Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2003/808
datum
20-05-2003
onderwerp
Agenda Landbouw- en Visserijraad Brussel, 26-27 mei 2003
TRC 2003/4025
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 26 en 27 mei aanstaande vindt de eerstvolgende bijeenkomst plaats van de Europese ministers van Landbouw en Visserij. Het is de eerste keer dat de ministers van de aspirant-lidstaten als waarnemers zullen deelnemen aan de formele Raad. Hierbij informeer ik u over de voorlopige agenda van de Raad. Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.
Op het gebied van landbouw en veterinaire aangelegenheden zal in de Raad gestreefd worden naar een politiek akkoord over een wijzigingsvoorstel voor de handel in rundersperma. De Commissie zal voorts verslag uitbrengen van de op 24 april jl. gehouden Ronde Tafel Conferentie voor stakeholders uit alle lidstaten over de coëxistentie van genetisch gemodificeerde productieketens enerzijds en conventionele en biologische productieketens anderzijds. Aansluitend zal een gedachtewisseling plaatsvinden. De Raad zal verder wederom spreken over de voorstellen van de Commissie over de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onder het agendapunt diversen zal de Commissie de Raad schriftelijk informeren over een verslag over de haalbaarheid van een positieve lijst van voedermiddelen, een nieuw voorstel voor een verordening tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne alsmede over de laatste stand van zaken met betrekking tot Bovine Spongiforme Encephalopathie (BSE).
Wat visserij betreft staat één onderwerp geagendeerd, te weten het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden (westelijke wateren).
datum
20-05-2003
kenmerk
IZ. 2003/808
bijlage
1. Goedkeuring van de agenda
2. Goedkeuring van de lijst van A-punten
3. Handel in sperma
De Raad zal streven naar een politiek akkoord over een voorstel
voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn
88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke
voorschriften van toepassing op het intracommunautaire
handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer
daarvan.
Het wijzigingsvoorstel heeft tot doel de opslag van sperma in
andere voorzieningen dan het station waar het sperma is gewonnen,
de zogenaamde KI-stations, mogelijk te maken. Verder worden de
veterinairrechtelijke voorschriften voor het binnenbrengen van
stieren in KI-stations gewijzigd in het licht van nieuwe
wetenschappelijke gegevens en van de nieuwe voorschriften van het
Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE). Ook
wordt op communautair niveau de procedure vereenvoudigd voor de
erkenning van KI-stations in derde landen en voor de opneming
ervan in de lijsten van erkende centra. Ten slotte stelt het
voorstel de Commissie in staat volgens de comitologieprocedure
wijzigingen aan te brengen in de bijlagen bij de Richtlijn
aangezien die betrekking hebben op technische aspecten van de
erkenning van centra en de voorwaarden van toelating van stieren
tot centra.
Met name het voorstel om opslagcentra voor sperma toe te staan, is
in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven. KI-organisaties
hebben moeite om te kunnen penetreren in de markten van diverse
EU-lidstaten. Nederlandse spermawincentra kunnen hun producten via
de opslagcentra in andere lidstaten beter vermarkten. Dit voorstel
zal de toegang van de Nederlandse KI-organisaties in andere
EU-lidstaten vereenvoudigen en de handel in sperma liberaliseren.
Ik zal het voorstel dan ook steunen.
4. Coëxistentie van genetisch gewijzigde, conventionele en
biologische gewassen
De Commissie zal verslag uitbrengen van de op 24 april jl.
gehouden Ronde Tafel Conferentie voor stakeholders uit alle
lidstaten over de coëxistentie enerzijds van genetisch
gemodificeerde (GG)-productieketens en conventionele en
biologische productieketens anderzijds. Doel van deze conferentie
was om een wetenschappelijke en technische basis te leggen voor
richtsnoeren voor agronomische en andere maatregelen die genomen
kunnen worden om coëxistentie van verschillende landbouwpraktijken
te faciliteren.
In maart heeft de Commissie besloten dat, uitgaande van het
beginsel van subsidiariteit, het aan de lidstaten zelf is om te
bezien of het noodzakelijk dan wel gewenst is om nationale
maatregelen te treffen om coëxistentie te garanderen. De Commissie
kondigde aan richtsnoeren ten behoeve van eventuele maatregelen op
nationaal niveau op te zullen stellen. De uitkomsten van de Ronde
Tafel Conferentie zullen hiervoor mede als inbreng dienen.
Het Nederlandse beleid gaat, evenals dat van de Europese
Commissie, uit van het principe dat geen enkele landbouwvorm moet
worden uitgesloten. Dit betekent dat alle drie vormen
(conventionele, biologische en GGO-teelt) naast elkaar moeten
kunnen bestaan.
