Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Rapportage trendonderzoek, prognose vraag naar kinderopvang

pagina


1. Inleiding.................................................................................... 3


2. Vraagstelling.............................................................................. 4
2.1. De algemene trends................................................................. 4 2.2 Factoren die verschillen bepalen................................................ 4


3. Onderzoeksopzet........................................................................ 5 3.1 Opzet van het onderzoek........................................................... 5 3.2 Vragenlijst............................................................................... 5 3.3 Respons.................................................................................. 6


4. Resultaten.................................................................................. 8 4.1 Kenmerken van de respondenten................................................ 8 4.1.1 De werksituatie van de respondenten........................................ 8 4.1.2 De werksituatie van de partner................................................. 8 4.1.3 Hervatting van de werkzaamheden na het zwangerschapsverlof ..... 8 4.2 Huidig gebruik .......................................................................... 10 4.2.1 Omvang van het huidige gebruik van kinderopvang naar soort opvang 10 4.2.2 Omvang van het gebruik bij de gebruikers van kinderopvang.......... 11 4.2.3 Gemiddelde omvang van huidig gebruik per 100 kinderen.............. 11 4.2.4 Verschillen tussen deelpopulaties.............................................. 12 4.2.5 Waarom geen gebruik van kinderopvang?.................................... 14 4.2.6 Door wie wordt het kind dan opgevangen?.................................... 14 4.2.7 Doorstroming naar de BSO........................................................ 15 4.2.8 Zorgarrangementen.................................................................. 15 4.2.9 Invloed van de gezinssamenstelling............................................ 15 4.3 Gewenst gebruik.......................................................................... 16 4.3.1 Gewenst gebruik kinderopvang................................................... 17 4.3.2 Gepland gebruik van kinderopvang door zwangeren....................... 18 4.3.3 Meerwens van respondenten die niet tevreden zijn met de huidige opvang 18 4.3.4 Verklaringsmodellen van de grote overeenkomst tussen feitelijke en gewenste opvang..................................................................... 19 4.3.5 Onderscheid naar deelpopulaties................................................ 19 4.4 Toekomstig gebruik..................................................................... 20 4.4.1 Toekomstig gebruik van kinderopvang 0-3 jarigen.......................... 20 4.4.2 Toekomstig gebruik kinderopvang voor 4-12 jarigen ....................... 21 4.5 Opvang bij ziekte van kinderen...................................................... 22 4.5.1 Huidige situatie....................................................................... 22 4.5.2 Wensen................................................................................. 22 4.5.3 Verschillen tussen de deelpopulaties........................................... 23 4.6 Flexibele opvang......................................................................... 23 4.6.1 Wensen................................................................................ 24 4.6.2 Opvallende verschillen tussen de deelpopulaties........................... 24 4.7 Belangrijke aspecten van de formele kinderopvang......................... 24 4.7.1. Belangrijke aspecten van kinderdagverblijf.................................... 25 4.7.2. Belangrijke aspecten van de gastouder opvang.............................. 25 4.7.3 Belangrijke aspecten van de buitenschoolse opvang........................ 26 4.8 Locatie........................................................................................ 26 4.9 Informele of formele opvang.......................................................... 27 4.9.1 Voorkeuren van zwangeren en huishoudens................................... 27 4.9.2 Verschillen naar opleidingsniveau................................................. 27 4.10 Informatievoorziening.................................................................. 28
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 1 van 40



5. Prognoses.................................................................................... 29 5.1 Conclusies m.b.t. de prognose voor de vraag naar de kinderopvang 29 5.1.1 Prognose gebruik formele kinderopvang door 0-3-jarigen.................. 29 5.1.2 Prognose gebruik formele kinderopvang door 4-12-jarigen................ 30


6. Conclusies.................................................................................. 31 6.1 Conclusies m.b.t. het huidige gebruik van kinderopvang......... 31 6.2 Conclusies m.b.t. het gewenste gebruik van kinderopvang...... 31 6.3 Overige conclusies............................................................. 32 6.3.1 Opvang van zieke kinderen....................................................... 32 6.3.2 Flexibele opvang...................................................................... 32 6.3.3 Extra diensten.......................................................................... 32 6.3.4 Kwaliteitsaspecten.................................................................... 32 6.3.5 Voorkeuren voor soort opvang: kleinschalig - groepsopvang; formeel ­ informeel.................................................................. 33 6.3.6 Informatievoorziening.................................................................. 33 6.4 Conclusies m.b.t. de vraag van deelpopulaties.......................... 33


7. Aanbevelingen................................................................................. 34 7.1 Voor de ondernemers in de kinderopvang................................. 34 7.2 Voor de overheid................................................................... 35

Bijlagen:
Bijlage 1: Literatuur................................................................................................... 37 Bijlage 2: Samenstelling projectgroep........................................................................... 38 Bijlage 3: Gegevens van respondenten......................................................................... 39 Bijlage 4: Begripsbepalingen....................................................................................... 40


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 2 van 40



Rapportage trendonderzoek, prognose vraag naar kinderopvang


1. Inleiding




Ramingen van de vraag naar kinderopvang zijn van belang voor zowel de overheid als voor ondernemers. SCP/SEO hebben een onderzoek verricht en een ramingsmodel opgezet1. Dit geeft een goede start voor het maken van prognoses, maar kent ook een aantal beperkingen:
- De onderzochte populatie is te klein om informatie per regio te geven.
- Het feitelijk gebruik is onderzocht. Daar de beschikbaarheid van voorzieningen beperkt is hebben ouders geen keuzemogelijkheden. Het is niet bekend of de gebruikte vorm van opvang ook de voorkeursoplossing van de ouders is
Het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang wil een stimulans geven aan de sector om voor de toekomst prognoses voor de vraag naar kinderopvang te kunnen maken, ook op regioniveau bruikbaar. Hiervoor is nodig dat gedurende een reeks van jaren het feitelijke en het gewenste gebruik onderzocht worden. In een trendonderzoek kunnen in het eerste jaar indicaties worden verkregen voor de prognose, de jaren daarna kan deze worden getoetst.
Daarnaast wil het Netwerkbureau dat er een analyse plaatsvindt van de factoren, die de vraag naar kinderopvang beïnvloeden, zodanig dat in een vervolgstudie een rekenmodel ontwikkeld kan worden waarmee de ondernemer op basis van lokale gegevens een prognose voor de vraag naar kinderopvang in de eigen regio kan maken.
Vyvoj is gevraagd om dit trendonderzoek uit te voeren.


1 Zie bijlage 1: Literatuurlijst

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 3 van 40




2. Vraagstelling




De centrale vragen die met dit trendonderzoek beantwoord moeten worden: a. Welke trends doen zich voor in de vraag naar kinderopvang en zijn deze hetzelfde voor de verschillende regio's?.
b. Welke factoren zijn van invloed op deze trends en kan er een rekenmodel ontwikkeld worden zodat ondernemers de haalbaarheid van eventuele uitbreidingen reëel kunnen inschatten


2.1. De algemene trends
De afgelopen jaren speelde het vraagstuk van de prognose naar de behoefte aan kinderopvang nog niet sterk: in het hele land was er eenvoudigweg een schreeuwend tekort aan kinderopvangvoorzieningen. Een ondernemer kon er bij de opening van een nieuwe voorziening op rekenen dat de plaatsen snel gevuld zouden zijn. Natuurlijk ging die ontwikkeling in de grote steden sneller dan op het platteland, maar het risico voor de ondernemer was beperkt. Nu is mede door de verschillende Rijksstimuleringsmaatregelen het aantal kindplaatsen dermate gegroeid, dat op verschillende plaatsen een plafond in de vraag naar kinderopvang wordt geconstateerd. Het uitgangspunt dat er een grote onvervulde behoefte aan kinderopvang is geldt niet zonder meer en niet voor alle regio's. De dichtheid aan kinderopvangvoorzieningen varieert van 6 kindplaatsen per 100 kinderen in Zeeland tot 27,6 in de regio Haaglanden voor 0-3 jarigen (resp. 1,95 en 8,26 voor 4-12 jarigen (Monitor Uitbreiding Kinderopvang, Ministerie van VWS, Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang, 2001)1. Ook de mate waarin binnen gemeenten voorzieningen gerealiseerd zijn en de verwachtingen die daaruit kunnen worden afgeleid varieert.(Deloitte en Touche/SCP frontier analyse,2002). In de praktijk van de ondernemers in de kinderopvang heeft deze ontwikkeling geleid tot voorzichtiger opereren voordat nieuwe vestigingen worden geopend, er worden haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. De laatste hausse van uitbreiding heeft zelfs op enkele plaatsen al tot overcapaciteit en sluiting van onrendabele voorzieningen geleid. Deze recente ontwikkelingen maken duidelijk dat op voorhand geen prognose/hypothese is op te stellen voor de ontwikkeling van de vraag naar kinderopvang. Wel is het duidelijk dat de lokale situaties sterk verschillen.

2.2 Factoren die verschillen bepalen
Om zicht te krijgen op de lokale/regionale verschillen in vraag naar kinderopvang moeten de factoren die van invloed zijn op de vraag naar kinderopvang geanalyseerd worden. Een aantal factoren die in andere onderzoeken genoemd worden voor de verklaring van regionale verschillen in de vraag zijn: arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, opleidingsniveau, de aanwezigheid van een informeel circuit (familie/kennissen), de flexibiliteit van arbeidstijden, de prijs van de kinderopvang, de aanwezigheid van commercieel georiënteerde werkgelegenheid.
Het gaat hier onder meer om een publicatie van Merens (2000) naar de manier waarop tweeverdieners betaalde en onbetaalde arbeid combineren en ­ meer in het algemeen ­ de emancipatiemonitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2000).
Zowel bij het uitwerken van de vragenlijst, bij het uitzetten van de steekproef als bij de gegevensanalyse waren de centrale vraagstelling en de bovengenoemde factoren richtinggevend. In de antwoordcategorieën bij vragen over de respondenten zijn indelingen aangehouden zoals die ook in andere onderzoeken worden gebruikt. Op deze manier kunnen reeds eerder gesignaleerde trends ondersteund of juist ondergraven worden. Ook is zoveel mogelijk aangesloten bij door het CBS gehanteerde definities in verband met aansluiting op informatie die algemeen voor ondernemers beschikbaar is.


1 Zie bijlage 1: Literatuurlijst

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 4 van 40




3. Onderzoeksopzet

3.1 Opzet van het onderzoek
Fundamenteel voor de keuzes in de onderzoeksopzet is de aard van de vraagstelling: er moeten trends worden geïdentificeerd. Dat betekent dat de onderzoeksopzet zodanig moet zijn dat deze te herhalen is. Immers, juist het verzamelen van gegevens over een reeks van jaren zal een betrouwbaar beeld van de trends in de vraag naar kinderopvang geven. In dit eerste onderzoek is gevraagd naar huidig gebruik, voorkeuren en gepland gebruik volgend jaar. In een tweede jaar kan getoetst worden of de planning gerealiseerd is en, zo niet, wat de redenen van afwijkingen zijn.

Deelonderzoeken
Er zijn twee deelonderzoeken uitgevoerd:
a. Onderzoek bij een representatieve steekproef van 2000 huishoudens met kinderen van 0-12 jaar. Er is gekozen voor een steekproefomvang van 2 maal 1000 respondenten (0-3 en 4-12 jarigen) zodat er voor beide leeftijdsgroepen over deelpopulaties ook conclusies kunnen worden getrokken. Belangrijke deelpopulaties zijn: niveaus van stedelijkheid, regio, inkomens- en opleidingsniveau. b. Onderzoek onder toekomstige gebruikers van kinderopvang: vrouwen tijdens de eerste zwangerschap.
Bij een herhaling kan voor de groep huishoudens een nieuwe steekproef getrokken worden, dit geldt ook voor de wijze van benaderen van de vrouwen tijdens hun eerste zwangerschap. Daarnaast is voor het scherp in beeld brengen van de trends zeer interessant om de groep zwangeren die dit jaar de vragenlijst hebben ingevuld volgend jaar opnieuw te benaderen met de vraag hoe het feitelijk gebruik van kinderopvang is na de geboorte van hun kind.

Gekozen is voor kwantitatief onderzoek met schriftelijke vragenlijsten, die uitgezet zijn bij een bestaand panel. Voordeel van deze methode is dat een grote respons bereikt wordt, en er toch veel vragen gesteld kunnen worden. Ook ingewikkelde vragen waarbij schema's ingevuld moeten worden, of voorkeuren uit een hele lijst moeten worden aangegeven zijn met een schriftelijke lijst goed te stellen. Het gebruik van panels biedt de mogelijkheid om dezelfde groep (deels) in een volgend jaar weer te benaderen.

Projectgroep
Voor de begeleiding van het onderzoek is een projectgroep in het leven geroepen, leden van de projectgroep zijn vermeld in bijlage 2.
De functie van de projectgroep was om alle fasen van het onderzoek kritisch te volgen en bij alle stappen vooraf commentaar te leveren. Zo heeft de projectgroep geadviseerd bij het uitwerken van de vragenlijst, de keuze van het bureau voor de gegevensverzameling en de analyse van de gegevens. Naast de terugkoppeling naar de projectgroep heeft in de verschillende fasen van het onderzoek terugkoppeling naar de opdrachtgever plaatsgevonden. Ook heeft afstemming plaatsgevonden met leden van de klankbordgroep van onderzoekers die zich met kinderopvang bezig houden. O.a. Van Doveren Marketing Analyse (VDMA) heeft geadviseerd bij het zodanig trekken van de steekproef dat de resultaten naar deelpopulaties terugvertaald kunnen worden.

