RAAD V DIERENAANGELEGENHEDEN

Vis kent pijn, angst en stress: eisen voor doden vis opgesteld

Vissen kennen pijn, angst en stress: criteria voor het doden van paling en meerval opgesteld


1 januari 2006 beoogde datum van inwerkingtreding voor paling



Vissen kennen net als andere gewervelde dieren pijn, angst en stress en in bepaalde situaties kan het welzijn van de vissen worden aangetast. Dat stelt de Raad voor Dierenaangelegenheden in zijn advies 'Criteria voor dodingmethoden voor paling en meerval' dat 20 mei 2003 uitkomt. Er is daarom geen reden om vissen een andere plaats in de wetgeving te geven dan andere gewervelde diersoorten.

Het doden van vissen is op dit moment niet wettelijk geregeld: het Besluit doden van dieren dat het doden van dieren wettelijk regelt maakt een uitzondering voor vissen. Deze leemte in de wetgeving dient te worden ingevuld. De Raad voor Dierenaangelegenheden heeft daarom criteria, waaraan het doden van paling en meerval zou moeten voldoen, opgesteld. Deze of soortgelijke criteria kunnen echter uiteindelijk op alle vissoorten van toepassing worden verklaard.

De Raad is van mening dat het dodingsproces van paling of meerval humaan en doeltreffend moet worden uitgevoerd door daartoe gekwalificeerde personen. Tijdens de handelingen moet de vissen elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden worden bespaard. De feitelijke dodingmethode die wordt gebruikt voor het doden van de vissen moet ofwel onmiddellijk tot de dood leiden ofwel zonder onaanvaardbare opwinding of pijn leiden tot bewusteloosheid én gevoelloosheid van de vissen, gevolgd door de dood (al dan niet als gevolg van een additionele dodingshandeling) vóórdat de bewusteloosheid én gevoelloosheid zijn geweken. De door de Raad opgestelde criteria sluiten aan bij de European Convention for the Protection of Animals for Slaughter en richtlijn 93/119/EG van de Raad van de Europese Unie inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden.

De Raad stelt in zijn advies dat huidige en nieuw te ontwikkelen dodingmethoden eerst wetenschappelijk getoetst dienen te worden. Gezien de grote verschillen tussen vissoorten, dient toetsing aan de door de Raad opgestelde criteria per vissoort plaats te vinden.

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat een aantal van de in Nederland gebruikelijke methoden voor het doden van paling en meerval niet voldoet aan de door de Raad voorgestelde criteria. Voorbeelden van dergelijke dodingmethoden die op termijn zullen moeten worden afgewezen zijn directe verbloeding zonder voorafgaande bedwelming, onderkoeling en het gebruik van zoutbaden.

De voorgestelde criteria kunnen met ingang van 1 januari 2006 op paling van toepassing verklaard worden. Op meerval kunnen de criteria twee jaar nadat de technische haalbaarheid van een welzijnsvriendelijke dodingmethode is gebleken van toepassing worden verklaard, aldus de Raad.

Om ondermijning van de concurrentiepositie van de Nederlandse visverwerkende industrie te voorkomen en omdat de Raad het niet wenselijk acht dat vissen uit andere landen van de Europese Unie, die niet conform de beschreven criteria zijn gedood, in Nederland terechtkomen, dringt de Raad er op aan om beleid op het gebied van welzijnsvriendelijkere dodingmethoden in Europees verband nader uit te werken.

19 mei 2003

MEDEDELING VOOR DE PERS:

Het rapport kunt u opvragen bij de Raad voor Dierenaangelegenheden, info@rda.nl, tel. 070 3785266.

Nadere informatie over het rapport is te verkrijgen bij Dr. Drs. Ingeborg D. de Wolf, secretaris van de Raad voor Dierenaangelegenheden (tel: 070 3785258; e-mail: I.D.de.Wolf@rda.nl).

De Raad voor Dierenaangelegenheden is een overlegplatform van organisaties en deskundigen, dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij adviseert over strategische vraagstukken op het gebied van de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren. Hij baseert zich daarbij op de meest recente ontwikkelingen in de wetenschap en houdt rekening met de opvattingen die leven in de Europese, en in het bijzonder de Nederlandse, samenleving. De Raad ontleent zijn bestaansrecht aan artikel 2 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, waarin is bepaald dat er een raad voor dierenaangelegenheden dient te zijn. In de Raad participeren vertegenwoordigers van belangenorganisaties, de wetenschap, het bedrijfsleven en de overheid. In 2003 bestaat de Raad 10 jaar.

19 mei 03 09:25