Ingezonden persbericht
Naar aanleiding van de artikelen opgenomen in het Surinaams nieuwsblad "DE WARE TIJD" heeft ondergetekende gemeend de gemeenschap te moeten voorzien van deze schrijven.

Hofpresident van de repbliek Suriname

weet niet wat een minnelijke schikking is!?!

Met het gevolg dat gedupeerde burger thans langer dan vijf en een half jaar slachtoffer is.

Ondersteund door universitair juridische vaktechnische literatuur en arresten van de Hoge Raad geeft het slachtoffer gefundeerd een explicatie, wat de rol is geweest van het hof en de hofpresident in vereniging met de procesgemachtigden.

,,,,,,,,,
AAN: DE WAARNEMEND PRESIDENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE REPUBLIEK SURINAME, Mr. J.R. von Niesewand.

=============
C.C.: De fracties van alle politieke partijen in de Republiek Suriname;

Alle individuele leden van De Nationale Assemblee in de Republiek Suriname;

De voorzitter van De Nationale Assemblee in de Republiek Suriname;

De regering van de Republiek Suriname;

De president van de Republiek Suriname;

Betreft: Beknotting van de rechten van ondergetekende vanwege de ten onrechte weigering, door de waarnemend president van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname, de griffier van het Hof van Justitie op te dragen tot het doen verstrekken van de authentieke akten van de processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 en het daaraan gekoppeld onafhankelijk deskundigenbericht van Ir. R.H. Goossen van 7 juli 1997, in de aangelegenheid bekend onder G.R. # 13575, Rosan contra Brug, waardoor het middelerwijl bijkans veertien jaar durend proces wordt beëindigd.

Ten overstaan van u en in uw hoedanigheid van rechter-commissaris, vice-president van Hof van Justitie van de Republiek Suriname en voorzitter van de Kamer van het Hof, in de aangelegenheid bekend onder G.R. 13575, zijn door de procespartijen Rosan en Brug - door u geredigeerd - het volgende overeengekomen:

1. Partijen ter terechtzitting van vrijdag, 4 maart 1997 te 8.30 uur in persoon verschenen verklaren ieder voor zich doch eensluidend, dat ze akkoord gaan met het voorstel alle tussen hen gesloten overeenkomsten van koop en verkoop betreffende de percelen, bekend onder nummers 30, 31, 32, 33 en 34, allen gelegen in het district Commewijne en aan partijen genoegzaam bekend en alle tussen hen lopende processen aangaande die overeenkomsten te beëindigen en dat partij Rosan op zich neemt en zich mitsdien jegens partij Brug verbindt aan partij Brug te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen.

Partijen verklaren wijders er mee in te stemmen dat meer gemelde uitgaven worden gewaardeerd door één (1) deskundige, in overleg met elkaar te benoemen.

Partijen verklaren vervolgens er mede in te stemmen deze waardering over te laten aan de heer Ir. R.H. Goossen.

Partijen gaan tenslotte er mede akkoord dat genoemde heer Goossen op korte termijn wordt opgeroepen en in tegenwoordigheid van hen en hun procesgemachtigden als deskundige wordt benoemd, zo hij daarmede instemt, en beëdigd.

De rechter-commissaris heeft partijen daarop medegedeeld de heer Ir. R.H. Goossen daartoe te zullen doen uitnodigen voor de terechtzitting van donderdag 20 maart 1997 te 8.15 uur des voormiddag.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, hetwelk door de fungerend-griffier en de vice-president is ondertekend.

Noot: Ook de partijen Rosan en Brug moesten en hebben het proces-verbaal ondertekend.

2. Op heden, donderdag 20 maart 1997, is ter terechtzitting van het Hof verschenen, de heer Ir. Rudi Herman Goossen, die de rechter-commissaris, na hem in bijzijn van partijen, bijgestaan door hun respectieve procesgemachtigden, het doel van zijn komst ter terechtzitting te hebben voorgehouden, en hij met e.e.a. had ingestemd en zijn persoonsgegevens verstrekt, als deskundige heeft benoemd en daarop als zodanig beëdigd.

Degd

enoemd en daarop alszodanidn daarop alszodanid beein bijzijn van partijen, bijgestaan door hun respectieve procesgemachtigdDe rechter-commissaris beslist tenslotte de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, hetwelk door de fungerend-griffier en de vice-president is ondertekend.

Noot: Ook de partijen Rosan en Brug moesten en hebben het proces-verbaal ondertekend.

* U beweert dat voormelde processen-verbaal geen processen-verbaal van minnelijke schikking zijn; zie brieven 26 juli 2002 en 29 augustus 2002.
* Ordentelijk wordt u door ondergetekende in zijn schrijven van 7 augustus 2002 erop gewezen dat, anders dan u schrijft in uw schrijven van 26 juli 2002 er tussen ondergetekende en partij Rosan ten overstaan van het Hof wel degelijk een minnelijke schikking tot stand is gekomen, waarvan een overeenkomst is opgemaakt en dat uw standpunt, als zou partij Rosan in het vonnis van 3 april 1998 niet ontvankelijk zijn verklaard omdat er geen minnelijke schikking zou zijn getroffen tussen partijen, naar mening van ondergetekende niet juist is en geen steun vindt in de overwegingen van het Hof. (Noot: waarvan u zelf de voorzitter van die Kamer bent geweest)
* In uw schrijven van 12 september 2002 stelt u goede nota te hebben genomen van het schrijven van ondergetekende van 7 augustus 2002 en vermeld u als volgt:
Bereids is aan de waarnemend griffier van het hof van justitie de opdracht gegeven op te maken en aan u toe te sturen een gewaarmerkt afschrift van het procesverbaal van 4 maart 1997 door u verzocht in bedoeld schrijven.
* In zijn schrijven van 16 september 2002, verzocht ondergetekende u alle nodige bescheiden verbandhoudende met de machtiging tot directe executie van het op 7 juli 1997 uitgebracht deskundigenbericht van de heer Ir. R.H. Goossen - aan zijn Deurwaarder ter hand te stellen; teneinde als zodanig te werk te kunnen gaan.
* Op 17 september 2002 deelt u mede dat u het gewaarmerkt afschrift per ommegaand aan de Deurwaarder ter hand zal stellen; tevens maakt u er gewag van dat het deskundigenbericht geen executoriale titel heeft, doch een bewijsmiddel.
* Op 24 september 2002 wordt ondergetekende door zijn Deurwaarder bericht dat het ter hand gestelde proces-verbaal geen executoriale titel heeft; dit vanwege het feit dat u aan de Deurwaarder slechts een fotokopie deed verstrekken van de eerder geciteerde processen-verbaal; deze waren dus niet in executoriale vorm casu quo authentieke vorm opgemaakt.
* In zijn schrijven van 24 september 2002 deed ondergetekende alsnog het verzoek tot het verstrekken van de processen-verbaal van minnelijke schikking die een executoriale titel vormt.
* Getracht werd na terugkomst in Suriname - op 30 september 2002 - via uw griffier met u in contact te treden, doch vanwege de afwezigheid van uw griffiers de dames Van Genderen en Kisoensingh, werd toen door ondergetekende gevraagd naar de griffier van het hof van justitie, de heer Ranchor.
Aan ondergetekende werd na enige tijd wachten verteld dat de heer Ranchor geen tijd had voor ondergetekende en ondergetekende het over een uur weer kon proberen; later en later bleek Ranchor niet bereikbaar te zijn voor ondergetekende.

Ondergetekende is zich ervan bewust dat de machten in Suriname zijn verdeeld.

De wetgevende macht De Nationale Assemblee - en uitvoerende macht De regering - zijn twee van de drie machten die via de bevolking de burgers aan de macht komen, maar ook door de burgers verdreven kunnen worden!

De Rechtelijke macht daarentegen is eigenlijk de echte macht van het land en vormt tenminste naar inzichten van ondergetekende DE ZIEL van ons land SURINAME.

Het behoeft geen betoog dat - in ieder geval - de leden van de magistratuur zich als geen ander hiervan bewust zijn en enkelen zich maar al te vaak te goed aan doen en er niet weinig misbruik van maken, om niet te spreken van machtsdronkenschap ;

Eens heeft ondergetekende zelfs moeten aanhoren van een collega van u buiten de rechtszaal - geen respect te hebben getoond en dit vanwege het feit dat ondergetekende op het moment dat uw collega langs liep, ondergetekende op zijn schoot zijn aktetas had en daarbovenop wat opengeslagen dossiers en derhalve zittend de hand reikte aan uw collega; het zou te ver voeren hier nader op in te gaan.

De essentie is dat de rechtelijke macht compleet los staat en door niets en niemand kan en mag worden beïnvloed dan door zichzelf en dat er tenminste één orgaan moet zijn die haar macht de Rechtelijke macht zelf - moet kunnen controleren en indien nodig, oprecht corrigeert.

Er zijn voldoende gevallen bekend van leden van de magistratuur die zich bewust dan wel onbewust aan wat genoemd wordt nalatigheid casu quo grote nalatigheid ook wel onrechtmatige daad van de rechter hebben schuldig gemaakt.

Ook is bekend, dat de Rechtspraak een staatstaak is en dat indien een rechter zijn taak niet naar behoren vervult, dit een eigen nalatigheid betreft van de Staat en de Staat daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld.

De rechter dient geheel onafhankelijkheid te tonen en is verplicht te allen tijde recht te spreken , doet hij dat niet dan maakt hij zich schuldig aan rechtsweigering en is zoals eerder gesteld de Staat die voor de fouten van de rechter aansprakelijk moet worden gesteld, dus de burgerij die het gelag betaalt!

Anders wordt het in gevallen wanneer de rechter aantoonbaar bewust te kwader trouw handelt, wat met zich mee brengt dat die rechter persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld.

In Suriname is er geen orgaan die bevoegd is, gemaakte fouten door het Hof te corrigeren en vanwege het feit dat de rechter een ambtenaar van de Staat is, ontkomt ondergetekende er niet aan dit onderhavige geschil met het Hof, door u voorgezeten, thans een publieke issue van te maken.

U bent de president van de rechtelijke macht en als burger heeft ondergetekende geen andere keuze, sterker nog: vanwege het feit dat tevens u de functie van vice-president een autoriteit op zich bekleed, kan ondergetekende zich slechts enkel en alleen tot u richten;

en dit terwijl in dezen uzelf het probleem vormt!