De coëxistentieproblematiek verschilt per gewas en per regio. Om
die reden lijkt het voor de hand te liggen dat eventuele gewas- en
locatiespecifieke maatregelen beter op regionaal en nationaal
niveau genomen kunnen worden. Nederland steunt daarom het
inititatief van de Commissie en beoordeelt het als positief dat de
Commissie richtsnoeren zal opstellen. Het is mijns inziens echter
belangrijk dat een zorgvuldige afweging op EU-niveau wordt gemaakt
van de voor- en nadelen van enerzijds het standpunt van de
Commissie en anderzijds het standpunt van de lidstaten die
regelgeving op communautair niveau willen. Ik ben voorstander van
een praktische, werkbare oplossing voor de problematiek en wil
starre, waarschijnlijk niet handhaafbare en kostenverhogende
regelgeving voorkomen.
Aansluitend aan het verslag van de Commissie zal een
gedachtewisseling plaatsvinden.
5. Beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en
visbestanden (westelijke wateren)
De Raad zal een eerste debat voeren over dit verordeningsvoorstel.
Het voorstel is aan de Raad voorgelegd als gevolg van het met
ingang van 1 januari 2003 aflopen van de in de Toetredingsakte
opgenomen overgangsperiode voor Spanje en Portugal. Hiermee lopen
de toegangsbeperkingen tot de betrokken wateren voor die lidstaten
af. Het ter tafel liggend voorstel beoogt de totale inspanning in
de westelijke wateren (wateren ten westen van het Verenigd
Koninkrijk) na genoemde datum te stabiliseren en heeft een
overwegend administratief karakter.
Nederland acht het voorstel noodzakelijk om Spanje en Portugal te
integreren in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. De
voorgestelde regulering van de visserij-inspanning ziet Nederland
als een eerst stap op weg naar een toekomstige regulering van de
visserij-inspanning, waarbij het inspanningsinstrument
ondersteunend werkt voor het TAC/quotumbeleid. Afstemming met de
beschikbaarheid van TACs en quota is daarbij van belang.
Besluitvorming is niet voorzien.
6. Hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid
De Raad zal wederom de voorstellen van de Commissie over
hervorming van het GLB bespreken. Het gehele pakket voorstellen is
door de Commissie gepresenteerd in de Raad van 27-28 januari 2003.
Sindsdien zijn de verschillende onderdelen van het pakket
voorstellen afzonderlijk in de Raad besproken. Dit proces is in de
Raadszitting van 7-8 april jl. afgerond.
Het voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over het
gehele pakket voorstellen in de Landbouw- en Visserijraad van
11-12 juni 2003. Ter voorbereiding van een politiek akkoord is een
Werkgroep op Hoog Niveau ingesteld. Het voorzitterschap zal de
Raad op de hoogte brengen van de eerste bijeenkomst van de
Werkgroep, die op 15 en 16 mei jl. plaatsvond. Aansluitend zal er
een debat plaatsvinden.
Voor het regeringsstandpunt met betrekking tot de hervorming van
het GLB ten algemene zou ik willen verwijzen naar mijn brief aan
de Kamer van 19 februari jl. (TK 2002-2003, 28 625, Nr. 3).
7. Diversen
In het kader van de aanpassingen van de werkmethoden van de Raad
als gevolg van de uitbreiding van de Raad met de
aspirant-lidstaten, zal de Commissie voortaan in beginsel de Raad
niet langer meer mondeling informeren over nieuwe voorstellen en
verslagen, maar schriftelijk. Voor deze agendapunten is dan ook
geen debat voorzien.
De Commissie zal de Raad schriftelijk informeren over:
a. Voedermiddelen
- Positieve lijst van voedermiddelen
Conform Richtlijn 2002/2/EG inzake de wijziging van de
voorschriften op de etikettering van mengvoeders, brengt de
Commissie een verslag uit over de haalbaarheid van de
vaststelling van een positieve lijst van voedermiddelen.
Het gaat hier om een exclusieve lijst van voedermiddelen die
na beoordeling veilig worden geacht voor de gezondheid van
mens en dier, en die bijgevolg in diervoeders mogen worden
gebruikt. Dit betekent dat alleen voedermiddelen die in de
lijst zijn opgenomen door de diervoederbedrijven mogen worden
gebruikt.