3.2 Vragenlijst
Bij het opstellen van de vragenlijst is zorgvuldig rekening gehouden met het verkrijgen van achtergrondvariabelen van de respondenten. Om t.z.t. bruikbaar te zijn voor kinderopvangondernemers moeten de gegevens terugvertaald kunnen worden naar regionale of lokale cijfers. Gegevens over de lokale situatie worden door CBS op gemeente- en wijkniveau op internet gepubliceerd en zijn daarmee voor iedere ondernemer beschikbaar. Deze zijn te vinden op StatLine van het CBS( www.CBS.nl/cijfers/buurt in beeld). Er is in de definitie van de antwoordcategorieën steeds geprobeerd aansluiting te zoeken bij de door CBS gehanteerde definities. In de vragenlijst is een beschrijving van de gebruikte begrippen zoals formele en informele kinderopvang opgenomen en de definities van de opvangsoorten (zie bijlage 4).
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 5 van 40


De inhoud van het onderzoek concentreert zich op vragen over
- huidig gebruik

- gewenst gebruik

- verwacht gebruik volgend jaar

- motieven voor gemaakte keuzes

- opinies en voorkeuren over de verschillende opvangsoorten
- waardering van de verschillende aspecten van de verschillende vormen van opvang.
- informatievoorziening
De vragenlijst is zodanig opgezet dat deze goed jaarlijks te herhalen is. Als er dan geen conclusies over deelpopulaties getrokken hoeven te worden kan bij herhaling met een kleinere steekproef gewerkt worden. Bij de groep zwangeren is een vragenlijst uitgezet over verwachtingen t.a.v. de hervatting van het werk en de voornemens t.a.v. kinderopvang. Ook is gevraagd naar de ervaringen met en meningen over de informatievoorziening.
Bij de vragen over het huidige, gewenste en toekomstige gebruik van kinderopvang is expliciet ook de vraag naar het gebruik van peuterspeelzalen opgenomen. Doel daarvan is het voorkomen van vervuiling van gegevens. Respondenten die uitsluitend van peuterspeelzalen gebruik maken worden beschouwd als niet-gebruikers van kinderopvang.

3.3 Respons
De gegevensverzameling is uitgevoerd in de periode mei-juni 2002 door het NIPO. De vragenlijst is uitgezet bij het panel Capi@home. Dit is een vast panel bestaande uit 30.000 huishoudens, dat regelmatig door het NIPO via internet benaderd wordt. Voordeel van deze benadering is, dat van de respondenten al veel gegevens beschikbaar zijn, dat de respons zeer hoog is en dat de respondenten rustig op hun eigen tijd de vragenlijst kunnen invullen. Ook kan goed aanvullende informatie worden gegeven en door de geautomatiseerde verwerking kunnen respondenten op een efficiënte wijze door de vragenlijst geloodst worden. Bij het binnenkrijgen van de reacties wordt gecontroleerd of de cellen van de deelpopulaties goed gevuld zijn en kunnen indien nodig meer vragenlijsten worden uitgezet. Dit bleek in de praktijk ook zo uit te werken: er werd heel snel op de vragenlijst gereageerd: binnen een week was de respons voldoende. Gebruikelijk is om 25% meer vragenlijsten uit te zetten dan het totaal aantal gewenste respondenten. De respondenten gaven in hun reacties ook aan dit een zinvol onderzoek te vinden.
Daarnaast is het panel van Capi@home gescreend op de aanwezigheid van vrouwen in hun eerste zwangerschap. Vervolgens is het deelonderzoek zwangeren bij de totale steekproef van 171 zwangeren uitgezet.

Respons van het onderzoek onder huishoudens met 0-12 jarigen. In totaal zijn 2030 mensen ondervraagd, 1105 respondenten hebben kinderen van 0-3 jaar, 1547 hebben kinderen van 4-12 jaar (dus 622 respondenten hebben kinderen in beide leeftijdsgroepen). De respons is vergeleken met landelijke totaalcijfers zoals die door GFK (Gesellschaft für Konsumerforschung) beschikbaar worden gesteld. Dit overzicht is opgenomen als bijlage 3. Uit dit overzicht blijkt, dat de verdeling in de steekproef overeen komt met de landelijke totaalcijfers voor huishoudens met kinderen van 0-12 jaar. Ook de verdeling naar opleidingsniveaus stemt overeen met de landelijke totalen. Kortom: er is sprake van een representatieve verdeling uit de categorie huishoudens met kinderen van 0-12 jaar. Eén kanttekening moet worden gemaakt: in de totale steekproef zitten weinig allochtonen. Van de 2030 ondervraagden hebben 54 respondenten een niet Nederlandse nationaliteit d.w.z. 2,7% bij een landelijk percentage van 4.1% in 2001 (CBS Statline;Regionaal Statistisch Bestand 2001/13). Bovendien zijn de verschillen tussen de verschillende allochtone groepen zeer groot. Om goed gefundeerde uitspraken te doen over de behoefte aan kinderopvang bij allochtonen zal specifiek onderzoek gedaan moeten worden naar deze groep(en). Respondenten met meer dan één kind in de leeftijd van 0-12 jaar hebben de vragen naar feitelijk en wenselijk gebruik per kind in gevuld. Het totaal aantal kinderen voor wie deze vragen zijn ingevuld bedraagt 3631, namelijk 1301 kinderen is leeftijdsklasse 0-3 en 2330 kinderen is leeftijdsklasse
4-12. Bij de tabellen wordt vermeld "percentage kinderen" als de vraag per kind is gesteld. Dit geldt met name voor de vragen naar de omvang van het gebruik. Ook wordt vermeld bij de tabellen als vragen aan een deel van de steekproef zijn gesteld. De andere vragen (algemene vragen naar kenmerken van de respondenten en voorkeuren) zijn per huishouden gesteld.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 6 van 40


Respons van het onderzoek onder zwangeren.
De vragenlijst is uitgezet bij vrouwen die voor de eerste keer zwanger zijn. Immers de vrouwen die een tweede of volgende zwangerschap hebben horen ook al tot de groep huishoudens met kinderen van 0-12 jaar. In totaal hebben 171 zwangeren de vragenlijst beantwoord. Hiertoe is het totale CAPI@home bestand gescreend. Uit de zwangeren in het panel hoefde vanwege het beperkte aantal geen steekproef getrokken te worden. Gezien de representativiteit van het Capi@home panel kan voor de zwangeren ook uitgegaan worden van een representatieve weergave van de populatie zwangeren in Nederland.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 7 van 40



4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek vermeld. De cijfermatige gegevens zijn als tabel of grafiek in de tekst opgenomen. De weergegeven cijfers zijn procenten.

4.1 Kenmerken van de respondenten
Over het algemeen is de vragenlijst door vrouwen ingevuld (95%). In de vragenlijst zijn expliciete vragen gesteld over de werksituatie van de respondent en de partners. Aan de zwangeren zijn ook vragen gesteld over de voornemens m.b.t. de hervatting van werk na de zwangerschap.

4.1.1 De werksituatie van de respondenten
De meeste respondenten uit het deelonderzoek huishoudens (62%) werken parttime, een klein deel werkt fulltime (5%), en ruim eenderde van de respondenten werkt niet betaald. Gemiddeld werken de respondenten 18,7 uur per week. Van de zwangeren was voor de zwangerschap 92% werkzaam, na de zwangerschap is 87% van plan direct of een tijdje na de zwangerschap weer te gaan werken.

Tabel 4.1 Huidige werksituatie respondenten huishoudens 0-12 jarigen

Huishoudens N=2030 Fulltime 6 Parttime 62 Ik werk momenteel niet(of niet betaald) 32 Totaal 100

Tabel 4.2 Werksituatie zwangeren

N=171 Werkt Werkt totaal Wel Niet Werksituatie voor de zwangerschap 92 8 100 Van plan na zwangerschapsverlof weer (deels)te gaan werken 87 13 100

4.1.2 De werksituatie van de partner
De partners zowel van de zwangeren als van uit de huishoudens met kinderen van 0-12 jaar zijn voor het merendeel fulltime werkzaam.

Tabel 4.3 Huidige werksituatie van de partner

Huishoudens Zwanger N=2030 N=171 Fulltime 88 91 Parttime 7 5 Mijn partner werkt niet 2 2 Ik heb geen partner 3 2 Totaal 100 100

4.1.3 Hervatting van de werkzaamheden na het zwangerschapsverlof Een groot percentage van de respondenten is van plan direct na het zwangerschapsverlof weer te gaan werken (63%), slechts 13% is van plan niet weer te gaan werken, 24% is van plan een tijdje na het zwangerschapsverlof weer aan het werk te gaan. Deze cijfers kunnen worden vergeleken met de emancipatiemonitor)1; hier ligt het percentage vrouwen dat na de zwangerschap stopt met werken hoger: in 2000 stopt 33% van de vrouwen met werken na het krijgen van het eerste kind. Landelijk gezien neemt het percentage vrouwen dat stopt met werken na het krijgen van het eerste kind de laatste jaren af.


1 Zie bijlage 1: Literatuurlijst

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 8 van 40



Tabel 4.4 Hervatting werk na zwangerschapsverlof
(vraag gesteld aan alle zwangeren)

N=171 Van plan direct na het zwangerschapsverlof weer deels te gaan werken 63 Van plan tussen 3 maanden en een half jaar na het zwangerschapsverlof weer te gaan werken 17 Van plan tussen een half jaar en een jaar na de geboorte weer te gaan werken 5 Van plan langer dan een jaar na de geboorte weer te gaan werken 2 Van plan niet weer te gaan werken 13 Totaal 100

De vraag is wat de vrouwen, die van plan zijn om een tijdje na het zwangerschapsverlof weer aan het werk gaan straks werkelijk gaan doen.
De vrouwen die aangeven pas een tijdje na hun zwangerschap weer te gaan werken is gevraagd naar de motieven daarvoor: het belangrijkste motief is dat ze graag eerst een tijdje zelf op hun kind willen gaan passen(79%). Wachtlijsten in de kinderopvang wordt door geen enkele respondent als motief genoemd.

Tabel 4.5 Redenen om langer vrij te nemen dan het reguliere zwangerschapsverlof (vraag gesteld aan degenen die een tijdje na het zwangerschapsverlof weer gaan werken)

N=42 Wachtlijsten - Wil zelf graag de eerste tijd op het kind passen 79 Medische redenen moeder 5 Voor vakantie gespaard 14 Tijdelijke baan 2 Totaal 100

Voor wat betreft het aantal werkzame uren is een duidelijke terugloop te zien: Voor de zwangerschap werkt 50% meer dan 36 uur per week, dit loopt terug tot 2% na de zwangerschap. Dan wil het grootste deel van de vrouwen minder gaan werken, de piek van het geplande aantal te werken uren na de zwangerschap ligt bij 16-25 uur per week (66%). Zie bijgaande staafdiagram. Van de partners is 20% van plan na de zwangerschap minder te gaan werken.

Figuur 4.6 Aantal uren werkzaam voor en na de zwangerschap

70%
60%
50% voor zwangerschap 40%
30% gepland na 20% zwangerschap
10%
0%
36-45 26-35 16-25 6-12 1-5 uur uur uur uur uur


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 9 van 40



4.2 Huidig gebruik
In deze paragraaf schetsen we het gebruik van kinderopvang in het algemeen, voorkeuren en motieven van niet-gebruikers. De weergegeven cijfers zijn gebaseerd op het aantal kinderen in de steekproef. Respondenten met meer dan één kind in de leeftijd van 0-12 jaar hebben de vragen naar feitelijk en wenselijk gebruik per kind in gevuld. Het totaal aantal kinderen voor wie deze vragen zijn ingevuld bedraagt 3631, namelijk 1301 kinderen is leeftijdsklasse 0-3 en 2330 kinderen is leeftijdsklasse 4-12. Bij de tabellen wordt vermeld "percentage kinderen" als het gaat om resultaten per kind. Van de totale steekproef maakt 40% van de 0 tot 12-jarige kinderen gebruik van een of andere vorm van kinderopvang, hetzij formeel, hetzij informeel of een combinatie van beide. Bij de 0-3-jarigen ligt dit veel hoger (56%) dan bij de 4-12 jarigen (30%).

Figuur 4.7 Huidig gebruik van kinderopvang (formeel en informeel, exclusief peuterspeelzaal) N=3631, percentage kinderen

80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
totaal 0 - 3 jaar 4 - 12 jaar gebruik niet gebruik

Het gebruik van informele opvang is bij beide leeftijdsgroepen hoger dan het gebruik van formele kinderopvang. Bij de 0-3-jarigen wordt naar verhouding veel meer gebruik gemaakt van formele kinderopvang dan bij 4-12 jarigen.

Figuur 4.8 Huidig gebruik van formele en informele kinderopvang( exclusief peuterspeelzaal) N=3631, percentage kinderen

50%
40%
30%
20%
10%
0%
totaal 0-3 jaar 4 -12 jaar formele opvang informele opvang

4.2.1 Omvang van het huidige gebruik van kinderopvang naar soort opvang Van alle respondenten maakt 40% gebruik van kinderopvang. Het kinderdagverblijf en de niet-betaalde oppas zijn de meest gebruikte vormen. In onderstaande grafiek is dit weergegeven, ook gedifferentieerd naar leeftijdsgroep.
Bij de 0-3 jarigen wordt vooral gebruik gemaakt van de niet-betaalde oppas (32%), op de tweede plaats komt het kinderdagverblijf (22%) en 14% maakt gebruik van een betaalde oppas. Ook bij de 4-12 jarigen wordt de niet-betaalde oppas het meest gebruikt (20%), de betaalde oppas komt op de tweede plaats met 9% gebruik, de BSO wordt door slechts 5% van de respondenten gebruikt.
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 10 van 40


Slechts 2% van de totale groep maakt gebruik van gastouderopvang.

