Verklaring Platform Cuba Nederland

Reactie op CNV-oproep tot handelsboycot van Cuba

AMSTERDAM, 20030520 --
Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal; aan de ministers van Buitenlandse en Economische Zaken; aan de ondernemers met relaties in Cuba; aan de Nederlandse vakbeweging.


Het CNV en CLAT-Nederland organiseren op 22 mei aanstaande in het gebouw van de Tweede Kamer een besloten bijeenkomst, waar de Nederlandse betrekkingen met Cuba besproken worden. In de uitnodiging staat dat zij het, in het licht van de ontwikkelingen in Cuba, gepast vinden om "met werkgeversorganisaties, bedrijven met relaties in Cuba, Tweede Kamerleden, vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse en Economische Zaken en de vakbeweging gezamenlijk te spreken over wat maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent in het geval van Cuba". Hoewel in het algemeen wordt gesproken over 'bedrijven met relaties in Cuba', blijken de organisatoren geselecteerd te hebben wie wel en wie niet gewenst is.

Het doel dat het CNV met betrekking tot de Cubaans-Nederlandse relaties nastreeft, was al eerder duidelijk. In een brief aan de deelnemers van de Nederlandse handelsdelegatie uit 1999 schrijft CNV voorzitter Doekle Terpstra: "Because of this serious situation in Cuba at this moment the CNV would like to ask you to consider to, temporarely, suspend your investments or company activities with Cuba."
Een vertegenwoordiger van de aan het CNV en CLAT gelieerde Cubaanse 'onafhankelijke' vakbond CUTC, riep onlangs in het programma Netwerk op tot een handels- en toeristenboycot tegen Cuba.

In feite wordt verlangd dat Nederland zich aansluit bij de nu al ruim veertig jaar durende Amerikaanse blokkade tegen Cuba, die al voor meer dan zeventig miljard dollar schade aan het land heeft toegebracht. Daarmee zitten het CNV en CLAT-Nederland op dezelfde lijn als de uiterst reactionaire Cubaanse groepen in Florida en hun vertegenwoordigers in de huidige Bush-regering. Het CNV en CLAT-Nederland staan daarbij lijnrecht tegenover de groeiende beweging in de Verenigde Staten - onder wetenschappers, kunstenaars, kerken, ondernemers, leden van het Amerikaans Congres en bestuurders van steden en staten - die juist een einde willen zien aan de blokkade.

Ogenschijnlijk komen de initiatieven om tot acties tegen Cuba over te gaan als een reactie op de recente veroordeling van 75 dissidenten in april van dit jaar. De werkelijkheid is echter dat er al eerder initiatieven ondernomen zijn, nog voordat de kwestie van de veroordelingen speelde.
Op 31 maart vond een hoogst merkwaardige bijeenkomst plaats in de Tsjechische ambassade in Den Haag, waar onder auspiciën van de Tsjechische ambassadeur in ons land, Petr Kubernát, gediscussieerd werd over de vraag hoe op Cuba tot een machtsomwenteling te komen, zoals dit in Oost-Europa in 1989 is gebeurd.

De bijeenkomst was niet alleen merkwaardig omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Tsjechië Den Haag als terrein heeft uitgekozen voor anti-Cubaanse activiteiten, maar ook omdat het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, door deelname aan de bijeenkomst, daartoe haar steun heeft gegeven. Daarmee doet zich een situatie voor waarin de Nederlandse regering deelneemt aan een conferentie die gericht is op de omverwerping van de regering van een land waar wij normale diplomatieke betrekkingen mee onderhouden.
Een wel zeer ongewone situatie, hoewel niet verbazingwekkend. Enkele jaren geleden verklaarde namelijk een functionaris van de Nederlandse ambassade in Havana dat zij het als haar voornaamste taak zag om dissidentengroepen op Cuba te organiseren.

Tegen deze achtergrond is het dan ook niet verwonderlijk dat de recente gebeurtenissen op Cuba aangegrepen worden voor een offensief om de huidige betrekkingen tussen Nederland en Cuba op te offeren voor steun aan bij de Amerikaanse politiek van economische blokkade van het eiland. In de media krijgt deze koers welwillende ondersteuning en we hebben kunnen constateren dat er een regelrechte verdraaiing van de feiten plaatsvindt.
Het uit hun context lichten van de processen en terdoodveroordelingen en de eenzijdige belichting van de zaak, leidt tot een ernstige beoordelingsfout van wat zich op dit moment afspeelt. Er vindt een zeer verontrustende escalatie plaats in de Cubaans-Amerikaanse betrekkingen, die mogelijk zelfs tot oorlog kan leiden. Het is daarom van het allergrootste belang om niet alleen bekend te zijn met de feiten, maar ook doordrongen te zijn van de essentie van het Cubaans-Amerikaans conflict. Veronachtzaming, laat staan steun geven aan de Amerikaanse politiek, maakt ons medeschuldig aan de mogelijk gruwelijke gevolgen daarvan.

