Ministerie van Algemene Zaken

Toespraak van de minister-president, mr. dr. J.P Balkenende, bij de uitreiking van de Galenusprijs voor innovatieve geneesmiddelen, Leiden, 4 juni 2003

Dames en heren,
Claudius Galenus blies ruim 1800 jaar geleden zijn laatste adem uit. Maar wie naar zijn leven en werken kijkt, ziet drie succesfactoren die nog steeds onverminderd gelden voor iedereen die werkzaam is in de farmacologie en in andere takken van wetenschap.
Ten eerste: Galenus werkte heel erg hard. Dat is natuurlijk een basisvoorwaarde voor iedereen die succes wil hebben. Om één voorbeeld te noemen: hij produceerde in zijn leven zo'n 500 invloedrijke wetenschappelijke geschriften. Had hij vandaag geleefd, dan had hij zeker heel hoog gestaan in de citatenindex. Ten tweede: Galenus werkte internationaal. Hij was actief in Klein-Azië, Griekenland, Egypte en in Rome. Steeds op zoek naar het zwaartepunt van kennis en wetenschap. Naar de plek die hem als wetenschapper de grootste uitdaging bood. En ten derde: Galenus was geen studeerkamergeleerde. Hij kwam juist graag zoveel mogelijk in aanraking met de praktijk. Die neiging ging bij hem behoorlijk ver. Zo was hij in Rome belast met het oplappen van de gewonde gladiatoren. Die mensen waren er na hun strijd in de arena vaak gruwelijk aan toe. Maar Galenus kweet zich enthousiast van zijn taak, want het bood hem de gelegenheid de menselijke anatomie van buiten en van binnen te leren kennen.
Bij hem voedde de theorie de praktijk, en de praktijk de theorie. Overigens had Galenus ook een minder fraaie eigenschap. Hij was zo overtuigd van zijn eigen gelijk dat hij zichzelf onfeilbaar achtte. En dat is voor wetenschappers ­ en overigens ook voor politici ­ het domste wat je kunt doen.
---


Je moet altijd een open oor houden voor goede raad en verstandige opmerkingen. In

die zin stel ik de bijdrage van professor Breimer ook bijzonder op prijs.

Velen in Nederland maken zich zorgen over de positie van Nederland als kennisland. Als ik zie dat bedrijven hun research-activiteiten uit Nederland terugtrekken, dan maak ook ik me daar grote zorgen over. Het is een ontwikkeling die we in de farmacie zien, maar ook in andere sectoren. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen. Op dit moment vindt al veertig procent van de research van de grote Europese ondernemingen plaats buiten de Unie.
Topresearch is internationaal georiënteerd. Net als in de tijd van Galenus. Maar je moet natuurlijk wel zorgen dat je trekpleister blijft en dat je als land geen afstotingsverschijnselen gaat vertonen. Nederland moet tot de Europese voorhoede behoren op het terrein van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Dat staat in het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet. Kennis is het vliegwiel van economisch herstel. Vandaar dat het kabinet een zwaar accent legt op onderwijs en onderzoek. De komende kabinetsperiode staat in het teken van besparingen en van soms pijnlijke ingrepen. Maar voor onderwijs en kennis hebben we 800 miljoen euro extra uitgetrokken. Gezien de moeilijke financieel-economische situatie waarin ons land verkeert, is dat een fors bedrag. Maar ­ en hier citeer ik een recente kop uit een van de landelijke ochtendbladen ­ `Innovatie is meer dan geld alleen'. Innovatie is óók afhankelijk van de aantrekkingskracht die je hebt op toptalent. Als Galenus vandaag de dag zou hebben geleefd, zou hij dan hebben gekozen voor Nederland? Zouden we hem voldoende uitdaging hebben kunnen bieden? Of zou hij het Nederlandse kennislandschap te versnipperd en verkaveld hebben gevonden?
---


Ik ben bang dat we hem moeilijk hadden kunnen vasthouden. Zelfs al zouden we

hem hebben benoemd tot lijfarts van de hedendaagse gladiatoren, aan de top van de eredivisie.