Figuur 4.9 Huidig gebruik van kinderopvang naar opvangvorm (percentage kinderen, voor de totale huishoudens (N=3631), de huishoudens met kinderen van 0-3 (N=1301) en die met kinderen van 4- 12 jaar (N=2330).
35%
30%
25% 0 -3 jaar 20% 4- 12 jaar 15%
10% totaal
5%
0%
kdv bso gob bet.oppas nietbetopp

4.2.2 Omvang van het gebruik bij de gebruikers van kinderopvang Om zicht te krijgen op het totale gebruik van kinderopvang is niet alleen het percentage gebruikers van belang, maar ook de hoeveelheid opvang die wordt afgenomen. Het gebruik van kinderopvang is steeds onderscheiden voor de 0-3 en 4-12 jarigen, de verschillen tussen deze beide groepen zijn zo groot, zowel wat betreft het aantal uren als wat betreft de vorm van opvang, dat het berekenen van gemiddelden over de totale groep van 0-12 jarigen niet tot meer inzicht leidt. Hieronder is het gemiddelde gebruik van opvang door de huidige gebruikers weergegeven. Zo is het gemiddelde gebruik voor de mensen die van een kinderdagverblijf gebruik maken 4,1 dagdeel, BSO wordt gemiddeld 2,2 dagen gebruikt. Gastouderopvang gemiddeld 11,3 uren. Dit ligt in de lijn met de resultaten uit andere onderzoeken, nl. CBS Statline 20021 : kinderdagverblijf 4.2 dagdelen, buitenschoolse opvang 2.1 dagen; gastouderopvang 1 dag.

Tabel 4.10 Omvang van het gebruik van kinderopvang.

Soort opvang Gemiddelde duur van het gebruik per week per gebruiker Kinderdagverblijf (N=281) 4,1 dagdeel Gastouderopvang (N=66) 11,3 uren Buitenschoolse opvang (N=126) 2,2 dagen Niet-betaalde oppas (N=870) 6,8 uren Betaalde oppas (N=389) 8,1 uren

4.2.3 Gemiddelde omvang van huidig gebruik per 100 kinderen Ondernemers in de kinderopvang hebben belang bij informatie over het totaal gebruik van kinderopvang. Dit wordt in andere onderzoeken uitgedrukt in het aantal kindplaatsen per 100 kinderen. Het doel van onderstaande tabel (4.11) is het geven van inzicht in het gebruik van de verschillende vormen van opvang uitgedrukt in dagdelen gebruik per 100 kinderen. Met dit basisgegeven kunnen vergelijkingen met lokale situaties worden gemaakt.
In de eerste kolom staat het gemiddelde aantal dagdelen of uren dat per kind per opvangvorm gebruikt word. In de tweede kolom is het percentage kinderen van 0-3 jaar vermeld dat gebruik maakt van kinderopvang per vorm van opvang. In de derde kolom wordt het totale gebruik van de betreffende vorm van opvang vermeld. In de kolommen 4, 5 en 6 staan dezelfde gegevens voor de 4-12 jarigen beschreven.

1 4 Zie bijlage 1: Literatuurlijst

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 11 van 40



Tabel 4.11 Omvang van het huidige gebruik van kinderopvang, per opvangvorm, (percentage kinderen, voor de totale huishoudens (N=3631), de huishoudens met kinderen van 0-3 (N=1301) en die met kinderen van 4- 12 jaar (N=2330).

0-3 0 - 3 0-3 4-12 4 - 12 4-12 Gemiddeld percentage gebruik Gemiddeld percentage gebruik gebruik per week per 100 gebruik per per 100 per gebruiker N=1301 kinderen week per N=2330 kinderen gebruiker KDV 4,1 dagdelen 22 90,8 dagdelen - - - BSO - - - 2 dagen 5 10 dagen GOB 13,8 uren 3 41,4 uren 7,9 uren 1 7,9 uren Betaalde oppas 9,9 uren 14 138.6 uren 6,4 uren 9 57.6uren Niet betaalde oppas 8,5 uren 32 272 uren 5,2 uren 20 10.4uren

22% van de 0-3 jarige kinderen maakt gebruik van een kinderdagverblijf, gemiddeld 4,1 dagdeel per week. Door 4,1 te vermenigvuldigen met 0,22 kan het totaal aantal dagdelen per 100 kinderen worden berekend: 90,8 dagdelen. Dat betekent: 9,1 kindplaatsen per 100 kinderen. Dit is vergelijkbaar met gegevens uit andere onderzoeken (Monitor 2001: 12,75 kindplaatsen per 100 kinderen gerealiseerd per 31-12-2002, SGBO 2000: 10,46 kindplaatsen per 100 kinderen)1. De aantallen kindplaatsen per 100 kinderen liggen bij deze onderzoeken iets lager, dat kan o.m. verklaard worden doordat het bij SGBO en de Monitor gaat om beschikbare kindplaatsen, die niet voor 100% bezet zijn.

Het BSO- gebruik ligt aanmerkelijk lager dan het KDV- gebruik: 5% van de 4-12 jarigen maakt gemiddeld 2 dagen gebruik van BSO, dat wil zeggen per 100 kinderen 10 dagen. Dat betekent 2 kindplaatsen per 100 kinderen. Dit is vergelijkbaar met gegevens uit andere onderzoeken (Monitor 2001: 3,56 kindplaatsen per 100 kinderen gerealiseerd per 31-12-2002, SGBO 2000: 2,6 kindplaatsen per 100 kinderen)1. De aantallen kindplaatsen per 100 kinderen liggen bij deze onderzoeken lager, dat kan o.m. verklaard worden doordat het bij SGBO en de Monitor gaat om beschikbare kindplaatsen, die niet voor 100% bezet zijn.

Voor gastouderopvang is een onderscheid gemaakt tussen de beide leeftijdsgroepen: tot 4 jaar gebruikt 3% gemiddeld 13,8 uren per week, dus per 100 kinderen wordt 41,4 uren gastouderopvang gebruik, voor de 4- 12 jarigen loopt dit terug tot 7,9 uren per week per 100 kinderen.

Het totale volume gebruikte informele opvang ligt veel hoger: voor 0-3 jarigen wordt 138,6 uren betaalde oppas ingezet en 272 uren niet betaalde oppas.
De omvang van het gebruik van informele kinderopvang is meer dan twee keer zo groot als het gebruik van formele opvang. Het grootste deel van de informele opvang is onbetaald.

4.2.4 Verschillen tussen deelpopulaties
In de grote steden maakt een iets groter percentage mensen gebruik van de kinderopvang (49%) dan elders in het land (43-44%), wachtlijsten zijn daar ook vaker de reden om geen gebruik te maken van kinderopvang. Het overgrote deel van de niet-gebruikers heeft gewoon geen kinderopvang nodig. In de regio zuid zijn opvallend veel mensen principieel tegen op kinderopvang (11%). In het noorden van het land wordt het hoogste percentage opgevangen door de respondent zelf .

Verschillen tussen opleidingsniveaus, inkomensniveaus en mate van stedelijkheid. Er is een duidelijk verband tussen de hoogte van het inkomen en het gebruik van formele kinderopvang: hoe meer men verdient, des te hoger het gebruik. De hoogste inkomenscategorie gebruikt vier keer zo veel dagdelen kinderdagverblijf als de laagste, het peuterspeelzaalgebruik is hetzelfde voor alle inkomenscategorieën, de gastouderopvang wordt door de lagere inkomens meer gebruikt. Uit nadere analyse blijkt dat niet betaalde oppas door alle inkomenscategorieën evenveel wordt gebruikt, betaalde informele oppas door hoger betaalden het meest.
Dezelfde trend geldt ook voor het opleidingsniveau: hoe hoger het opleidingsniveau, des te hoger het gebruik van formele kinderopvang. Voor wat betreft stedelijkheid zien we dat het meeste gebruik van kinderopvang plaatsvindt in de sterk stedelijke gebieden, de minste opvang in de niet- en weinig stedelijke gebieden.


1 Zie bijlage 1: Literatuurlijst



---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 12 van 40


Voor wat betreft het type huishouden zien we de sterkste deelname bij de huishoudens met twee part-time werkenden, het minst gebruik van opvang met 1 full-time werkende ouder. Tussen de inwoners van grote gemeenten en kleine gemeenten zijn geen significante verschillen. Er is een sterke samenhang tussen de verschillende factoren. Om de invloed van elke factor te bepalen is een zgn. AID- analyse uitgevoerd (automatic interaction detection analysis). Dit is een exploratieve techniek, waarbij per factor een variantieanalyse wordt toegepast. Van elke factor zijn steeds twee groepen geclusterd en is gekeken welke combinaties samenhangen met de mate van gebruik van kinderopvang en hoeveel variantie deze bepalen. Hieruit blijkt dat veruit de meest bepalende factor het opleidingsniveau is, daarna het aantal werkenden per gezin. Verschillen tussen de regio's op zich zijn gering.

Tabel 4.12 Gebruik van kinderopvangopvang (excl peuterspeelzaal)

Huishoudens % wel % niet % % gebruikers gebruikers gebruikers gebruikers kinderopvang kinderopvang informele formele opvang opvang N=3631 N=3631 N=3631 N=3631 Hoogst genoten, al dan niet voltooide
opleiding
LO-LBO 26 74 24 6 MAVO 31 69 27 12 MBO 45 55 37 19 HAVO-VWO 43 57 33 20 HBO-WO kand 61 39 44 30 WO-doct 69 31 33 51 Gemeentegrootte
>250.000 44 56 28 27 100.000-250.000 43 57 33 19 50.000-100.000 39 61 32 25 20.000-50.000 38 62 32 16 10.000-20.000 37 63 33 12 Drie grote steden 44 56 31 24 Rest west 39 61 32 15 Noord 41 59 34 15 Oost 39 61 29 18 Zuid 38 62 32 17 Stedelijkheid
Zeer sterk 44 56 31 23 Sterk 44 56 35 19 Matig 38 62 31 15 Weinig 34 66 28 14 Niet 39 61 33 15 Aantal verdieners in Huishouden
Beide Full-time 62 38 39 38
1 fulltime, 1 parttime 56 44 47 23
1 fulltime 8 92 7 3
2 parttime 64 36 41 35
1 parttime 43 57 29 23 geen betaalde baan 2 98 2 - Gezinsinkomen
Tot 13.195 36 64 31 12 13.195- 20.495 33 67 26 13 20.495- 29.750 36 64 32 14 meer dan 29.750 44 56 33 20 Wil niet zeggen/weet niet 34 56 34 8

Toelichting bij de tabel: Van de LO-LBO opgeleiden maakt 26% gebruik van kinderopvang (74% maakt geen gebruik). Van de LO-LBO opgeleiden maakt 24% gebruik van informele opvang en 6% maakt gebruik van formele opvang. Dat betekent dus dat 4% gebruik maakt van een combinatie van formeel en informeel.

Naast bovenstaande gegevens is ook materiaal geanalyseerd over het gebruik van het soort opvang naar de deelpopulaties. Hieruit zijn een aantal punten te noemen. In de drie grote steden is het gebruik van kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang het grootst en het gebruik van gastouderopvang het laagst. In de andere regio' s zijn de verschillen gering, in het noorden van het land en de rest west wordt het minst van kinderdagverblijven gebruik gemaakt.

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 13 van 40


Niet-betaalde oppas wordt in het zuiden van het land het meeste gebruikt en in het oosten van het land het minste. Betaalde oppas wordt het meest gebruikt en ook voor het grootste aantal uren in de drie grote steden.
Het gebruik van kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang is in de steden >250.000 inwoners twee keer zo groot als in de kleinste gemeenten ( 4.2.5 Waarom geen gebruik van kinderopvang?
Aan de niet-gebruikers van kinderopvang is een aantal vragen gesteld over de redenen daarvan en de gevonden oplossingen in het geval dat beide ouders wel werken. De reden om geen gebruik te maken van kinderopvang is vooral omdat men zegt het niet nodig te hebben (82%). Van de niet gebruikers is 8% principieel tegen kinderopvang, 3% vindt het te duur en
2 % gebruikt geen kinderopvang omdat het niet flexibel genoeg is. Bij 1% van de mensen die geen kinderopvang gebruiken is de lichamelijke of geestelijke belemmering van het kind de reden. Deze vraag is ook gesteld aan de zwangeren die van plan zijn van informele opvang gebruik te maken. Van deze groep was voor 10 % het gebrek aan plaatsen de reden om het gebruik van formele opvang niet te plannen.

Tabel 4.13 Redenen om geen gebruik te maken van formele kinderopvang tijdens werktijden (meer antwoorden mogelijk, deze vraag is gesteld aan degenen die geen gebruik maken van kinderopvang, basis kinderen, voor de zwangeren is de vraag gesteld aan degenen die gebruik gaan maken van informele opvang)

0-12 jarigen Zwanger

N=2032 N=44

Geen plaats/niet beschikbaar 1 10 Kwaliteit onvoldoende 1 20 Onvoldoende flexibel 2 18 Te duur 3 41 Kind heeft lich. of geest. belemmering 1 - Principieel tegen/kind niet bij vreemden 8 5 Heeft geen kinderopvang nodig 82 32 Diversen 10 -

4.2.6 Door wie wordt het kind dan opgevangen?
Bij degenen die geen gebruik maken van formele en/of informele opvang voor kinderen worden de kinderen in 75% van de gevallen door respondenten zelf opgevangen, bij 3% door de partner, bij 20% van de respondenten wordt de opvang door beide partners gedeeld. Van de 3% van de ouders van 0-4 jarigen die aangeven te werken tijdens schooltijden is niet bekend of hiermee het peuterspeelzaalgebruik bedoeld wordt.

