Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA 's-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk 2020311010 AV/CAM/2003/36606

Onderwerp Datum Inkomstenstijging van topmanagers 26 mei 2003

Op 1 mei jl. hebben de leden Vendrik en Van Gent (beiden GroenLinks) vragen gesteld over de mogelijke stijging van topsalarissen van managers in het bedrijfsleven. Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Financiën, de beantwoording van deze vragen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)



2

Vragen van de leden Vendrik en Van Gent (GroenLinks) over de mogelijke stijging van topsalarissen van managers in het bedrijfsleven


1.Hebt u kennisgenomen van het onderzoek over de inkomstenstijging van topmanagers met gemiddeld meer dan zeven procent, alsmede het bericht dat Nederlandse bedrijven tenminste 34 miljoen hebben uitgekeerd aan 23 topbestuurders?

Antwoord 1
Ja.


2. Wat is uw oordeel over het gegeven dat, terwijl de CAO-lonen voor werknemers met een beneden-inflatoir percentage zijn gestegen, de verrijking aan de top van het bedrijfsleven ook in 2002 een hoge vlucht heeft genomen?


3. Herinnert de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich zijn opmerking over de inkomensstijging aan de top, tijdens de behandeling van de initiatiefwet openbaarheid topinkomens (Kamerstuk 28163) afgelopen week? Is het onderzoek van het Algemeen Dagblad voor u een bevestiging van het feit dat "de solidariteit in Nederland in het geding is"?

Antwoord 2 en 3
De huidige economische situatie vraagt om matiging van allen. De ruime beloningen aan de top ondermijnen het draagvlak voor loonmatiging in brede zin. Het zou juist zo moeten zijn, zo heb ik ook bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel openbaarheid topinkomens aangegeven, dat de top het goede voorbeeld geeft. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel heb ik ook het belang van solidariteit benadrukt. Een loonstijging zoals uit het aangehaalde onderzoek zou blijken, is in dit opzicht een verkeerd signaal. Overigens zijn de contractlonen in 2002 met een percentage net boven inflatie gestegen.


4. Kunt u aangeven hoeveel ondernemingen uit de lijst van vijftig van het Algemeen Dagblad lid zijn van VNO-NCW? Vindt u dat deze VNO-NCW-leden zich gebonden zouden moeten voelen aan de afspraken in het Najaarsakkoord, waarin een loonstijging van 2,5% voor werknemers én werkgevers is overeengekomen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Ik heb geen inzicht in het ledenbestand van VNO-NCW. Mijn stelling is echter dat indien werkgevers ­ wel of geen lid van VNO-NCW - doordrongen zijn van de ernst van de economische situatie en loonmatiging verlangen, zij om te beginnen zelf grote terughoudendheid dienen te betrachten. Hier is de geloofwaardigheid van de bestuurder in het geding. Het belang van deze "grote terughoudendheid" is ook onderstreept in Najaarsakkoord tussen centrale werknemers- en werkgeversorganisaties. In het Najaarsakkoord wordt overigens alleen in deze kwalitatieve, en dus niet in kwantitatieve termen, gesproken over de loonontwikkeling van niet-CAO'ers.


5. Bent u bereid de genoemde topmanagers stevig aan te spreken op hun graaigedrag, waarmee immers, in de woorden van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de solidariteit in Nederland verder onder druk komt te staan. Zo neen, waarom niet?



3


6. Bent u van plan om met voorrang deze "pre-pensioen"-regelingen (gouden handdrukken) eerst aan te pakken voordat u het pre-pensioen van de gewone werknemers gaat beperken? Zo neen, waarom niet?


7. Bent u het eens met de reactie van CNV-voorzitter Doekle Terpstra op dit onderzoek, namelijk dat kabinet en Kamer deze verrijking aan de top niet kunnen laten passeren en het thema van de excessieve stijging van topsalarissen niet een half jaar in de "wachtkamer" van de Sociaal-Economische Raad moeten leggen? Zo neen, waarom niet?


8. Bent u bereid om met vakbonden en werkgeversorganisaties, inclusief MKB Nederland, het gesprek aan te gaan over de verdere uiteenloping van de loonontwikkeling tussen basis en top? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5, 6, 7 en 8
Centrale werkgevers- en werknemersorganisaties hebben het Najaarsakkoord afgesloten. Zij kunnen en moeten elkaar hierop aanspreken. Vervolgens is het primair aan de centrale werkgeversorganisaties de eigen achterban aan te spreken. Uiteraard zijn de centrale organisaties tegelijkertijd gesprekspartners van het kabinet. Voor het kabinet is voortgaande loonmatiging essentieel en daarmee ook de vereiste terughoudendheid aan de top. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel openbaarheid topinkomens heb ik dan ook aangegeven dat de ontwikkeling van de topinkomens op de agenda zal staan van het eerstvolgende overleg met de Stichting van de Arbeid. In dit overleg zal , naar ik verwacht, het (nieuwe) kabinet, in de brede context van de economische vooruitzichten en het voortdurende belang van een verantwoorde totale loonkostenontwikkeling, ook zijn visie op de ontwikkeling van de topinkomens nader bespreken.


9. Heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid spijt van het feit, dat hij namens het kabinet geen positief advies heeft uitgebracht over de initiatiefwet openbaarheid topinkomens?

Antwoord 9
Nee. Ik heb uitvoerig beargumenteerd waarom het kabinet het initiatiefwetsvoorstel niet steunt. Samengevat acht het kabinet het wetsvoorstel te bemoeizuchtig voor de marktsector en tegelijkertijd niet ver genoeg gaan voor de (semi-)publieke sector. In deze opstelling is niets veranderd.


10. Deelt u de mening, dat u met lege handen staat, vooral waar het de marktsector betreft? Zo neen, waarom niet?


11. Wordt het langzamerhand niet hoog tijd dat het kabinet, zoals de premier pleegt te zeggen, "zijn verantwoordelijkheid neemt"?

Antwoord 10 en 11
Er kan geen misverstand over bestaan dat de primaire verantwoordelijkheid voor inkomens bij sociale partners ligt. Dit geldt dus ook voor de topinkomens. Dat wil echter niet zeggen dat de overheid met lege handen zou staan en zijn verantwoordelijkheid niet zou nemen. Ten eerste is en blijft ­ zeker bij de huidige economische vooruitzichten ­ de ontwikkeling van de (top)inkomens één van de belangrijkste gespreksonderwerpen in het overleg tussen kabinet en Stichting van de Arbeid.



4

Ten tweede is de overheid verantwoordelijk voor de kaders waarbinnen verantwoording voor topinkomens moet worden afgelegd. De volledige transparantie met betrekking tot individuele topinkomens is inmiddels wettelijk geregeld voor open naamloze vennootschappen. De huidige maatschappelijke discussie is hier rechtstreeks een gevolg van. Voorts wil het kabinet de invloed van de algemene vergadering van aandeelhouders vergroten, door de mogelijkheid ook de Raad van Commissarissen van structuurvennootschappen naar huis te sturen (kamerstukken II 2001/2, 28179, nrs. 1-6) en door de goedkeuring van het te voeren bezoldigingsbeleid ten aanzien van bestuurders. Ten derde kan de overheid haar zorgen uiten in de aandeelhoudersvergadering bij ondernemingen waar de Staat zelf aandeelhouder is. Ten vierde is openheid met betrekking tot topinkomens in de (semi-)publieke sector evenzeer van belang. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel openbaarheid topinkomens heb ik toegezegd dat uw Kamer een brief zal ontvangen met de stand van zaken. Deze brief zal door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties worden verzonden.