Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
http://www.minbzk.nl
MINZK: Beantwoording kamervragen De Wit
Beantwoording kamervragen
Beantwoording door minister Remkes (Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties), mede namens de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, van de kamervragen die zijn gesteld dor het lid De
Wit (SP) over mogelijk hogere lonen voor bewindslieden.
Vraag 1
Kent u het bericht 'Bewindslieden bepleiten een hoger loon voor
zichzelf'? (Trouw, 30 mei jl.)
Vraag 2
Betreffen de uitlatingen van de minister van Binnenlandse Zaken en die
van staatssecretaris van Defensie kabinetsstandpunten?
Antwoord 1 en 2
Ja. Daarbij wordt door ons echter de kanttekening geplaatst dat door
de weergave van de uitspraken in de publicatie ten onrechte de indruk
is gewekt dat door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties of andere leden van het kabinet onverkort wordt
gepleit voor het verhogen van de salarissen van bewindslieden. Er is
slechts gewezen op het beloningsvraagstuk van politieke ambtsdragers
en op de daarmee verband houdende werkzaamheden van de Adviescommissie
beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur. Deze
commissie heeft onder meer als taakopdracht het ijken van de
beloningspositie van de ambtelijke en politieke top in de sector Rijk
aan relevante deelarbeidsmarkten in de markt en (semi-)publieke
sector. De commissie zal tevens een advies uitbrengen over de
voorstellen gedaan in de notitie Rechtspositie politieke ambtsdragers
waarbij met name ook het verschil tussen rechtspositie van
(top)ambtenaren en politieke ambtsdragers een belangrijk aandachtspunt
zal vormen. De commissie zal begin 2004 een samenhangend en integraal
advies uitbrengen. De Tweede Kamer zal over het advies worden
geïnformeerd, waarbij vervolgens na oordeelsvorming door het kabinet
overleg met de Kamer zal plaatsvinden. Daarmee is ook aangegeven dat
er geen sprake is kabinetsstandpunten over de wenselijkheid om de
beloning van bewindslieden te verhogen.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat in het regeerakkoord staat dat
ambtenarensalarissen en sociale uitkeringen achter blijven bij het
inflatieniveau en dus in koopkracht zullen dalen, terwijl de ministers
loonsverhoging zouden krijgen?
Antwoord 3
Zoals aangeven in antwoord op vraag 2 is er geen sprake van
standpunten over de wenselijkheid van loonsverhoging.
Vraag 4
Hoe zijn de uitlatingen van de bewindslieden dat zij het niet goed
vinden dat ze achterlopen bij functionarissen in de non-profit sector
te rijmen met de uitlating van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid: 'Als je nuttig werk doet, voor de gemeenschap werkt,
geeft dat extra bevrediging en mag je best wat minder verdienen'?
(Intermediair, 29 mei jl.)
Antwoord 4
Het kabinet is zeker van oordeel dat een aanstelling in de publieke
sector en het verrichten van werkzaamheden in het algemeen belang als
een meerwaarde moet worden beschouwd. Dat laat onverlet de genoemde
noodzaak van het voeren van een discussie over de beloningspositie van
politieke ambtsdragers en het belang om deze positie te (laten) ijken
aan relevante deelarbeidsmarkten en sectoren. Overigens wil hiermee
niet gezegd zijn dat dit de enige bepalende factor is voor de
beschikbaarheid van mensen voor openbare publieke ambten.
Einde beantwoording kamervragen