Tabel 4.14 Opvang bij degenen die niet van kinderopvang gebruik maken (vraag gesteld aan de respondenten die geen gebruik maken van kinderopvang per kind)

Totaal 0 ­ 3 4 ­ 12 jarigen jarigen N=2032 N=445 N=1587 Door mezelf, ik werk niet 55 73 50 Door mezelf, werk tijdens schooltijden 20 3 25 Door partner 3 3 4 Partner en mezelf 20 20 20 Door familie 1 1 1 Zelfstandig/oud genoeg 3 0 4


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 14 van 40


4.2.7 Doorstroming naar de BSO
Om zicht te krijgen op de doorstroming naar de buitenschoolse opvang vergelijken we het huidige gebruik van de verschillende soorten opvang onder drie- jarigen met het gewenste gebruik onder 4-jarigen. 20% van de kinderen gaat naar het kinderdagverblijf, en 11% van de 4-jarigen wil gebruik maken van buitenschoolse opvang. Het gemiddelde gebruik van het kinderdagverblijf ligt op 4,1 dagdeel per week, het gemiddelde gebruik van BSO is 2,2 dagen per week (zie tabel 4.10). Voor wat betreft de doorstroming kan worden geconcludeerd dat ongeveer de helft van de kinderen geen gebruik meer maakt van formele opvang nadat ze vier jaar zijn geworden. Ook het gebruik van informele opvang neemt sterk af bij het bereiken van de leeftijd van 4 jaar.

Tabel 4.15 Gebruik kinderopvang door 3- en 4 jarigen (vraag gesteld aan respondenten die van kinderopvang gebruik maken per kind)

Gebruik van Gewenst gebruik van kinderopvang door 3 buitenschoolse jarigen opvang door 4 - (in percentages) jarigen (in percentages) N=373 N=701 Kinderdagverblijf 20 - Buitenschoolse opvang - 11 Gastouderopvang 2 3 Betaalde oppas 13 14 Niet betaalde oppas 35 23 Peuterspeelzaal 45 -

4.2.8 Zorgarrangementen
Naast het gebruik per vorm van opvang is interessant om na te gaan welke combinaties van opvangvormen, ofwel "zorgarrangementen" het meest gebruikt worden. Van de huidige gebruikers van kinderopvang zijn alle combinatiemogelijkheden op een rij gezet: alleen informele opvang wordt veruit het meest gebruikt, vooral bij de 4-12 jarigen. Daarna wordt alleen kinderdagverblijf (19% van de 0-4 jarigen) het meest gebruikt. Van de zorgarrangementen wordt de combinatie van peuterspeelzaal informele opvang het meest gebruikt (17%). 12% van de 0-4 jarigen combineert kinderdagverblijf met informele opvang..

Tabel 4.16 Gebruikte zorgarrangementen
(vraag gesteld aan respondenten die van kinderopvang gebruik maken per kind)

Totaal 0 ­ 3 4 ­ 12 jarigen jarigen N=1549 N=848 N=701 Alleen informeel 53 32 79 Alleen kinderdagverblijf 10 19 - Informeel en peuterspeelzaal 9 17 - Alleen peuterspeelzaal 7 13 - Informeel en kinderdagverblijf 6 12 - Alleen BSO 5 - 11 Informeel en BSO 3 - 6 Alleen gastouderopvang 2 2 2 Informeel en gastouderopvang 1 1 1 Overige combinaties 2 3 1

4.2.9 Invloed van de gezinssamenstelling
De gezinsgrootte hangt duidelijk samen met de mate waarin men gebruik maakt van kinderopvang. Hoe groter het gezin, des te minder er van kinderopvang gebruik gemaakt wordt. Eenoudergezinnen met één of twee kinderen en oudergezinnen met één kind maken veel meer dan gemiddeld gebruik van opvang. Gezinnen die uit 4 personen bestaan maken gemiddeld gebruik van kinderopvang. Gezinnen van 5 personen veel minder.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 15 van 40


Tabel 4.17 Gebruik van kinderopvang gerelateerd aan gezinsgrootte (vraag gesteld aan alle respondenten, per kind)

Gezinsgrootte Percentage gebruik van kinderopvang N= 3631 Totaal 44
2 64
3 66
4 46
5 of meer 31 Een gezinsgrootte van 2 betekent: een ouder met een kind, een gezinsgrootte van 3 kan betekenen 2 ouders met 1 kind of: 1 ouder met 2 kinderen.

De vraag naar de invloed van de gezinssamenstelling is ook geanalyseerd voor het aantal kinderen van 0- 12 jaar in het gezin. Dat levert hetzelfde beeld op: hoe meer kinderen in het gezin, des te minder kinderopvang.

Figuur 4.18 Gebruik van kinderopvang gerelateerd aan aantal kinderen in het gezin. (vraag gesteld aan alle respondenten, per kind)

60%
50%
40%
30% gebruik kinderopvang 20%
10%
0%
12 2 3 4
1 kind
totaal 0- kinderen kinderen kinderen


4.3 Gewenst gebruik
Op de vraag of de huidige opvang naar wens is zegt 93% ja, 7 % nee. Dit is zowel bij de 0-3 jarigen als bij de 4-12 jarigen het geval.
Er bestaat een grote mate van tevredenheid met de huidige opvang. Slechts 7 % geeft aan ontevreden te zijn. Dit percentage loopt niet ver uiteen als we degenen met en zonder opvang vergelijken.

Tabel 4.19 Is de opvang al dan niet naar wens geregeld. (vraag gesteld aan alle respondenten, beantwoord per kind)

Totaal N=3631 Ja 93 Nee 7 Totaal 100

De 7% die van mening is dat de opvang niet naar wens geregeld is noemen hiervoor als reden: te weinig flexibiliteit (33%), geen plaats beschikbaar of geen continuïteit (33%). Onvoldoende kwaliteit is slechts voor
2% van de respondenten reden voor ontevredenheid met de huidige opvang. Ontevreden respondenten die al wel opvang hebben willen veelal meer uren opvang.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 16 van 40


Tabel 4.20 Oorzaak dat de kinderopvang niet naar wens geregeld is (Deze vraag is gesteld aan de huishoudens die wel opvang hebben, maar vinden dat dit niet naar wens geregeld is (N=97),meerdere antwoorden zijn mogelijk)

N=97 Geen plaats/niet beschikbaar 20 Kwaliteit onvoldoende 2 Te duur 22 Te weinig flexibiliteit 33 Geen continuïteit (niet altijd beschikbaar) 13 Anders 16

Uit nadere analyse blijkt dat van de mensen die geen gebruik maken van kinderopvang omdat er geen plaats is 80% wel gebruik zou gaan maken als die plaats beschikbaar komt. Voor degenen die de opvang te duur vinden gaat 60% wel gebruik maken als de kosten lager zijn. Als de opvangtijden aansluiten bij het werk, gaat 70% van de mensen voor wie dit een reden was om af te zien van opvang toch wel gebruik maken. Dit zijn geen feiten, maar opvattingen en aangezien het aantal mensen dat aangeeft dat de opvang niet naar wens geregeld te hebben klein is, kunnen hieruit geen harde conclusies worden getrokken.


4.3.1 Gewenst gebruik kinderopvang


Tabel 4.21 Gewenst gebruik kinderopvang
(deze vraag is aan de totale steekproef gesteld, en is per kind beantwoord, men kon verschillende mogelijkheden aangeven , het totaal aan gewenste opvang kan derhalve hoger zijn dan 100%)

Zwanger Zwanger 0-3 0-3 0-3 4-12 4-12 4-12 percentage gemiddeld percenta gemiddeld gebruik percen gemiddeld gebruik per N=171 gewenst ge gewenst per 100 tage gewenst 100 kinderen gebruik per N=1301 gebruik per kinderen N=2330 gebruik per week week week KDV 49 2,6 dagdelen 22 4,0 dagdelen 88 dagd - - -

BSO - - - - - 6 2,2 dag 13,2 dagen

GOB 8 4,3 uren 3 13,7 uren 41,1 2 8,1 uren 16,2 uren uren Betaalde 16 4,0 uren 14 9,5 uren 133 9 6,2 uren 55,8 uren oppas uren Niet bet. 37 8,1 uren 32 8,5 uren 272 20 5,1 uren 102 uren Oppas uren

Als we de gegevens uit deze tabel en die uit tabel 4.11 in de vorige paragraaf over het feitelijke gebruik vergelijken, dan blijkt, dat de feitelijke situatie en de gewenste situatie bij beide groepen 0-3 en 4-12 jarigen heel weinig verschillen. Alleen voor BSO en GOB voor 4-12 jarigen ligt het percentage respondenten dat kinderopvang wil 1% hoger dan het percentage dat opvang heeft. Uit de tabel waarin de respondenten mochten aangeven hoeveel uren opvang ze zouden willen hebben blijkt eveneens dat als dit over de totale steekproef bekeken wordt, er maar kleine verschillen zijn met het huidige gebruik. Men is tevreden met het aantal dagdelen kinderdagverblijf en dagen BSO. Het aantal gewenste uren gastouderopvang voor BSO is echter twee keer zo groot als het feitelijk gebruikte aantal uren.
Het percentage respondenten dat van informele opvang gebruik zou willen maken ligt even hoog als het feitelijke gebruik. Dit geldt zowel voor de betaalde als de niet betaalde oppas. Het aantal uren dat men van informele opvang gebruik zou willen maken ligt iets lager dan het feitelijke gebruik, met name bij de betaalde oppas.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 17 van 40




4.3.2 Gepland gebruik van kinderopvang door zwangeren. In de vragenlijst voor de zwangeren kon niet de vraag gesteld worden naar huidig en gewenst gebruik. Hier is gevraagd naar het geplande gebruik. Daarbij moest door de respondenten hetzelfde schema worden ingevuld, als de huishoudens. Zowel de vorm van opvang als de omvang van het geplande gebruik zijn ingevuld.
Bij de zwangeren zien we dat het geplande gebruik van formele opvang ruim het dubbele is van het huidige gebruik bij huishoudens van kinderen van 0-3 jaar. Ook is het geplande gebruik van informele opvang iets groter dan het huidige gebruik van formele opvang bij huishoudens met kinderen van 0-3 jaar. De zwangeren zijn van plan beduidend meer kinderopvang te gaan gebruiken dan de huidige gebruikers. Dit spoort met het voornemen van veel zwangeren om te blijven werken. Zowel voor het aantal dagdelen per gebruiker is groter (zie bovenstaande tabel) als het percentage dat van de opvang gebruik denkt te maken: 49% is van plan van een kinderdagverblijf gebruik te gaan maken, 8% van gastouderopvang, 16% betaalde oppas en 37% onbetaalde oppas. Bij de vrouwen die 7-9 maanden zwanger zijn neemt het geplande gebruik iets af, maar ligt nog steeds hoger dan bij de ouders van de 0-3 jarigen.

Figuur 4.22 Gepland gebruik van kinderopvang door zwangeren (N=171) en de vrouwen , die 7 ­ 9 mnd zwanger zijn (N=51).
60%

50%

40%
zwanger
30% 7-9mnd
20%

10%
0%
kdv gob bet oppas onbet oppas

Bij het geplande gebruik zien we een grote voorkeur voor onbetaalde oppas en het kinderdagverblijf. Daarbij is het kinderdagverblijf het meest gewenst. Uit de gedetailleerde gegevens blijkt dat het aantal uren waarop men opvang denkt nodig te hebben varieert tussen 6 en 26 uur per week, en daarbinnen ligt de nadruk op 15-25 uur. Het aantal gewenste uren opvang voor alle opvangsoorten is ongeveer hetzelfde. Van de totale groep 7-9 maanden zwangeren is bijna de helft van plan gebruik te gaan maken van een kinderdagverblijf, en onbetaalde oppas speelt een belangrijke rol (bijna bij eenderde van de respondenten). De aantallen zijn hier te klein om harde conclusies te trekken, maar een indicatie voor het gebruik van kinderopvang is hieraan wel te ontlenen. Deze wordt ondersteund doordat dezelfde tendens is waar te nemen bij zowel vrouwen die net zwanger zijn als bij degenen die al vergevorderd zijn in de zwangerschap.


4.3.3 Meerwens van respondenten die niet tevreden zijn met de huidige opvang Van de respondenten die niet tevreden zijn met de huidige opvang is bekeken hoe groot de meerwens aan opvang is. Dit is in onderstaande tabel weergegeven. Hier blijkt duidelijk dat de meerwens beperkt is en dat dit uitsluitend de formele opvang betreft.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 18 van 40


Tabel 4.23 Gewenste opvang bij ontevreden respondenten (Beantwoord per kind door de respondenten die niet tevreden zijn met de huidige opvang. (basis kinderen)

Huidig gebruik Gewenst Meer wens

Absoluut Percentage Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld aantal gebruik per week gebruik per week Gebruik per week van alle kinderen van alle kinderen van alle kinderen

KDV 88 6,7% 0,9 dagdelen 1,4 dagdelen 0,5 dagdelen BSO 169 7,2% 0,2 dagen 0,4 dagen 0,2 dagen GOB 257 7% 0,2 uren 0,7 uren 0,5 uren Betaalde oppas 257 7% 1,2 uren 1,2 uren - Niet betaalde oppas 257 7% 1,2 uren 1,2 uren -


4.3.4 Verklaringsmodellen van de grote overeenkomst tussen feitelijke en gewenste opvang Deze resultaten lijken in eerste instantie verrassend. Gegeven de gedachte dat er een grote schaarste is aan plaatsen. Wellicht dat twee verschillende wetenschappelijke invalshoeken op de begrippen schaarste aan en tevredenheid over kinderopvang nog iets meer diepgang kunnen geven.

Schaarste vanuit economische perspectief:
Het begrip schaarste werkt in de kinderopvang niet zoals bij andere producten en diensten. Immers: voor het probleem (voor de vraag naar) kinderopvang wordt altijd een oplossing gevonden. Voor alle kinderen is opvang aanwezig, hetzij door de ouders zelf, hetzij in formele sfeer, hetzij in informele sfeer. Er wordt altijd een oplossing gevonden en de schaarste is daarom niet eenduidig te kwantificeren.