De conclusie van de Commissie is dat de opstelling van een
positieve lijst niet bijdraagt aan de veiligheid van
diervoeders. Uit de berichten van het systeem voor snelle
waarschuwingen (RASFF) en de recente diervoederschandalen is
gebleken, dat het voedermiddel zelf meestal niet het probleem
is. Verontreiniging met stoffen die in de diervoeding niet
toegestaan zijn, treedt op tijdens de productie, de opslag en
het vervoer. Bijgevolg zal de Commissie geen voorstel
indienen om een dergelijke lijst op te stellen.
De Commissie is echter wel van mening, dat de verbetering van
de voederveiligheid nadere maatregelen vereist. Zo zouden
bepalingen vastgesteld moeten worden voor voederhygiëne en
zouden de bestaande bepalingen voor de controle van
diervoeder verbeterd moeten worden. Daarnaast moeten de
bestaande bepalingen inzake controles van diervoeders worden
verbeterd. Verder dienen er volgens de Commissie bepalingen
te komen om de werkingssfeer van de wetgeving met betrekking
tot de lijst van ingrediënten waarvan het gebruik in voeder
verboden is, te verruimen. Nadere maatregelen zijn ook
wenselijk om de bestaande niet-exclusieve lijst van
voedermiddelen voor etiketterings- en
traceerbaarheidsdoeleinden uit te breiden, en ten slotte om
de bepalingen op het vlak van de etikettering van voeders te
herzien.
De Commissie heeft al een voorstel inzake controles van
levensmiddelen en diervoeders en een voorstel inzake
diervoederhygiëne ingediend en zal binnenkort met
initiatieven voor de andere onderwerpen komen.
Hoewel Nederland geijverd heeft voor de opstelling van een
positieve lijst, kan ik de door de Commissie voorgestelde
maatregelen voor de verbetering van de voedselveiligheid
steunen. Dit omdat deze maatregelen een aantal positieve
effecten hebben, die Nederland anders graag via de positieve
lijst had bewerkstelligd. Dit ook mede gezien de uiterst
sceptische houding van de Commissie ten opzichte van een
positieve lijst.
Aangezien het niet te verwachten is dat de Commissie op korte
termijn alsnog met een voorstel zal komen voor een dergelijke
lijst, zijn voorgestelde maatregelen mijns inziens op dit
moment het hoogste haalbare.
- Voorschriften voor diervoederhygiëne
De Commissie zal de Raad schriftelijk informeren over een
nieuw voorstel voor een Verordening tot vaststelling van
voorschriften voor diervoederhygiëne. Het voorstel voor een
nieuwe verordening is ter vervanging van Richtlijn 95/69/EG
inzake erkenning- en registratie(voorwaarden) van (voor)
diervoederbedrijven. Het voorstel vindt zijn oorsprong in
diervoederveiligheidsaffaires als de BSE-crisis, de twee
ernstige gevallen van dioxineverontreiniging en de
verontreiniging van voedermiddelen en diervoeders met
nitrofeen en hormonen.
De Europese Commissie wil met deze verordening het juridisch
instrumentarium uitbreiden, om de veiligheid van álle soorten
diervoeder te waarborgen (ook de nog wat minder intensief
gereguleerde diervoeders, zoals voedermiddelen
(diervoedergrondstoffen); te bewerkstelligen dat álle
diervoederbedrijven volgens geharmoniseerde
hygiënevoorschriften werken, en ten slotte om de
traceerbaarheid te verbeteren.
Hoewel het voorstel nadere bestudering behoeft, stelt
Nederland zich op het voorlopige standpunt dat de uitbreiding
van de bestaande 'Bedrijfserkenningenrichtlijn
diervoedersector 95/69/EG' wenselijk en noodzakelijk is. De
ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is een hoger
beschermingsniveau voor de gezondheid van mens (consument van
dierlijke producten), dier en milieu te realiseren, met name
op het punt van waarborging van de veiligheid en geschiktheid
van voedermiddelen (diervoedergrondstoffen). Verdere
doorvoering van het toepassen van de HACCP-beginselen in
diervoederbedrijven, zoals wordt voorgesteld door de
Commissie, in uitgebreider internationaal verband, is
belangrijk gelet op het zeer internationale aanvoerpatroon
van diervoeder(middelen) en ten behoeve van verdere
harmonisatie van veiligheidswaarborgingsniveaus bij dierlijke
producten die eveneens zeer internationaal verhandeld worden.
b. Bovine Spongiforme Encephalopathie ( BSE)
De Commissie zal de Raad informeren over de laatste stand van
zaken met betrekking tot BSE. Er hebben zich bij dit dossier
de afgelopen tijd weinig nieuwe ontwikkelingen voorgedaan.
Het is dan ook niet de verwachting dat de Commissie met
nieuwe initiatieven zal komen.
c. Vergaderrooster
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---