Partij van de Arbeid

Den Haag, 23 mei 2003

Vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid


1


Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Centrale Raad voor beroep waarmee de gemeente Amsterdam gedeeltelijk in het gelijk is gesteld bij haar verweer tegen een opgelegde boete van 6.6 miljoen gulden, waardoor een boete van 3 miljoen gulden niet betaald behoeft te worden?


2


Welke consequenties trekt u uit deze uitspraak met betrekking tot de aan de gemeente Amsterdam en mogelijk aan andere gemeenten opgelegde vergelijkbare boetes?


3

Moeten en kunnen andere gemeenten per opgelegde boete in 1994 en latere jaren herziening aanvragen van de opgelegde sancties vanwege deze uitspraak om uit een oogpunt van rechtsgelijkheid op eenzelfde wijze behandeld te worden?


4

Wanneer en op welke wijze worden de betrokken gemeenten geïnformeerd over dit feit en welke gemeenten betreft dit?


5

Wat is het volume van sinds 1994 opgelegde boetes en welk deel daarvan in euro's komt vanwege deze uitspraak in aanmerking om als onjuist betaalde boete terug betaald te worden?

NRC 20.5.2003


---
Tweede Kamer der Staten-Generaal
www.tweede-kamer.nl