Tevredenheid over kinderopvang vanuit sociaal-psychologisch perspectief: Ouders die door gebrek aan kindplaatsen voor een oplossing hebben gekozen die in eerste instantie tweede keuze was zijn geneigd deze tweede keuze ook als voldoende goed te gaan ervaren. Ze zullen hun cognitieve dissonantie willen opheffen. Cognitieve dissonantie treedt op als de feitelijke situatie anders is dan de gewenste situatie. In experimenten waarin proefpersonen keuzes hebben gemaakt tussen twee alternatieven bleek dat proefpersonen zich blootstelden aan gunstige informatie over de gemaakte keuze (Festinger, 1959).
Immers het blijven vinden dat je voor je kind (je meest kostbare "bezit") een tweederangs oplossing hebt, levert een schuldgevoel op. Dus ouders zullen geneigd zijn om van de gevonden oplossing ook de voordelen te zien. Als gevolg daarvan wordt een oorspronkelijke tweede keuze gecontinueerd, ook indien de eerste keuze inmiddels gehonoreerd zou kunnen worden.


4.3.5 Onderscheid naar deelpopulaties
Uit de onderzoeksgegevens is bij nadere analyse ook een aantal zaken op te merken over de deelpopulaties. Bij de laagste inkomens zien we meer onvrede met het huidige gebruik: 15% van de gebruikers met een lage opleiding zou de opvang liever anders willen. In de drie grote steden is de onvrede groter dan elders (12%). Hoe hoger het inkomen, des te hoger het gewenste gebruik van kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en betaalde oppas. Het gewenste aantal uren niet-betaalde oppas is het hoogste voor de middeninkomens.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 19 van 40



4.4 Toekomstig gebruik
Van de totale steekproef denkt 15% dat de wensen t.a.v. kinderopvang volgend jaar anders zullen zijn dan nu. De reden is vooral gelegen in de veranderde werksituatie of de veranderde werksituatie van de partner (48%) en in de leeftijd van het kind (30%).

Tabel 4.24 Redenen voor wijziging van wensen t.a.v. kinderopvang volgend jaar (deze vraag is gesteld aan alle respondenten die aangegeven hebben dat de wensen t.a.v. kinderopvang volgend jaar anders zullen zijn dan nu)

N=562 Werksituatie verandert 48 Huidige opvang niet meer beschikbaar 3 Kind volgend jaar te oud voor deze vorm van opvang 30 Kind staat nu op de wachtlijst: volgend jaar plaats 12 Leeftijd kind (geboorte/zelfstandigheid/spel) 5 Anders 4

Uit de totale steekproef is geen toename van de vraag naar opvang af te leiden. Voor de hele groep van 0-
3-jarigen is zelfs een afname van de vraag te constateren van 22% (huidig gebruik van een kinderdagverblijf) naar 18% (gewenst gebruik volgend jaar). Dit is te verklaren uit het feit dat bij de totale groep respondenten de uitstroom van 3-jarigen een sterk vertekend beeld geeft. Van de huidige 3-jarigen maakt 20% gebruik van een kinderdagverblijf, echter alle 3 jarigen zullen over een jaar uitstromen naar andere vormen van opvang. En de instroom van babies is in de totaalgroep 0-3 jarigen niet meegenomen. De totalen voor de gewenste opvang volgend jaar voor de leeftijdsgroep 0-3 jarigen wordt daarom niet in een tabel weergegeven.
Om een raming te kunnen maken van de toekomstige vraag moet een berekening gemaakt worden op basis van het gewenst gebruik per leeftijdsjaar en de verwachte instroom van babies. Ook het geplande gebruik bij de zwangeren wordt hierin meegenomen.


4.4.1 Toekomstig gebruik van kinderopvang 0-3 jarigen De respondenten die verandering willen zeggen in bijna alle gevallen dat dit wordt veroorzaakt door wijziging in de leeftijd van het kind of door wijziging in de werksituatie. Om een prognose te maken voor het toekomstige gebruik zullen we de leeftijdsgroepen moeten opsplitsen en ook de vraag bij de zwangeren doorberekenen. In de tabel hieronder is de ontwikkeling van de leeftijdsgroepen duidelijk te zien.

Tabel 4.25 Gewenste opvang volgend jaar voor 0-3 jarigen, uitgesplitst naar leeftijdsgroepen

Zwanger Zwanger 0jaar Gemiddeld 1jaar Gemiddeld 2jaar Gemiddeld 3jaar Gemiddeld gemiddeld gewenst gewenst gewenst gewenst N=171 gewenst N=259 gebruik per N=304 gebruik per N=365 gebruik per N=373 gebruik per gebruik week voor week voor week voor week voor per week 0 ­jarige 1-jarige 2-jarige 3-jarige gebruikers gebruikers gebruikers gebruikers KDV 49 2,6 31 4,5 21 4,2 21 3,8 dagdelen 5 4 dagdelen dagdelen dagdelen dagdelen GOB 8 4,3 uren 5 16 uren 4 10 uren 4 12,5 uren 2 10 uren

Betaalde 16 4,0 uren 14 10,7 uren 14 10 uren 17 10 uren 14 5,7 uren oppas
Niet 37 8,1 uren 32 8,75 uren 30 9,6 uren 32, 8,1uren 35 6,3 uren betaalde
oppas

Uit deze tabel blijkt duidelijk dat met het toenemen van de leeftijd van de kinderen de vraag naar formele en informele kinderopvang afneemt, zowel procentueel als naar het aantal uren/dagdelen dat men gebruik denkt te maken van de soort opvang. Met name het gewenste gebruik van formele opvang voor de kinderen die nu 0 jaar zijn is veel hoger dan het gewenste gebruik van de 1-jarigen. Bij de zwangeren is de vraag naar kinderopvang groter, zowel het percentage dat van plan is kinderopvang te gebruiken als de gemiddelde omvang van het geplande gebruik. In hoofdstuk 5 worden prognoses voor de vraag naar formele kinderopvang voor 0-3 jarigen gemaakt.

In figuur 4.26 is een vergelijking gemaakt tussen het huidig gebruik 0-3 jarigen (tabel 4.11) en het gewenste gebruik volgend jaar van 0, 1, 2 en 3 jarigen (tabel 4.25). Bij het gewenste gebruik volgend jaar onder 3-
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 20 van 40


jarigen zien we uiteraard een sterke afname van kinderdagverblijf, dit wordt vooral veroorzaakt door de overgang naar de basisschool en evt. gebruik van buitenschoolse opvang.

Figuur 4.26 Gemiddeld gebruik per week 0-3; gemiddeld gewenst gebruik 0,1,2,3, jarigen (gebaseerd op de gegevens uit tabel 4.11 huidige gebruik en tabel 4.25 gewenst gebruik uitgesplitst naar leeftijdsgroepen)

KDV GOB bet. Oppas niet bet. oppas
40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%
0%
gem gew gew gew gew gebr gebr 0 gebr 1 gebr 2 gebr 3 0-3


4.4.2 Toekomstig gebruik kinderopvang voor 4-12 jarigen Voor de 4-12 jarigen is ook een uitsplitsing naar leeftijdsgroepen gemaakt. Ook hier is de trend zichtbaar, dat met het toenemen van de leeftijd van het kind de vraag naar kinderopvang afneemt. Echter bij de BSO gaat het vooral om het percentage kinderen dat gebruik maakt, het gemiddelde gewenste gebruik per kind ligt op 1,7 dagen. Voor 11% van de 4-6 jarigen bedraagt het gewenste gebruik 1,8 dagen BSO. Voor 5% van de 7-12 jarigen bedraagt het gewenste gebruik 1 dag per week BSO. Voor de 12-jarigen is zo weinig gebruik gewenst dat dit bij afronding op 0 terechtkomt. In hoofdstuk 5 worden prognoses voor de vraag naar formele kinderopvang voor 4-12 jarigen gemaakt.

Tabel 4.27 Gewenste opvang volgend jaar voor 4-12 jarigen, uitgesplitst naar leeftijdsgroepen in percentages.


4 - 12 Gemiddeld 4 - 6 Gemiddeld 7-12 Gemiddeld 12 Gemiddeld gewenst gewenst gewenst gewenst N=2330 gebruik N=857 gebruik N=1473 gebruik N=198 gebruik volgend volgend jaar volgend jaar volgend jaar jaar per per per per week voor week voor week voor week voor 12
4-12 4-6 jarigen 7-12 jarigen jarigen jarigen
BSO 6 1,7dagen 11 1,8 dagen 5 2 dagen 1 0,0

GOB 2 5 uren 3 13,3 uren 1 1 uren - -

Betaalde 9 7 uren 12 6,6 uren 8 6,25 uren 4 7,5 uren oppas
Niet 20 6 uren 24 6,25 uren 18 4,4 uren 7 5,7 uren betaalde
oppas


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 21 van 40



Figuur 4.28 Gemiddeld gebruik 4-12 jarigen; gemiddeld gewenst gebruik volgend jaar 4-6 jarigen; 6-
12 jarigen; 12 jarigen
(gebaseerd op de gegevens uit tabel 4.11 huidige gebruik en tabel 4.25 gewenst gebruik uitgesplitst naar leeftijdsgroepen)

BSO GOB bet.oppas niet bet.oppas
30%

25%

20%

15%

10%

5%
0%
gem gew gew gew gebr gebr gebr gebr
4-12 4-6 7-12 >12






4.5 Opvang bij ziekte van kinderen



4.5.1 Huidige situatie
Als kinderen ziek zijn worden ze bij voorkeur door de ouders zelf opgevangen. De praktijk van dit moment is dat dit ook gebeurt. Er wordt vooral een combinatie van maatregelen getroffen: 63% van de respondenten neemt een vrije dag op, 10% zorgverlof en 5% meldt zich ziek. Daarnaast worden voor familie en kennissen ingeschakeld (41%) en vangt de oppas zieke kinderen op (34%). De wensen en nu gebruikte oplossingen van 0-3 en 4-12 jarigen komen sterk overeen.


4.5.2 Wensen
Veel ouders willen graag de mogelijkheid hebben om zorgverlof op te nemen: 38% wil dat graag tegen
10% die dat nu doet. Men zou dan minder vaak vrije dagen opnemen of zich ziek melden. Overigens is in deze vragenlijst geen onderscheid gemaakt tussen betaald en onbetaald verlof. In de huidige situatie maakt slechts 2% van de respondenten van de mogelijkheid gebruik om via de formele opvang zieke kinderen te laten opvangen, 5% van de gebruikers van kinderopvang zou graag van formele opvang gebruik willen maken. Dit is een klein percentage, maar wel ruim twee keer zoveel dan het huidige gebruik.

Figuur 4.29 Huidige en gewenste opvang bij ziekte van kinderen


70%

60%

50% 0 - 3 huidig
40% 0 -3 gewenst
30% 4 - 12 j huidig
20% 4 - 12 j gewenst
10%
0% opvang formele oppas fam/buren vrije dag zorgverlof


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 22 van 40



4.5.3 Verschillen tussen de deelpopulaties
Huidige situatie
Hoger opgeleiden nemen vaker een vrije dag of schakelen zelf familie buren of kennissen in. Ook maken ze het meest gebruik van zorgverlof (14%, totale steekproef 9%). Mensen met lagere inkomens laten het kind vaker opvangen door de (informele) oppas en nemen minder vaak een vrije dag.
Wensen
Hoger opgeleiden hebben veel sterker de voorkeur voor zorgverlof (48%) dan de gemiddelde wens (38%). Ook geven ze vaker aan dit via het formele opvangadres te willen regelen (8%) Zorgverlof wordt door de laagste inkomenscategorie het minst gewenst.


4.6 Flexibele opvang
Algemeen geldt dat de behoefte aan flexibele opvang gering is, met name de behoefte aan opvang 's nachts en in het weekend is zeer beperkt. Slechts 13% van de respondenten maakt wel eens gebruik van een of andere vorm van flexibele opvang. (0-3jarigen 15%, 4-12-jarigen 12%). Onder flexibele opvang worden alle soorten flexibiliteit verstaan:
- wisselende dagdelen

- opvang 's avonds

- opvang 's nachts

- opvang in het weekend

- verlengde opvang.
De vraag welke vorm men gebruikt en welke vorm van flexibele opvang men zou willen gebruiken en voor hoeveel uren levert het volgende beeld op:

Figuur 4.30 Huidig en gewenst gebruik van flexibele opvang (N=266 voor huidige gebruik, N=392 voor gewenst gebruik)
(vraag beantwoord door de respondenten die op dit moment gebruik maken van flexibele opvang:13%, 266 respondenten en door de respondenten die flexibele opvang wensen: 19%, 392 respondenten)


70%

60%

50% huidig formeel
40% gewenst formeel
30% huidig informeel
20% gewenst informeel
10%
0%
avonds nachts opvang dagdelen opvang 's opvang 's opvang in weekend verlengde wisselende

Voor alle soorten van flexibele opvang geldt dat de respondenten het meest gebruik maken van informele flexibele opvang.
Voor de opvang 's nachts is de behoefte en het gebruik heel gering. In deze behoefte wordt vooral voorzien door informele opvang. Voor de opvang in het weekend is behoefte en gebruik groter, maar dit wordt ook vooral informeel geregeld.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 23 van 40



4.6.1 Wensen
Het gebruik aan informele flexibele opvang is ongeveer even groot als de vraag daarnaar. De vraag naar informele opvang `s avonds en wisselende dagdelen is zelfs lager dan het feitelijke gebruik. De behoefte aan formele flexibele opvang is duidelijk groter dan het gebruik op dit moment. Vooral naar wisselende dagdelen en verlengde opvang is veel meer vraag dan dat er nu wordt gebruikt. De behoefte is ongeveer twee keer zo groot als het huidige gebruik. Dat geldt zowel voor het aantal personen als voor het aantal uren dat men gebruik zou willen maken.
Uit bijgaande tabel blijkt dat vooral aan wisselende dagdelen formele kinderopvang een onvervulde behoefte bestaat. Het gaat om bijna 7% van de totale groep respondenten. De behoefte aan verlengde formele opvang is bijna zes keer zo groot als het huidige gebruik. Dit gaat echter om een klein deel van de totale groep huishoudens, namelijk nog geen 3%.

