Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
Steeds meer eigen kinderprogramma's bij publieke omroep
Utrecht, 3 juni 2003 - Sinds in 1991 de eerste Nederlandse commerciële
zender begon met de uitzending van kinderprogramma's, is het
televisieaanbod voor kinderen drastisch toegenomen. Bedroeg het
aantal uren kindertelevisie in 1989 nog een kleine 1100, in 2001 werd
bijna 15 duizend uur televisie voor kinderen uitgezonden, waarvan
12.500 uur op de diverse commerciële zenders. Het aandeel van
buitenlandse programma's is op commerciële zenders toegenomen van 85
procent in 1991 tot 92 procent in 2001. De publieke zenders zenden
daarentegen steeds minder buitenlandse producties uit: van 59 procent
in 1989 tot 47 procent in 2001. Dit zijn enkele uitkomsten van een
onderzoek dat het Expertisecentrum Jeugd & Media van het Nederlands
Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW heeft uitgevoerd. In dit
onderzoek is het televisieaanbod voor kinderen tot twaalf jaar bekeken
over de jaren 1989 - 2001.
Meer geweld
In 1991, 1999 en 2001 was 67 procent van de kinderprogramma's bij de
commerciële omroepen van Amerikaanse oorsprong, in de tussenliggende
jaren varieerde dit percentage. Bij de publieke omroep daalde het
aandeel van programma's uit de Verenigde Staten van 27 procent in 1989
naar 10 procent in 2001. Het aantal programma's met gewelddadige
beelden erin is de afgelopen twaalf jaar procentueel weinig gestegen,
van acht procent in 1989 tot elf procent in 2001. In absolute cijfers
is dit aantal echter flink toegenomen: in 1989 werd -door de publieke
omroep- minder dan honderd uur ingevuld met gewelddadige programma's,
in 2001 was dat ruim 1600 uur, voor het overgrote gedeelte uitgezonden
door commerciële zenders.
Uitgebalanceerd
De commerciële zenders zenden wezenlijk meer animatieprogramma's
(tekenfilms en poppenseries) uit dan de publieke, terwijl deze laatste
relatief meer drama en non-fictieprogramma's uitzenden. Daarbij zenden
de commerciële zenders nauwelijks informatieve en educatieve
programma's uit: in 2001 was dat twee procent. Het percentage
informatieve en educatieve programma's bij de publieke omroepen
bedroeg in dat jaar veertig procent. De programma's op de commerciële
omroepen zijn over het algemeen afgestemd op de hele doelgroep van zes
tot twaalf jaar, terwijl de publieke omroepen een meer
uitgebalanceerde programmering hebben voor kinderen van verschillende
leeftijdscategorieën (peuters, kleuters, kinderen van zes tot negen
jaar en kinderen van negen jaar en ouder). Daarnaast houdt de
publieke omroep meer rekening met de vaardigheden van kinderen; zo is
bij de publieken gemiddeld twintig procent van de buitenlandse
programma's voor kinderen onder de acht jaar ondertiteld, tegenover
vijftig procent bij de commerciële omroepen.
Onderzoek
Het onderzoek is gebaseerd op lijsten van programma's die in de jaren
1989 - 2001 gemaakt werden door de Dienst Kijk- en Luisteronderzoek
van de NOS. Op verzoek van de onderzoeker gaven de diverse omroepen
zelf in deze lijsten aan welke programma's zij beschouwden als
kinderprogramma. Aan de hand van informatie van de NOS en uit
televisiegidsen stelde de onderzoeker vervolgens een overzicht op met
beschrijvingen en karakteristieken van de diverse programma's. De
betrokken omroepen controleerden dit overzicht en vulden het waar
nodig aan. Het onderzoek is onlangs gepubliceerd in het internationale
vaktijdschrift European Journal of Communication Research.