Eveneens vanwege het feit dat ondergetekende op diverse wijzen (tientallen brieven aan en gesprekken met u, met het resultaat van een compleet te verwaarlozen vrucht) getracht heeft u ervan bewust te maken dat uw onterechte volharding in uw stellingname, met de voor ondergetekende gevolgen die zijn weerga niet kent en ook vanwege de thans ingenomen stelling van uw collega Ombre in zijn motiveringen bij de kwestie bekend onder A.R. # 01-4648; in dezen heeft uw collega Ombre ondergetekende die overigens in persoon heeft geprocedeerd - in het gelijk moeten stellen vanwege het feit dat uw collega wel degelijk in de onderhavige processen-verbaal, de vaststellingsovereenkomst heeft weten in te zien; dit in tegenstelling tot u, die zelf het proces-verbaal heeft geredigeerd en heeft doen neerleggen door uw griffier en vervolgens het tevens zelf heeft ondertekend met uw griffier en procespartijen, Rosan en ondergetekende!!

Uw vasthoudendheid, met de gevolgen voor ondergetekende zoals hij die onlangs - wederom - in zijn schrijven aan u van o.a. 24 juli 2002 slechts summier heeft verlucht, hebben thans alreeds ertoe geleid dat de Staat Suriname ertoe zal moeten overgaan aan ondergetekende compensatie te betalen voor de door u aangerichte materiele en immateriële schade over de periode vanaf 20 maart 1997 tot de dag van algehele voldoening.

Vanaf heden zou zelfs in overweging genomen kunnen worden, u in persoon aansprakelijk te stellen omdat in het hierna volgende ondergetekende thans publiekelijk zal aantonen met onderbouw van literatuur en arresten van de Hoge Raad - dat uw onterechte vasthoudende weigering gekwalificeerd kan worden als onrechtmatige daad van de rechter bij kwade trouw.

Het twistpunt is dat u stelt dat de onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 geenszins een minnelijke schikking vormen en dat, dat voor u de reden is geweest, in uw hoedanigheid als rechter-commissaris, de zaak niet naar de rolzitting te verwijzen voor royement.

In uw schrijven van 26 juli 2002 verwijst u naar mr. F.M. Jansen in Executie- en beslagrecht, 1980 A.31, nt. 85 met als oogmerk dat bij het bereiken van een minnelijke schikking de in proces-verbaal opgenomen schikking in een authentieke akte moet worden opgenomen en dus dat, dat proces-verbaal een executoriale titel vormt.

Vervolgens stelt u eveneens in uw schrijven van 26 juli 2002 - van mening te zijn dat de onderhavige processen-verbaal geen processen-verbaal van minnelijke schikking zijn; daarbij geeft u jammerlijk - wellicht ook terecht, is dat wijselijk? - niet aan wanneer er volgens u dan wel sprake zou zijn van een proces-verbaal van minnelijke schikking.

Bij de ironische verwijzing naar het proces-verbaal van 23 januari 1998 etc cetera, gaat u aan voorbij dat uzelf de rechter-commissaris bent geweest in deze aangelegenheid en dat u in die hoedanigheid verantwoordelijk bent voor het verloop van de juiste procesgang en de verplichting had de zaak van de rol te schrappen vanwege het feit dat er wel degelijk sprake is van een minnelijke schikking welke is aangegaan op 4 maart 1997 en nog eens bekrachtigd is op 20 maart 1997 ten overstaan van uzelf in uw hoedanigheid als rechter-commissaris, de voorzitter van de Kamer van het Hof, waarvan verder zitting in namen uw collega s Ramnewash en Wolff en u tevens nog als vice-president casu quo, thans, waarnemend president van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname, wat gezien moet worden als de bewaker van de Ziel van ons land Suriname!

Daarnaast is het de taak geweest van de door ondergetekende ingehuurde advocaat Hooplot van het gelijknamige advocatenkantoor die u had moet attenderen dat u de zaak na de wel degelijk bereikte minnelijke schikking, had moeten verwijzen naar de rolzitting en wel voor ROYEMENT en niets anders!

In hetzelfde schrijven van u, 26 juli 1997, vermeld u

in een procesverbaal, houdende minnelijke schikking is doorgaans gerelateerd een overeenkomst van dading.

Van een dergelijke overeenkomst blijkt niets uit de processen-verbaal waarvan u ondergetekende van het Hof verlangt dat zij die aan u ondergetekende doet toekomen. (zie brief)

Met die onterechte vasthoudendheid - waarvan slechts u, de door ondergetekende ingehuurde advocaat Hooplot die zich om moverende redenen heeft onttrokken van de zaken van ondergetekende en het advocatenkantoor Lim A Po, in dezen vertegenwoordigd door Halfhide en God wel zullen weten waarom!! en vervolgt u door te stellen:

Immers, onder een dading c.q. schikking wordt verstaan een overeenkomst waarbij de partijen, onder tegemoetkoming van beide kanten, een rechtsgeding ten einde brengen of een te voeren geding voorkomen.

Zij moet schriftelijk worden aangegaan en heeft tussen partijen kracht van gewijsde.

Vervolgens stelt u

En omdat er geen minnelijke schikking tussen partijen (u ondergetekende - en Rosan ) tot stand gekomen is, heeft het Hof op 3 april 1998 een eindvonnis gewezen waarbij partij Rosan alsnog niet ontvankelijk werd verklaard in zijn tegen het vonnis van 10 november 1992 ingesteld hoger beroep en in de kosten aan uw zijde gevallen, veroordeeld.

Met de thans beschikbare kennis en inzichten is het voor ondergetekende duidelijk geworden wat de moverende redenen zijn van het terugtreden van advocaat Hooplot, tevens is thans begrepen wat de reden van niet afhandelen is van de door ondergetekende bij u ingediende klachten 14 mei 1999 - tot het treffen van tuchtrechtelijke maatregelen tegen o.a. advocaat Hooplot;

Zie tevens de aan u verstrekte aanvullende informatie inzake het verzoek tot het treffen van tuchtrechtelijke maatregelen tegen advocaat Hooplot van 3 juli 2001, hetwelk een dossier vormt met een omvang van meer dan 100 pagina s; waarin tevens opgenomen is het schrijven van 12 november 1997 van ondergetekende aan advocaat Hooplot hetwelk een reactie is geweest op het schrijven van advocaat Hooplot aan ondergetekende van eveneens 12 november 1997 waarvan o.a. de volgende melding wordt gemaakt:

in betreffend schrijven bevestigt u advocaat Hooplot - slechts dat er een bespreking heeft plaatsgevonden tussen de heer von Niesewand, als rechter-commissaris en uw confrère Halfhide en uw persoon, waarbij een ontwerp (let wel: nadat het deskundigenbericht al ter hand was gesteld!!) van het nog op te stellen proces-verbaal gepresenteerd was etc cetera, etc.

U vermeldt slechts dat er kantekeningen door partijen procesgemachtigden van Rosan en Brug - gemaakt zijn, welke er toe geleid hebben dat de R.C. een ander ontwerp zal aanbieden; wat nog steeds niet door hem lees: rechter-commissaris von Niesewand is aangeboden.

Mijn ondergetekende verzoek aan u Hooplot - was duidelijk, te meer daar ik dat ook nog heb laten noteren door uw secretaresse, namelijk dat in uw bevestiging het o.a. essentieel was te vermelden dat de R.C. Lees: von Niesewand gesteld had dat het deskundigenrapport, welke was uitgebracht door de heer Goossen, niet als bindend zou worden verklaard.

Het gevolg was dat ondergetekende op 13 november 1997 een schrijven richtte naar de gewezen president van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname, Mr. R.E.Th. Oosterling, vanwege het feit dat deze aan ondergetekende had toegezegd, zolang hij president van het Hof is,

zal bewijzen dat het moreel verval zijn intrede in Suriname zou hebben gedaan, maar dat het recht nog recht overeind staat ;

Ondergetekende kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat voormelde stelling, met opgedane ervaring, thans niet valide is.

De voor partij Rosan gouden driehoek is thans duidelijk zichtbaar geworden:

q Het advocatenkantoor Lim A Po met daar in de voorhoede Halfhide;

q Het advocatenkantoor Hooplot, die door ondergetekende werd betaald voor de behartiging van zijn belangen, maar heulde met de vijand; als militair zou hij ter plekke worden neergeknald!

q U, de waarnemend president van het Hof van Justitie, tevens vice-president, tevens voorzitter van die Kamer van het Hof en tevens rechter-commissaris in de onderhavige aangelegenheid, die blijk gegeven heeft thans niet slechts de bewaarder van de ZIEL van ons land te zijn, doch tevens de creatuur van de gebleken omnipotente partij Rosan;

Geen wonder dat ondergetekende thans bijkans veertien jaar in proces is en alleen maar geld betaalt voor het procederen en niet vordert met het in de boezem halen van zijn rechtmatig toekomende middelen!

Zoals vermeld, stelt uzelf dat de onderhavige processen-verbaal slechts in executoriale vorm gegeven kunnen worden indien er sprake is van een minnelijke schikking; hetwelk echter - naar uw mening - niet aan de orde zou zijn.

Naar aanleiding van uw schrijven van 26 juli 2002, reageerde ondergetekende met zijn schrijven van 30 juli 2002, waarin verwezen wordt naar een bijgesloten afschrift uit de literatuur inzake de minnelijke schikking en het deskundigenonderzoek (Pieter Heurterre, Vrederechter en buitengewoon docent aan de V.U.B.) en daarin vermeld staat dat de zaak van de rol moet worden geschrapt nadat het bereikte akkoord (casu quo minnelijke schikking) tussen partijen was overeengekomen, een akkoordvonnis door het Hof had moeten worden verstrekt met daarin neergelegd het door partijen overeengekomene, hetwelk is vastgelegd in de onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997, met daaraan gekoppeld het deskundigenbericht van de heer Ir. R.H. Goossen.

Ervan uitgaande dat het voor u wel duidelijk zou zijn dat ondergetekende zich met enige juridische kennis had verrijkt, mocht niet baten getuige de thans gebleken simplistische - reactie van u als vermeld in uw schrijven van 1 augustus 2002 aan ondergetekende.