Extra geld helpt niet als er verder niets gebeurt aan het onderzoeksklimaat in Nederland. Excelleren in kennis kan alleen door concentratie van onderzoeksgebieden en ­locaties. Bijvoorbeeld als het gaat om biotechnologie en ICT.
Om te bereiken dat de beste onderzoeksvoorstellen als eerste worden uitgevoerd, moeten we de tweede geldstroom versterken ten koste van de eerste. En we moeten zorgen dat meer mensen kiezen voor bèta en techniek. Nederlandse scholieren scoren hoog op wiskundetoetsen in vergelijking met hun leeftijdgenoten in andere landen. Er zijn nog steeds legio banen in de exacte hoek. Nederland heeft bovendien uitstekende faculteiten en vakgroepen in natuur en techniek, waar je veel persoonlijke begeleiding krijgt. En toch kiezen Nederlandse jongeren niet exact. Om daar iets aan te doen moeten we niet langer terugdeinzen voor onorthodoxe maatregelen. Méér dan van geld en klimaat, is innovatie wellicht afhankelijk van mentaliteit. Als de drang tot vernieuwen niet tussen de oren zit, wordt het erg lastig. Je ziet dat bijvoorbeeld in de dienstensector. Dat is de sector waarin de meeste Nederlanders hun brood verdienen. En uitgerekend die sector laat het grotendeels afweten als het om innovatie gaat. Ik maak me daar grote zorgen over. Dames en heren, als ik kijk naar de geneesmiddelenbranche in Nederland, dan zit het in ieder geval met die vernieuwende mentaliteit wel goed. Weliswaar hebben we weinig grote Nederlandse bedrijven meer over. Maar daar staat tegenover dat er veel kleine, gespecialiseerde researchbedrijven zijn die goed inspelen op de niches in de internationale markt. Veel van die bedrijven zijn `spin offs' van een universiteit.
---

Vooral op het gebied van onderzoek naar de optimale dosering en toediening van

geneesmiddelen heeft Nederland een uitstekende naam.

Bovendien wordt er in Nederland goed samengewerkt tussen de verschillende disciplines die van belang zijn voor de ontwikkeling van geneesmiddelen. Als ik kijk naar de komende jaren, dan zie ik een aantal nieuwe kansen voor de innovatieve farmacie.
Ik denk aan de Europese maatregelen om de ontwikkeling van de zogenoemde weesgeneesmiddelen te stimuleren. Dat zijn middelen voor zeldzame, vaak erfelijke, aandoeningen. De ontwikkeling daarvan is heel erg duur. De maatregelen houden onder meer in dat het middel dat het eerst op de markt komt, vijf tot tien jaar marktexclusiviteit krijgt. Dat maakt het ondanks de hoge kosten aantrekkelijk om toch in research en ontwikkeling te investeren. Een uitkomst voor de patiënten die soms al hun leven lang wachten op een doorbraak. Maar ook voor kleine biotechbedrijven die een plek op de markt willen veroveren.
Verder gaan we in Nederland over anderhalf jaar meer aspecten betrekken bij het opnemen van geneesmiddelen in het vergoedingensysteem. Nu letten we met name op de kosten en de therapeutische waarde. Maar daarnaast kan een middel ook opbrengsten hebben, in de zin van een hogere kwaliteit van leven voor de patiënt of efficiencywinst. Op die opbrengsten gaan we scherper letten. Een voorbeeld. Als een patiënt door het gebruik van een bepaald middel minder vaak of korter in een ziekenhuis hoeft te verblijven, is dat voor hem of haar prettiger. En het bespaart tijd, werk en geld. Het kan betekenen dat de patiënt weer sneller aan de slag kan.

---

De industrie moet een inschatting van die baten gaan geven. Daarmee kunnen

innovatieve bedrijven zich bewijzen met nieuwe of vernieuwde middelen. Momenteel loopt al een proef.

Dames en heren, de komende jaren zullen we greep moeten krijgen op de sterk stijgende uitgaven aan geneesmiddelen. Met alleen droge boekhoudkunde lukt dat niet. We zullen ook creatieve manieren moeten bedenken om doelmatiger te werken. Creativiteit is een van de drijvende krachten achter innovatie. De Galenus Geneesmiddelenprijs en de Galenus Researchprijs zijn ook bedoeld om die creativiteit te belonen.
Galenus was een groot aanhanger van de leer van de lichaamssappen. U heeft daar vast wel van gehoord. In die leer zijn er vier lichaamssappen die samen nodig zijn voor een uitgebalanceerde gezondheid: slijm, zwarte gal, gele gal en bloed. De eerste twee staan voor het behoudende en zwaartillende in de mens. De laatste twee voor het energieke en vernieuwende. In de juiste verhouding zorgen ze voor een goede gezondheid.
Het zijn juist de onderzoekers die een beetje extra gele gal en bloed toevoegen aan het lichaam van onze kennissamenleving. En daar konden we best wat meer van gebruiken.
Ik geef graag het woord aan professor Timmerman.
---