Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF9296 Zaaknr: 13/008001-02
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 28-05-2003
Datum publicatie: 30-05-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/008001-02
Datum uitspraak: 28 mei 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer A, in de
strafzaak tegen:
,
geboren te op ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op
de terechtzitting van 15 mei en 16 mei 2003.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de
dagvaarding zoals ter terechtzitting nader is omschreven. Van de
dagvaarding en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën als
bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De nader omschreven
telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen
onder 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden
vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 19 juni 2002, te
Amsterdam en te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) tezamen en in
vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een
samenweefsel van verdichtsels, heeft bewogen tot de
afgifte van een bedrag ter waarde van 8.675 US dollar, hebbende
verdachte en verdachtes mededaders met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in
strijd met de waarheid:
- onder de naam aan die telefonisch
verzocht of die samen met drie andere bedrijven bereid
was op te treden als 'contractor' en tijdelijk een bankrekening ter
beschikking wilde stellen voor de ontvangst van een overboeking van
een bedrag van 38,6 miljoen dollar uit Nigeria en
- ter bevestiging daarvan en ter ondertekening 'contract agreements'
tussen die en de 'National Electric Power Authority
(NEPA)' aan die doen toekomen en
- vervolgens een document met het opschrift 'Central Bank of Nigeria'
en 'The presidential Panel' waaruit moest blijken dat voormeld bedrag
was "vrijgegeven" en dat de overboeking naar de bankrekening van die
via de Chase Manhattan Bank was goedgekeurd en dat
opdracht was gegeven dat bedrag over te boeken via de Chase Manhattan
Bank aan die doen toekomen en
- een fax met het opschrift Central bank of Nigeria aan die
gestuurd waarin stond vermeld dat die
voor verdere details en de afronding van de overboeking contact moest
opnemen met een zekere met een Nederlands
telefoonnummer en
- telefonisch onder de naam die voor de
afronding van de transactie uitgenodigd naar Nederland te komen en
meegedeeld dat voor de bemiddeling van die bij de
afronding van de transactie een 'charge fee' betaald moest worden en
die op Schiphol ontmoet en begeleid naar Amsterdam en
zich tegenover die gelegitimeerd als en
vervolgens die begeleid naar een kantoorpand van die
in Amsterdam en die in dat kantoorpand
in contact gebracht met de 'baas van ' en die
een kwitantie met het opschrift 'Foreign payment
office Fund receipt order' ten bedrage van US dollar 8.675 (en euro
8.675) verstrekt,
waardoor die Abdulraham werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
in de periode van 14 december 2001 tot en met 19 juni 2002 te
Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit
verdachte en uit en uit
en en dan wel
en en andere personen, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
a. met het oogmerk om zich of een ander wederrechtlijk te bevoordelen
door het
aannemen van valse namen en van valse hoedanigheden en door listige
kunstgrepen en door
een samenweefsel van verdichtsels, bewegen van personen en bedrijven
en instellingen tot
de afgifte van geldbedragen en
b. geschriften welke bestemd zijn om tot het bewijs van enig feit te
dienen,
valselijk opmaken en vervalsen met het oogmerk deze als echt en
onvervalst te gebuiken of
door anderen te doen gebruiken, en het opzettelijk gebruik maken van
voornoemde valse of
vervalste geschriften als ware deze echt en onvervalst, ter
ondersteuning van
voornoemde oplichtingen en
c. een gewoonte maken van het plegen van witwassen;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging
geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing voor het overige dat verdachte het
bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de
bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan
van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst
van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en
de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter
terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een
vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in
het bijzonder laten meewegen dat verdachte heeft deelgenomen aan een
organisatie die zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan
oplichting, valsheid in geschrifte en het witwassen van geldbedragen.
De organisatie was zeer professioneel opgezet. Verdachte heeft hand en
spandiensten verricht.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan
een oplichting waarbij het slachtoffer via e-mail een percentage van
een miljoenenbedrag in het vooruitzicht werd gesteld. De rechtbank
rekent het verdachte en zijn mededaders ernstig aan dat zij op
geraffineerde en gewetenloze wijze hun slachtoffers hebben bewogen tot
de afgifte van soms aanzienlijke geldbedragen. Door aldus te handelen
hebben zij hun slachtoffers, financiële schade en leed toegebracht.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen nrs 1 t/m 2, zoals
genummerd en nader omschreven op de aan dit vonnis als bijlage III
gehechte kopie van de lijst van inbeslaggenomen goederen, die aan
verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn
daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen
geachte is begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140
en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende
beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 telastegelegde heeft
begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van oplichting.
ten aanzien van het 3 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 301
dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging
van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is
doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering
gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd nrs. 1 t/m 2, zoals genummerd en nader omschreven
op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte kopie van de lijst van
inbeslaggenomen goederen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. J. Knol en J.M. van Hall, rechters,
in tegenwoordigheid van H.L. van Loon, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
28 mei 2003.