Het hoofd koel houdend, richtte ondergetekende op 7 augustus 2002 wederom een schrijven naar u waarin hij op andermaal ordentelijke wijze u voornamelijk - taalkundig erop wees dat uw stellingname, zoals geponeerd in eerder genoemd schrijven van u, geen steun vindt in de overwegingen van het Hof hetwelk vonnis overigens door uzelf is opgemaakt en uitgesproken!! en besluit met de opmerking:

niet valt in te zien waarom geen authentiek afschrift verstrekt zou kunnen worden aan ondergetekende .

Vervolgens is het verzoek aan u gedaan in hetzelfde schrijven - de griffier van het Hof van Justitie opdracht te geven tot het verstrekken van een gewaarmerkt afschrift.

Naar vernomen is, is dat u stelt dat gevraagd is naar een gewaarmerkt afschrift, hetgeen in uw conceptie iets geheel anders is dan een authentiek afschrift en denkende vervolgens op die wijze nog meer verwarring te kunnen veroorzaken, door aan de Deurwaarder simpelweg een fotokopieafschrift te verstrekken;

Wie denkt u dan wel voor de gek te kunnen houden?!?!?!

Het zou te ver voeren de discussie te verplaatsen; hetgeen voor u vermoedelijk wel van belang zou kunnen zijn omdat ondergetekende zoals hiervoor vermeld, het vonnis van 3 april 1998 na verkregen inzichten voornamelijk taalkundig uiteen heeft gezet in zijn schrijven van 7 augustus 2002; hetgeen bij u kennelijk ten onrechte niet wel gevallen is;

Wat u beseffen moet, is dat - door uw onjuist handelen, na de bereikte schikking - ondergetekende thans bijkans veertien jaar in proces is en u als geen ander voorzeker moet weten dat er aan ieder proces een einde dient te komen en het, het recht is van ondergetekende er voor zorg te dragen dat er daadwerkelijk ook op korte termijn een einde aan het procederen komt; uw onjuist handelen heeft alreeds meer dan genoeg leed veroorzaakt, in alle opzichten bij ondergetekende!

Zoals eerder vermeld, is op 10 juli 2002 het verzoek gedaan om betreffende processen-verbaal in executoriale vorm te verstrekken; alle daarop volgende correspondentie was op dat verzoek gebaseerd; de documenten zijn in te zien voor ieder geïnteresseerde, die dan tevens de essentie zal kunnen bespeuren.

Doch, is met uw aantoonbare reactie slechts nog meer hardheid gegeven aan de indruk niet te kunnen ontkomen dat er andere dan ongeveinsde belangen aan uw reactie ten grondslag liggen.

Omdat ondergetekende gedurende ruim twee weken geen reactie van u had ontvangen, maar slechts een afschrift van het vonnis van 3 april 1998, vond ondergetekende zich genoodzaakt op 24 augustus 2002 wederom een schrijven naar u te richten en waarschuwde u toen alreeds door o.a. het volgende te stellen:

Ondergetekende wenst hierbij andermaal te benadrukken dat hij alreeds in onderscheidene schrijven aan u o.a. recentelijk nog in zijn faxbericht van 24 juli 2002 - verlucht heeft wat de destructieve effecten zijn van de processen welke hij onderwijl bijkans veertien jaar voert tegen partij Rosan.

Ondergetekende hoopt derhalve niet tot de bevinding te zullen moeten komen dat de geconstateerde deviatie van het procesrecht bij de processen welke hij tegen partij Rosan heeft gevoerd en nog aan het voeren is en die gepaard gaande bovenmate traumatische ervaringen met de rechtelijke macht, is gevoed door en/of het resultaat is van uw stelling; zoals u die geponeerd heeft in uw schrijven van 26 juli 2002 betreffende de minnelijke schikkingen welke zijn neergelegd in de onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997, in de procedure met nummer G.R. No 13575.

Desondanks reageerde u door in uw schrijven van 29 augustus 2002 andermaal het volgende te stellen:

ten aanzien van de door u opgevraagde processen-verbaal daterend van 4 en 20 maart 1997 zij het volgende opgemerkt:

Deze processen-verbaal houden, anders dan u ondergetekende beweert, geen minnelijke schikking in omdat, indien dat zo zou zijn, door die minnelijke schikking de procedure in hoger beroep krachtens artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering automatisch zou eindigen.

Ik u dus verwijs hierbij naar een vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 19 oktober 1956 NJ 1957, no. 374.

Voortzetting van de procedure zou na de schikking overbodig zijn.

In casu is daar geen sprake van c.q. van beëindiging van de procedure, in verband waarmede ik verwijs naar de inhoud van beide processen-verbaal.

Andere in dit opzicht gewezen en uitgesproken vonnissen luiden niet anders.

Hoe gaarne ik aan uw verzoek ook zou willen voldoen, ik kan, op grond van meer de door mij aangehaalde uitspraak, waar ik achter sta, daar helaas geen gevolg aan geven.

Omdat u in ditzelfde schrijven er gewag van maakt dat het door ondergetekende aan u verstuurd faxbericht, wat de inhoud daarvan betreft, voor het overgrote deel heel slecht althans haast onleesbaar overgekomen is en u op grond hiervan daar niet op kon reageren, een en ander geheel buiten de schuld van ondergetekende, heeft ondergetekende gemeend zijn schrijven van 7 en 24 augustus 2002 en 2 september 2002 andermaal - aangetekend - naar u te versturen op 5 september 2002; hetwelk naar de inhoud van uw schrijven van 12 september 2002 door u op 11 september 2002 werd ontvangen, waarin u stelt:

goede nota te hebben genomen van het schrijven van ondergetekende van 7 augustus 2002 en u bereids ertoe bent overgegaan tot de opdracht aan de waarnemend griffier van het Hof van Justitie op te maken en te verstrekken een gewaarmerkt afschrift van de onderhavige processen-verbaal; Conform uw verzoek.

Ervan uitgaande dat u en ondergetekende het over de essentie van correspondentie hadden, reageerde ondergetekende vergenoegd in zijn schrijven van 16 september 2002 en verzocht de in authentieke vorm op te maken processen-verbaal aan de Deurwaarder ter hand te stellen.

Echter, werd ondergetekende zeer onaangenaam verrast door de mededeling van de Deurwaarder dat u slechts een fotokopie van de onderhavige processen-verbaal heeft doen laten overhandigen aan de Deurwaarder; Hetgeen voor ondergetekende de reden was in zijn schrijven van 24 september 2002 aan u andermaal duidelijk te maken dat de onderhavige processen-verbaal van minnelijke schikking er een vormt van een executoriale titel; dit ondanks datgene u volledig ten onrechte stelt in uw schrijven van 17 september 2002.

In uw schrijven van 17 september 2002 tracht u u lijkt wel de procesgemachtigde van partij Rosan weer een nieuwe verwarring te scheppen door dan de term bewijsmiddel aan het deskundigenbericht te koppelen; in dezen is dat (uw bewijsmiddel) niet aan de orde omdat de resultaten van het deskundigenbericht in zijn geheel datgene is dat betaald zal moeten worden door partij Rosan aan ondergetekende, volgens de bereikte minnelijke schikking; hetgeen niets anders betekend dat het niet nader genoemd te betalen bedrag - wat normaliter in de schikking zou worden opgenomen - dus het bedrag is, dat uit de resultaten van het deskundigenbericht is komen vast te staat:

Dàt aangaande, heeft uw collega Ombre het juist verwoord in de aangelegenheid bekend als A.R. # 01-4648, waar hij, uw collega Ombre, onder 2.3 motiveert:

In de loop van de zaak G.R. 13575, en wel op 4 maart 1997, zijn Mohamed Gani Rosan en Brug, voor zoveel hier van belang en zakelijk weergegeven, overeengekomen alle tussen hen gesloten overeenkomsten met betrekking tot de koop en verkoop betreffende de percelen, bekend onder nummers 30 tot 34 en gelegen in het distrikt Commewijne, te beëindigen;

Genoemde Rosan heeft zich alstoen, kort gezegd, verbonden om aan Brug te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen, welk bedrag door een, in overleg met partijen te benoemen, deskundige zou worden vastgesteld.

Tot deskundige is benoemd Ir. R.H. Goossen en deze heeft het totaalbedrag van door hem in zijn rapport onder 1 tot en met 9 genoemde factoren gesteld op X gulden. (zie vonnis)

Kortom:

Dit deskundigenbericht - ter hand gesteld op 7 juli 1997 - van Ir. R.H. Goossen is een zuiver onderdeel van de bereikte minnelijke schikking tussen de procespartijen Rosan en Brug op 4 maart 1997.

Uit de literatuur:

Bindend advies houdt in dat partijen voor toekomstige geschillen of voor een reeds bestaand geschil overeenkomen dat een onafhankelijke derde een advies geeft dat hen bindt.

Het gebruik van het woord 'advies' kan misleidend werken.

Het wekt immers onterecht de suggestie, dat partijen het advies kunnen negeren, terwijl de strekking ervan is, dat de derde een oordeel geeft waaraan de partijen gebonden zijn.

Het staat partijen dus niet vrij dit advies naast zich neer te leggen.
Indien één der partijen zijn vordering, ondanks een geldig bindend adviesbeding, aan de gewone rechter voorlegt, is deze niet-ontvankelijk;

Ziedaar ook: De bewuste onrechtmatige rechtshandelingen, meermalen, van uw collega Gangaram Panday inzake de procedures bekend als A.R. # 98-2842; A.R. # 99-2013 en A.R. # 99-2597.

Het bindend adviesbeding laat partijen wel de mogelijkheid om aan de president van de rechtbank in kort geding een voorlopige voorziening te vragen.
Het bindend advies op zich leidt niet tot een executoriale titel en kan derhalve in tegenstelling tot het arbitraal vonnis niet als zodanig ten uitvoer worden gelegd;

Er wordt een contractueel bindende uitspraak verkregen, die wordt beschouwd als een onderdeel van de eerder gesloten overeenkomst.

Indien er bij één der partijen onwil leeft tot nakoming van het bindend advies, is er alsnog een procedure bij de rechter nodig om nakoming af te dwingen.

Evenals het bindend advies, zijn de afspraken tussen partijen over de oplossing van het geschil, of deze nu zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of anderszins, contractueel bindend.

Indien een der partijen de gemaakte afspraken niet naleeft, kan nakoming bij de rechter worden afgedwongen.

