Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Algemeen Secretaris van de


- Sociaal-Economische Raad

De heer Van Niekerk

Postbus 90405

2509 LK Den Haag


- Den Haag, - mei 2003


- Namens de regering willen wij onze waardering uitspreken voor uw heldere advies, dat een welkome bijdrage is aan de discussie over de toekomst van Europa. Wij constateren dat het advies de inzet van de Nederlandse regering in de Conventie op hoofdpunten ondersteunt.
Evenals de Nederlandse regering pleit het advies voor consequente toepassing van de communautaire methode; deze biedt enerzijds de beste waarborgen voor het behoud van het institutionele evenwicht en gelijkwaardigheid van lidstaten in de Unie en is anderzijds de enige manier waarop een Unie van 25 of meer lidstaten effectief kan functioneren. Als bekend streeft de Nederlandse regering in dit verband naar versterking van de positie van de Commissie, uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement en uitbreiding van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid. Het SER-advies pleit ook voor een duidelijke bevoegdheidsverdeling onder toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, een stroomlijning van bestaande rechtsinstrumenten en verzet zich tegen het creëren van nieuwe instellingen. Ook deze punten zijn onderdeel van de inzet van de Nederlandse regering. De Nederlandse regering onderschrijft tenslotte de positie ten aanzien van een opname van het Handvest Grondrechten in het basisverdrag. Voordat tot een dergelijke opname kan worden besloten, moet helderheid worden verschaft over de reikwijdte van de materiële bepalingen in het Handvest, in ieder geval door een aanpassing van de horizontale bepalingen. De Nederlandse regering heeft onlangs een bijdrage over dit onderwerp aan de Conventie voorgelegd, tezamen met de Regeringen van het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Ierland en Denemarken.

Op enkele punten wijkt het advies echter af van door de Nederlandse regering ingenomen standpunten. Op deze punten wordt hieronder nader ingegaan. Tevens reageren wij graag in het bijzonder op de in uw advies verwoorde voorstellen op sociaal-economisch gebied.

Voorzitterschap Europese Raad en overige Raden

De wijze waarop het voorzitterschap van de Europese Raad en de overige Raden wordt geregeld is van groot belang voor het institutioneel evenwicht in de Unie. Uw advies wijst een vast voorzitterschap van de Europese Raad niet expliciet af. De Nederlandse regering zet zich daarentegen in voor behoud van een roterend voorzitterschap van de Europese Raad omdat met de invoering van een vast voorzitterschap van de Europese Raad het institutionele evenwicht verstoord dreigt te raken. Ook in een uitgebreide Unie zal naar het oordeel van de regering rotatie een belangrijke functie vervullen.

Al te vaak wordt voorbijgegaan aan de voordelen van rotatie: regelmatig een nieuwe, politieke impuls; binnenlandspolitieke zichtbaarheid van de Europese integratie; leerproces voor de nationale administraties; eenheid van aansturing; geen lange gebondenheid als een voorzitter tegenvalt. De bezwaren van vaste voorzitterschappen worden bovendien onderbelicht: een vast voorzitter bezit geen democratische legitimiteit, leidt tot institutionele competitie en extra bureaucratie en gaat onvermijdelijk ten koste van de positie van de Commissie en van de invloed van kleinere lidstaten. Bovendien vormt een vaste voorzitter naar buiten toe een gezicht te veel: de hem toegedichte taken kunnen beter door de voorzitter van de Commissie en de personele fusie van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissaris Externe Betrekkingen worden vervuld.

Duurzame ontwikkeling als centrale doelstelling van de Unie

U zult vernomen hebben dat - in tegenstelling tot het Voorontwerp van een constitutioneel verdrag - het streven naar duurzame ontwikkeling als centrale doelstelling in het ontwerpverdrag is opgenomen. Daar het streven naar duurzame ontwikkeling onderdeel vormt van staand Nederlands beleid, is dit voorstel ondersteund.

Uitbreiding meerderheidsbesluitvorming op sociaal terrein

Uw aanbeveling tot invoering van meerderheidsbesluitvorming op een aantal terreinen van sociaal beleid vindt steun bij de Nederlandse regering. Nederland kan zich vinden in de constateringen van de Werkgroep sociaal beleid over de Europese bevoegdheden op sociaal gebied, maar betreurt dat de werkgroep geen overeenstemming heeft bereikt over uitbreiding van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op sociaal gebied. Conform de inzet voor het Verdrag van Nice, is Nederland voorstander van meerderheidsbesluitvorming voor zover het recht van de lidstaten om de fundamentele beginselen van hun sociale zekerheidsstelsel vast te stellen onverlet blijft en dit geen aanmerkelijke gevolgen voor het financiële evenwicht van dat stelsel met zich brengt. Waar meerderheidsbesluitvorming wordt ingevoerd dient dit naar de mening van de regering gepaard te gaan met co-decisie voor het Europese Parlement.