Er wordt gesteld dat er op Cuba 75 'dissidenten' op grond van hun afwijkende mening tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld, in processen die achter gesloten deuren hebben plaatsgevonden en waarbij alle elementaire rechten van de aangeklaagden zijn geschonden.
De realiteit is dat er 29 processen zijn gevoerd, over het gehele eiland. Deze processen waren toegankelijk voor het publiek. In totaal waren bijna drieduizend mensen getuige van de rechtszaken, gemiddeld honderd per rechtszitting. In totaal waren 54 advocaten bij de verdediging betrokken. Sommige advocaten verdedigden meer dan één aangeklaagde. Van de 54 advocaten waren er 44 aangewezen door de aangeklaagden of hun familie, tien werden er aangewezen door de rechtbank. Alle aangeklaagden konden hun rechten uitoefenen door het aandragen van getuigen en bewijzen. De verdediging heeft 28 getuigen, die niet door de aanklagers waren gehoord, voorgedragen, waarvan 22 ook metterdaad door de rechtbank als getuige zijn toegelaten.
Ook konden aangeklaagden kennis nemen van de volledige aanklacht en het bewijsmateriaal en in beroep gaan tegen het vonnis, een fundamenteel recht dat bijvoorbeeld de vijf Cubaanse politieke gevangenen in de Verenigde Staten is onthouden.

De bewering dat de aangeklaagden werden berecht omdat zij politieke tegenstanders zijn, is pertinent onjuist. De aanklachten waren gebaseerd op schending van twee wetten. In de eerste plaats op artikel 91 van Wet 62, waarin staat: 'Zij die handelen in belang van een buitenlandse mogendheid, met het doel om de onafhankelijkheid van de Cubaanse staat en de integriteit van haar grondgebied te beschadigen, zullen veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van tien tot twintig jaar of tot de doodstraf.' Deze wet dateert uit 1987, maar is vrijwel een identieke voortzetting van een wet uit 1936. De meeste landen in de wereld hanteren vergelijkbare wetten.
Een goed voorbeeld is ons eigen land, waarop dit moment 12 personen terechtstaan voor het ronselen van strijders voor de jihad en die aangeklaagd worden voor 'steun geven aan de vijand ten tijde van oorlog'. Terwijl hier de vraag nog moet worden beantwoord met wie wij in oorlog zijn, is het in het geval van Cuba zeer duidelijk. Behalve de onvoorstelbare economische schade die de Amerikaanse blokkade heeft aangericht, zijn er in de afgelopen 44 jaar 3.478 Cubanen om het leven gekomen als gevolg van door de Verenigde Staten gepleegde of gesteunde agressie. Er zijn meer dan 600 pogingen gedaan tot moord op de Cubaanse Fidel Castro.

De tweede wet waarop de aanklachten waren gebaseerd was Wet 88: 'De Bescherming van de Nationale Onafhankelijkheid en de Economie van Cuba'. Deze wet, ook wel bestempeld als de 'Anti Helms-Burton Wet', straft Cubaanse staatsburgers wanneer zij informatie verschaffen of meewerken aan de uitvoering van de Helms-Burton Wet. Cuba is niet het enige land in de wereld met een anti Helms-Burton Wet. Tal van landen hebben wetgeving ingevoerd die de medewerking aan de uitvoering van deze wet strafbaar stelt.
Dat het hier niet ging om 'politieke tegenstanders' op te pakken, maar om mensen die in samenwerking met het Bureau voor Amerikaanse Belangen in Havana nadrukkelijk de wet hebben geschonden, blijkt onder andere uit het feit dat bekende dissidenten, zoals Elizardo Sanchez en Osvaldo Payá, niet zijn aangehouden en ook in staat waren om vrijuit met de pers te praten.
Voor een beoordeling van de processen is het instructief om te lezen wat de Cubaanse Raad van Kerken en andere kerkelijke leiders op Cuba op 23 april in een verklaring schreven. In een oproep aan de wereld wordt gevraagd om de absolute legitimiteit van de recente arrestaties en veroordelingen te erkennen en het Cubaanse volk te beschermen tegen de escalerende Amerikaanse 'oorlogssymfonie' en de dreiging van 'regime verandering'.