Ter voorkoming voor het alsnog, een vordering bij de rechter te moeten indienen wordt om reden daarvan bij het bereiken van de minnelijke schikking waarvan de inhoud in een proces-verbaal wordt neergelegd , dat proces-verbaal van minnelijke schikking in executoriale vorm verstrekt aan procespartijen; zie ook elders in dit schrijven.

Het onbegrip en vasthoudende weigering van u in dezen, ontgaat ondergetekende derhalve compleet ?!

entgeenwaarlozen vrucht voor ondergetekendeAlhoewel er geen vormvereiste is voor een minnelijke schikking, is uit diverse literatuur te distilleren wat de karakteristieken zijn van een minnelijke schikking; evenzo in het Civiel Procesdossier van prof. mr. A.I.M. van Mierlo en mr. F.M. Beijer, waarin wordt aangeduid hoe - in ons geval ook de vaststellingsovereenkomst ontstaat, maar eveneens in Procederen of schikken van mr. H.G. van der Werf en de losbladige uitgave van Kluwer, om maar niet te spreken over de diverse uitgaven van prof. mr. Snijders die door vermaarde juristen geëerd wordt voor zijn bijzonder verdienstelijke bijdrage voor de particuliere rechtspraak.

In een adem kan dan tevens gerefereerd worden naar de titel Bindend advies en de vaststellingsovereenkomst van G.J. Meijer, waardoor de eventuele blokkade op dat punt meteen kan worden weggemaakt.

Uit de literatuur, en wel - Civiel Procesdossier in hoofdstuk 9 - kan vernomen worden hoe een comparitie dient te verlopen en het proces-verbaal van minnelijke schikking ontstaat bij die comparitie;

Onder andere staat vermeld onder 9.2 inzake het proces-verbaal van de comparitie:

In een proces-verbaal wordt schriftelijk vastgesteld wat zich tijdens de comparitie heeft afgespeeld. Het proces-verbaal wordt in de regel gedicteerd door de rechter-commissaris. Ook is het mogelijk dat de aanwezige griffier hetgeen door partijen tijdens de comparitie is gezegd, optekent.

Verder staat er:

Indien het doel van de schikking op grond van art. 19 Rv dat wil zeggen een regeling in der minne is bereikt, behoeft van de comparitie slechts een proces-verbaal te worden opgemaakt wanneer partijen dat wensen (vgl. art. 19 lid 3 Rv). Soms zal de rechter-commissaris trachten de bereikte regeling in der minne in het proces-verbaal op te nemen en dit vervolgens door partijen laten tekenen. Aldus ontstaat een eenvoudig te bewijzen overigens ook zonder proces-verbaal reeds bestaande zogenaamde vaststellingsovereenkomst in de zin van art. 7:900 BW.

Vervolgens staat er:

Is van een comparitie een proces-verbaal opgemaakt, dan dient het te worden voorgelezen aan partijen en door hen, de rechter en de griffier te worden ondertekend (art. 19a lid 3 Rv). ;

Ongetwijfeld bent u hiermee bekend omdat op exact dezelfde wijze het verloop van de comparitie is geweest op 4 en 20 maart 1997, onder uw leiding

meneer de president!

In de litteratuur Procederen of schikken staat in hoofdstuk 3 Regelmatige conflictbeslechting :

Een gehele of gedeeltelijke schikking tussen partijen ter comparitie wordt in de regel vastgelegd in een zogenoemde akte van dading. Dit is aldus te verstaan, dat hetgeen tussen partijen nader in der minne is overeengekomen door de rechter aan de assisterende griffier wordt gedicteerd, daarna wordt voorgelezen en vervolgens door partijen en eventueel ook door de raadslieden wordt ondertekend.

Hierna wordt de zaak verwezen naar een bepaalde rolzitting voor royement.

Het proces-verbaal van de minnelijke schikking vormt een executoriale titel.

In de litteratuur Nederlands burgerlijk procesrecht van prof. mr. H.J. Snijders, mr. M. Ynzonides en mr. G.J. Meijer (derde druk 2002) No. 150 Vorm en aard van een schikking bij de rechter

staat het volgende vermeld:

Komt ter comparitie een schikking tot stand, dan kan deze door de rechter in een proces-verbaal worden opgenomen.

Uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm, zodat direct executoriale maatregelen kunnen worden genomen indien een der partijen weigert de schikking gestand te doen;

Hoofdstuk 13 Het executierecht vormt de regeling van de dwangmiddelen (executoriale beslagen en andere executiemiddelen) ter verwerking van rechten op grond van een daartoe machtigende titel.

De titel noemt men een executoriale titel ervan uitgaande dat sprake is van een verplichting tot presteren.

In ons geval is er sprake van directe executie !

In de literatuur De minnelijke schikking ; paragraaf 2 no. 14

staat het volgende vermeld:

De bewoordingen van de schikking moeten precies en volledig worden opgetekend.

Immers, de uitgifte van het proces-verbaal zal worden voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging zodat, in voorkomend geval, het procesverbaal, zoals een vonnis, door een gerechtsdeurwaarder ten uitvoer kan worden gelegd.

Hoewel niet voorgeschreven door artikel 773 Ger. W. is het geraadzaam het proces-verbaal waarin een minnelijke schikking wordt opgetekend, door partijen te laten ondertekenen om alle eventuele latere betwistingen te vermijden.

Nu ondergetekende u verrijkt heeft met de litteratuur betrekking hebbende op uw hardnekkige onterechte vasthoudendheid en verwezen heeft naar de traumatische en financiële gevolgen voor ondergetekende - in tientallen schrijven aan u geëxpliceerd - is het nu de tijd geworden u met nog meer harde feiten om de oren te klappen , namelijk arresten van de Hoge Raad; waarvoor u blijk gegeven heeft ontzag voor te hebben.

Van de bijkans driehonderd door ondergetekende in zijn bezit zijnde arresten, betrekkinghebbende op de totale afronding van de aangelegenheid Rosan en de in petto zijnde vorderingen tegen de Staat Suriname als gevolg van de zogenoemde onrechtmatige daad van de rechter is er één bij die in ieder geval voor u aanleiding zal moeten zijn, subiet tot het doen laten verstrekken van de gewenste authentieke akten over te gaan; en dat is NJ 2001 no.145.

U zult dan ontsluierd worden van &.& en tot de ontdekking geraken dat het gestelde door Pieter Heurterre bevestigd wordt en hij zelfs even tekortschiet in zijn eerder geciteerde stellingen.

Voorts worden in dat arrest - NJ 2001 no.145 - alle antwoorden gegeven op de mogelijke vraagstellingen van het door u gecreëerde onderhavige probleem voor ondergetekende, waardoor u hopelijk tot het besef zult komen, hoe diep u ondergetekende heeft geraakt in ALLE opzichten; omdat u als geen ander, in de rechtsstaat Suriname, in de meest ruime mate bekend bent met de onderscheidene grotelijks negatieve ervaringen - o. a. de gebleken onbetrouwbaarheid, incompetentie en amoraliteit bij advocaten, maar daarenboven de in strijd met recht en billijkheid zijnde attitude en verrichtingen van tenminste één rechter - van ondergetekende met de rechtelijke macht, waardoor met recht gesteld mag worden dat ondergetekende zelfs gerekend moet worden tot één in bovenmate ernstig gedupeerde burger van de rechtsstaat Suriname en zal bij u voorzeker het besef moeten zijn dat deze aangelegenheid thans acuut en compulsief moet worden afgehandeld.

Dat u tenminste één collega van u mee krijgt met het voorwendsel van het stilzwijgen, de duisternis of onvolledigheid der wet naar ondergetekende toe is triest te ondervinden hetgeen echter meer nog de complexie van die persoon onderschrijft -, maar dat u de oom van ondergetekende - op zijn vier en tachtigste jaar, die diverse herniaoperaties heeft moeten ondergaan en daardoor het geheugen deels kwijt is - er met de haren bijsleept en vervolgens hem instrueert aan ondergetekende mede te delen hem, de oom van ondergetekende, te machtigen namens ondergetekende op te treden - in een procedure die thans bijkans veertien jaar gaande is - bij een eventuele comparitie met de wetenschap dat bij de comparities zaken voor de rechter juist verduidelijkt moeten worden - is infaam; temeer, daar u meermalen blijk heeft gegeven dat die oom van ondergetekende niet slechts een leraar voor u en vele andere toentertijd op de middelbare school is geweest, maar meer nog een opvoeder!

En dit allemaal enkel en alleen ter beneveling van uw onjuist handelen, na ontvangstname van het rapport Goossen op 7 juli 1997;

U hebt alreeds genoeg ontwricht in het welzijn van ondergetekende; dit pikt ondergetekende van niemand!

Ten aanzien van de Nederlandse Jurisprudentie zal volstaan worden met verwijzing naar arresten bij de volgende vraagstellingen:

q Wanneer is er sprake van een minnelijke schikking en of wanneer is er sprake van een minnelijke schikking met een dading tot gevolg? à NJ 1993/466

q Wanneer is een minnelijke schikking een dading? à NJ 2001/145

q Wat is de vormvereiste van een minnelijke schikking? à NJ 2001/145

q Wilsovereenstemming met de essentie minnelijke schikking à NJ 2001/145

q Wilsovereenstemming met de essentie dadingàNJ 2001/145; NJ 1990/681

q Wilsovereenstemming bij vaststelling minnelijke schikking met het doel te geraken tot een dadingà NJ 2001/145

Et cetera, etc cetera, zo zou ondergetekende met de bijkans drie honderd arresten over de door u voor hem gecreëerde problemen, thans ruim vijf jaar, door kunnen gaan met verwijzingen naar arresten om ieder door u geponeerde weinig steekhoudende stelling ten aan zien van uw rechtsweigering, tot het doen laten verstrekken van de gewenste authentieke akten, pareren!!

Wat aan de orde is, is dat door u - in uw hoedanigheid van rechter-commissaris - bewust dan wel onbewust een onrechtmatige daad heeft begaan door te verzuimen de zaak, na de bereikte schikking waarvan dus wel degelijk sprake van is - van de rol te schrappen en over te gaan tot het verstrekken van de - thans gewenste - in executoriale vorm op te maken onderhavige processen-verbaal;

Dat is uw taak als rechter.

