Verbond van Verzekeraars
Aanpassingen in wetsvoorstel Wfd
Het ministerie van Financiën heeft onlangs aangegeven de concepttekst
van de Wet financiële dienstverlening (Wfd) op een aantal punten aan
te passen, aan de hand van de reacties van het Verbond en andere
relevante partijen. Belangrijkste winstpunt voor het Verbond is dat
Financiën voornemens is om nu ook bemiddeling in verzekeringen ten
behoeve van de zakelijke markt onder de reikwijdte van de Wfd te laten
vallen. Wel blijft verschil van mening bestaan over de vraag of de
niet-bemiddelende adviseur onder de reikwijdte van de wet moet vallen
en over de invulling van de rol van de toezichthouders.
De Wet financiële dienstverlening (Wfd) moet straks het gedragstoezicht op verzekeraars en tussenpersonen gaan regelen. De bedoeling is dat de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb) en de Wet op het consumentenkrediet in de nieuwe wet opgaan. Ook de EU-Richtlijnen Verzekeringsbemiddeling en Verkoop op afstand van financiële diensten worden erin geïmplementeerd.
Naar verwachting zal de Wfd medio 2004 in werking treden. In februari is de eerste concepttekst ter consultatie aan een aantal partijen (waaronder het Verbond) voorgelegd. Het ministerie van Financiën heeft in een breed consultatie-overleg laten weten welke van de voorgestelde wijzigingen worden meegenomen in een nieuwe tekst. Een winstpunt voor het Verbond is de reikwijdte van de wet: Financiën wilde de wet eerst alleen van toepassing laten zijn op de particuliere markt, en niet op de zakelijke markt. Volgens het Verbond leidt dit vooral voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) echter tot een onwenselijke situatie, omdat de eindklant daar doorgaans weinig verschilt van een particuliere consument. Bovendien maken de huidige Wabb en de Europese Richtlijn Verzekeringsbemiddeling ook geen onderscheid in particuliere en zakelijke markten. Financiën heeft er daarom uiteindelijk mee ingestemd dat ook de zakelijke markt onder de reikwijdte van de wet valt. Het ministerie is vooralsnog echter niet van plan om de adviseurs die niet bemiddelen, maar uitsluitend adviseren, ook onder de Wfd te laten vallen. Het Verbond pleit hier wel voor: noch vanuit consumentenbescherming, noch vanuit het gelijke speelveld is er reden waarom deze groep adviseurs moet worden uitgezonderd van de Wfd.
Twee toezichthouders
Een wijziging die niet is overgenomen, is het voorstel van het Verbond
dat er één toezichthouder verantwoordelijk wordt voor het verlenen van
vergunningen om tot de markt te kunnen toetreden. Volgens het
wetsvoorstel moeten verzekeraars, naast de vergunning die ze krijgen
van De Nederlandsche Bank (DNB)/Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK),
straks een aparte vergunning-van-rechtswege krijgen van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM), die het toezicht op de Wfd gaat voeren. Het
Verbond vindt deze extra deelcertificaten onwenselijk. Hoewel het om
een vergunning-van-rechtswege gaat (zodat extra administratieve lasten
bij het verkrijgen van markttoegang worden vermeden), krijgen
verzekeraars toch te maken met twee toezichthouders, die allebei eisen
zullen stellen en informatie zullen opvragen. Competentieverschillen
tussen beide toezichthouders zijn dan bijna onvermijdelijk. Het
Verbond pleit daarom voor een duidelijk onderscheid tussen
vergunningverlenend en lopend toezicht. Over de markttoegang zou bij
voorkeur één vergunningverlenende instantie (DNB/PVK) moeten oordelen.
In het lopend toezicht kan dan vervolgens een onderscheid worden
gemaakt tussen gedrags- en prudentieel toezicht.
Het ministerie van Financiën wil de concepttekst nog voor de zomer van
dit jaar voor advies voorleggen aan de Raad van State. De complete
tekst van de conceptversie met de Memorie van Toelichting is te vinden
op www.minfin.nl/wfd.
Bondig, mei 2003