Dat de Cubaans-Amerikaanse betrekkingen bij het aantreden van de huidige Amerikaanse President G.W. Bush zich negatief zouden gaan ontwikkelen, bleek al uit de keuze van zijn beleidsmedewerkers. Nog nimmer hebben de extremistische Cubaanse ballingengroepen zo een grote invloed op het Amerikaanse regeringsbeleid gekregen als nu. De verslechtering van de relaties kwam in een stroomversnelling met de aanstelling van James Cason als nieuw hoofd van het Bureau voor Amerikaanse Belangen in Havana, eind vorig jaar. Het Bureau ging met zijn komst over tot openlijke ondersteuning van dissidentengroepen.
Cason reisde het hele eiland af om contact te leggen met dissidenten. Zijn doel was, zoals hij in december vorig jaar voor de televisie in Miami verklaarde, de dissidentengroepen te verenigen en te verbinden met de extremistische groepen in Miami.
Het Amerikaans Bureau werd gebruikt voor bijeenkomsten, o.a. voor de oprichting van politieke partijen, en Cason stelde zelfs zijn privé-woning ter beschikking. Het Amerikaans Bureau voorzag dissidentengroepen van geld, propagandamateriaal, computers en communicatiefaciliteiten. Sommige dissidenten genoten zoveel vertrouwen dat zij een speciale pas kregen die hen in staat stelt om op elk uur van de dag automatisch toegang te hebben tot het Amerikaans Bureau.
Nog nimmer heeft zich deze situatie voorgedaan, zelfs niet in de zeer moeilijke jaren direct na de machtsomwenteling van 1959. De meeste objectieve waarnemers, waaronder Wayne Smith, voormalig hoofd van het Bureau voor Amerikaanse belangen in Havana ten tijde van President Carter, beschouwen de gebeurtenissen dan ook als een rechtstreeks gevolg van de doelbewuste provocatie door deze Amerikaanse diplomaat.

Op websites van Amerikaanse regeringsinstanties is te lezen hoeveel geld de Verenigde Staten uitgeven aan de Cubaanse dissidenten. Op 27 februari van dit jaar verklaarde Adolfo Franco, verantwoordelijke voor de fondsen van de Amerikaanse regeringsorganisatie USAID voor Latijns Amerika en de Cariben, tegenover een commissie van het Amerikaanse Congres dat zijn bureau sinds 1997 22 miljoen dollar heeft gebruikt voor activiteiten op Cuba. Franco verklaarde verder dat dit bedrag slechts een klein deel was van hetgeen aan anti-Cubaanse activiteiten is gespendeerd.
Op 26 maart verklaarde de Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken, Colin Powell, tegenover een senaatscommissie dat zijn ministerie alleen al voor radio- en tv-propaganda vanaf Miami 27 miljoen dollar ter beschikking heeft gesteld.

Ondanks de grote sommen geld die ter beschikking werden gesteld, slaagde men er niet in om een sterke dissidentenbeweging van de grond te krijgen. Volgens emeritus professor Edward Gonzalez van de Universiteit van Californië en analist bij de Rand Corporation zijn de dissidentenleiders beter bekend bij buitenlandse regeringen en internationale mensenrechtengroepen dan bij het Cubaanse volk.
Het is om die reden dat vorig jaar een verandering in de Amerikaanse politiek optrad. Het accent werd gelegd op het bevorderen van de illegale emigratie, desnoods met geweld. Een gegeven is dat een Amerikaanse wet uit 1966 aan de Cubanen speciale privileges geeft wanneer zij naar de Verenigde Staten vluchten. Dit heeft in hoge mate bijgedragen aan de vluchtelingencrisis van 1996.
Het verdrag dat Cuba na de 'balseros crisis' met de regering Clinton in 1996 heeft gesloten, voorziet, ter voorkoming van nieuwe illegale vluchtelingenstromen, in een legale emigratie van twintigduizend personen per jaar. Dit verdrag wordt niet langer nageleefd. In de eerste vijf maanden van het lopende jaar, werden slechts 505 visa verstrekt. Dit heeft ertoe geleid dat er in de afgelopen zeven maanden gewelddadige kapingen zijn uitgevoerd, waaronder van vliegtuigen. De daders werden in de Verenigde Staten met fluwelen handschoenen aangepakt. Sommigen lopen gewoon vrij rond. De gekaapte vliegtuigen werden niet eens naar Cuba teruggestuurd, maar geconfisqueerd door de Amerikaanse autoriteiten. Alleen al de laatste zes weken zijn 29 pogingen tot kapingen verijdeld.

