Openbaar Ministerie

Lelystad, 5 juni 2003

Geen strafvervolging in Weerwaterzaak

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten geen strafrechtelijke vervolging in te stellen in de zogenoemde Weerwaterzaak. Op het Weerwater in Almere is in de nacht van 2 op 3 september 2002 een man door verdrinking om het leven gekomen. Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich gericht op mogelijke schuld van hulpverleners of hulpverlenende instanties aan de dood van het slachtoffer.

Het slachtoffer bevond zich met een neef 's nachts in een klein bootje op het Weerwater. Op ongeveer 150 meter van de wal sloeg op een gegeven moment het bootje om waarna beide inzittenden te water raakten. In tegenstelling tot de neef kon het slachtoffer de walkant niet zwemmend bereiken. Ondanks de inmiddels opgestarte reddingsoperatie is het slachtoffer die nacht verdronken.

Het onderzoek
De afgelopen maanden heeft er een uitgebreid strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn tientallen betrokkenen gehoord. De aard van het strafrechtelijk onderzoek bracht mee dat het zich niet heeft gericht op het achterhalen van eventuele fouten en onvolkomenheden. Het heeft zich toegespitst op de vraag of het overlijden van het slachtoffer is veroorzaakt door het handelen of nalaten van hulpverleners of hulpverlenende instanties, en of daarbij sprake is geweest van strafbaar gedrag. Daarvoor is vereist dat aangetoond wordt dat de dood van het slachtoffer te wijten is aan de schuld van hulpverleners of de hulpverlenende instantie. Gelet op het feit dat de reddingsactie is uitgevoerd door de brandweer is met name de rol van de brandweermensen en de gemeente (als verantwoordelijk orgaan voor de brandweer) onderzocht.

De verdachten
Op grond van het onderzoek zijn uiteindelijk de bevelvoerder van de brandweer die de reddingsactie bij het Weerwater leidde, en de gemeente Almere als verdachten aangemerkt ter zake overtreding van artikel 307 Wetboek van Strafrecht (dood door schuld). De bevelvoerder was bij de reddingsactie ter plekke eerstverantwoordelijke en gaf leiding aan de duikinzet. De gemeente Almere is verantwoordelijk voor een zodanige organisatie van de brandweer, dat doeltreffend kan worden opgetreden. Zij zijn vervolgens als verdachten gehoord.

De beslissing
Na bestudering van alle opgemaakte stukken heeft het OM besloten de bevelvoerder van de brandweer niet te vervolgen. Voor de bevelvoerder was ten tijde van de reddingsactie niet te voorzien dat het slachtoffer zou verdrinken. Dit, gelet op de door de brandweermensen volgens de gewone procedures opgestarte en uitgevoerde reddingsactie. Immers, nadat de drenkeling was gelokaliseerd en gebleken was dat hij zich boven water bevond, zijn zwemmers ingezet. Op het moment dat een zwemmer de drenkeling vrijwel had bereikt (de afstand bedroeg nog ongeveer 25 meter) verdween het slachtoffer onder water. De bevelvoerder heeft niet onoordeelkundig, onbekwaam of ondeskundig gehandeld, gelet op zijn opleiding en ervaring en de omstandigheden waaronder de reddingsactie uitgevoerd werd (hetgeen hij wist ten tijde van het uitrukken, zijn informatie met betrekking tot de te plegen duikinzet, het tijdstip (donker) en de tijdsdruk). De bevelvoerder heeft daarom geen schuld aan de dood van het slachtoffer.

Ook de gemeente Almere wordt niet vervolgd. De reden daarvoor is dat de officier van justitie in de vervolging niet-ontvankelijk is. Het organiseren en in stand houden van de brandweer is een gemeentelijke taak die, gelet op haar aard en op het wettelijk systeem, alleen door de overheid kan worden verricht. In een dergelijk geval kan de overheid strafrechtelijk niet aansprakelijk gesteld worden; wat onverlet laat, dat er een democratisch verantwoordingsproces geldt. Zo kan de burgemeester door de gemeenteraad ter verantwoording worden geroepen. In dat kader heeft het Openbaar Ministerie de resultaten van het onderzoek overgedragen aan het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT), dat in opdracht van de gemeente onderzoek doet naar dit ongeval.