Invoering meerderheidsbesluitvorming op fiscaal terrein

In het advies wordt tevens ingegaan op de fiscale besluitvorming in de Unie. U stelt daarbij een gefaseerde invoering van meerderheidsbesluitvorming voor. Indien sprake is van het coördineren of harmoniseren van een belasting zou uitsluitend besluitvorming op basis van unanimiteit plaats kunnen vinden. Vervolgens wordt gesteld dat indien een bepaald element van een belasting onderworpen is aan een vorm van coördinatie of harmonisatie over een toekomstige aanpassing van dat element met gekwalificeerde meerheid gestemd zou kunnen worden. Daarnaast worden enkele specifieke onderwerpen genoemd waarvan u meent dat het verdrag expliciet de mogelijkheid moet bieden voor meerderheidsbesluitvorming. De regering is het met u eens dat voor bepaalde fiscale zaken meerderheidsbesluitvorming van toepassing zou moeten zijn. Als uitgangspunt geldt daarbij dat voor fiscale hoofdzaken (zoals het instellen of afschaffen van een belasting of de grondslag daarvan) besluitvorming op basis van unanimiteit gehandhaafd blijft. Over fiscale bijzaken en het specifieke terrein van de milieubelastingen kan naar het oordeel van de regering worden overgegaan tot meerderheidsbesluitvorming.

Economisch beleid

U adviseert dat de Commissie, in het kader van artikel 99 lid 4, het recht moet krijgen bij de beoordeling van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten de Raad een voorstel te doen voor het geven van een waarschuwing aan een lidstaat (early warning) onder meer wanneer een buitensporig tekort dreigt. U adviseert tevens de Commissie het recht van voorstel te geven bij vaststelling van een buitensporig tekortsituatie in een lidstaat. In beide gevallen heeft de Commissie thans het recht tot aanbeveling. De regering onderschrijft uw advies.

Het advies stelt tevens voor de procedure van constatering van buitensporige tekorten, waarbij de betrokken lidstaat van stemming wordt uitgesloten, eveneens toe te passen op de procedure van beoordeling van buitensporige tekorten. De regering kan zich bij dit voorstel aansluiten.

De regering is voorstander van een tweeledige versterking van de rol van de Commissie bij de voorbereiding en het uitvoeren van de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid. Artikel 99 lid 2 van het EG-verdrag bepaalt dat de Commissie een aanbeveling doet voor een ontwerp van de Globale Richtsnoeren. De Raad kan onder het huidige regime met gekwalificeerde meerderheid afwijken van de aanbeveling van de Commissie. De regering is van mening dat het recht tot aanbeveling van de Commissie moet worden omgezet in een recht tot voorstel. In dat geval kan de Raad slechts met unanimiteit afwijken van het voorstel van de Commissie. Artikel 99 lid 4 van het EG-verdrag bepaalt vervolgens dat, indien het economisch beleid van een lidstaat niet overeenkomt met de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid of dat dit beleid de goede werking van de EMU in gevaar dreigt te brengen, de Commissie een aanbeveling kan doen aan de Raad de nodige aanbevelingen tot deze lidstaat te richten. De Raad kan wederom met gekwalificeerde meerderheid van de aanbeveling van de Commissie afwijken. De regering is van mening ook dit recht van aanbeveling moet worden omgezet in een recht tot voorstel en dat de Raad daarvan slechts met unanimiteit kan afwijken. Het recht van voorstel van de Commissie om aanbevelingen openbaar te maken moet niet worden gewijzigd.

Bij het vaststellen van de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid wordt het Europees Parlement in kennis gesteld. De regering is van mening dat het mogelijk is het Europees Parlement beter te betrekken bij de vaststelling van de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid door het formeel adviesrecht te verlenen. De regering is evenwel van mening dat dit er niet toe mag leiden dat het Europees Parlement een goedkeuringsrecht verkrijgt: het gaat hier immers om beleid dat behoort tot de nationale bevoegdheden van de lidstaten. De regering is voorts van mening dat lidstaten elkaar meer moeten aanspreken op de uitvoering van de Globale Richtsnoeren.