Volgens de overeenkomst van 1996 verplichten de Amerikanen zich ook tot het terugsturen van vluchtelingen die op zee worden opgepikt. Op de dag van de kaping van de Cubaanse veerboot, begin april, verklaarden Amerikaanse autoriteiten dat zij zich hier niet langer aan zouden houden. Tegelijkertijd kreeg de Cubaanse regering te verstaan dat illegale emigratie en vluchtelingen van het eiland als een zaak van de nationale veiligheid van de USA zou worden beschouwd, hetgeen in het verleden meermalen als rechtvaardiging voor militair ingrijpen werd beschouwd..
Daarmee is de cirkel compleet. Legale emigratie wordt vrijwel onmogelijk; miljoenen worden uitgegeven aan propaganda via radio en televisie en het kopen van een binnenlandse oppositie; kapingen worden beloond; Cubaanse vluchtelingen krijgen een voorkeursbehandeling bij aankomst in de Verenigde Staten; en daar bovenop krijgt de Cubaanse regering te horen dat vluchtelingen voor de Verenigde Staten onacceptabel zijn, een zaak van nationale veiligheid, dus reden om in te grijpen. Amerikaanse functionarissen spreken reeds openlijk over de mogelijkheid van een militaire interventie à la Irak.

Voor een ieder die de historische ontwikkeling van de Amerikaans-Cubaanse relatie kent, is duidelijk dat het argument van de mensenrechten wordt aangegrepen als rechtvaardiging van Amerikaanse interventie. Reeds in 1898 werden mensenrechten als voorwendsel gebruikt om te interveniëren in de Cubaanse onafhankelijkheidsoorlog tegen Spanje. Wat toen volgde was een neokoloniale afhankelijkheid met een militaire dictatuur die tot de meest wrede van Latijns-Amerika wordt beschouwd, waar pas in 1959 een einde aan kwam. Wie wil weten wat de Verenigde Staten met Cuba voor ogen hebben, doet er goed aan de Helms-Burton wet te lezen. Cuba moet volledig op de knieën en de klok moet worden teruggedraaid tot vóór 1959.

Wat interventie van de USA onder de vlag van 'mensenrechten' en 'democratie' betekent, weten de Cubanen dus sinds 1898, de Chilenen sind 1973 na de door de Amerikanen gesteunde staatsgreep van Pinochet en het Nicaraguaanse volk na de 'vuile oorlog' van de door de Amerikanen gesteunde contra's. In feite hebben alle Latijns-Amerikaanse landen op een bepaald moment in hun geschiedenis ervaren wat export van Amerikaanse 'democratie' betekent.
Waar het nu in wezen om gaat is om de handhaving van datgene wat in het handvest van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) is vastgelegd: 'Alle staten hebben het recht om zelf te bepalen, zonder druk van buitenaf, wat voor politiek, economisch en sociaal systeem zij willen, het te organiseren op een wijze die hen past, en hebben de plicht zich niet in de interne zaken van andere landen te mengen.'

Deelname aan de Amerikaanse blokkade, zoals het CNV bepleit, met als doel op Cuba een crisi situatie te scheppen die voorwendsel kan zijn voor militair ingrijpen, legt een zware medeverantwoordelijkheid op. Een medeverantwoordelijkheid voor gevolgen die zich niet alleen tot Cuba beperken, maar zich uitstrekken tot het gehele Caraïbisch gebied en Latijns-Amerika.

Het is nu van belang de Amerikaanse agressie tegen te gaan en de krachten binnen de Verenigde Staten ondersteunen die ijveren voor normale betrekkingen, voor dialoog en voor vrede.
Het is te hopen dat het Nederlands bedrijfsleven dat zaken doet met Cuba, zich laat inspireren door het vijfdaags bezoek deze maand van een Britse handelsdelegatie aan het eiland, onder leiding van Lord Colin Berkely Moyniham. Berkely benadrukte de wil van de ondernemers om de relaties tussen de beide landen te versterken en sprak zich uit tégen isolatie van het eiland en vóór het uitbouwen van contacten. Moge dit ook de leidraad worden van de Nederlandse politiek ten aanzien van Cuba.

Amsterdam, 19 mei 2003

Platform Cuba Nederland*
p/a Sloterkade 20
1058 HE Amsterdam
Tel: 020 - 615 1122
Fax: 020 - 615 1120

* Platform Cuba Nederland is een samenwerkingsverband van organisaties en personen die zich inzetten voor de verdediging van de onafhankelijkheid en het zelfbeschikkingsrecht van Cuba.