Volgens de literatuur en tevens te distilleren uit diverse arresten, in dezen wordt verwezen naar o.a.:
* Uw eigen verwijzing naar het (bejaarde) arrest, NJ 1957, no. 374, waarin het karakter van een minnelijke schikking c.q. overeenkomst van dading alreeds in de eerste twee overwegingen is omschreven.
* Het recente arrest van de Hoge Raad NJ 2001 no.145 lost na bestudering - ach nee toch?! - na het gelezen te hebben uw probleem compleet op en zult u ongetwijfeld ontgoocheld zijn bij de ontdekking dat er alreeds sprake is van een dading, ondanks het feit dat het proces-verbaal niet door partijen is ondertekend; in ons geval heeft u zelfs met uw griffier en de procespartijen Rosan en ondergetekende de overeenkomst mede ondertekend, hetwelk alleen maar meer hardheid toevoegt aan al hetgeen is neergelegd in de onderhavige processen-verbaal van minnelijke schikking; indien u niet beschikt over dit arrest, is ondergetekende bereid tegen een nog nader te bepalen bedrag aan u te koop aan te bieden.

Andermaal:

U heeft zich ergo schuldig gemaakt aan nalatigheid casu quo grove nalatigheid en wat ook genoemd wordt onrechtmatige daad van de rechter ; hetgeen door ondergetekende uiteraard t.z.t. verhaald zal worden op de Staat Suriname!

Overigens hoopt ondergetekende niet dat met het onlangs aangenomen wetsartikel in DNA, betreffende verhaalsmogelijkheden tegen ambtenaren, het eveneens op u van toepassing is;

Gelukkig bent u dan niet in Italië, waar dit wel mogelijk is (zie Nederlands Juristen Blad 14 januari 1987 onder de titel Civielrechtelijke aansprakelijkheid van leden der magistratuur in Italië ).

Gezien de overwegingen, daarentegen, van uw collega Ombre in zijn vonnis van 4 juli 2002 in de aangelegenheid bekend onder A.R. # 01-4648, komt hij tot de vaststelling dat partijen wel degelijk een overeenkomst zijn aangegaan ter beëindiging van de processen; zoals alreeds eerder vermeld.

In ieder geval heeft uw collega Ombre wel blijk gegeven uit het vonnis van 3 april 1998 en de processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997, het karakter van een dading casu quo vaststellingovereenkomst te hebben ingezien en zijn oordeel navenant heeft geveld, waardoor dan tevens is komen vast te staan dat de door ondergetekende naar gerefereerde arresten door hem, naar alle waarschijnlijkheid begrepen zullen worden.

Uw collega Gangaram Panday is echter - naar mening van ondergetekende - rondweg een crimineel, omdat hij de door u en het Hof gemaakte fouten heeft geconstateerd zie schrijven van ondergetekende aan u van 5 maart 1999 en bijbehorende verslag (39 pagina s) over de comparities van 12 en 19 februari 1999 inzake de aangelegenheid bekend onder A.R. # 98-2842 - en desondanks tevens wederom een minnelijke schikking in de alreeds bereikte minnelijke schikkingen op 4 en 20 maart 1997 probeerde los te krijgen ten gunste van partij Rosan;

En, wordt uw collega? Gangaram Panday dan ook nog boos als hij zijn zin niet krijgt en wordt hij dan op de koop toe persoonlijk! Zie verslag comparitie!

----------
etgeenan geluk spreken indien wij in de gelukkige omstandigheid komen te verkeren het beu dat slechts als voorbeeld voor een anOp grond van zijn uw collega Gangaram Panday - stelling, dat het deskundigenbericht van Ir. R.H. Goossen niet bindend zou zijn, heeft hij, Gangram Panday, bij nog twee andere kortgedingen, A.R. # 99-2013 en A.R. # 99-2597, het niet nagelaten om ondergetekende bewust schade te berokkenen door de opgelegde beslagen op roerende en onroerende zaken van partij Rosan, allen op te heffen en in de aangelegenheid bekend als A.R. # 98-2842 de vordering voorschot van het te betalen bedrag door de bereikte minnelijke schikking - niet toe te wijzen!

Vast staat:
* Dat indien nodig, zal ondergetekende ertoe moeten overgaan tot het instellen van processen van onrechtmatige daad jegens rechters, in ieder geval tegen de Staat Suriname vanwege de aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daden van haar ambtenaren die in de uitoefening van hun functie zijn verricht.

* Daarnaast kan de ambtenaar zelf aansprakelijk worden gesteld; een en ander geldt in beginsel eveneens voor een onrechtmatige daad van de rechter; dit voornamelijk ten aanzien uw collega Gangaram Panday die, herhaaldelijk tegen beter weten in, meermalen, ondergetekende onrecht heeft aangedaan omdat de zorg die hij als rechter betaamd in acht te moeten nemen, deze rechter meermalen heeft nagelaten te doen en derhalve in persoon tevens aansprakelijk is.

* Bekend moet zijn dat de onafhankelijkheid en onafzetbaarheid geen argumenten zijn om persoonlijke aansprakelijkheid van de rechter van de hand te wijzen.
In de litteratuur wordt o.a. gesteld dat de tijden voorbij zijn dat burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de rechter moet worden ontkend, omdat de onafhankelijke (hetgeen deze rechter Gangaram Panday, geenszins is ten opzichte van partij Rosan; gezien o.a. over meer gevallen gaat de mare van onzuiver handelen van deze rechter - zijn geëngageerdheid bij de in de zeventigerjaren geïncrimineerde handelingen van Rosan) en onafzetbare rechter voor de uit de hoogheid van zijn publieke ambt in naam van de Republiek verrichte handelingen, niet ter verantwoordelijkheid zou kunnen worden geroepen.

De rechter is verplicht recht te spreken!

Helemaal niet: mijn wil geschiede

Bij weigering recht te spreken onder voorwendsel van stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet , kan hij uit hoofde van rechtsweigering worden vervolgd en veroordeeld worden voor de persoonlijke aansprakelijkheid tot vergoeding van kosten, schaden en interesten.

Thans zal concreet ingegaan worden op de onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 met het oogmerk uw ten volle ten onrechte ingenomen stellingname te doen wijzigen en u ertoe te doen laten overgaan, alsnog opdracht te geven tot het doen laten verstrekken door de griffier van het Hof van justitie van gewenste authentieke akten aan ondergetekende.

Waarom er - naar de inhoud van de processen-verbaal - o.a. wel sprake is van een minnelijke schikking (zie tevens literatuur) zoals is neergelegd in de processen-verbaal (vaststellingsovereenkomsten) van 4 maart 1997 en 20 maart 1997, is omdat:

Er uiting is van wilsovereenstemming van partij Rosan en partij Brug:
* Partijen eensluidend verklaren, dat ze akkoord gaan met het voorstel om alle tussen hen gesloten overeenkomsten van koop en verkoop van percelen en alle tussen hen lopende processen aangaande die overeenkomsten te beëindigend ; zie in dit verband hoofdstuk 9 uit de literatuur getiteld Civiel Procesdossier van prof. mr. van Mierlo en mr. Beijer en die met de titel Procederen of schikken? van mr. van der Werf hoofdstuk 3.
De lopende processen waren op het moment van de totstandkoming van de schikking:

¨ Het ingesteld hoger beroep van het vonnis bekend onder A.R. # 91-0758 waarvan overigens slechts hiervan melding wordt gemaakt door het Hof bij de uitspraak in de aangelegenheid bekend onder G.R. # 13575.

¨ Het ingesteld hoger beroep en nog in behandeling te nemen kwestie van het vonnis bekend onder A.R. # 93-1210, ten aanzien van de te maken betonnen damwanden.

¨ Het nog uit te spreken vonnis in kortgeding door de vice-president - u dus - inzake de verhoging van de dwangsom, in verband met de beruchte toegewezen dwangsom van SF. 500,00 (ter waarde van een krant, terwijl partij Rosan meer dan vier miljoen Nederlands Courant zou moeten uitgeven om aan zijn verplichtingen te voldoen) in de aangelegenheid bekend onder A.R. # 95-2762

Zie overzicht 15 maart 2002 van de gevoerde en nog te voeren processen door ondergetekende.

Offervoorstel van partij Rosan:

* En dat partij Rosan op zich neemt en zich mitsdien jegens partij Brug verbindt aan partij Brug te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen.
Offeracceptatie van partij Brug:

¨ Partij Rosan behoefde dan niet meer de percelen volgens overeenkomst te leveren en verder het project niet meer af te maken; hetgeen hij tot op heden ook niet heeft gedaan; zie ook opmerking van partij Rosan op pagina 4 van het deskundigenrapport Goossen;

¨ Het partij deskundigenrapport van partij Brug werd niet meer in overweging genomen en partij Brug stemde in met de aanstelling en benoeming van een door de rechter-commissaris, met toestemming van partijen, voorgedragen onafhankelijke deskundige;

¨ Overigens bevestigt en onderschrijft het Hof (door u voorgezeten) tevens de minnelijke schikking in haar vonnis van 3 april 1998 en stelt daar vast dat de deskundige de juiste maatstaven (& dat met koersverschillen wel degelijk rekening moest worden gehouden &) heeft gehanteerd bij de berekeningen die als grondslag bij de vaststelling van het schadebedrag heeft geleid; waardoor het door partij Rosan aangevoerde bezwaar heeft gefaald en gebonden is tot nakoming van al hetgeen is neergelegd in het onderhavige rapport van de onafhankelijke deskundige Ir. R.H. Goossen.

Wederzijds goedvinden tot beëindiging van het geschil tussen partij Rosan en partij Brug:

* Partijen verklaren wijders er mee in te stemmen, dat meer gemelde uitgaven worden gewaardeerd door één (1) deskundige ; zie in dit verband het Nederlands burgerlijk procesrecht van prof. mr. Snijders, mr. Ynzonides en mr. Meijer (derde druk 2002), betreffende het deskundigenbericht waaraan partijen gebonden zijn en de alreeds op 30 juli 2002 aan u toegezonden fotokopie inzake de minnelijke schikking door P. Heurterre, Vrederechter en Buitengewoon docent (V.U.B) en de hiervoor vermelde arresten van de Hoge Raad, maar in het bijzonder NJ 2001/145; Allen stellen vast dat onmiddellijk na de bereikte minnelijke schikking,
het proces-verbaal in executoriale vorm moet worden verstrekt!

