Vrije Universiteit Amsterdam

Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam. 27/05/2003


---

Mr. Lia Versteegh pleit voor vergunningenstelsel
Scherper toezicht op goede doelstichting nodig om misbruik donaties te voorkomen

Nederlanders geven jaarlijks miljarden aan goede doelen, maar toezicht op de stichtingen die het geld beheren bestaat in ons land nauwelijks. Dat moet veranderen, concludeert mr. Lia Versteegh in haar proefschrift De goede doelstichting, waarop zij dinsdag 3 juni promoveert. De gulle gevers moeten ervan op aan kunnen dat hun geld ook juist wordt besteed. In elk geval moet de bestaande wetgeving worden aangescherpt om financiële verantwoording en toezicht te verbeteren. De promovenda pleit echter voor een veel sterkere overheidsinvloed buiten het huidige systeem om: een vergunningenstelsel voor dergelijke fondsenwervende stichtingen en een extra onafhankelijk bestuursorgaan voor effectieve controle.

Een vergunningensysteem kan voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van het vertrouwen van geldgevers, stelt mr. Versteegh. Een zelfstandig bestuursorgaan met vertegenwoordigers van de overheid, het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) als keurmerkverlenende brancheorganisatie, en andere belanghebbenden bij de goede doelorganisatie zouden voor een samenhangend toezicht moeten zorgen. Onder voorwaarden zou het CBF als zelfstandig bestuursorgaan kunnen optreden. Bij het huidige toezicht daarvan plaatst mr. Versteegh kanttekeningen.

Mr. Versteegh constateert dat het toezicht op de organisaties voor goede doelen in Engeland en Duitsland, die zij met de Nederlandse vergeleek, aanmerkelijk beter is geregeld. In Engeland berusten erkenning en toezicht van oudsher bij de Charity Commission, een semi-overheidsorganisatie van overheid en burgers. In Duitsland bij de overheid. Nederland is in feite te liberaal, betoogt zij. Stichtingen bij uitstek geschikt en gebruikt als organisatievorm voor het goede doel - kunnen hier zonder overheidsbemoeienis worden opgericht. Actief toezicht op het functioneren ervan daarna ontbreekt. Het Openbaar Ministerie heeft daarvoor geen uitdrukkelijke opdracht, waardoor ook de rechter er bijna niet aan te pas komt.

Het vermogen van de goede doelstichting is niet beschermd. Als het stichtingsbestuur het ideële inzamelingsdoel wijzigt, bijvoorbeeld door aanpassing van de statuten of bij fusie, wordt door niemand verder beoordeeld of dat terecht gebeurt en rekening wordt gehouden met de gevers.

Ook andere vormen van toezicht dan die door het OM, zoals het toezicht door de notaris, de belastingdienst, het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) of belanghebbenden bieden geen beschermingsgarantie. De notaris controleert alleen of formeel aan de oprichtingseisen voor de stichting is voldaan en of het doel niet in strijd is met de openbare orde of de goede zeden. De fiscus kijkt jaarlijks slechts of de belastingvoordelen nog kunnen worden gehandhaafd. Als het stichtingsbestuur tekortschiet, kunnen die worden ingetrokken, maar de stichtingsbestuurder komt niet automatisch voor de rechter wegens wanbeleid. Ook bij het CBF-toezicht zijn kanttekeningen te maken. Het is een deels door de overheid gesubsidieerde kwaliteitsbewaker van fondsenwervers zelf. Het houdt slechts toezicht op 200 fondsenwervers, die het alle een keurmerk heeft verleend. Het lijkt een beetje op de Engelse Charity Commission, maar het verschil is dat bij die commissie beroep tegen haar beslissingen op de rechter mogelijk is. Bij het CBF is slechts beroep mogelijk bij een door de commissie

zelf ingesteld beroepscollege, dat uitsluitend een bindend advies geeft. Van belanghebbenden bij het goede doel, zoals de begunstigde, oprichter of vrijwilligers van de stichting is evenmin echt toezicht te verwachten. Zij moeten hun belang eerst voor de rechter aantonen.

Volgens mr. Versteegh zullen de huidige regels in het burgerlijk wetboek ten minste strenger moeten worden. Zo moet de notaris gaan uitmaken of er sprake is van een stichting voor het goede doel of een commerciële stichting, waarvoor scherper toezicht geldt. De goede doelstichting zal een apart orgaan moeten hebben voor controle op de administratie en een openbare jaarrekening moeten maken. In de wet moet helder komen te staan dat het OM al bij geringe twijfel over een verantwoorde stichtingspraktijk het bestuur aan de tand moet kunnen voelen. Nu kan dat alleen nog in ernstige gevallen. De fiscus, banken, notarissen, accountants en andere financieel betrokkenen bij de goede doelstichting moeten worden verplicht het OM gesignaleerde onregelmatigheden te melden. Het OM kan dan in actie komen. Ten slotte moeten slechte stichtingsbestuurders niet alleen op rechterlijke beslissing kunnen worden ontslagen, maar voor hun (financieel) wanbeheer ook persoonlijk schadevergoeding betalen.



Vrije Universiteit Amsterdam