Tabel 4.31 Huidig en gewenst gebruik van formele flexibele opvang (Absolute aantallen berekend voor de totale steekproef onder huishoudens)

Huidig gebruik Gewenst gebruik Abs % van Uren abs % van Uren totaal gemiddeld totaal gemiddeld Wisselende dagdelen 49 2,4% 2,3 138 6,8% 6,4 Verlengde opvang 11 0,5% 0,2 58 2,9% 1,2


4.6.2 Opvallende verschillen tussen de deelpopulaties Uit nadere analyse van de gegevens is ook over de verschillen tussen de deelpopulaties nog een aantal zaken op te merken.
Huidige situatie: inkomen en opleiding
Door de laagste inkomenscategorie wordt het meest gebruik gemaakt van flexibele opvang. De middelste inkomensgroep maakt het meest gebruik van wisselende dagdelen formeel en 's avonds informeel. De laagste inkomensgroep gebruikt het meeste formele opvang 's avonds. De middencategorie opgeleiden maakt het meest gebruik van flexibele opvang, dit geldt zowel voor wisselende dagdelen, 's avonds formele opvang, 's nachts formeel, en opvang in het weekend. Informele opvang 's avonds wordt het minst gebruikt door de hoog opgeleiden. Verlengde opvang wordt door hoogopgeleiden het meest gebruikt.

Wensen
Bij de wensen zien we dezelfde tendens als bij het huidige gebruik. Bij de lager opgeleiden is meer behoefte aan formele opvang 's avonds.


4.7 Belangrijke aspecten van de formele kinderopvang In de vragenlijst is een serie vragen opgenomen over de waardering van de verschillende aspecten van kinderopvang. De bedoeling van deze vraag was om inzicht te verkrijgen in het belang dat ouders hechten aan onderdelen, waar ze naar kijken als ze de keuze hebben tussen verschillende dagverblijven. Een duidelijke uitkomst kan ondernemers een indicatie geven waar ze hun focus op moeten richten als ze met kwaliteitsbeleid bezig zijn.
Bij deze vraag kregen de respondenten de mogelijkheid om uit 9 aspecten de meest belangrijke aan te geven, daarna werden dezelfde aspecten weer gepresenteerd en kregen ze de mogelijkheid van een tweede en daarna van een derde keuze. De volgorde waarin de aspecten werden getoond varieerde. De aspecten waar men uit kon kiezen zijn:

1. Prijs

2. Locatie

3. Professionaliteit van de organisatie
4. Flexibiliteit t.a.v. tijdstippen van opvang
5. Sfeer in het kinderdagverblijf en houding van groepsleidsters
6. Hygiëne

7. Kwaliteit van de opvangruimte en speelmaterialen
8. Aantrekkelijke buitenspeelruimte en een prettige omgeving
9. Pedagogisch verantwoord klimaat

10. Anders



---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 24 van 40


Er bestaat grote overeenstemming over het belangrijkste aspect van de kinderopvang: de sfeer en houding van de groepsleidsters zijn het meest bepalend. Hierover denken de zwangeren, de ouders van 0-3 jarigen en de ouders van 4-12 jarigen hetzelfde.
Opvallend is dat prijs en locatie heel weinig genoemd worden. Kennelijk zijn de prijsverschillen niet zodanig dat de keuze erop gebaseerd wordt. Ook locatiekeuze ligt kennelijk op een ander niveau. Flexibiliteit van de opvang wordt maar door 5% van de respondenten als echt het belangrijkste genoemd. Deze uitkomst wordt ondersteund door de beantwoording van de vraag naar het motief om niet van formele kinderopvang gebruik te maken: hier komt naar voren dat gebrek aan flexibiliteit slechts voor 2% van de respondenten een reden is om geen gebruik te maken van formele opvang. De extra diensten scoren nog lager: pas bij de tweede of derde keuze wordt dit door slechts 1% van de ondervraagden genoemd. Het grote belang dat ouders hechten aan sfeer zegt niet dat ouders geen waarde hechten aan professionaliteit van de organisatie en een goed pedagogisch beleid. Het zegt wel iets over de manier waarop de kwaliteit van de opvang wordt waargenomen en benoemd.


4.7.1 Belangrijke aspecten van kinderdagverblijf Sfeer en houding van de groepsleidsters is voor alle groepen respondenten het belangrijkste (52%). De professionaliteit van de organisatie komt op de tweede plaats (12%). Pas bij het noemen van de tweede voorkeur komen de andere aspecten aan bod. Zwangeren noemen bij de kinderdagverblijven ook vaak het pedagogisch klimaat (13%) als belangrijkste. Hoger opgeleiden vinden vooral de sfeer in het kinderdagverblijf belangrijk, terwijl bij de lager opgeleiden hygiëne relatief hoog scoort.

Figuur 4.32 Belangrijkste aspecten van het kinderdagverblijf
60%

50%

40% het meest
30% tweede
20% derde
10%
0% prijs locatie professionaliteit flexibiliteit sfeer+houding hygiene binnen/spel buiten pedag klimaat


4.7.2 Belangrijke aspecten van de gastouder opvang Sfeer in het gastgezin en houding van de gastouders is voor alle groepen respondenten het belangrijkste (56%). De professionaliteit van de gastouder wordt door 11% van de respondenten als belangrijkste genoemd.

Figuur 4.33 Belangrijkste aspecten van gastouderopvang
60%

50%

40% het meest
30% tweede
20% derde
10%
0% prijs locatie professionaliteit flexibiliteit sfeer+houding hygiene binnen/spel buiten pedag klimaat


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 25 van 40


Uit nadere analyse blijkt dat hoger opgeleiden vooral de sfeer in de gastouderopvang belangrijk vinden, terwijl bij de lager opgeleiden hygiëne relatief hoog scoort.


4.7.3 Belangrijke aspecten van de buitenschoolse opvang Sfeer en houding van de groepsleidsters is voor alle groepen respondenten het belangrijkste, 49% noemt dit als topprioriteit. Het tweede punt dat van belang gevonden wordt is de professionaliteit van de opvang (13%). De andere genoemde aspecten komen pas op tweede of derde plaats, Hoger opgeleiden leggen iets meer de nadruk op pedagogisch verantwoord klimaat. Lager opgeleiden iets meer nadruk op hygiëne. Door lager opgeleiden wordt de prijs iets vaker genoemd.

Figuur 4.34 Belangrijkste aspecten van buitenschoolse opvang


60%

50%

40% het meest
30% tweede
20% derde
10%
0% prijs locatie professionaliteit flexibiliteit sfeer+houding hygiene binnen/spel buiten pedag klimaat


4.8 Locatie
De meest ideale locatie voor een kinderdagverblijf kan zowel dicht bij huis zijn (38%) als goed bereikbaar op de route werk/huis (44%), 14 % vindt een locatie op het werk ideaal. Voor de naschoolse opvang wordt door 50% van de respondenten dichtbij de school als meest ideaal genoemd, dichtbij huis heeft bij 27% de voorkeur, 15% vindt op weg huis/werk ideaal.

Figuur 4.35 De ideale locatie voor het kinderdagverblijf en de BSO
60%

50%

40% kdv
30% bso
20%

10%
0%
huis dichtbij werk dichtbij dichtbij school goed op route bereikbaar werk/huis

De keuze voor een minder ideale locatie wordt gemaakt als de daar gevestigde opvang een specifieke sfeer of uitstraling heeft (43% KDV, 38% BSO) of als de openingstijden beter aansluiten bij de werktijden (34% KDV, 28% BSO). Hoger opgeleiden vinden vooral de sfeer belangrijk, de middelhoogopgeleiden vooral de openingstijden. Dit komt overeen met de wens van flexibele opvang bij deze inkomensgroep. Bij de buitenschoolse opvang zijn voor 15 % van de respondenten ook de extra mogelijkheden voor buitenspel een motief om voor een minder ideale locatie te kiezen. De opvattingen van de zwangeren over de locatie wijken niet af van de opvattingen bij de huishoudens met 0-12 jarigen.
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 26 van 40




4.9 Informele of formele opvang



4.9.1 Voorkeuren van zwangeren en huishoudens Zowel aan de zwangeren als aan de huishoudens met kinderen is gevraagd naar welke soort opvang de voorkeur uitgaat: formeel, informeel of een combinatie. Deze vraag is niet op een lijn te stellen met het feitelijk gebruik, dat in 4.2 beschreven is. Hier gaat het om de theoretische keuze, ook van de mensen die nu geen gebruik maken van opvang.
Bijna de helft van de respondenten uit de huishoudens heeft de voorkeur voor informele opvang. Bij de huishoudens is ook de combinatie formeel/informeel zeer populair: ongeveer eenderde van de respondenten heeft dit het liefst, bij de zwangeren is dit derde keus. Eenderde van de zwangeren heeft de voorkeur voor formele opvang.Bij de huishoudens is dit minder dan eenvijfde deel. We zien een verschuiving naar grotere voorkeur voor formele opvang bij jongere kinderen.

Figuur 4.36 Voorkeur voor informele of formele opvang bij zwangeren, huishoudens met 0-3 jarigen en huishoudens met 4-12 jarigen.

50%

40%
zwanger
30%
0-3jaar
20% 4-12jaar
10%
0%
formeel informeel combinatie geen opvang

Bij de zwangeren is er een grotere voorkeur voor formele opvang dan bij de huishoudens, waar dit percentage veel lager ligt. Al moet de kanttekening worden gemaakt dat hoe verder de zwangerschap gevorderd is des te meer de voorkeur verschuift naar informele opvang.


4.9.2 Verschillen naar opleidingsniveau.
Uit nadere analyses blijkt dat er een verband bestaat tussen opleidingsniveau en voorkeur voor de soort opvang: hoe hoger opgeleid des te groter de voorkeur voor formele opvang (resp 31% en 14 %). De hoogste inkomensgroep heeft het minst vaak de voorkeur voor informele opvang. Voorkeur voor formele opvang is zowel bij de hogere als bij de lagere inkomens groter dan bij de midden groepen.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 27 van 40



4.10 Informatievoorziening
Aan de zwangeren is een aantal specifieke vragen gesteld m.b.t. de informatiebehoefte. Ruim de helft van de respondenten (54%) heeft in de omgeving al gezocht naar informatie over mogelijkheden voor kinderopvang. Deze informatie wordt vooral gezocht direct bij de kinderopvangorganisatie in de buurt (47%) Familie, vrienden en kennissen zijn de tweede belangrijke informatiebron (37%) en internet wordt als derde (31%) het vaakst genoemd.

Figuur 4.37 Mate van tevredenheid over de informatie over kinderopvang (N=83) niet
tevreden zeer

2% tevreden

11%
neutraal

27%
tevreden

60%


De tevredenheid over de geboden informatie is groot: 71% is tevreden tot zeer tevreden. De mensen die (zeer) tevreden zijn geven aan dat ze antwoord krijgen op alle vragen, dat alles duidelijk en overzichtelijk is en dat de informatie compleet en toegankelijk is.
De mensen die neutraal, noch tevreden, noch ontevreden zijn (27%) vinden de informatie erg algemeen, onvolledig, krijgen de gewenste antwoorden niet en vinden dat een overzicht van het aanbod ontbreekt. De ontevredenen vinden de informatie te vaag en te veel, je moet er toch zelf gaan kijken. Bijna alle respondenten vinden de informatie gemakkelijk toegankelijk (82%). De informatie die het meest gezocht wordt is: de mogelijkheden tot plaatsing, daarna is de kwaliteit iets waar men informatie over zoekt. Ook kosten ,soorten opvang en openingstijden zijn zaken waar toekomstige gebruikers graag informatie over willen krijgen.

Figuur 4.38 Waarover willen zwangeren vooral informatie? (N=83)

openings mogelijk tijden heid tot
10% plaatsing vorm van 30% opvang

18%
over de informatie kosten over 16% kwaliteit

26%











---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 28 van 40



5. Prognoses





5.1. Prognose voor de vraag naar kinderopvang



5.1.1 Prognose gebruik formele kinderopvang door 0-3-jarigen Om een prognose te kunnen maken van de vraag naar kinderopvang gaat het erom de gebruikers in te delen naar jaargangen. Voor het gebruik van formele kinderopvang in 2003 zijn de volgende jaargangen van belang: jaargangen 2003 (de kinderen van de huidige zwangeren), 2002 (huidige 0-jarigen), 2001 (huidige 1-jarigen) en 2000 (huidige 2-jarigen). Voor het opstellen van een prognose kunnen we als uitgangspunt nemen dat het toekomstige gebruik van de jaargangen 2002, 2001 en 2000 op een reële basis is ingeschat. Immers: het aangegeven toekomstige gebruik komt sterk overeen met het huidige gebruik en wijzigingen voorziet men vooral door leeftijd van het kind en wijziging in arbeidssituatie. Voor de groep zwangeren kunnen we niet zonder meer aannemen dat het geplande gebruik overeen zal komen met het feitelijke gebruik volgend jaar. Na de geboorte van de baby kunnen opvattingen veranderen, we zien binnen de groep zwangeren al een verschuiving van de voorkeuren en het geplande gebruik naarmate de zwangerschap vordert.
Ook kunnen er verschillen zijn tussen de groep vrouwen die zwanger zijn van hun eerste kind en degenen die zwanger zijn van een tweede of derde kind.
Daarom is gekozen om voor de groep zwangeren berekeningen te maken voor drie varianten:
- maximaal gebruik, waarbij het gebruik overeenkomt met het geplande gebruik,
- minimaal gebruik, waarbij het gebruik overeenkomt met het gebruik van de huidige 0-jarigen
- gemiddeld gebruik, gemiddeld tussen gepland gebruik bij de zwangeren en huidig gebruik bij 0-jarigen In een globale berekening waarin we er van uit gaan dat de leeftijdsgroepen qua omvang even groot zijn varieert de prognose voor de minimale en maximale variant tussen een gebruik van 26 en 30,5% van de 0-
3 jarigen. Als we in deze drie varianten de vraag naar kinderopvang in een kinderdagverblijf voor de 0-3 jarigen vergelijken met het huidige gebruik (22%) zien we in alle drie de varianten een toename van het gebruik. Zelfs in de minimale variant wordt een toename van het gebruik van kinderopvang van 4% voorzien.