* Deze deskundige zal in overleg met partijen worden benoemd.

De overeenkomst is gesloten tussen partij Rosan en partij Brug:

* Partijen verklaren vervolgens er mede in te stemmen deze waardering over te laten aan de heer Ir. R.H. Goossen.
A-priori hebben partijen zich dus neergelegd bij de resultaten van het deskundigenbericht.

Uitgesproken verwachting van beëindiging van het geschil tussen partij Rosan en partij Brug en de ondertekening van de minnelijke schikking door partijen, griffier en vice-president (uzelf dus!!):

* Partijen gaan er tenslotte er mede akkoord dat genoemde heer Goossen op korte termijn wordt opgeroepen .

* En in tegenwoordigheid van hen en hun respectievelijke procesgemachtigden als deskundig wordt benoemd, zo hij daarmede instemt, en beëdigd.

* De vice-president heeft daarop medegedeeld de heer Ir. R.H. Goossen daartoe te zullen doen uitnodigen voor de terechtzitting van donderdag 20 maart 1997; waarna de minnelijke schikking, werd ondertekend door procespartijen, de griffier en de vice-president (uzelf dus!).

Noot: Zie in dit verband uw eigen naar verwezen bejaarde Arrest NJ 1957 no. 374 de tweede overweging, hetgeen luidt: dat door deze door pp. (procespartijen) ondertekende minnelijke schikking dit geding ten einde is gebracht en voor pp. slechts zijn overgebleven de verbintenissen, die zij ingevolge de schikking op zich hebben genomen, bij welker niet-nakoming overigens voor pp. de gelegenheid openstaat om het in executoriale vorm uitgegeven proces-verbaal der schikking te doen ten uitvoer leggen; et cetera

Partijen doen blijken binnen afzienbare tijd het geding te zullen beëindigen:

* Op 20 maart 1997 is ter terechtzitting van het Hof verschenen:

¨ De heer Ir. Rudi Herman Goossen

¨ Partij Rosan

¨ Partij Brug

¨ De respectieve procesgemachtigden

Het doel van de komst van de heer Goossen werd op de terechtzitting voorgehouden door de vice-president, in bijzijn van partijen en respectieve procesgemachtigden.

¨ De heer Goossen aanvaardde de aan hem opgelegde taak

¨ De heer Goossen werd vervolgens benoemd

¨ De heer Goossen werd daarop als zodanig beëdigd.

¨ De vice-president beslist tenslotte de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden.

De processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 zijn ondertekend door de fungerend-griffier, de vice-president door u zelf dus -, partij Rosan en partij Brug.

In het onderhavige deskundigenrapport wordt op pagina 4 melding gemaakt van het feit dat partij Brug in het begin niets voelde voor een verrekening, gezien zijn vast voornemen op Dordrecht te wonen.

Offer van partij Brug:

¨ Dit geeft ondubbelzinnig een offer aan die partij Brug heeft gedaan en zijn recht op oplevering volgens contract liet varen;

Overige principes van het gemeenrecht waaraan is voldaan voor het treffen van een minnelijke schikking en dus tot het geraken van een dading:

¨ Partijen waren gerechtigd voor het aangaan van de vaststellingsovereenkomsten; partij Rosan had een generaalmachtiging overgelegd.

¨ De partijen hebben concessies gedaan bij het aangaan van de schikking, waardoor de schikking heeft voldaan aan de voorwaarden van de dading.

¨ De strekking van de inhoud van de processenverbaal hebben duidelijk het doel te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen vaststaat.

¨ De aanvraag van het verzoek tot het treffen van een minnelijke schikking is gedurende en nadat partijen de processtukken alreeds hadden uitgewisseld, gedaan door partij Rosan; met daaraan vooraf twee interlocutoire vonnissen, waarbij ambtshalve partijen werden gelast zich te vervoegen voor een inlichtingencomparitie en ter beproeving van een minnelijke schikking.

¨ Gedurende de poging tot minnelijke schikking is - na het ter hand stellen van een partij deskundigenrapport door partij Brug - ter oplossing van het geschil - een onafhankelijk deskundigenonderzoek bevolen door de vice-president u zelf dus - en met instemming van partijen is de door het Hof voorgedragen onafhankelijke deskundige in de persoon van de heer Ir. R.H. Goossen, vrijelijk en zonder dwang en in het bijzijn van hun procesgemachtigden, de schikkingsvoorstellen besproken, de schikking geaccepteerd en vervolgens ondertekend door de procespartijen, de griffier en de vice-president u zelf dus!

¨ Met instemming van partijen is de onafhankelijke deskundige, de heer Ir. R.H. Goossen, vervolgens benoemd en beëdigd.

¨ De bezoldiging voor de onafhankelijke deskundige werd door de vice-president - u dus zelf - vastgesteld, dat die voor de helft ten laste zijn gekomen van elke partij.

¨ Hoewel niet voorgeschreven, is het geraadzaam het proces-verbaal door partijen te laten ondertekenen ( à hetgeen ook is gedaan ) om alle eventuele latere betwistingen te vermijden.

¨ Bij een minnelijke schikking worden de bewoordingen ervan opgetekend in een proces-verbaal

à en de uitgifte geschiedt in executoriale vorm: de uitgifte zal dus worden voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging zodat, in voorkomend geval, het proces-verbaal door een gerechtsdeurwaarder ten uitvoer kan worden gelegd (zie literatuur !!!!!!!).

Overigens is in het door u zelf aangehaalde (bejaarde) vonnis NJ 1957 / 374 - , waarvan u stelt daar achter te staan, alreeds in de eerste en tweede overwegingen te herleiden dat de onderhavige processen-verbaal, alle kenmerken bevatten en dus voldoen aan het karakter van een minnelijke schikking!!!!

Met de verwijzing van u naar de Nederlandse Jurisprudentie, en met het oog op het procesrecht, bevestigt u dat - in ieder geval t.a.v. het procesrecht - het Surinaamse procesrecht niet anders is dan Nederlandse!

Derhalve wordt gerefereerd naar beduidend actuele arresten, waarvan u in uw schrijven stelt dat andere gewezen en uitgesproken vonnissen niet anders luiden; hetgeen juist is, doch is uw interpretatie onjuist!

Zie daar eveneens het bewijs van uw volkomen onterechte vasthoudendheid - en daarmee ook aangetoond de door u begane onrechtmatige daad - de onderhavige processen-verbaal niet in executoriale vorm te doen laten verstrekken.

¨ Overigens geeft u terecht niet aan welke waarde van betekenis de onderhavige processen-verbaal volgens u, dan wel hebben; desondanks verklaarde u dat het deskundigenrapport wel bindend is aan ondergetekende op 5 juni 2001; ondergetekende hoopt niet dat u dat zal ontkennen!!

¨ Op basis waarvan heeft u de inhoud van de processen-verbaal na de bereikte minnelijke schikking voorgelezen en ter ondertekening gesteld aan partijen, vervolgens de griffier en uzelf de processen-verbaal mede hebt ondertekend?!?!?!

¨ Op basis waarvan heeft u zich in de hoedanigheid van kortgeding rechter niet meer uitgesproken in de aangelegenheid bekend onder A.R. # 95 2762 en heeft de hoger beroepsprocedure geen voortgang gehad inzake A.R. # 93-1210 ?!?!

¨ Op basis waarvan zou er dan nakoming gevorderd kunnen worden?

¨ Op basis waarvan heeft de Kantonrechter, uw collega Ombre, dan in het kortgeding bekend onder AR # 01-4648 partij Rosan niet in het gelijk gesteld in haar vordering tot opheffing van het beslag?

U blijft geheel ten onrechte erbij dat er geen sprake zou zijn van een minnelijke schikking, ondanks de analyse van ondergetekende in zijn schrijven van o.a. 7 augustus 2002;

Hetgeen zou betekenen dat uzelf uw eigen geschreven vonnis niet weet te lezen en te interpreteren; hetgeen ondergetekende niet wenst te geloven omdat er dan sprake zou zijn van gebleken incompetentie; en zo ver wilt ondergetekende geenszins gaan, doch andere (nog onbekende??) redenen hieraan ten grondslag liggen.

Op 29 augustus 2002 herhaalt u wederom dat de onderhavige processen-verbaal er geen zijn van een minnelijke schikking en verwijst u tevens nog ongelukkigerwijs naar een, weliswaar bejaard, arrest - NJ 1957 no. 374 - die u nog minder in uw compleet onterechte weigerende volharding steunt, omdat in dat zelfde arrest tevens ook het karakter het overeengekomene in de onderhavige processen-verbaal - van de dading aanduidt.

Met uw schrijven van 12 september 2002 werd door u bij ondergetekende de schijn gewekt dat u tot inzicht was gekomen en stelde u bereids de opdracht te hebben gegeven aan de griffier van het Hof van Justitie ertoe over te gaan tot het verstrekken van een gewaarmerkt afschrift van de processen-verbaal, zoals bedoeld bij de aanvang van de ontstane correspondenties met ondergetekende, op 10 juli 2002.

Niets bleek minder waar te zijn dan tot de ontdekking te zijn gekomen de hele tijd - het wellicht van doen te hebben met een situatie dat vergeleken zou kunnen worden met een wolf in schaapskleren .

Tot en met heden weigert u te voldoen aan uw plicht, recht te spreken en ongeveinsd te handelen door geen opdracht te geven tot het doen laten verstrekken van de in authentieke vorm op te maken akten van de minnelijke schikking, neergelegd in de onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 en daarmee er subiet een einde komt aan de thans gebleken en door u, ten onrechte doen laten voeren van processen tegen partij Rosan met de daarbij gemaakte kosten en onkosten vanaf 20 maart 1997 tot en met heden.

Kortom:

Uw stellingen en opmerkingen - zoals u die geponeerd heeft in uw schrijven van 26 juli 2002, 1 en 29 augustus 2002 en 17 september 2002 - vinden geheel geen steun in het oordeel van uw eigen voorgezeten Kamer van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname in de aangelegenheid bekend onder G.R. 13575 en nog minder in de thans door ondergetekende aan u voorgehouden logische exposé met onderbouwde en steekhoudende argumentatie, gesteund door universitair juridische vaktechnische literatuur en arresten van de Hoge Raad.

