SS Rotterdam B.V.
t.a.v. de heer J. v.d. Nieuwenhuizen
Admiraal de Ruyterstraat 24
3100 AC Schiedam
Zoetermeer, 23 mei 2003
Geachte heer Van der Nieuwenhuyzen,
In antwoord op de vraag betreffende de mogelijkheid het door u te verwerven
Stoomschip Rotterdam aan te merken als monument in de zin van de Monumentenwet,
Deel ik u het volgende mede.
Gezien het bijzondere karakter van het Stoomschip Rotterdam heeft de Raad voor
Cultuur een adviescommissie ingesteld om uw vraag te beantwoorden. Bijgaand zend ik u een afschrift
van het advies van deze commissie.
Uit het advies blijkt dat het initiatief tot behoud van het Stoomschip Rotterdam
Aanbevelenswaardig en gerechtvaardigd is vanwege de symboolwaarde, de
Ensemblewaarde, de integratie van interieur, ontwerp en techniek en de uniciteit van het
Stoomschip Rotterdam, alsmede het maatschappelijk draagvlak voor varend erfgoed in
algemene zin. Een en ander past ook inht cultuurbeleid zoals verwood in de
Monumentenwet, WBC en de Archiefwet.
Ik onderschrijf de conclusie van de Raad voor Cultuur dat de rijksoverheid zich het lot
Vanhet Stoomschip Rotterdam dient aan te trekken door middel van beleidsontwikkeling
En/of het beschikbaar stellen van financiële middelen. Daarbij wordt er wel vanuit gegaan dat de
belevingswaarde voor een breed samengesteld publiek de centrale
Doelstelling vormt, hetgeen naar ik van u heb begrepen de bedoeliing is. Een en ander betekent dat het
Stoomschip Rotterdam hetzij naar analogie van de regeling zoals vervat
in de Monumentenwet, hetzij als monument sui generis zal worden behandeld. De wijze
waarop dit zal worden uitgevoerd, alsmede het in bijgaans advies genoemde nadere
detailonderzoek, laat ik uiteraard aan mijn opvolger over. Wel heb ik het vorenstaande
kortgesloten met de Staatssecretaris van Financiën, die u separaat zijn visie over de
fiscale behandeling zal meedelen.
Ik hoop u met het vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
Mr. drs. C.H.J. van Leeuwen