Tabel 5.1 Prognose vraag naar kinderdagverblijf in 2003 in percentages van de leeftijdsgroep 0-jarigen 1-jarigen 2-jarigen 3-jarigen gemiddeld 0-3 jarigen Maximaal 49 31 21 21 30,5 Midden 40 31 21 21 28,25 Minimaal 31 31 21 21 26

Tabel 5.2 Prognose vraag naar gastouderopvang in 2003 in percentages van de leeftijdsgroep 0-jarigen 1-jarigen 2-jarigen 3-jarigen gemiddeld 0-3 jarigen Maximaal 8 5 4 4 5,25 Midden 6,5 5 4 4 4,63 Minimaal 5 5 4 4 4,5

Zowel bij het huidige als bij het gewenste gebruik van kinderdagverblijf is een toename te zien bij de 0- jarigen zowel in percentage als in dagdelen. Dit wijst op een enorme instroom van 0-jarigen. Dat is te verklaren uit de uitbreidingsoperatie die het laatste jaar heeft plaatsgevonden: in de kinderdagopvang zullen per 31-12-2002 zeker 30.880 nieuwe kindplaatsen gerealiseerd zijn en mogelijk bijna het dubbele aantal (Monitor, 2001)1. Deze nieuwe kindplaatsen worden vaak ingevuld met babies. Immers als ouders al andere oplossingen heeft gevonden, dan is men daar vaak tevreden mee en stapt men niet meer over (ook al was de oorspronkelijk eerste keuze wel het kinderdagverblijf). Dat zou wijzen op een sterke groeitrend. Dit wordt ondersteund door het feit dat de zwangeren die niet van kinderopvang gebruik maken 10% zegt dat dit door een tekort aan plaatsen komt. Als we deze trend oppakken kan de maximale variant werkelijkheid worden, dat betekent ruim 30% van de 0-3 jarigen die gebruik gaan maken van kinderdagverblijven en ruim 5% die gebruik gaan maken van gastouderopvang. Extrapoleren van deze trend naar de jaren daarna is niet verantwoord, echter een indicatie voor groei is sterk aanwezig.


1

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 29 van 40


Bij herhaald onderzoek zal dit beeld versterkt kunnen worden. Dan kan duidelijk worden of het een trend is dat kinderen van 0-3 jaar meer gebruik gaan maken van formele kinderopvang als de mogelijkheden er zijn of dat juist alleen voor de jongste kinderen de vraag naar opvang groeit. Uit de op dit moment beschikbare gegevens is na te gaan of er een samenhang is van het lagere gebruik van formele kinderopvang bij kinderen van 2 en 3 jaar en het aantal kinderen in het gezin. Pas bij herhaald onderzoek is vast te stellen of dit trends zijn.

Conclusie:
· De vraag naar kinderopvang voor 0-3 jarigen neemt de komende jaren nog toe. · In de verschillende varianten voor de prognose van de vraag naar kinderopvang is een toename van de vraag te zien: een toename van minimaal 4%, maximaal 8,5% · Hoe jonger het kind des te groter de vraag naar formele kinderopvang


5.1.2 Prognose gebruik formele kinderopvang door 4-12-jarigen Ook bij deze leeftijdsgroep is de trend zichtbaar, dat met het toenemen van de leeftijd van het kind de vraag naar kinderopvang afneemt. Voor 4-6 jarigen wil 11% graag op 1,8 dagen van de BSO gebruik maken, voor 7-12 jarigen wil slechts 5% voor 2 dagen per week de BSO gebruiken. Voor de 12-jarigen is zo weinig gebruik gewenst dat dit bij afronding op 0 terechtkomt (zie tabel 4.11 uit hoofdstuk 4.2).

Buitenschoolse opvang
Voor de prognose van het gebruik van BSO voor 4-12 jarigen kijken we uitsluitend naar de groep huishoudens. Vanuit het uitgangspunt dat de gewenste opvang ook de maximale prognose weergeeft komen we terecht bij de volgende prognose voor 2003: de vraag naar buitenschoolse opvang neemt in omvang nog beperkt toe, met name door de vraag bij kinderen van 4-6 jarigen.

Tabel 5.3 Prognose vraag naar buitenschoolse opvang in 2003 in percentages van de leeftijdsgroep Gewenst gebruik volgend Huidig gebruik jaar 4-12 jarigen
4-6- 7-12- 12- 4-12 jarigen jarigen jarigen jarigen Percentage gewenst 11 5 1 6 5 gebruik BSO
Percentage 3 1 0 2 1 Gewenst gebruik
gastouderopvang

Conclusie:
· De vraag naar kinderopvang voor 4-12 jarigen neemt de komende jaren nog beperkt toe. · Hoe jonger het kind des te groter de vraag naar formele kinderopvang

Gastouderopvang
De prognose voor de vraag naar gastouderopvang voor 4-12 jarigen is volgens deze methode: gemiddeld 0,2 uren per week per 100 kinderen. Het huidige gebruik is gemiddeld 0,1 uur per 100 kinderen per week. Dit betekent een verdubbeling, maar het totale volume blijft zeer beperkt.

Conclusie:
· de vraag naar gastouderopvang voor 4-12 jarigen neemt toe, maar het totale volume blijft beperkt.
· De vraag naar gastouderopvang geldt vooral de 4-6 jarigen
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 30 van 40




6. Conclusies



6.1 Conclusies m.b.t. het huidige gebruik van kinderopvang In het algemeen kan geconcludeerd worden dat:
· Voor 40% van de kinderen tussen 0 en 12 jaar wordt gebruik gemaakt van formele of informele opvang
· De redenen die de niet-gebruikers aangeven om geen gebruik van kinderopvang te maken vooral ligt in het feit dat ze geen kinderopvang nodig hebben (82%) · "geen plaats beschikbaar " voor slechts 1% van de respondenten de reden is om niet van kinderopvang gebruik te maken
· De tevredenheid met de huidige gebruikte kinderopvang groot is (slechts 7% is niet tevreden · Van de respondenten die ontevreden zijn 20% ontevreden is vanwege het gebrek aan plaats · Wijzigingen in de vraag naar opvang vooral met leeftijd van het kind of de werksituatie te maken hebben
· Er grote verschillen zijn in gebruik van kinderopvang tussen de verschillende leeftijdsjaren: hoe jonger het kind des te groter het gebruik van kinderopvang · De belangrijkste achtergrondvariabele die invloed heeft op de vraag naar kinderopvang het opleidingsniveau van de ouders is · Vooral voor het gebruik van formele opvang zijn de verschillen groot: hoogopgeleiden (51% van de WO-opgeleiden maakt gebruik van kinderopvang) en laagopgeleiden (6% van de LO-LBO opgeleiden maakt gebruik); ook stedelijkheid maakt significant verschil. Van de regionale verschillen wordt alleen in de drie grote steden meer gebruik gemaakt · Als we het gebruik van de verschillende zorgarrangementen onder de loep nemen is informele opvang het meest populair onder alle leeftijdsgroepen (53%) · Voor 0-4 jarigen zijn de daarna meest gebruikte zorgarrangementen: alleen kinderdagverblijf 19%), informeel en peuterspeelzaal (17%), alleen peuterspeelzaal (13%), informeel en kinderdagverblijf (12%)
· Voor 4-12 jarigen zijn daarna de meest gebruikte zorgarrangementen: alleen buitenschoolse opvang (11%) en informeel en buitenschoolse opvang (6%) · De gezinssamenstelling is van grote invloed op het gebruik van kinderopvang: o hoe meer kinderen in een gezin, des te minder gebruik van kinderopvang (formeel en informeel)
o hoe groter het gezin des te minder het gebruik van kinderopvang (het grootst is het gebruik bij gezinnen van 2 of 3 personen, dus éénoudergezinnen met 1 of 2 kinderen en twee- oudergezinnen met één kind)

6.2 Conclusies m.b.t. het gewenste gebruik van kinderopvang · Zwangeren zijn van plan veel meer van kinderopvang gebruik te maken dan huishoudens met 0-3 jarige kinderen.
· De prognoses voor de vraag naar kinderopvang laten in alle varianten een toename van de vraag zien.
· Ongeveer de helft van de kinderen die van een kinderdagverblijf gebruik maken stromen door naar de BSO.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 31 van 40


6.3 Overige conclusies
Een aantal opvallende resultaten verdienen nadere aandacht:

6.3.1 Opvang van zieke kinderen
Ouders passen het liefst zelf op hun zieke kinderen. Ze maken geen verschil tussen 0-3 en 4-12 jarigen. Daar nemen vaak ze een dag voor vrij (63%). Opvallend bij de wensen is dat heel veel mensen (38%) graag zorgverlof willen (kunnen) opnemen. Dit geldt vooral voor de hoogopgeleiden. Op dit moment gebeurt dat maar door 10% van de ondervraagden.

Conclusies:
· Ouders passen het liefst zelf op hun zieke kinderen · Invoering van zorgverlof voorziet in een sterke behoefte bij werknemers met kinderen van 0- 12 jaar.

6.3.2 Flexibele opvang
Een topitem voor beleidsmakers en ondernemers in de kinderopvang. Vaak wordt gezegd dat de behoefte aan flexibele opvang groot is en als er dan een aanbod gedaan wordt blijkt dat er te weinig gebruik van wordt gemaakt om het rendabel te blijven uitvoeren. In dit onderzoek zijn er verschillende vragen gesteld waarin flexibiliteit aan de orde komt. Opvallende resultaten:
- van de niet-gebruikers van kinderopvang zegt 2% dat dit door een gebrek aan flexibiliteit komt
- van gebruikers van kinderopvang die ontevreden zijn zegt 33% dat dit komt door een gebrek aan flexibiliteit (kanttekening: er zijn maar 7% ontevreden, dus van de totale steekproef gaat dit maar om 2,3%)

- het huidige gebruik van flexibele opvang is 13% en is vooral informele opvang
- voor de opvang 's avonds, 's nachts en in het weekend ligt de voorkeur bij de informele opvang, het gewenste gebruik ligt lager dan het feitelijke gebruik
- meer formele flexibele opvang wordt vooral gewenst voor wisselende dagdelen en verlengde opvang

- flexibele opvang wordt vooral gebruikt door het middelste inkomensniveau, dat heeft waarschijnlijk met de soort banen te maken. Veel personeel in wisselende diensten (zorg, beveiliging etc)
- op de vraag welk aspect van kinderopvang men het meest van belang vindt scoort flexibiliteit laag, slechts 5% vindt dit het belangrijkste

Conclusie:
· Flexibele opvang is een belangrijk topic, maar het gaat bij de formele opvang vooral om wisselende dagdelen en verlengde opvang. Het percentage mensen voor wie flexibiliteit echt een belemmering is voor het gebruik van formele opvang is laag.

6.3.3 Extra diensten
Bij de vraag welk aspect men het belangrijkste vindt scoren de extra diensten helemaal niet, pas bij de tweede of derde keuze wordt dit door slechts 1% van de ondervraagden genoemd.

Conclusie:
· Het aanbod van extra diensten is voor ouders die kinderopvang zoeken niet van doorslaggevend belang bij de keuze voor opvang.

6.3.4 Kwaliteitsaspecten
Beschikbaarheid van opvang is belangrijker dan kwaliteit blijkt uit verschillende vragen. Voor slechts 1% van de ondervraagden is kwaliteit een reden om niet van kinderopvang gebruik te maken. Van degenen die vinden dat de opvang niet naar wens geregeld is noemt slechts 2% dat de kwaliteit onvoldoende is. Zwangeren noemen wel vaker dat gebrek aan kwaliteit de reden is om geen kinderdagverblijf te gebruiken. De vraag is wat ouders/verzorgers van kinderen onder kwaliteit van de opvang verstaan.

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 32 van 40



Conclusies:
· Bij de belangrijkste aspecten van de opvang komt kwaliteit niet als duidelijk item naar voren. · Sfeer in het dagverblijf is verreweg het meest belangrijk. · Daarna noemen ouders in volgorde van belangrijkheid: professionaliteit van de organisatie, pedagogisch verantwoord klimaat, kwaliteit van ruimtes en materialen. · Ouders hebben een diffuus begrip van kwaliteit.

6.3.5 Voorkeuren voor soort opvang: kleinschalig - groepsopvang; formeel - informeel Het gebruik van kleinschalige opvang (betaalde, onbetaalde oppas en gastouderopvang) is voor 0-3 jarigen vrijwel constant. Het gebruik van het kinderdagverblijf is bij de 0-jarigen het hoogste van alle leeftijdsgroepen. De vraag is wat hier de oorzaak van is: gezien de enorme groei en instroom van nieuwe kinderen het laatste jaar kan dit zowel door beschikbaarheid van plaatsen als door voorkeuren veroorzaakt worden.

Conclusies:
· De veronderstelde voorkeur voor kleinschalige opvang voor baby's wordt in dit onderzoek niet bevestigd.
· Baby's maken meer gebruik van kinderdagverblijf dan oudere kinderen. · Zwangeren hebben een grotere voorkeur voor formele opvang dan huishoudens met kinderen van 0-12 jaar.
· Als het door zwangeren geplande gebruik van kinderopvang in de praktijk uitkomt zal er een verschuiving van informele naar formele opvang optreden.