Een reactie op zijn schrijven van 24 september 2002 is uitgebleven, waarna ondergetekende op 30 september 2002 met u persoonlijk in contact probeerde te treden met de intentie het gestelde in dit schrijven u alsnog voor te houden - met de aan het begin van dit schrijven vermelde onverkwikkelijke opgedane ervaring met de griffier van uw Hof; hetgeen tot de thans ondernomen actie heeft geleid.

Tevens zou u van het besef doordrongen moeten zijn dat door de voorafgaande explicatie is komen vast te staan dat u zich jegens ondergetekende als opponent heeft opgesteld en deze navenante explosieve reactie van ondergetekende voor u verwachtbaar had moeten zijn.

U, heeft ondergetekende hiertoe gedwongen!

Het voor u gunstigst geval is - wellicht - te stellen dat u door dwaling als zodanig gehandeld heeft en er in ieder geval tot en met 11 september 2002, de datum die u in uw schrijven van 12 september 2002 heeft aangehaald, er bij u nog geen sprake was van de opheffing van de door ondergetekende aangetoonde en geëxpliciteerde cognitieve versperring van u.

Letwel:

Iedere aselecte gedupeerde burger moet zich bij de rechter èn, in het bijzonder bij de president van het Hof van Justitie van een democratische Staat; welk staatsvorm ons Suriname toch wèl zal moeten zijn - geborgen kunnen voelen en heeft daarenboven recht op het meest ongeveinsde antwoord op al hetgeen wat hij of zij voorlegt aan de president van het Hof van Justitie van een natie, met de staatsvorm die het recht als hoogste gezag handhaaft;

Andermaal: Als geen ander, in de rechtsstaat Suriname, bent u in de meest ruime mate bekend met de onderscheidene grotelijks negatieve ervaringen - o.a. de gebleken onbetrouwbaarheid, incompetentie en amoraliteit bij advocaten, maar daarenboven de in strijd met recht en billijkheid zijnde attitude en verrichtingen van tenminste één rechter - van ondergetekende met de rechtelijke macht, waardoor met recht gesteld mag worden dat ondergetekende zelfs gerekend moet worden tot één in bovenmate ernstig gedupeerde burger van de rechtsstaat Suriname en zal bij u voorzeker het besef moeten zijn dat deze aangelegenheid thans acuut en compulsief moet worden afgehandeld.

Andermaal verzoekt ondergetekende u - thans publiekelijk - alsnog te willen afzien van uw onjuiste stellingname en per omgaande, opdracht te geven aan de griffier van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname - terstond - tot het verstrekken van de in authentieke vorm dus in executoriale vorm - uit te geven minnelijke schikking welke vervat is in de processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 met de machtiging - ingaande op 7 juli 1997 - tot directe executie te geraken van het rapport Goossen van 7 juli 1997, alles op kosten casu quo ten laste van partij Rosan.

Volstaan zal worden met de marginale opmerking dat dit gebeuren infaam is en de onfeilbaarheid van de ziel van de Staat Suriname hierdoor ernstig is aangetast.

Hopelijk zal thans het belang worden ingezien, ervoor zorg te dragen dat het Surinaams Burgerlijk Wetboek (BW) op zeer korte termijn in de boekhandel te verkrijgen is omdat vernomen is, van een in onze gemeenschap zeer bekende boekhandel, dat het BW alreeds langer dan twaalf jaar niet aan de burgerij kan worden aangeboden.

Door het beschikbaar stellen van het BW aan de burgerij, kunnen belanghebbenden al in een vroeg stadium controle uitoefenen en indien nodig, ingrijpen; waardoor de kans geringer wordt dat hun procesgemachtigde als - hier ervaren met - het advocatenkantoor Hooplot kunnen handelen en zal tevens bij consequente en juiste rechtspraak de burgerij van veel ellende bespaard worden.

Bedroevend is het tevens te hebben moeten constateren en ervaren dat de uitvoerende en wetgevende machten van ons land, Suriname, in iedere kritiek (zie brieven) zelfs een oprechte - een politieke vijand zien en daardoor lieden zich, bij o.a. de rechtelijke macht, onterechte vrijheden en macht kunnen verschaffen om burgers te knevelen en hun mensenrechten en bovenal hun menszijn op zich, op hoogst vernederende wijze te vertrappen - hetwelk niet zelden gepaard gaat met ernstige fysieke en mentale ellende - en op die wijze oprechten, die o.a. gevolg hebben gegeven aan de diverse oproepen van opeenvolgende leiders van Suriname naar huis terug te komen , vervolgens het land moeten uitvluchten vanwege zielservaringen met lieden die de aan hen op enigerlei wijze toebedeelde bevoegdheden aanwenden ter satisfactie van hun niet zelden grenzeloze asthenische aandrift naar macht over hun medeburgers; wat menigmaal gepaard gaat met eveneens onmetelijke arrogantie als pretext van hun simplisme.

Paramaribo, 7 oktober 2002.

Stanley J.W. Brug

Noot: Alle hierna vermelde brieven zijn in principe gericht of afkomstig geweest naar of van de rechterlijke macht, uitzonderingen zijn aangeduid.

De nader vermelde brieven kunnen slechts op verzoek, via e-mail naar u worden opgestuurd.

Enkele brieven:

5 maart 2002; 8 maart 2002 (Pres.Venetiaan); 11 maart 2002 (vaste commissie DNA); 16 mei 2002; 10 juli 2002; 16 juli 2002; 24 juli 2002;

25 juli 2002; 26 juli 2002; 27 juli 2002; 30 juli 2002; 1 augustus 2002; 7 augustus 2002; 24 augustus 2002; 29 augustus 2002; 2 september 2002; 12 september 2002; 16 september 2002; 17 september 2002; 24 september 2002.

Stanley J.W. Brug Gipssteenstraat # 26 Paramaribo - SURINAME Ma Retraite V Tel. # 452729 sjwbrug@hetnet.nl

----------

----------

BURGER WORDT AL RUIM VIJF EN EEN HALF JAAR GEKNEVELD IN ZIJN PROCESRECHTEN DOOR HOFPRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME
AAN: DE WAARNEMEND PRESIDENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE REPUBLIEK SURINAME, Mr. J.R. von Niesewand.

=============
C.C.: De fracties van alle politieke partijen in de Republiek Suriname;

Alle individuele leden van De Nationale Assemblee;

De voorzitter van De Nationale Assemblee;

De regering van de Republiek Suriname;

De president van de Republiek Suriname;

----------
Betreft: Beknotting van de rechten van ondergetekende vanwege de ten onrechte weigering, door de waarnemend president van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname, de griffier van het Hof van Justitie op te dragen tot het doen laten verstrekken van de authentieke akten van de processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997 en het daaraan gekoppeld onafhankelijk deskundigenbericht van Ir. R.H. Goossen van 7 juli 1997, in de aangelegenheid bekend onder G.R. # 13575, Rosan contra Brug, waardoor het middelerwijl bijkans veertien jaar durend proces wordt beëindigd.

----------
Tot en met heden heeft de Deurwaarder van ondergetekende de onderhavige akten van de griffier van het Hof niet mogen ontvangen; wat gezien moet worden als van u geen opdracht daartoe te hebben gekregen.

In zijn schrijven van 7 oktober 2002 heeft ondergetekende u verzocht om uw geheel ten onrechte ingenomen stellingname - niet over te gaan tot het doen laten verstrekken van de in authentieke vorm op te maken akten van de onderhavige processenverbaal - te wijzigen.

Ondergetekende heeft u alreeds - ondersteund door universitair juridische vaktechnische literatuur en arresten van de Hoge Raad omstandig bewezen dat het zijn recht is om in aanmerking te komen voor de in authentieke vorm op te maken akten van de onderhavige processen-verbaal; hetgeen tot de ontzetting zal leiden van zijn door u ruim vijf en een half jaar - geknevelde burgerlijke procesrechten.

Supplementair op zijn schrijven van 7 oktober 2002 wenst ondergetekende u het volgende voor te houden:
* In de literatuur inzake de minnelijke schikking (Pieter Heurterre, Vrederechter en buitengewoon docent aan de V.U.B.) paragraaf 3 no. 34 Het deskundigenonderzoek ;
Daar staat vermeld:

Krachtens artikel 972, derde lid Ger.W. moeten de deskundigen de verzoening van partijen bevorderen(122).

Op verzoek van de partijen maakt de rechter een proces-verbaal van minnelijke schikking op (art.972, vierde lid Ger.W.); de partijen kunnen hun overeenkomst ook bij vonnis doen bekrachtigen (art.972, vijfde lid Ger.W.).

Is de deskundige onderzoeking bevolen bij een beschikking in kort geding (art.584, vierde lid, 2e Ger.W.) of omdat een geschil werkelijk en dadelijk dreigde te ontstaan (art.92 Ger.W.), dan zal een proces-verbaal van minnelijke schikking moeten worden opgemaakt, vermits een akkoordvonnis slechts kan worden gewezen wanneer het geschil bij de rechter aanhangig is gemaakt (art. 1043, eerste lid Ger.W.).

Is daarentegen de deskundige onderzoeking bevolen - hetgeen hier aan de orde is! - ter oplossing van een voor de rechter gebracht geschil (art. 962 Ger.W. ), dan zal een akkoordvonnis worden gewezen.

* In Kluwer (losbladig): 31.6 Deskundigenverhoor. 31.6.1 Rechtskarakter. Bewijswaarde.
Daar staat o.a. het volgende vermeld:

Het oordeel dat de deskundige uitspreekt bindt de rechter in het geheel niet; beschouwt men het als een bewijsmiddel (dat is geen gemeengoed), dan heeft het dus vrije bewijskracht.

Partijen kunnen wel anders overeenkomen; zo kunnen zij overeenkomen de deskundige als bindend adviseur te laten optreden (zie onderhavige processen-verbaal van 4 en 20 maart 1997).

Intussen zal de rechter vrijwel nimmer het oordeel van deskundigen naast zich neerleggen omdat hij het met hun oordeel niet eens is waarom anders de deskundige ingeschakeld? zodat het deskundigenbericht niet zelden beslissend is voor de afloop van het geding.

Aan te nemen valt dat de rechter het niet overnemen van het gevoelen van de deskundige breder dient te motiveren dan het volgen daarvan, maar dat, omgekeerd, het wel overnemen van het oordeel van de deskundige eveneens nadere motivering kan vergen, namelijk indien het rapport gemotiveerd bestreden is.

