spaarregeling, wat de levensloopregeling feitelijk is, de
mogelijkheden voor lagere inkomensgroepen niet vergroten. Want om te
kunnen sparen heb je een overschot nodig. En dat hebben alleen de
hogere inkomensgroepen. Wil de levensloopregeling niet (indirect)
groepen uitsluiten dan is het noodzakelijk dat er een vorm van
collectieve financiering is. Ten derde zal de keuze voor óf een
levensloopregeling óf een spaarloonregeling de traditionele
rolpatronen bevorderen. De zorg voor kinderen wordt immers nog altijd
gezien als de verantwoordelijkheid van vrouwen. Zij zullen
waarschijnlijk de levensloopregeling gebruiken voor hun zorgtaken.
Mannen echter zullen gebruik maken van de spaarloonregeling om zo
gemakkelijker en ruimer met pensioen te kunnen gaan.
Dé burger bestaat niet
Als we kijken naar de Nederlandse samenleving zien we mannen en
vrouwen met verschillende etnische achtergronden, van verschillende
leeftijden, wonend in verschillende leefvormen. Deze verschillen zijn
vaak van invloed op de posities van mensen. Als beleid daar geen
rekening mee houdt is het minder effectief en kan het bestaande
ongelijkheid bestendigen of zelfs versterken.
Zo wil de coalitie de werkgelegenheid en arbeidsparticipatie
bevorderen, schrijft zij in het hoofdlijnenakkoord. Bij deze terreinen
is het bij uitstek van belang oog te hebben voor de verschillende
posities van mannen en vrouwen, met verschillende etnische
achtergronden. Vrouwen lopen immers meer dan mannen aan tegen de
moeizame combinatie van arbeid en zorg. En ook de selectiemechanismen
in sollicitatieprocedures spelen een belangrijke rol. Deze zijn niet
zo neutraal als op het eerste oog vaak lijkt. Uit onderzoek blijkt
bijvoorbeeld dat werkgevers de neiging hebben mensen aan te nemen die
op hen zelf lijken en ook dat zij lage verwachtingen hebben van de
prestaties van allochtonen. Het zou daarom goed zijn als de
CAO-partijen niet alleen specifieke aandacht besteden aan scholing en
innovatie, leeftijdsbewust personeelsbeleid, (jeugd)werkgelegenheid en
de betaalbaarheid van pensioenen op de lange termijn, maar ook aan het
arbeid- en zorgbeleid en aan diversiteitsbeleid.
Een ander voorbeeld is het bevorderen van de arbeidsparticipatie van
mensen tussen de 55 en 65 jaar. De maatregelen richten zich op het
beperken van regelingen die het stoppen met werken bevorderen. Maar
voor veel oudere vrouwen is eerder de toegang tot arbeid
(herintreding) dan de uittreding een probleem.
Een laatste voorbeeld betreft het aanscherpen van de referte-eis voor
de WW van 26 uit 39 weken naar 39 uit 52 weken zal vrouwen relatief
meer benadelen, omdat zij vaker kortlopende contracten hebben,
waardoor zij eerder de aangescherpte referte-eis niet halen.
Alle maatregelen om de werkgelegenheid en arbeidsparticipatie te
bevorderen overziend, valt op dat zij zich beperken tot het verlagen
van de uitkeringen en het verminderen van de mogelijkheden daar een
beroep op te doen. Het ontbreekt aan maatregelen om de belemmeringen
in de toestroom en instroom weg te nemen. Het is alsof deze coalitie
ervan uitgaat dat mensen vrijwillig kiezen voor werkloosheid. In de
eerste plaats zal de economische recessie tot gevolg hebben dat er
minder vraag is naar arbeid. En bovendien spelen ook nog allerlei
andere obstakels een rol, zoals seksisme en discriminatie op de
arbeidsmarkt en gebrekkige mogelijkheden om arbeid en zorg te
combineren.
Emancipatie en de multiculturele samenleving
In het hoofdlijnenakkoord wordt met enige regelmaat gehamerd op dé
Nederlandse normen en waarden. In de Nederlandse samenleving wordt
echter over normen en waarden verschillend gedacht. Voor die
verschillen, en voor discussie daarover, moet ruimte blijven. Die
ruimte is verankerd in onze Grondwet, waarin bovendien ook de
fundamentele normen zijn vastgelegd waaraan overheid en burgers zich
moeten houden. In plaats van algemene verwijzingen naar de Nederlandse
normen en waarden zou een verwijzing naar de grondwettelijke normen,
die iedereen moet kennen en respecteren, meer helderheid bieden.