6.3.6 Informatievoorziening
Meer dan de helft van de toekomstige ouders heeft zich verdiept in de mogelijkheden voor formele kinderopvang, het meest door direct naar kinderopvangorganisaties toe te stappen. Men is over het algemeen tevreden en vindt de informatie toegankelijk. Men is het meest geïnteresseerd in informatie over de mogelijkheden tot plaatsing en informatie over kwaliteit. De ondervraagden die tevreden zijn, zijn uiteraard de mensen die naar informatie gezocht hebben. 46% heeft niet naar informatie gezocht, maar een deel daarvan denkt wel te gaan werken en is wel van plan van kinderopvang gebruik te gaan maken. Wellicht dat dit degenen zijn die pas een poosje na het zwangerschapsverlof weer willen werken, of vooral mensen die nog maar net zwanger zijn. Bij een herhaling van dit onderzoek zou bij de vragen naar informatievoorziening ook aan de niet-zoekers gevraagd moeten worden waarom ze niet naar informatie hebben gezocht.

Conclusie:
· Toekomstige ouders die informatie over kinderopvang hebben gezocht zijn positief over de informatievoorziening.

6.4 Conclusies m.b.t. de vraag van deelpopulaties
In de tabel in paragraaf 4.2 van gebruik van kinderopvang naar deelpopulaties is af te lezen dat huishoudinkomen, opleidingsniveau, arbeidsmarktparticipatie, mate van verstedelijking, percentage tweeverdieners inderdaad belangrijke factoren zijn voor wat betreft het gebruik van kinderopvang. Van alle genoemde factoren is het opleidingsniveau het meest bepalend.

Conclusies:
· Hoe hoger het opleidingsniveau, des te groter het gebruik van formele kinderopvang · Het aantal verdieners in een gezin is de tweede factor die het meest bepalend is: gezinnen met twee fulltime werkenden of een fulltime en een parttime werkende gebruiken meer kinderopvang dan anderen.
· De regio is de derde factor: in de drie grote steden en het oosten van het land wordt het meest gebruik gemaakt van kinderopvang


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 33 van 40




7. Aanbevelingen


7.1 Voor de ondernemers in de kinderopvang

· Prognoses van de vraag in de regio
Bij een haalbaarheidsonderzoek voor de besluitvorming voor uitbreiding of vestiging van voorzieningen moeten algemene trends vertaald worden naar de eigen situatie in de regio. Ondernemers hebben al het gemeentelijk ramingsmodel tot hun beschikking. Uit dit onderzoek blijkt dat vooral opleidingsgraad, gezinssamenstelling en regio van belang zijn.
Vooral het percentage hoogopgeleiden in de regio is bepalend voor de prognose voor de vraag naar kinderopvang. Gemiddeld is 20% van de huishoudens met kinderen van 0-12 jaar HBO of WO opgeleid, als dit percentage hoger ligt in de eigen regio, dan zal de vraag naar formele kinderopvang hoger zijn dan de gemiddelde vraag in Nederland.

Houdt bij het bepalen van de haalbaarheid van uitbreiding in kinderopvang rekening met afwijkingen op de algemene trends als het percentage hoogopgeleiden in de regio ver boven of onder de 20% ligt.

· Promotie/werving nieuwe gebruikers
De hoge mate van tevredenheid over de huidige opvang geeft aan, dat als een ondernemer nieuwe klanten wil werven de actie vooral gericht moet zijn op zwangeren: dubbele kansen: namelijk het geplande gebruik ligt hoog, en eenmaal voor een vorm van opvang gekozen is de ouder vaak trouw.

Richt de promotieactiviteiten vooral op nieuwe gebruikers, dus zwangeren.

· Flexibiliteit
De vraag naar nacht- en weekendopvang is zo gering, dat dit alleen rendabel kan zijn in een grootstedelijk gebied.
Om als aanbieder van opvang flexibiliteit te bieden kan vaak worden volstaan met verlengde opvang en flexibiliteit in gebruik van dagdelen.

Ga bij het ontwikkelen van een flexibel aanbod uit van de vraag naar verlengde opvang bij maximaal voor eenderde van de gebruikers.
Zoek naar creatieve oplossingen om flexibel gebruik van dagdelen mogelijk te maken.

· Opvang bij ziekte van het kind
Ouders passen het liefste zelf op hun kind als dat ziek is.

Ontwikkel geen aanbod voor de opvang van zieke kinderen. Het meest bij de vraag van ouders sluit een aanbod aan huis aan.

· Extra Diensten
Extra diensten zijn niet van belang voor de keuze van de opvangvoorziening.

Om uw kinderopvangvoorziening te promoten is het aanbod van extra diensten niet een effectief middel. Biedt dus alleen extra diensten aan als dit een doel op zich is.

· Sfeer en kwaliteit
De sfeer op het kinderdagverblijf en de houding van de leidsters wordt als belangrijkste aspect genoemd. Voor ouders blijkt kwaliteit van de kinderopvang vooral uit de professionaliteit van en bejegening door de leidsters. Om u als aanbieder van kinderopvang positief te profileren is dus met name de professionele houding van de groepsleiding van belang. Zwangeren oriënteren zich op de kinderopvang vooral door het rondkijken in een kinderopvangorganisatie.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 34 van 40


De manier waarop de groepsleiding met kinderen, ouders en potentiële ouders omgaan is bepalend voor de beoordeling door de (toekomstige) gebruikers, kwaliteit moet vooral uitstralen door houding van leiding en sfeer op het dagverblijf: besteed hier aandacht aan. Groepsleiding zijn de ambassadeurs van uw organisatie, zorg dat ze zich ook zo voelen en gedragen.

· Informatievoorziening
Zwangeren zijn vaak van plan te blijven werken:

Zorg voor goede informatie op plaatsen waar zwangeren komen

Ouders zoeken informatie door te komen kijken:

Zorg dat op elk moment van de openingstijden medewerkers in staat zijn om nieuwe mensen te ontvangen en te informeren

Zwangeren zijn vooral geïnteresseerd in informatie over de mogelijkheid tot plaatsing, de kwaliteit en de vormen van opvang

Zorg dat de medewerkers op de locatie informatie voor ouders beschikbaar hebben over plaatsingsmogelijkheden, prijs en kwaliteit

Het tweede meest gebruikte medium is internet:

Zorg voor een goede website

7.2 Voor de overheid.

De vraag naar formele kinderopvang bij zowel 0-4 jarigen als 4-12 jarigen neemt nog toe, met name bij de jongste leeftijdsgroepen.
Bij de planning van de uitbreiding kinderopvang is van belang de trends nauwkeurig in beeld te brengen. Als de trend bij de jongste leeftijdsgroepen zich doorzet levert dit nog een jarenlange groei op van het gebruik van formele kinderopvang. Op dit moment zijn daar nog geen zekere uitspreken over te doen. Ondernemers hebben prognoses nodig voor het nemen van investeringsbeslissingen. Werkgevers hebben gegevens nodig om overtuigd te worden van de noodzaak in hun meerjarenramingen kosten op te nemen voor kinderopvang t.b.v. hun werknemers. Als de overheid ondernemers wil stimuleren om te investering is een adequate informatievoorziening nodig.

Het schaarstebegrip in de kinderopvang.
Het economische schaarstebegrip lijkt in de kinderopvang niet helemaal op te gaan: ook nu worden alle kinderen opgevangen (formeel, informeel of door de ouders zelf). Ook al zijn er te weinig kindplaatsen oplossingen worden altijd gevonden. Te constateren is dat: in de kinderopvang het gebruik van formele opvang toeneemt, de vraag naar informele kinderopvang nog niet veel afneemt en het gebruik van informele opvang nog steeds veel groter is dan dat van formele opvang. Conclusies t.a.v. substitutie zijn nog niet te trekken, er is een vaststaande omvang van de vraag naar kinderopvang waar verschillende factoren invloed op hebben en verschillende oplossingen gekozen worden.

Herhaald onderzoek maakt trends zichtbaar.
Om de trends goed in beeld te brengen is de eerste jaren jaarlijkse informatieverzameling van belang. Zowel de wensen bij zwangeren als het feitelijk gebruik bij de huishoudens met kinderen van 0-12 jaar zullen moeten worden gevolgd. Voor volgend jaar zou daarnaast de groep zwangeren die dit jaar is ondervraagd opnieuw benaderd moeten worden, dat is mogelijk omdat ze van een panel deel uitmaken. Dit geldt zowel voor de trends in omvang van de vraag, als trends in de voorkeur voor soorten opvang en trends ten aanzien van specifieke onderdelen zoals flexibele opvang. Bij herhaald onderzoek zal dit beeld versterkt kunnen worden. Dan kan duidelijk worden of het een trend is dat kinderen van jaar meer gebruik gaan maken van formele kinderopvang als de mogelijkheden er zijn of dat juist alleen voor de jongste kinderen de vraag naar opvang groeit.
---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 35 van 40


Bij herhaald onderzoek is aan te bevelen specifieke vragen over de invloed van algemene economische ontwikkeling op te nemen. Ook kan in de analyse een koppeling naar andere onderzoeken gemaakt worden.

.
Aanbevelingen:
· Voer de komende jaren jaarlijks trendonderzoek uit om betrouwbare prognoses van de vraag te kunnen maken. Bij herhaald onderzoek kan worden volstaan met kleinere aantallen respondenten.
· Communiceer de resultaten naar de ondernemers in de kinderopvang zodat ze gefundeerde investeringsbeslissingen kunnen nemen. · Communiceer de resultaten naar werkgevers, zodat het opnemen van kosten voor kinderopvang voor werknemers een vanzelfsprekendheid wordt en werkgevers gestimuleerd worden om de percentages van het personeelsbudget voor kinderopvang regelmatig te herijken.

Afstemming tussen verschillende rekenmodellen en onderzoeksresultaten Prognoses voor landelijke aantallen kindplaatsen in de verschillende varianten kunnen worden berekend, vergeleken met de huidige situatie en de geplande uitbreiding. Ook kan dit per provincie of KvK regio worden uitgesplitst. Daarmee kunnen de resultaten van dit onderzoek gematcht worden met de jaarlijkse monitor. Een rekenmodel voor de prognose van de lokale situatie kan worden ontwikkeld. Bij het ontwikkelen hiervan kan een link gelegd worden naar het gemeentelijk ramingsmodel kinderopvang. Zie www.scp.nl/onderzoek/kinderopvang
Door herhaald onderzoek kunnen ook de factoranalyses herhaald worden uitgevoerd. Daarmee krijgen rekenmodellen voor de lokale situatie een steeds grotere betrouwbaarheid.

Aanbeveling:
· Combineer de resultaten van de verschillende onderzoeken die zicht geven op de ontwikkelingen in de vraag naar kinderopvang. Door resultaten te combineren kunnen betrouwbare uitspraken gedaan worden over de factoren die van invloed zijn, en kunnen rekenmodellen ontwikkeld worden als hulpmiddel voor het vaststellen van ontwikkelingen in de lokale vraag.

Beeld van klanten over kwaliteit
Het beeld van kwaliteit is bij de gebruikers nog diffuus. In dit onderzoek worden een aantal aspecten belicht. Gerichte analyse van de kwaliteitsaspecten en de manier waarop deze in beeld gebracht kunnen worden voor toekomstige gebruikers heeft nog niet plaats gevonden.

Aanbeveling:
· Ontwikkel een duidelijk beeld van wat onder kwaliteit in de kinderopvang verstaan kan worden en communiceer dit naar toekomstige gebruikers. · Ontwikkel een systeem van informatievoorziening van toekomstige ouders, waarbij ondernemers hun eigen gegevens kunnen invoeren en ouders vergelijkingen kunnen maken tussen de verschillende aanbieders.

Zorgverlof
Opvallend is de uitkomst naar de opvang van zieke kinderen. Ouders vangen het liefst zelf hun kind op. En de uitbreiding van de mogelijkheden voor zorgverlof is een sterke wens. Hoewel niet op het beleidsterrein van kinderopvang, ligt dit in het verlengde van de vraagstukken m.b.t. de combinatie van zorg en arbeid.

Aanbeveling
· Overheid kan stimuleren dat het wettelijk recht op zorgverlof ook daadwerkelijk door werknemers benut kan worden.


---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 36 van 40



Bijlage 1: Literatuur


- MERENS, A. (2000). Strategieen om betaalde en onbetaalde arbeid te combineren, in: S. Keuzenkamp en E. Hooghiemstra. De kunst van het combineren. Taakverdeling onder partners. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.


- SCP (Sociaal en Cultureel planbureau) (2000). Emancipatiemonitor 2000. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.


- SCP/SEO (Sociaal en Cultureel Planbureau/Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam) De Vraag naar Kinderopvang; raming 2003-2007. SCP werkdocument 67 SEO-rapport 572


- Ministerie van VWS/Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang: Monitor Uitbreiding Kinderopvang 2001


- SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau)/ Deloitte & Touche: Gemeentelijk Ramingsmodel Kinderopvang 2002


- L. Festinger en J. Carlsmith, Cognitive consequences of forced impliance (1959)

- Elsevier bedrijfsinformatie 2001: Info kinderopvang

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 37 van 40



Bijlage 2: Samenstelling projectgroep


- Mw. Prof. Dr.J Plantenga - Hoogleraar sociaal-economische aspecten van de kinderopvang (RUG)
- Mw. Dr. A. Knuver - Senior onderzoeker ABCG, Evaluatiegroep voor het Onderwijs in Groningen
- Mw. Drs. L.H. van den Berg - Staf Vyvoj
- Mw. Drs. M. Jongsma - Staf Vyvoj
- Mw. Drs.G. Smit - Staf Vyvoj

---

Kinderopvang met Beleid Trendonderzoek kinderopvang oktober 2002 Pagina 38 van 40



Bijlage 3: Gegevens van respondenten

Landelijke totaalcijfers Steekproef voor huishoudens met Trendonderzoek kinderen van 0-12 jaar kinderopvang