Externe vertegenwoordiging Eurozone

Uw advies stelt dat de Commissie de Eurozone voortaan naar buiten toe zou moeten vertegenwoordigen en dat, waar nodig, de eisen die betrokken internationale organisaties (zoals IMF en Wereldbank) terzake stellen, moeten worden aangepast.

De regering meent, zoals in het Beneluxmemorandum is gesteld, dat "het communautair besluitvormingsmechanisme binnen de Raad tot de definiëring en de opvolging van de economische politiek binnen de Eurozone voortgezet dient te worden in de externe vertegenwoordiging van de Eurozone". Dit niettegenstaande, meent de regering dat, waar het gaat om vertegenwoordiging van de Unie in internationale organisaties door één Europese vertegenwoordiging of zetel, zulks gelijke tred dient te houden met de beleidsintegratie in de Unie. Geconstateerd moet worden dat de economische en politieke integratie thans nog niet voldoende gevorderd is om te komen tot één Europese vertegenwoordiging of zetel in de bedoelde organisaties.

Open coördinatie van sociaal beleid

Uw advies onderschrijft het belang van de methode van open coördinatie op sociaal terrein. De Nederlandse regering deelt deze mening omdat deze methode een goed instrument is voor de convergentie van het beleid van de lidstaten op verschillende terreinen van het gehele sociaal-economisch beleid (pensioenen, sociale zekerheid, sociale uitsluiting).

In de Conventie wordt door sommigen voorgesteld de methode van open coördinatie in het basisverdrag te verankeren. De regering onderschrijft het belang van opname van de open coördinatiemethode in het verdrag op een wijze die de zo waardevolle flexibiliteit van het instrument niet aantast. Daartoe is een voorstel bij de Conventie ingediend. Voor opname in deze zin pleit de bevordering van transparantie en legitimiteit. Het instrument wordt immers al sinds de Europese Raad van Lissabon gebruikt. Vergaande economische integratie naast de gemeenschappelijke doelstellingen van de Lissabonstrategie maken een zekere mate van beleidsconvergentie noodzakelijk om negatieve grensoverschrijdende effecten van beleid van een lidstaat te voorkomen. Daarnaast moeten alle lidstaten investeren in een goed niveau van sociale bescherming, onderwijs en onderzoek en zorgen voor de nodige hervormingen op de arbeidsmarkt. De methode van open coördinatie is hiervoor het meest aangewezen instrument omdat het recht doet aan de primaire verantwoordelijkheid van de nationale overheden voor hun stelsels. Verankering van de methode van open coördinatie in het verdrag leidt tenslotte tot een vergroting van commitment van de lidstaten aan de gemaakte afspraken.

Juist omdat open coördinatie de convergentie van nationaal beleid betreft, hebben nationale parlementen een rol te vervullen waar het gaat om de terugkoppeling naar nationale beleidsdiscussies. Ook ligt hier voor de sociale partners een belangrijke rol. Om dezelfde reden, convergentie van nationaal beleid op vrijwillige basis, ziet de Nederlandse regering geen algemene mogelijkheid tot versterking van de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Commissie. Het zijn tenslotte de lidstaten die in de Europese Raad de gezamenlijke nationale beleidsdoelstellingen afspreken. Wel ligt er een mogelijkheid tot versterking van de betrokkenheid van het Europees Parlement en de Commissie bij de vergelijking van het nationale beleid van de lidstaten (benchmarking).

Sociale dialoog

Voor een goed functionerende sociaal-economisch beleidscoördinatie is een goed functionerende sociale dialoog onmisbaar. Derhalve streeft Nederland naar versterking van de Europese sociale dialoog. Daartoe behoort de inrichting van de Tripartite Sociale Top. De regering meent echter dat een expliciete verwijzing naar deze Top minder goed past in een verdrag met een grondwettelijk karakter, waarin basisbeginselen en -principes worden opgenomen. De Top is immers geen instelling van de Unie en evenmin is sprake van een besluitvormingsprocedure.

De Nederlandse regering kan instemmen met de aanbeveling een adviesrecht voor het Europees Parlement in te voeren over wetgeving die in het kader van de sociale dialoog (contractuele betrekkingen met inbegrip van overeenkomsten) tot stand komt, waar het gaat om besluitvorming door de Raad krachtens artikel 139. Ook staat de regering open voor een eventuele invoering van een recht van representatieve centrale Europese organisaties van sociale partners op voordracht van een deel van de zetels in het Economisch en Sociaal Comité.


-

Mr. J.G. de Hoop Scheffer Mr. drs. A. Nicolaï

===