Het enige verweer dat partij Rosan heeft aangevoerd, heeft gefaald omdat het Hof dat bezwaar zelf heeft gerefuteerd in haar vonnis (zie schrijven van 7 oktober 2002 pagina 12 en uw vonnis van 3 april 1998).

* In het Nederlands burgerlijk procesrecht van prof. mr. Snijders, mr. Ynzonides en mr. Meijer (derde druk 2002) no. 231 Enige bewijswaarderingsregels en kwalificatie van bewijskracht
Daar staat o.a. vermeld:

Voorts kent de wet een aantal waarderingsregels die voorschrijven dat bepaald bewijsmateriaal de status heeft van dwingend of zelfs beslissend bewijs.

Dwingend bewijs houdt in dat de rechter, verplicht is het bewijs geleverd te achten (art.178 lid 1).

Het gaat hier derhalve om een uitzondering op het stelsel van vrije bewijswaardering.

Dwingend bewijs is wel voor tegenbewijs vatbaar, tenzij de wet het uitsluit (art. 151 lid 2).

De rechter is slechts verplicht om tegenbewijs toe te laten als ter zake een bewijsaanbod (waarover nr. 202) is gedaan. Zie bijvoorbeeld art. 157, dat ten aanzien van akten deels dwingend bewijskracht voorschrijft, hetgeen dus betekent, dat desbetreffende feiten behoudens tegenbewijs vaststaan. Zie voor andere voorbeelden van dwingend bewijs art. 1:6 en 1:26 lid 1 BW.

Is tegenbewijs geheel uitgesloten anders dan in een bewijsovereenkomst, waarover nr. 201;

In no. 201 staat o.a. vermeld: Wordt in een bewijsovereenkomst tegenbewijs geheel uitgesloten, dan is er sprake van een vaststellingsovereenkomst in de zin van titel 7.5 BW (art.7:900 lid 3 BW) dan kan worden gesproken van beslissend bewijs. Zie bijvoorbeeld art. 275 K: heeft taxatie vooraf door deskundigen plaats gevonden, dan kan de verzekeraar geen tegenbewijs leveren.

q Partij Rosan kan dus geen tegenbewijs leveren

q Het onderhavige deskundigenbericht is derhalve een beslissend bewijs

* Op 3 april 1998 heeft het Hof onder uw leiding - bewust dan wel onbewust geen akkoordvonnis gewezen; zoals aangeduid onder sub 1.
Het gevolg is dat ondergetekende ten onrechte tot en met heden ruim vijf en een half jaar - zijn rechten niet kan uitoefenen ten aanzien van partij Rosan; waardoor partij Rosan tot op heden - ondanks ingebrekestelling - heeft nagelaten de overeenkomst van minnelijke schikking na te leven.

De tenuitvoerlegging van de minnelijke schikking die ondergetekende heeft gesloten met partij Rosan op 4 maart 1997 en andermaal bekrachtigd op 20 maart 1997 ten overstaan van u en in uw hoedanigheid van rechter-commissaris, vice-president en thans waarnemend president van Hof van Justitie van de Republiek Suriname en voorzitter van de Kamer van het Hof, in de aangelegenheid bekend onder G.R. 13575, helpt ondergetekende daarentegen

wel aan zijn rechten te kunnen uitoefenen ten aanzien van Rosan.

Wat weerhoudt u thans nog om deze kwestie tot het verleden te laten behoren?!

Derhalve doet ondergetekende andermaal dringend het verzoek aan u, opdracht te geven aan de griffier van het Hof van Justitie van de Republiek Suriname terstond ertoe over te gaan tot het verstrekken van de gewenste authentieke akten van de processenverbaal van 4 en 20 maart 1997; waarvan het deskundigenbericht een zuiver onderdeel van is.

Paramaribo, 15 oktober 2002.

Stanley J.W. Brug Gipssteenstraat # 26 Paramaribo - SURINAME

Ma Retraite V Tel. # 452729 sjwbrug@hetnet.nl

----------

----------

AAN: DE WAARNEMEND PRESIDENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
Mr. J.R. von Niesewand. Verstuurd per fax # 00 597 425234

=============
Betreft: Uw faxberichten van 26 juli 2002 en 1 augustus 2002.

----------
Nieuwegein, 7 augustus 2002.

----------
Geachte heer De President,

Hartelijk dank voor uw faxbericht van 1 augustus 2002.

Ondergetekende is echter bang dat u zijn verzoek, zoals ondergetekende dat nader toelichtte in zijn faxbericht aan u van 30 juli jl., verkeerd begrepen heeft.

Ondergetekende is alreeds in het bezit van een gewaarmerkt afschrift van het vonnis van 3 april 1998; bovendien helpt de tenuitvoerlegging van dat vonnis ondergetekende niet om zijn rechten ten aanzien van partij Rosan uit te oefenen.

De tenuitvoerlegging van de minnelijke schikking die ondergetekende op 4 maart 1997 ten overstaan van de Vice-president van het Hof heeft gesloten met partij Rosan (in de procedure met nummer G.R. No. 13575) helpt ondergetekende daarentegen wel aan zijn recht.

Tot op heden heeft partij Rosan nagelaten deze overeenkomst na te leven.

Om nu te voorkomen dat ondergetekende de nakoming van die overeenkomst moet afdwingen in een (langdurige) bodemprocedure, ontvangt hij graag van het Hof een gewaarmerkt afschrift (een grosse) van dit proces-verbaal, zodat ondergetekende die grosse rechtstreeks ten uitvoer kan laten leggen.

Ondergetekende is verteld dat hij recht heeft op zo'n grosse.

Naar aanleiding van uw betreffende faxberichten heeft ondergetekende zich nader juridisch laten adviseren.

Anders dan u schrijft in uw faxbericht van 26 juli 2002 is er tussen ondergetekende en partij Rosan ten overstaan van het Hof wel degelijk een minnelijke schikking tot stand gekomen, waarvan een overeenkomst is opgemaakt.

Uw standpunt als zou partij Rosan in het vonnis van 3 april 1998 niet ontvankelijk zijn verklaard omdat er geen minnelijke schikking zou zijn getroffen tussen partijen, is naar mening van ondergetekende niet juist en vindt geen steun in de overwegingen van het Hof.

Ondergetekende wijst daartoe in de eerste plaats op de laatste overweging op pagina 3 van de uitspraak van 3 april 1998;

Daar overweegt het Hof:

"Dat Rosan zich niet te goeder trouw op vermag te beroepen op het door haar gestelde als hiervoren aangehaald nu, naar uit het proces-verbaal van 4 maart 1997 blijkt, partij Rosan zich jegens partij Brug verbonden had aan partij Brug te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen, wat met zich brengt dat met koersverschillen wel degelijk rekening moest worden gehouden;"

Het gebruik van het werkwoord "verbonden" wijst er onmiskenbaar op dat het Hof er wel degelijk van uitging dat er sprake was van een overeenkomst.

Een en ander blijkt bovendien ook uit het proces-verbaal van 4 maart 1997.

Uit het woord "eensluidend" (regel 3) blijkt van wilsovereenstemming tussen partijen.

Uit het proces-verbaal blijkt duidelijk dat Rosan zich jegens Brug "verbindt" tot het betalen van een bepaald bedrag en verder dat partijen gezamenlijk ermee instemmen de waardering over te laten aan de heer Ir. R. H. Goosen en dat partijen dan tenslotte er mede akkoord zijn gegaan dat de heer Goossen als deskundige is benoemd en beëdigd op 20 maart 1997.

Het gebruik van het woord "instemmen" duidt er op dat een overeenkomst tot stand is gekomen, maar eveneens het woord akkoord .

In de eerste overweging op pagina 4 van de uitspraak van 3 april 1998 wordt dit bevestigd;

Het Hof overweegt daar:

"Dat partij Rosan, door zonder voorbehoud van enig recht met partij Brug overeen te komen als in het proces-verbaal, eerder vermeld, gerelateerd, in ieder geval geacht moet worden niet langer belang te hebben bij het tegen het vonnis de dato 10 november 1992 ingesteld hoger beroep."

Ook hier blijkt uitdrukkelijk dat het Hof van mening was dat er een overeenkomst bestond tussen ondergetekende en partij Rosan; en wel een overeenkomst die kennelijk een eind aan het geschil tussen partijen had gemaakt, zodat er geen belang meer bestond bij een uitspraak in hoger beroep.

Er was dus wel degelijk een minnelijke schikking tot stand gekomen, hetgeen de reden was waarom het Hof het beroep van Rosan niet ontvankelijk heeft verklaard.

Als er geen minnelijke schikking tot stand zou zijn gekomen (zoals u in uw faxbericht van 26 juli 2002 schrijft) dan was het geschil tussen Rosan en ondergetekende niet beëindigd en had het Hof alsnog een inhoudelijke uitspraak moeten doen op het ingesteld hoger beroep.

Dat beroep had gegrond kunnen zijn geweest (als Rosan gelijk had gekregen) of ongegrond (als ondergetekende gelijk had gekregen), maar niet niet-ontvankelijk.

Conclusie: er is op 4 maart 1997 wel degelijk een minnelijke schikking tot stand gekomen.

Dat is uitdrukkelijk door het Hof aan haar uitspraak van 3 april 1998 ten grondslag gelegd.

Het proces-verbaal van 4 maart 1997 is een proces-verbaal van minnelijke schikking.

Om die reden valt niet in te zien waarom daarvan geen authentiek afschrift verstrekt zou kunnen worden.

Ondergetekende verzoekt u dan ook de Griffier van het Hof van Justitie opdracht te geven aan hem een gewaarmerkt afschrift toe te sturen van het proces-verbaal van 4 maart 1997.

Volledigheidshalve gaat hierbij een kopie van dat proces-verbaal, teneinde misverstanden te voorkomen op welk proces-verbaal het verzoek van ondergetekende betrekking heeft.

Ondergetekende vertrouwt op uw medewerking.

Hoogachtend,

Stanley J.W. Brug Prof. Dr. Ornsteinlaan # 5 3431 EN Nieuwegein - Nederland

Tel. # 030-2910092 Fax # 00. 31. 30. 6042953 sjwbrug@hotmail.com