Gelijke rechten van mannen en vrouwen maken deel uit van die
grondwettelijke normen. Uit het publieke debat blijkt ook dat deze
norm een breed draagvlak heeft. De al eerder opgesomde cijfers laten
overigens zien dat gelijkheid in praktijk nog niet is bereikt, ook
niet voor autochtone vrouwen.
Specifiek voor vrouwelijke migranten geldt dat het migratie- en
integratiebeleid veel meer dan nu zou kunnen bijdragen aan hun
emancipatie-mogelijkheden. Op dit moment is het zelfs zo dat het
migratie- en integratiebeleid op diverse onderdelen onbedoeld de
afhankelijkheid van sommige migrantenvrouwen verstrekt, in plaats van
hun autonomie en emancipatie te bevorderen.
Bekend voorbeeld hiervan is de afhankelijke verblijfsvergunning voor
gezinsvormers en gezinsherenigers. Gelukkig groeit het draagvlak in de
Tweede Kamer voor een soepeler toekenning van een onafhankelijk
verblijfsrecht voor mishandelde vrouwen, maar ook andere
migrantenvrouwen zouden zich beter kunnen emanciperen als zij,
bijvoorbeeld na een jaar verblijf in Nederland, eigen verblijfsrechten
kunnen krijgen.
Helaas kondigt de nieuwe coalitie geen nieuw beleid aan om de
emancipatie van migrantenvrouwen te bevorderen. In de paragraaf over
immigratie en integratie van het Hoofdlijnenakkoord zijn daarentegen
enkele voorbeelden te vinden waarbij emancipatie-doelstellingen
onvoldoende zijn meegenomen.
Wat betreft gezinsvorming (het laten overkomen van een partner uit het
buitenland) wordt in het hoofdlijnenakkoord vastgehouden aan eerder
voorgestelde maatregelen, met dien verstande dat deze binnen de
grenzen van internationale verdragen moeten vallen. De leeftijdsgrens
wordt verhoogd naar 21 jaar en er wordt een extra inkomenseis gesteld
van 120% van het wettelijk minimumloon.
Het stellen van een leeftijdseis is volgens de Ontwerp-richtlijn
Gezinshereniging van de Europese Raad van ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken mogelijk (JBZ-raad, februari 2002). Diezelfde raad
is echter niet akkoord gegaan met een extra inkomenseis (de huidige
eis in Nederland is 100% van het minimumloon, ca 13.000 euro), hetgeen
deze voorgenomen maatregel op zijn minst discutabel maakt.
Bovendien zal de inkomenseis van 120% van het minimumloon vrouwen
harder treffen dan mannen. Zoals gezegd ligt het uurloon van vrouwen
23% lager dan dat van mannen. Niet-westerse allochtone vrouwen
verdienen bovendien weer minder dan autochtone vrouwen. In 2000
bedroeg het gemiddelde inkomen van niet-westerse allochtone vrouwen
11.300 euro en van autochtone vrouwen 14.000 euro (mannen resp. 17.700
euro en 26.900 euro). In datzelfde jaar lag de arbeidsparticipatie
van autochtone vrouwen op 54% (mannen 79%), van niet-westerse
allochtone vrouwen op 36% (mannen 59%) .
Met één oogopslag is te zien dat vrouwen, zowel autochtoon als
allochtoon, minder snel aan de inkomenseis zullen kunnen voldoen en
daardoor ook minder mogelijkheden hebben dan mannen om een partner uit
het buitenland te laten overkomen. Het VN-Vrouwenverdrag verbiedt
beleidsmaatregelen die een slechtere positie van vrouwen bevorderen
dan wel bevestigen. De inkomensmaatregel is dan ook strijdig met dit
internationale verdrag.
De plannen op het gebied van integratie en inburgering houden evenmin
rekening met de gewenste emancipatie-mogelijkheden.
