Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF9292 Zaaknr: 13/120105-02
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 28-05-2003
Datum publicatie: 30-05-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/120105-02
Datum uitspraak: 28 mei 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer A, in de
strafzaak tegen:
,
geboren te op ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op
de terechtzitting van 15 mei 2003.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de
dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en
de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2
aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier
ingevoegd.
De rechtbank leest het in de 2e regel van het onder 4 telastegelegde
vermelde "tezamen" als "tezamen en in vereniging", aangezien hier
sprake is van een kennelijke omissie. Door de verbetering van deze
omissie wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 19 juni 2002, te
Amsterdam en te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) tezamen en in
vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een
samenweefsel van verdichtsels, heeft bewogen tot de
afgifte van een bedrag ter waarde van 8.675 US dollar, hebbende
verdachte en verdachtes mededaders met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in
strijd met de waarheid:
- onder de naam aan die telefonisch
verzocht of die samen met drie andere bedrijven bereid
was op te treden als 'contractor' en tijdelijk een bankrekening ter
beschikking wilde stellen voor de ontvangst van een overboeking van
een bedrag van 38,6 miljoen dollar uit Nigeria en
- ter bevestiging daarvan en ter ondertekening 'contract agreements'
tussen die en de 'National Electric Power Authority
(NEPA)' aan die doen toekomen en
- vervolgens een document met het opschrift 'Central Bank of Nigeria'
en 'The presidential Panel' waaruit moest blijken dat voormeld bedrag
was "vrijgegeven" en dat de overboeking naar de bankrekening van die
via de Chase Manhattan Bank was goedgekeurd en dat
opdracht was gegeven dat bedrag over te boeken via de Chase Manhattan
Bank aan die doen toekomen en
- een fax met het opschrift Central bank of Nigeria aan die
gestuurd waarin stond vermeld dat die
voor verdere details en de afronding van de overboeking contact moest
opnemen met een zekere met een Nederlands
telefoonnummer en
- telefonisch onder de naam die voor de
afronding van de transactie uitgenodigd naar Nederland te komen en
meegedeeld dat voor de bemiddeling van die bij de
afronding van de transactie een 'charge fee' betaald moest worden en
die op Schiphol ontmoet en begeleid naar Amsterdam en
zich tegenover die gelegitimeerd als en
vervolgens die begeleid naar een kantoorpand van die
in Amsterdam en die in dat kantoorpand
in contact gebracht met de 'baas van ' en die
een kwitantie met het opschrift 'Foreign payment
office Fund receipt order' ten bedrage van US dollar 8.675 verstrekt
en euro 8.675,
waardoor die werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
hij in de periode van 6 november 2002 tot en met 27 november 2002, te
Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om
zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige
kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag ter waarde van 350 euro,
hebbende verdachte en verdachtes mededaders met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en
bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- die per e-mail met het onderschrift ,
medegedeeld dat men op zoek was naar een betrouwbaar persoon in
Duitsland om 18,5 miljoen US dollar, afkomstig van een
overleden persoon zonder erfgenamen, over te maken en die (slachtoffer
2) een beloning van 30 procent van dit bedrag in het vooruitzicht
gesteld en
- die medegedeeld dat verdachten alles in Nigeria
zouden regelen en dat verdachten naam en adres nodig hadden om alle
documenten in orde te maken en dat het geld
naar Amsterdam getransfereerd zou worden en dat die
voor de afronding van de zaak contact moet opnemen of in contact zou
worden gebracht met een functionaris in Amsterdam en
- zich telefonisch tegenover die uitgegeven als
en onder de naam voor de afronding van
de zaak met die een afspraak gemaakt in Amsterdam en
die in Amsterdam naar het kantoor van
van het Foreigns Financiel Office begeleid en zich tegenover die
uitgegeven als
en een advocaat/raadsman en die
verschillende formulieren laten
ondertekenen en die verzocht 6.550 euro aan
kosten/vergoedingen/commissie
contant te betalen en die verzocht in elk geval 350
euro contant te betalen en
die ten bewijze van die betaling een kwitantie met het
opschrift Foreign
Financial Office verstrekt;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
hij op 27 november 2002 in de gemeente Amsterdam, opzettelijk
voorhanden
heeft gehad kopieën van valse brieven, te weten
a. een in de Engelse taal gestelde brief, valselijk voorzien van het
opschrift 'GLOBAL DIPLOMATIC SECURITIES', gedateerd 15-11-2002,
gericht aan , en valselijk ondertekend met de naam
en
b. een in de Engelse taal gestelde brief, valselijk voorzien van het
opschrift 'FOREIGN FINANCIAL OFFICE, CONTRACT PAYMENT AD-HOC
COMMITTEE', gedateerd 24-10-2002, gericht aan , en
valselijk
ondertekend met de naam en
c. een in de Engelse taal gestelde brief, valselijk voorzien van het
opschrift 'FOREIGN FINANCIAL OFFICE, CONTRACT PAYMENT AD-HOC
COMMITTEE',
gedateerd 25-10-2002, gericht aan , en valselijk
ondertekend met de naam en
d. een in de Engelse taal gestelde brief, valselijk voorzien van het
opschrift 'FOREIGN FINANCIAL OFFICE, CONTRACT PAYMENT AD-HOC
COMMITTEE', gedateerd 29-10-2002, gericht aan en
valselijk ondertekend met de naam ,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te
dienen, terwijl verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor
gebruik als ware zij echt en onvervalst;
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
hij in de periode van 1 juni 2002 tot en met 27 november 2002 te
Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en diens
mededaders geldbedragen
ter waarde van
a) 2.801,09 euro (ontvangen van omstreeks november
2002
onder de naam ) en
b) 3.000 euro (ontvangen van omstreeks - 7 - november
2002 onder de naam ) en
c) 2.715,75 euro (ontvangen van omstreeks - 18 -
november 2002 onder de naam ) en
d) 12.434,- euro, (ontvangen van onder de naam
en ) en
e) 3.524,03 euro (ontvangen van omstreeks juni 2002
onder de naam ) en
f) 8.641,55 euro, (ontvangen van omstreeks november
2002 onder de naam ) en
g) 2.079,17 euro (ontvangen van omstreeks november
2002
onder de naam ) en