Een goede inburgering is van groot belang voor de emancipatiekansen
van de betrokkenen. Het baart zorgen dat voor verbeteringen op het
gebied van de inburgeringscursussen geen geld wordt uitgetrokken op
het gebied van asiel/inburgering/immigratie wordt uitsluitend
bezuinigd.
In het Hoofdlijnenakkoord wordt geen aandacht besteed aan de kwaliteit
en kwantiteit van het aanbod aan inburgeringscursussen, of aan
bijkomende voorwaarden zoals voldoende kinderopvang. Gebrek aan
kinderopvang is een van de hoofdredenen waarom vrouwen hun
inburgeringstraject niet afronden.
Voor een goede inburgering is vereist dat rekening gehouden wordt met
verschillen tussen de diverse groepen oudkomers en nieuwkomers. De
verschillen in vooropleiding zijn zeer groot. Voor migranten die
analfabeet zijn, waaronder relatief veel vrouwen, is het moeilijk om
in korte tijd voldoende te leren om voor een examen te slagen. Als zij
geen extra hulp krijgen, zou dit betekenen dat sommigen zeer lang (op
eigen kosten) moeten doorleren voordat zij zelfs maar naar Nederland
mogen komen.
Een ander belangrijk probleem is dat de betrokkene de kosten van de
inburgering zelf moet dragen. Ook hierbij kan de emancipatie in het
geding komen. Aangezien het om vele duizenden euros zal gaan, zal een
jonge aspirant-gezinsvormer een gift of lening van haar of zijn ouders
nodig hebben. Dat betekent dat zij of hij afhankelijk is van hun
goedkeuring met betrekking tot de partnerkeuze. Voor vrouwen geldt dat
nog sterker, omdat zij immers gemiddeld minder inkomen en vermogen
hebben dan mannen. Dit alles belemmert de emancipatie.
Bepaalde migranten (oudkomers en statushouders) kunnen een
gemaximeerde tegemoetkoming krijgen in de kosten van inburgering.
Onduidelijk is wat de voorwaarden hiervoor zijn, maar er lijkt
gesuggereerd te worden dat het vooral om uitkeringsgerechtigden en/of
asielgerechtigden zal gaan. In dat geval zouden mogelijk huisvrouwen
buiten de boot vallen, terwijl het belangrijk is dat ook zij de kans
krijgen om cursussen te volgen, ook als hun echtgenoot daarvoor niet
kan of wil betalen.
Tot slot
Met deze notitie wil E-Quality input leveren voor de debatten over het
hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie CDA, VVD en D66. Emancipatie
raakt aan zoveel facetten van het overheidsbeleid dat het niet van de
agenda mag verdwijnen. Het misverstand bestaat dat emancipatiebeleid
alleen beleid voor vrouwen betreft. Het draait echter om
positieverschillen tussen mannen en vrouwen. Dus ook mannen spelen een
belangrijke rol bij de emancipatie van de samenleving én hebben veel
te winnen bij emancipatiebeleid. Onder andere als het gaat om de
combinatie van arbeid en zorg. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat
veel mannen wel meer willen zorgen, maar het toch niet doen.
Het hoofdlijnenakkoord van de coalitie zet alleen de kaders uit voor
het beleid van de komende vier jaar. De rode draad wordt gevormd door
meedoen, meer werk en minder regels. Echter, willen alle burgers
meedoen, dan moeten ook alle burgers worden aangesproken door het
beleid. Dat is in dit hoofdlijnenakkoord niet gebeurd. Dat burgers
verschillende posities innemen wordt over het hoofd gezien. Dit soort
zaken verdient stevige aandacht bij de uitwerking van het
hoofdlijnenakkoord. Daarom is een staatssecretaris Emancipatiezaken
met kennis van de positie van vrouwen, en met een hart voor
emancipatie, noodzakelijk. Deze persoon moet bij alle nieuwe
maatregelen de gevolgen voor vrouwen onder de aandacht van haar of
zijn collegas brengen. En moet die collegas helpen om oplossingen te
bedenken waardoor vrouwen niet onevenredig hard worden getroffen door
het beleid. Het kan immers niet de bedoeling van de nieuwe coalitie
zijn om het emancipatieproces terug te draaien of stil te zetten.
Den Haag, 19 mei 2003
E-Quality,
19 mei 03 18:15