h) 1.600 euro (overgemaakt aan omstreeks juni 2002
onder de naam ) en
i) 1.200 euro (overgemaakt aan omstreeks 23 november
2002 onder de naam ) en
j) 2.100 euro (overgemaakt aan omstreeks 12 november
2002 onder de naam ) en
k) 7.000 euro (overgemaakt aan omstreeks 22 november
2002 onder de
naam ) en
l) 3.000 euro (overgemaakt aan omstreeks 26 november
2002 onder de naam ),
verworven en voorhanden gehad, terwijl verdachte en verdachtes
mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van het onder 5 telastegelegde:
hij in de periode van 1 december 2000 tot en met 19 juni 2002 te
Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit
verdachte uit en uit en uit
en uit dan wel
en uit en uit en uit andere
personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
te weten het met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van valse namen en van valse
hoedanigheden en door listige
kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, bewegen van
personen en bedrijven en instellingen tot de afgifte van geldbedragen.
4. Het bewijs
De raadsman voert aan, dat de stemherkenning van cliënt door een
verbalisant, dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat het
vaststellen van de authenticiteit van een stem niet mogelijk is, zelfs
niet door een deskundige op dat gebied.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De stemherkenning heeft plaatsgevonden door een verbalisant die
gedurende lange tijd gesprekken heeft afgeluisterd, die gevoerd werden
door een zekere dan wel dan wel
. Vervolgens heeft de verbalisant verdachte gehoord en
heeft hij vastgesteld dat de stem van verdachte sterke gelijkenis
vertoont met diegene die voornoemde telefoongesprekken heeft gevoerd.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de
stemherkenning van cliënt door de verbalisant als bewijs kan worden
gebezigd.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen
zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan
van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst
van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en
de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter
terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een
vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in
het bijzonder laten meewegen dat verdachte heeft deelgenomen aan een
organisatie die zich gedurende een langere periode op grote schaal
schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Verdachte heeft nadat
medeverdachten , ,
en waren aangehouden de leiding van (medeverdachte
7) in de organisatie overgenomen en de oplichtingpraktijken van deze
organisatie voortgezet.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan
een tweetal oplichtingen waarbij het slachtoffer via e-mail een
percentage van een miljoenenbedrag in het vooruitzicht werd gesteld.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders ernstig aan dat
zij op geraffineerde en gewetenloze wijze hun slachtoffers hebben
bewogen tot de afgifte van soms aanzienlijke geldbedragen. Door aldus
te handelen hebben zij de slachtoffers financiële schade en leed
toegebracht.
Verdachte heeft daarnaast documenten vervalst om zodoende tegenover
slachtoffers de indruk te kunnen wekken dat zij van doen hadden met
een medewerker van een betrouwbare organisatie. Door aldus te handelen
heeft verdachte op ernstige wijze het vertrouwen geschonden dat in het
zakelijk verkeer in dergelijke documenten wordt gesteld.
Ook heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het witwassen
van aanzienlijke geldbedragen. Witwassen vormt een aantasting van het
financieel-economisch bestel en vormt vanwege de corrumperende invloed
voor het reguliere handels- en betalingsverkeer, een bedreiging.
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande aan verdachte een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat naar het oordeel van de rechtbank in die eis in onvoldoende mate tot uitdrukking komt de ernst van de aan verdachte verweten gedragingen.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de
vordering van de benadeelde partij , van zo eenvoudige
aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van
het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft
geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van EUR 8.641,55
(achtduizendenzeshonderdeneenenveertig euro en vijfenvijftig
eurocent). Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende moneytransfers die
verdachte van heeft ontvangen: EUR 2.864,74, EUR
2.925,05 en EUR 2.851,76. De vordering kan dan ook tot dat bedrag
worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de
benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet zo
eenvoudig van aard dat dit zich leent voor behandeling in dit
strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde
partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De
benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de
burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg
voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het
Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f,
47, 57, 140, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende
beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5
telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Het opzettelijk voorhanden hebben van een vervalst geschrift, als
bedoeld in artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl
hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt
en onvervalst, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar
en 6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging
van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is
doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering
gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende
op het adres , toe tot een bedrag van EUR 8.641,55
(achtduizendenzeshonderd-eneenenveertig euro en vijfenvijftig
eurocent).
Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen
bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog
te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
het slachtoffer , te betalen de som van EUR 8.641,55
(achtduizendenzeshonderdeneenenveertig euro en vijfenvijftig eurocent)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor
de duur van 172 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die
hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel
van zijn vordering niet-ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. J. Knol en J.M. van Hall, rechters,
in tegenwoordigheid van H.L. van Loon, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
28 mei 2003.